Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van de gondelier (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van de gondelier
Afbeelding van De zoon van de gondelierToon afbeelding van titelpagina van De zoon van de gondelier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

Scans (47.59 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

Tjong Khing Thé



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van de gondelier

(1971)–Hans Werner–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]

De negende avond: Fiorella en de vlinders

Op de negende avond werd het roeibootje van de arme gondelier hardnekkig gevolgd door een nachtvlindertje. Achter hem aan fladderde het de slaapkamer van Paolo binnen. Op de maat van de gedempte muziek uit de balzaal danste het om de kaarsvlam die niet zou worden uitgeblazen voor Paolo (en de gondelier) een nieuw verhaal hadden gehoord.

De deur van de slaapkamer ging open, de blauwe lakschoenen dansten tot vlakbij de neus van de gondelier en werden van de grond gelicht. Prins Pinari zat weer op het voeteneinde van het bed. Hij keek een volle minuut naar het nachtvlindertje dat om de kaarsvlam danste en begon te vertellen:

‘Op een eilandje even buiten de stad stond een paar jaar geleden een oranje paleisje met een tuintje erachter. De muren van het paleisje zaten vol barstjes, als oude schilderijen, en de houten zuiltjes links en rechts van de vensters zaten vol houtworm. In dat paleisje woonde professor Lepidoptero. Hij wist alles van vlinders. Maar de vlinders wisten niet alles van professor Lepidoptero. Anders waren ze wel uit zijn buurt gebleven.

Het tuintje achter het oranje paleisje was aangelegd door de professor zelf. Er groeiden struiken en planten uit alle werelddelen. Al zijn geld had de professor besteed aan bloemzaden en gieters van heinde en verre. Zijn paleisje werd door hem verwaarloosd, zijn zeldzame bloemen werden door hem geliefkoosd.

Op zondagmiddagen maakte menig Venetiaans gezin per

[pagina 44]
[p. 44]

gondel een tochtje naar het eiland van professor Lepidoptero om de prachtige bloemen te bezichtigen. Soms verscheen dan ineens tussen de adembenemende kleuren het grauwe hoofd van de professor. Met een vlindernet maakte de professor dreigende bewegingen naar de kinderen op het water. De vaders zorgden ervoor niet te dicht langs het eilandje te varen. Het was algemeen bekend dat professor Lepidoptero een afkeer van kinderen had. Nog nooit had een kind het eiland met de prachtige bloemen betreden. Dat had voor de vlinders een waarschuwing moeten zijn.

Vanaf het water zag je de vlinders alleen als je heel goed keek. Ze fladderden tussen de bloemen en hadden dezelfde verrukkelijke kleuren. Soms was het alsof een bloem er moe van werd steeds op hetzelfde steeltje te zitten en van plaats verruilde met een andere bloem die er net zo over dacht. Dat waren dan twee vlinders die van zitplaats wisselden.

Pas wie zich dichterbij waagde, zag duidelijk wie bloemen en wie vlinders waren. En ook hoeveel soorten vlinders tussen de bloemen fladderden. Er waren vlinders bij uit Xanadoe en Cathay, vlinders uit de oerwouden van Afrika en Brazilië, parasol-vlinders en waaier-vlinders en gewone koolwitjes. Ze waren uit alle werelddelen naar Venetië gekomen om rond te fladderen in het tuintje van professor Lepidoptero. Tot hun ongeluk! Luister wat de professor deed.

Hij ving de vlinders en prikte ze op. Duizenden vlindervleugels overdekten het behang van de studeerkamer waar de professor 's avonds bij kaarslicht werkte aan zijn boek over vlinders. Op hagelwit papier tekende hij met gekleurde inkt de vlindervleugels na en hij schreef bij iedere tekening een lange Latijnse naam. Als de volle maan naar binnen scheen glansden de vleugels op het behang als bont fluweel. Tegen de ruiten tikten nachtvlinders om binnengelaten te worden. De professor liet ze binnen en even later zaten ook zij voorgoed aan een speld.

[pagina 45]
[p. 45]

Met zijn boek over vlinders hoopte de professor beroemd en rijk te worden. Het zou een heel dik boek worden, een naslagwerk voor vlindervrienden. Omdat het vangen en opprikken van de vlinders hem nog niets opleverde, besloot de professor de helft van zijn paleisje te verhuren. Hij zette een bord in de tuin en schreef daar met grote zwarte letters op: TE HUUR: de onderste helft van mijn paleisje.

Vanaf het water was het makkelijk te lezen. Het bord stond er nog geen dag toen het werd opgemerkt door de schilder Pintoretto. Op werkdagen beschilderde deze de plafonds van het Dogenpaleis. Op woensdagmiddag en op zaterdagmiddag had hij vrijaf. Dan trok hij in zijn gondeltje erop uit om mooie vergezichten te ontdekken. Hij was verzot op nieuwe kleuren. Met liefde liet hij zich doornat regenen als hij aan het einde van de bui beloond werd met een stevige regenboog. De oranje kleur van het paleisje van professor Lepidoptero had al jaren zijn aandacht getrokken. Nu de onderste helft daarvan te huur stond, bedacht hij zich geen halve dag. Nog voor de avond viel, verhuisde hij met zijn vrouw en zijn dochtertje Fiorella naar het eilandje van de professor. Er werd afgesproken tussen de schilder en de professor dat ieder zijn eigen gang zou gaan zonder de ander overlast te bezorgen. In het begin ging alles goed.

De schilder vertrok iedere morgen al vroeg naar het Dogenpaleis. Fiorella voer met hem mee om afgezet te worden bij de lagere school voor meisjes aan de Rio delle Vergini. Mamma Pintoretto deed de was, zeemde de ramen, schrobde de aanlegsteiger en zong bij het werk, behalve tussen twaalf en twee in de middag, want dan deed de professor op de eerste verdieping zijn middagslaapje.

Op woensdagmiddag en op zaterdagmiddag had Fiorella vrij van school. Wat deed ze dan? Ze zette een tafeltje achterin het tuintje van de professor, en een stoeltje erbij. Op het tafeltje legde ze grote vellen tekenpapier, haar doosje water-

[pagina 46]
[p. 46]

verf en een serie penseeltjes met de nummers 1 tot en met 7. En dan ging ze schilderen. Ze zat vlak aan de rand van het water, zodat ze haar penseeltjes makkelijk kon uitspoelen. Het water rond het eilandje raakte op den duur vol snippertjes van de regenboog.

Fiorella schilderde het liefste vlinders. Niet de vlinders die ze om zich heen zag fladderen. Die waren haar te alledaags! Nee, ze verzon zelf vlinders. Met haar ogen dicht bedacht ze ingewikkelde patronen voor vlindervleugels. Daarna deed ze haar ogen open en ze schilderde op het tekenpapier wat ze in haar fantasie gezien had. Het leuke was: zodra de vlinders van Fiorella op papier stonden, bewogen ze hun vleugels en ze fladderden weg. In het tekenpapier bleven alleen vlindervormige gaten achter.

Fiorella vond dit heel gewoon. Professor Lepidoptero vond het echter verre van gewoon dat er tijdens zijn middagslaapje onbekende vlindersoorten bijkwamen. Hij kreeg het drukker dan ooit. Vangen! Opprikken! Natekenen! Latijnse namen bedenken! Hij hield geen tijd meer over om te eten of te drinken. Hele nachten bleef hij werken aan zijn boek. Hij werd mager en bleek. Hij raakte soms helemaal in de war bij het zien van zijn eigen vlinderdasje in de spiegel. Dat kon zo niet doorgaan!

Op een avond werd het gezin Pintoretto, dat juist vredig aan de avondmaaltijd zat, opgeschrikt door luide kreten en verwensingen boven hun hoofden. Het was professor Lepidoptero die zo tekeer ging. Hij gooide met zware voorwerpen, sloeg met zijn vlindernet zijn eigen ruiten in en riep lange Latijnse namen in alle windrichtingen.

Vader Pintoretto bedacht zich geen moment. Hij deed zijn servet af, sprong in zijn gondel en voer in ijltempo naar de stad om de dokter te waarschuwen. De dokter - hij heette Primo di Medici - ging dadelijk mee. Op de voorplecht zette hij zijn tas met medicijnen, zodat alle andere gondels

[pagina 47]
[p. 47]



illustratie

[pagina 48]
[p. 48]

ruim baan zouden maken bij het zien van dit teken. In minder dan geen tijd kwam de gondel met de dokter bij het oranje paleisje aan. De dokter ging dadelijk de trap op om de patiënt te onderzoeken. Hij begreep al gauw aan welke ziekte de professor in de bovenkamer leed. ‘U is volkomen overwerkt! U is altijd met uw gedachten bij de vlinders! Het gevolg is een fladderend brein!’

‘Dat is niet mijn schuld, rare pil!,’ schreeuwde de professor woedend. ‘Het is de schuld van die nare meid van beneden! Die Fifaldera! Ze schildert me dol! Ik kan het niet bijhouden! Vangen! Opprikken! Namen verzinnen! Vlinders hier en vlinders daar! Ik heb er mijn buik vol van!’

‘Vlinders in de buik!,’ knikte de dokter. ‘Een duidelijk teken van gespannenheid! U moet voorlopig alle vlinders uit uw hoofd zetten!’

De professor schaterde schril. ‘Mooie adviezen geeft u! Ik slik nog liever kwikzilver dan te luisteren naar deze kwakzalver! De vlinders uit mijn hoofd zetten! Welja! Moet mijn boek soms onvolledig naar de drukker!? Dat nooit! Alle vlinders moeten in mijn boek! Ook die van Fifaldera!’

‘Fiorella Pintoretto bedoelt u,’ suste de dokter. ‘Als ik het goed begrijp, schildert zij vlinders die u onrustig maken. Dan is de beste oplossing dat ik haar ga vragen te stoppen met het schilderen van vlinders. Ik zal het nu dadelijk doen.’ De dokter ging naar beneden en sprak lang en ernstig met Fiorella. Hij liet haar beloven dat ze nooit meer vlinders zou schilderen. Fiorella gaf de dokter haar hand erop.

Voor de professor brak nu een rustiger tijd aan. Hij at weer flink. Mamma Pintoretto bracht nu en dan een extra versterkend soepje naar boven. Vader Pintoretto zag af van zijn plan het plafond van de woonkamer te beschilderen, omdat hij bang was dat het penseel de voeten van de professor zou kietelen - zo'n gevoelige man voelt alles!

Op een dag in het najaar had de professor zijn boek af.

[pagina 49]
[p. 49]

Hij bracht het naar de drukker in zijn eigen gondel die hij boomde met zijn vlindernet. Het boek werd gedrukt. Het eerste exemplaar was voor de professor. De overige 999 exemplaren werden verzonden naar vlindervrienden in alle werelddelen. De professor werd een beroemdheid in Venetië en erbuiten. Men noemde hem ‘de Vlinderkoning’. Professor Papillon uit Parijs verklaarde dat niemand op de hele aarde ooit zoveel kennis over vlinders vergaarde als de wijdvermaarde en waarde professor Lepidoptero. Deze verklaring stond te lezen in het Venetiaanse avondblad. De professor, die na het verschijnen van zijn boek een ijdel en opgeprikt heertje was geworden, kwam het zelf voorlezen aan de vader van Fiorella.

Pas nu begreep Fiorella dat de professor een oneerlijk mens was. Van alle kanten werd hij geprezen als de ontdekker van nieuwe vlindersoorten. Als hij eerlijk was geweest, had hij in zijn boek moeten schrijven dat honderden van die nieuwe vlinders bedacht waren door Fiorella Pintoretto. Maar zij werd in het boek met geen letter genoemd...

 

Op een woensdagmorgen in mei vertelde de juffrouw van Fiorella's klas over de wonderen van de natuur. Ze legde uit wat een pop of cocon is. ‘Een pop of cocon is een klein kamertje van zacht weefsel dat gemaakt wordt tussen de struiken door een rups die een vlinder wil worden. Binnenin deze kleine cel wacht de rups tot het tijd is om uit te vliegen. We zeggen: Een... rups... verpopt zich...’

De meisjes in de klas luisterden met open monden van verbazing, Fiorella vooraan, want ze zat op de voorste bank. Ze dacht: ‘Over rupsen heb ik de dokter niets beloofd.’

Die middag zette ze als vanouds het tafeltje achterin het tuintje met de prachtige bloemen, het stoeltje erbij, en op het tafeltje legde ze vellen tekenpapier, haar doosje waterverf en haar penseeltjes. Uit de slaapkamer van de professor

[pagina 50]
[p. 50]

klonk ijdel gesnurk. Fiorella begon ijverig te schilderen.

Ze schilderde rupsen in alle kleuren van de regenboog, rupsen met op hun ruggen de meest fantastische patronen, rupsen zoals nog nooit een mens gezien had, zelfs niet in het paradijs van Adam en Eva. De rupsen kwamen in beweging en gleden naar de rand van het tafeltje, in het tekenpapier rupsvormige gaten achterlatend. Ze kropen omlaag langs de tafelpoten, rupsillustratie

Ze verdwenen tussen de struiken om zich te gaan verpoppen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken