Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van de gondelier (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van de gondelier
Afbeelding van De zoon van de gondelierToon afbeelding van titelpagina van De zoon van de gondelier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

Scans (47.59 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

Tjong Khing Thé



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van de gondelier

(1971)–Hans Werner–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 63]
[p. 63]

De zevende avond: de dubbele Dandolo

‘Pappa, hoe ging het verder met de kleine Katherina en Doge Dromio?,’ vroeg Paolo op de zevende avond.

‘Ze leefden nog lang en gelukkig in het Dogenpaleis. Ze aten van gouden borden. Ze sliepen in een bed met gouden spijlen. Voor Venetië waren het gouden tijden.’

‘En kregen ze kinderen?’

‘Pas heel laat. Vlak voor hun gouden bruiloft kregen ze twee zoons. Dat is een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van Venetië. Op school krijg je het vast en zeker te horen in de geschiedenisles.’

‘Is het dan een saai verhaal?’

‘O nee, helemaal niet. Het is een geschiedenis met heel vermakelijke kanten. De enige die er geen plezier aan beleefde was prins Minisaldo.’

‘Wie is dat, pappa?’

‘Prins Minisaldo is de minister van geldzaken. Hij moet ervoor zorgen dat het geldkistje van de Doge altijd goed gevuld is. In de gouden tijd was dat niet moeilijk. Maar na de geboorte van de twee Dandolo's werd dat anders.’

‘Welke twee Dandolo's, pappa?’

‘Je zult het allemaal te horen krijgen in de geschiedenisles!’

‘Ik wil het nu horen.’

‘Vooruit dan maar! Luister! Op een dag in januari werden er in het Dogenpaleis twee jongetjes geboren. Dat gaf een hele opschudding. En een hoop koude drukte. Want het gebeurde in de strengste winter die Venetië ooit gekend

[pagina 64]
[p. 64]

heeft. En van die winter was dit net de allerkoudste dag.

Doge Dromio verscheen op het balkon van het Dogenpaleis met een gezicht dat tintelde van kou en geluk. In iedere arm droeg hij een wollen bundeltje en in ieder wollen bundeltje zat een piepkleine Doge. De Venetianen waren in drommen naar het Dogenpaleis gekomen, te voet over de toegevroren kanalen. Ze juichten en gooiden hun hoeden en mutsen naar de hemel. De hemel gooide sneeuwvlokjes terug. Witte confetti dwarrelde over heel de stad, zodat ook de mensen die thuis bij de kachel waren gebleven hun deel aan de vreugde hadden. Op het eiland van San Giorgio, tegenover het Dogenpaleis, werd een antiek kanon in stelling gebracht en vervolgens werden tachtig stenen kogels afgeschoten, voor iedere kleine Doge veertig. De tachtig stenen kogels suisden de een na de ander over de hoofden van de feestende menigte en sloegen tachtig sterren in het ijs. De mensen hosten en zongen en vergaten hoe het vroor.

Alleen prins Minisaldo, de minister van geldzaken, kon van de feestelijkheden niet warm worden. Rillend stond hij naast Doge Dromio op het balkon. Om de vijf minuten nam hij zijn steek af, niet uit beleefdheid, maar om er een rand sneeuw af te blazen. Met bibberende stem zei hij: ‘Begrijpt u wel wat dit betekent, Doge Dromio? Dubbele uitgaven! Boem! Twee keer zoveel stenen kogels! Boem! Twee hermelijnen trappelzakken! Boem! Twee gouden rammelaars! Boem! Twee kindermeisjes! Boem! Wie zal dat betalen? Waar moet ik het geld vandaan halen?’

‘Maak je geen zorgen, Minisaldo,’ suste de Doge. ‘Waar een wil is, is een weg. Als de nood aan de man komt, gaat de kleine Katherina weer uit bedelen. Ril niet zo kouwelijk en kijk niet zo beschouwelijk! Ga liever naar huis en kruip onder de wol! Dit is een goede raad! Meer nog, het is een bevel!’

Als de Doge beveelt, moet een minister gehoorzamen.

[pagina 65]
[p. 65]



illustratie

[pagina 66]
[p. 66]

Prins Minisaldo liet zich naar huis brengen. Twee gondeliers op schaatsen trokken hem in zijn gondel over het ijs naar zijn mini-paleis. Bibberend en klappertandend kroop de bezorgde prins onder de wol. Hij kon de slaap niet vatten en lag stil te kijken naar de hoorn des overvloeds, die door de schilder Pintoretto op het plafond van zijn slaapkamer was gepenseeld. Langs de randen hingen ijspegels; het was een ijshoorn geworden. Buiten was het vreemd stil. Nu al het water van Venetië bevroren was, miste de stad het vertrouwde gekabbel, gespoel en geplas. ‘Ik vertrouw deze stilte niet,’ piekerde prins Minisaldo. ‘Stilte is iets armoedigs. Rijkdom is iets luidruchtigs! Geld rinkelt. Als het geld ophoudt met rinkelen, wat dan? Ging deze barre winter maar voorbij! Ik wil het water weer horen! Ik houd van geld en ik houd van water en het meeste houd ik van geld als water!’

 

Prins Minisaldo kreeg zijn zin. De barre winter ging voorbij. De dooi veroverde Venetië. Het ijs op de kanalen smolt en de tachtig stenen kogels zonken. In de kapel van het Dogenpaleis werden de twee kleine jongetjes gedoopt. Ze kregen allebei de naam Dandolo. Dat wilde hun moeder, de kleine Katharina, uitdrukkelijk zo. Prins Minisaldo was op het doopfeest aanwezig en viel op door zijn zuinige gezicht. ‘Nu hebben we twee Dandolo's,’ zei hij tegen ieder die het horen wilde. ‘Welke Dandolo zal Doge zijn? Wie van de twee zal Doge Dromio opvolgen en de gouden slaapmuts dragen?’

‘U moest meer eten en minder vragen,’ zei de kleine Katherina tegen prins Minisaldo. Ze ging rond tussen de gasten met een schaal, deze keer niet om te bedelen, maar om beschuiten met muisjes te presenteren. Iedere gast mocht er twee.

‘Wie dan leeft, wie dan zorgt,’ vond ook Doge Dromio. ‘Voordat ik mijn slaapmuts afzet moet er eerst nog heel wat water voorbij het Dogenpaleis stromen.’

[pagina 67]
[p. 67]

De jaren gingen voorbij. Het water stroomde voorbij het Dogenpaleis. De twee Dandolo's groeiden samen op. De eerste maanden van hun leven deden ze bijna niets dan slapen. Als de ene wakker werd, werd de andere het ook. Dan lagen ze dromerig naast elkaar tot de vier oogjes tegelijk dicht vielen. In dezelfde minuut braken de eerste tandjes door, in ieder mondje een. Op dezelfde dag kropen ze nek aan nek hun eerste meter. Allebei hadden ze in dezelfde week de Venetiaanse waterpokken. Toen ze voor de eerste keer ‘mamma’ zeiden, klonk het als een samenspraakje. Allebei snoepten ze even graag. Net als hun moeder konden ze erg goed bedelen. De bakkers en koks van het Dogenpaleis konden de twee Dandolo's niets weigeren. Zodat ze allebei zo rond werden als het watertonnetje waarin hun moeder voor het eerst het bedelaarseiland verlaten had. Ze hadden de gouden krullen van hun vader en de donkere ogen van hun moeder. Ze werden allebei verwend, maar de een werd niet meer verwend dan de ander. Later dan de ene Dandolo mocht de andere Dandolo nooit opblijven. Voor ze gingen slapen vertelde Doge Dromio aan allebei hetzelfde verhaaltje, iedere avond weer.

Meer jaren gingen voorbij. Meer water stroomde voorbij het Dogenpaleis. De twee Dandolo's vierden hun tiende verjaardag, hun elfde verjaardag, hun twaalfde verjaardag...

Prins Minisaldo werd op die verjaarsfeesten altijd trouw uitgenodigd, ook al was hij een sombere gast aan wie een luchtballon en een zakje snoep eigenlijk niet besteed waren. Wanneer de kaarsjes op de verjaardagstaarten werden uitgeblazen, kon men hem horen zuchten: ‘Het dubbele aantal kaarsjes! Pfff!’

Op de achttiende verjaardag van de twee Dandolo's, nadat de zes-en-dertig kaarsjes waren uitgeblazen, stond Doge Dromio op van tafel en hij zei: ‘Jongens, nu is het genoeg! Ik ben een oude Doge! Mijn baard is zo wit als de sneeuw die

[pagina 68]
[p. 68]

over de stad dwarrelde op de dag dat jullie geboren werden. Ik vind dat de tijd gekomen is om de gouden slaapmuts door te geven.’

‘Aan wie?,’ riep prins Minisaldo en hij sprong op van zijn stoel alsof hij door een wesp was gestoken. ‘Toch niet aan allebei? Dat zou een dure grap worden! Twee Dogen! Dat kan Venetië niet betalen! Nu is de tijd gekomen om te kiezen! De ene of de andere! Een waarschuwing! Van iemand die het heeft zien aankomen!’

De kleine Katherina gaf met haar waaier een harde tik op de tafel. Meteen werd het stil. Iedereen keek de kleine Katherina aan. Ze was niet meer het mooie meisje dat lang geleden Doge Dromio haar bedelnap voorhield. Haar gezichtje was nu gerimpeld, maar ook het gezicht van een gerimpeld buldogje (en daarop leek de kleine Katherina als ze kwaad keek) kan grote indruk maken. En haar ogen waren nog altijd even donker en groot. ‘Minisaldo betekent voor mij nu al jaren hetzelfde als zeurpiet,’ zei ze streng. ‘Altijd loopt zeurpiet Minisaldo hier zorgelijk te kijken. Verjaardagen viert hij met gezucht en gezanik! Op de geboortedag van de twee Dandolo's kroop hij rillend onder de wol! Waarom koopt hij geen goede bril als hij altijd alles dubbel ziet?’

Aan het vrolijke lachen dat op deze woorden volgde, nam alleen prins Minisaldo geen deel.

‘Ik heb een plan!,’ vervolgde de kleine Katherina. ‘Luisteren jullie allemaal goed, Dandolo, en jij ook, Dandolo, leg dat taartje terug op de schaal. Het gaat om jullie toekomst! Zoals we allemaal weten, maakt Doge Dromio iedere zondagmiddag in zijn staatsiegondel een rondvaart door de stad. De staatsiegondel is een erg smalle gondel, want geen kanaaltje of grachtje mag worden overgeslagen. Zo staat het in de Waterwet! Misschien wil prins Minisaldo de passage die ik bedoel even opzeggen.’

Prins Minisaldo zei haastig: ‘Iedere zondagmiddag beho-

[pagina 69]
[p. 69]

ren alle Venetianen van hoog tot laag op hun balkons te staan en te wuiven naar de Doge als hij voorbij vaart.’

‘Zo is het!,’ zei de kleine Katherina. ‘Wat is nu mijn voorstel? De komende zondag gaat inplaats van Doge Dromio de ene Dandolo door de stad en de zondag daarna de andere. Op die manier krijgen alle Venetianen de Dandolo's te zien. Wie ze het meest geschikt vinden, wordt hun volgende Doge. Uitgedacht! Door de kleine Katherina!’

Zo gebeurde het. De volgende zondag zagen de Venetianen inplaats van Doge Dromio de ene Dandolo voorbij varen. Zij wuifden naar hem en hij wuifde terug. Maar hij wuifde uitsluitend naar rechts. De Venetianen die links van het water stonden te wuiven, mopperden toen er niet werd teruggewuifd en ze zeiden tegen elkaar: ‘Hem moeten we niet!’

Een zondag later zagen de Venetianen de andere Dandolo voorbij varen. Hij wuifde uitsluitend naar links. De Venetianen die rechts van het water stonden te wuiven, staken hun ongenoegen niet onder stoelen of banken. Van balkon tot balkon werd geroepen: ‘Deze is de verkeerde!’

Prins Minisaldo kwam klappertandend voor de Doge en de kleine Katherina staan. ‘Straks willen onze Venetianen helemaal geen Doge meer! Ze klagen links en ze klagen rechts!’

‘Maak je geen zorgen, zeurpiet!,’ zei de kleine Katherina. ‘Let op! De komende zondag maken de twee Dandolo's, zittend naast elkaar, een rondvaart door de stad en dan wuift de ene naar links en de andere naar rechts! Uitgedacht! Door de kleine Katherina!’

Zo gebeurde het. De volgende zondag maakten de twee Dandolo's, naast elkaar zittend in de staatsiegondel van hun vader, de verplichte rondvaart. De ene Dandolo wuifde naar rechts en de andere Dandolo wuifde naar links. De Venetianen links en rechts van het water wuifden dol van geestdrift terug en ze riepen: ‘We willen ze allebei!’

[pagina 70]
[p. 70]

Het volk van Venetië had gekozen! Het ijs was gebroken! De kogel was door de kerk! De kleine Katherina had haar zin: de ene Dandolo was niet voorgetrokken bij de andere! Op de eerste zondag in mei deed Doge Dromio op het balkon van het Dogenpaleis afstand van de gouden slaapmuts. Alles wat drijven kon was uitgevaren om de plechtigheid bij te wonen. De oude Doge, knikkebollend en gebogen, droeg de gouden slaapmuts over aan zijn zoons met de volgende woorden: ‘Beste jongens, jullie zijn allebei geboren in januari, in het teken van de waterman. Met twee watermannen in het Dogenpaleis zie ik voor Venetië een gouden toekomst! Leve de Doge! Leve de Mede-Doge!’

Een orkaan van gejuich klonk over het water. Duizenden witte duiven werden losgelaten. Alle kerkklokken beierden. Iedere Venetiaan - van het kleinste kind tot de oudste opa - vond het de mooiste dag van zijn leven. Behalve wie? Prins Minisaldo kon ook op dit feest de zon niet in het water zien schijnen! Hij zat met een zuur gezicht aan tafel bij het feestelijk banket dat het doorgeven van de gouden slaapmuts besloot. Als het zijn beurt was gaf hij de schaal met banket door, maar hij raakte zelf geen kruimel aan. Hij dacht aan het geldkistje van de Doge en de Mede-Doge. Hij piekerde: ‘Waar zal ik de moed vandaan halen om de twee Dandolo's te vertellen dat de bodem van het geldkistje te zien is?’

Alweer maakte hij zich zorgen om niets! Want toen de twee Dandolo's (die niet voor niets van het volk de bijnaam ‘Dubbeldik’ hadden gekregen) na het banket hun rondvaart maakten, wuivend naar links en wuivend naar rechts, zuchtten ze opéens allebei tegelijk en ze zeiden als uit één mond: ‘Foei! Wat zitten we krap!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken