Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van de gondelier (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van de gondelier
Afbeelding van De zoon van de gondelierToon afbeelding van titelpagina van De zoon van de gondelier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

Scans (47.59 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

Tjong Khing Thé



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van de gondelier

(1971)–Hans Werner–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 24]
[p. 24]

De elfde avond: de geleerde kat

Voordat de vader van Marco op de elfde avond aan zijn watergruwel begon, blies hij zo hard in zijn bord dat op het anders zo rustige gerecht golfjes verschenen. Een slecht voorteken! Want toen hij, na Marco alles verteld te hebben over de kleine Katherina, van huis roeide, bleek ook het water van de Venetiaanse grachten en kanalen onrustiger dan anders. Het vermolmde roeibootje reed paaltjes! Zo noemt men het in Venetië als een vaartuigje door ruw water afwisselend wordt opgetild en neergesmakt.

Ook rond het paleis van prins Pinari was het woelig. De gondels dansten zo wild op en neer naast de aanlegsteiger dat meerdere gasten in het water vielen, wat gepaard ging met veel gelach en vrolijkheid want het was de avond van carnaval en dan is alles een grapje.

Alleen de arme gondelier voelde zich niet in feeststemming. Met grote moeite lukte het hem zijn dansende bootje vast te leggen aan de regenpijp. Toen hij over de richel sloop, likten venijnige golfjes aan zijn voetzolen. Uit de balzaal klonk walsmuziek en dat maakte hem zo draaierig dat hij met moeite zijn watergruwel binnenhield. Zeeziek belandde hij tenslotte onder het bed van Paolo die zijn vader, zodra deze walsend was binnengekomen, begon uit te vragen over de zee.

‘Pappa, hoe hoog zijn de hoogste golven?’

‘Hoe zou ik dat weten? Dat valt niet te meten!’

‘Pappa, kunnen zeepaardjes hinniken?’

‘Het zou me niet verbazen. De natuur is vol wonderen.

[pagina 25]
[p. 25]

Maar zeker weten doe ik het niet.’

‘Pappa, zijn er inktvissen die rode inkt spuiten?’

‘Misschien in de Rode Zee, Paolo, als daar tenminste rode inktvissen zwemmen. Zeker ben ik daar niet van.’

‘Pappa, als een walvis naar Venetië komt, kan hij dan door het Grote Kanaal?’

‘Als hij zijn buik inhoudt, zal het wel gaan. Om het zeker te weten, zou ik erbij moeten staan.’

‘Zal ik nu niets meer vragen over de zee, pappa?’

(Alsjeblieft, Paolo, laat de zee verder rusten, dacht de zeezieke onder het bed.)

‘Vraag wat je wilt, Paolo. Van vragen word je wijs!’

‘Maar u weet de antwoorden niet!’

‘Omdat je zulke moeilijke dingen vraagt!’

‘Wie weet de antwoorden dan wel?’

‘De kat van Leonardo!’

Het werd stil in de slaapkamer. Het was een stilte vol vraagtekens. Ze hingen boven het hoofd van Paolo en onder zijn bed. Uit de balzaal klonk gedempte walsmuziek. Prins Pinari neuriede een paar maten mee voor hij van wal stak met zijn verhaal over de geleerde kat.

‘Katten en boeken zijn niet graag in een waterrijke omgeving. Ga maar eens met een kat in een bootje zitten en je zult zien hoe verlangend hij uitkijkt naar het vasteland. En ga maar eens met een boek in een bootje zitten en je zult zien hoe de letters dansen en deinen. Of ga zitten lezen op een balkon boven het water en je zult komma's aanzien voor kikkervisjes. Lezen is helemaal ondoenlijk als het balkon uitziet op een druk bevaren kanaal. Achter de linkerbladzijde verdwijnt een gondel die na een paar tellen uit de rechterbladzijde weer te voorschijn glijdt. Het valt dan ook niet te verwonderen dat Venetianen nooit een boek lezen. Het water is een te grote afleiding.

Toch staat er op een eiland vlakbij de Brug der Zuchten

[pagina 26]
[p. 26]

een streng gebouw met duizenden boeken erin. Dat gebouw is de Venetiaanse Openbare Leeszaal, afgekort VOL. Het gebouw dat VOL heet, staat altijd leeg. Nooit komt er iemand een boek terugbrengen of lenen. Aan de lange tafel in de leeszaal zit nooit een lezer. Het is er altijd muisstil. Daarom staat er op die lange tafel ook een bordje met het woord STILTE. Alleen van buiten klinkt soms een zacht klapperen en ritselen, alsof iemand bladert in een naslagwerk, maar dat doet het water dat tegen de muren slaat en nog eens naslaat.’

‘Pappa, wat is een naslagwerk?’

‘Een heel dik boek dat antwoord geeft op een zee van vragen. Hoe hoog de hoogste golven zijn. Of zeepaardjes hinniken. Welke kleur inktvissen spuiten in de Rode Zee. Wat walvissen moeten doen als ze naar Venetië komen. Een naslagwerk geeft tienduizend antwoorden op tienduizend vragen. Het VOL is een opslagplaats voor naslagwerken. Wie iets weten wil, hoeft er maar heen te varen en het na te slaan. En toch komt er nooit een mens. Waarom niet? Omdat de VOL omringd is door water en water maakt lezen onmogelijk.’

‘Dan begrijp ik ook waarom Venetiaanse vaders zo weinig weten,’ zei Paolo. ‘En waarom ze zoveel dansen. U gaat nu zeker terug naar de balzaal en ik ga slapen. Het verhaal is afgelopen! Waar of niet? Wat valt er verder nog te vertellen over de lege VOL...’

‘Je vergeet de geleerde kat!,’ zei prins Pinari. Hij sprong van het voeteneinde en walste - tot afgrijzen van de katterige gondelier onder het bed - de slaapkamer rond, ging weer op het voeteneinde zitten en vertelde verder:

‘Op een dag kwam in een gondeltje van perkament een oude heer naar de VOL. Hij was de allereerste Venetiaan die aanlegde bij de open voordeur. De naam van deze oude heer was Leonardo. Hij droeg een baret die eruit zag als een pan-

[pagina 27]
[p. 27]

nekoek van fluweel, had een goedgekamde witte baard, diepe rimpels in zijn voorhoofd en oogjes die oplettend de wereld inkeken. Leonardo leek heel geleerd. In werkelijkheid wist hij bitter weinig. In zijn jeugd had hem dat niet gehinderd. Bij het vorderen der jaren was hij zich echter allerlei gaan afvragen waarop hij het antwoord niet wist. Zodat hij besloot te doen wat voor hem nog nooit een Venetiaan gedaan had en naar de VOL te varen.

Hij legde aan, stapte naar binnen en nam een dik boek van een plank. Hij torste het naar de leeszaal, ging aan de lange tafel zitten, keek of zijn handen schoon waren, en sloeg het boek open. Onmiddellijk klonk er van alle kanten een schril en spottend gepiep.

‘Stilte!,’ riep Leonardo. ‘Ik zit te studeren!’ Terwijl hij het nog riep, trippelde er uit de rug van het boek een vette muis. Leonardo had de staart van de muis wel naar buiten zien hangen, maar gedacht dat het een bladwijzer was. Nu ontdekte hij dat tussen bladzijde 345 en bladzijde 789 een ruim muizenhol was ingericht. ‘Dit is het toppunt!,’ schreeuwde Leonardo. Toen viel zijn oog op het bordje STILTE en hij fluisterde nijdig: ‘Morgen breng ik hulp mee. Dan zullen jullie wel een toontje lager piepen, lelijke lettervreters!’

De volgende dag voer Leonardo naar de VOL met aan boord... zijn kat. Onderweg stond het dier te trillen op zijn poten, maar eenmaal binnen keerde zijn moed snel terug en statig schreed hij tussen de duizenden boekenruggen. De muizen in en achter de boeken schrokken geweldig. Op een kat hadden ze niet gerekend. De voorouders van de muizen waren over het water gekomen in boekenkisten (tegelijk met de boeken) en nadat ze geland waren, had hun aanvoerder gepiept: ‘Hier zal geen kat ons ooit volgen. Hier zullen wij onbedreigd leven en grote gezinnen stichten!’ Ineens viel heel dit muizenparadijs als een kaartenhuis in elkaar. In stomme paniek trokken de muizenlegers zich terug in de

[pagina 28]
[p. 28]

verste hoeken en boeken. Zoals een ridder over de tinnen van zijn kasteel de vijand bespiedt, keek een enkele roekeloze muis over een dik naslagwerk. Maar de meeste muizen zaten roerloos tussen de letters en hielden hun adempjes in.

In de leeszaal bleef het deze keer volkomen rustig toen Leonardo aan de lange tafel ging zitten en een dik naslagwerk opensloeg. Het handelde over spinnen en weven en er stonden veel plaatjes in van spinnewielen en weefgetouwen. Met zijn linkerhand sloeg Leonardo de bladzijden om, met zijn rechterhand streelde hij zijn kat die naast hem zat. De kat van Leonardo werd erg graag gestreeld en het duurde niet lang of er klonk een tevreden kattegespin.

‘Bij dit geronk kan ik niet studeren,’ besloot Leonardo in stilte. ‘Ik weet iets veel beters. Ik leen dit boek. Ik vaar ermee naar huis en ik ga ermee op mijn balkon zitten. In het zonnetje!’ Met het dikke naslagwerk onder zijn arm ging hij op weg naar de uitgang van de VOL, waar zijn gondel geduldig lag te wachten. De kat liep ronkend achter zijn baas aan. Dat was niet de bedoeling van Leonardo. Hij bleef staan, tilde de kat van de vloer en zette hem neer met zijn kop naar de leeszaal en zijn staart naar het water.

‘Jij blijft hier, spinnend dier! De boeken gezelschap houden. Oppassen dat de muizen niet aan de wetenschap knagen. Eenzame boeken over hun ruggen aaien. Dat wordt jouw taak van nu af aan!’

De kat was allang blij dat hij niet meer hoefde te varen. Hij slofte op zijn gemak terug naar de leeszaal. Daar was het stil. Daar bleef het stil. Daar gebeurde niets. Daar was het saai. Een reepje zonlicht kroop over de lange tafel als een slak en hield stil bij het bordje STILTE. De kat zat op de lange tafel en geeuwde van verveling en honger. Wat kon hij doen om iets te doen? Lezen? Dat kon hij niet. Plaatjes kijken? Dat kon hij wel! Hij liep naar een boekenplank en trok met zijn zachte pootje een dik naslagwerk uit de rij. Het

[pagina 29]
[p. 29]



illustratie

[pagina 30]
[p. 30]

viel plat op de vloer. De kat begon te bladeren. Plotseling sprong er een muis uit het boek! De kat was zo verrast dat hij de muis liet ontsnappen. De muis uit het volgende boek had minder geluk! Die muis was erbij! Het derde boek was onbewoond. Maar in het vierde boek woonden twee muizen samen en ze lieten zich samen vangen!

Het streepje zonlicht bij het bordje STILTE verdween. De avondschemering deed zijn intrede in de VOL. Het werd nacht. De volle maan verlichtte de leeszaal waar de kat van Leonardo onvermoeibaar boeken uitzocht en muizen ving.

De zon stond alweer hoog aan de hemel toen Leonardo in zijn perkamenten gondel zijn boek kwam terugbrengen. Om eerlijk te zijn: hij had er geen letter in gelezen. Met het boek voor zich had hij urenlang op zijn balkon gezeten en gekeken naar het voorbij varende verkeer. Terug in de VOL schaamde hij zich voor zijn kat die de hele nacht was opgebleven om honderden naslagwerken door te bladeren. Om zich een houding te geven, ruilde Leonardo het boek dat hij terugbracht voor een boek dat twee keer zo dik was. Met dat dubbeldikke boek voer hij in zijn gondel voorzichtig naar huis. Gelukkig was het water spiegelglad, want het gewicht van het boek maakte dat de perkamenten gondel dieper dan ooit tevoren in het water lag. Leonardo wist thuis te varen zonder dat een spatje water op het gewichtige boek viel. Met het droge boek ging hij op zijn balkon zitten, lekker in het zonnetje, en hij keek naar de komende en gaande gondels.

De volgende dag bracht hij het boek kurkdroog terug... zonder er zelfs een komma in gelezen te hebben.

Intussen had zijn kat zich verdiept in een stapel boeken die niet te overzien was. Om zich groot te houden, zocht Leonardo een bijzonder indrukwekkend naslagwerk uit. Met de beste voornemens bezield zat hij er een uurtje later mee op zijn balkon en hij keek naar het water. Het water stroomde langzaam voorbij. Leonardo keek ernaar en dacht

[pagina 31]
[p. 31]

niet meer aan lezen. Hij was het boek allang weer vergeten.

Zo gebeurde het dat in de Venetiaanse Openbare Leeszaal voortaan iedere dag een boek werd teruggebracht en een boek gehaald. De kat van Leonardo werd bekend als een groot boeken-liefhebber en een geleerde kattekop. Zodat Venetiaanse vaders die op moeilijke vragen van hun kinderen het antwoord niet weten, vaak zeggen: ‘Vraag dat maar aan de kat van Leonardo.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken