Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van de gondelier (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van de gondelier
Afbeelding van De zoon van de gondelierToon afbeelding van titelpagina van De zoon van de gondelier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

Scans (47.59 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

Tjong Khing Thé



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van de gondelier

(1971)–Hans Werner–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

De zesde avond: gondels in de mist

Op de zesde avond werd Venetië overvallen door de dichtste mist in driehonderd jaar. De mensen op het droge stonden achter de ramen, keken naar buiten, en zagen niets.

Alles was weg: het water, de paleizen, de kerken, de duiven, de gondels, en de andere mensen. De vraag die iedereen bezig hield was: ‘Zal het nog terugkomen?’ En ook: ‘Zullen de mensen die nog op het water zijn veilig thuisvaren?’

Plotseling misten ouders hun kinderen, kinderen misten hun ouders. Wie anders niet werd gemist, werd door de mist gemist. Wie veilig thuis zat, wreef zich in de handen. Wie onderweg was, riep of blies op de misthoorns die in alle Venetiaanse vaartuigen aanwezig horen te zijn (maar in de meeste ontbreken).

Geen mens die al in huis was, haalde het in zijn hoofd de mist in te gaan. Geen mens? Ja, toch! De vader van Marco ging in zijn roeibootje op weg naar het Pinari-paleis. Na vijf avonden kende hij de weg nu in den blinde. Het was gewoon een kwestie van slagen tellen. Eerst zeventig slagen rechtuit roeien. Dan een flauwe bocht naar rechts. Dan twee-en-tachtig slagen tot het klooster van Santa Barbara. Bij het klooster linksaf en dan honderd-zestien slagen tot de kerk van San Sebastiano, waarvan de bronzen klok, omzwachteld door mist, over het water klonk. De arme gondelier liet de roeiriemen even rusten en telde de slagen van de klok. Het waren er acht. Van de kerk van San Sebastiano moesten er veertig slagen rechtuit geroeid worden en daarna werd het zo ingewikkeld dat het onmogelijk is om uit te leggen aan

[pagina 72]
[p. 72]

iemand die niet heel goed bekend is in de grote stad Venetië.

De hoofdzaak is: de vader van Marco bereikte in den blinde de regenpijp aan de achterkant van het Pinari-paleis, legde op de tast zijn roeibootje vast, stapte op de onzichtbare richel en sloop voorbij de verduisterde balzaal. Zijn maskertje zette hij deze keer niet op. Niemand zou hem in de mist kunnen herkennen als de vader van Marco. Het naar binnen klimmen in de slaapkamer van Paolo - wat anders moest gebeuren als de kleine prins even de ogen sloot - deed de ongemaskerde gondelier deze keer in alle rust. Het duiken onder het bed deed hij zonder enige haast. Het was een vertraagd duiken. En prins Pinari was een vertraagde prins! Dat bleek toen een bediende op sokken naast het bed van Paolo kwam staan. Door de mist kon de gondelier onder het bed de sokken van de bediende niet zien, maar hij rook duidelijk dat ze een scharlaken kleur hadden. Hij hoorde een omfloerste stem zeggen: ‘Een minder prettige mededeling! Uw vader, prins Pinari, is nog niet aangekomen. Hij werd al een uur geleden in de balzaal verwacht. Door gasten die er ook nog niet zijn. Evenals de muzikanten zijn zij nog onderweg. Door de mist is alles vertraagd. Ook uw verhaaltje. Het zal later verteld worden dan gewoonlijk. U zult geduld moeten oefenen. Met spijt medegedeeld! Door een onderdanige dienaar.’

De scharlaken onderdanen trokken zich terug. Het wachten begon. In het bed en onder het bed. De tijd kroop voorbij als een slak in de mist. Boven zijn hoofd hoorde de gondelier geeuwen. Buiten het venster hoorde hij schreeuwen. Op rijm! Want dat is een Venetiaans geheim: prinsen en prinsessen spreken er allemaal met groot gemak in dichterstaal.

‘Hallo, wie vaart daar?’

‘Wij zijn het maar! Prins en prinses Belvedere. We zijn verdwaald!’

[pagina 73]
[p. 73]

‘Net als wij! En naast ons drijft nog een gondel! Ik voel het bepaald!’

‘Wie bent u?’

‘Prins en prinses Trovatore.’

‘Ik kan u door de mist niet duidelijk horen!’

‘Wij zijn de Trovatores op weg naar een bal! Zijn we er al?’

‘Ik kan het u niet zeggen. Ik zie geen bal in deze buurt!’

‘Pas op dat u niet langs mijn gondel schuurt!’

‘Vaart daar iemand? Wij zijn prins en prinses Falderari! Op weg naar een bal bij prins Pinari. Maar door deze verdraaid vervelende mist, hebben we ons in het kanaal vergist. En zoeken nu naar het goede kanaal! Waar zijn we allemaal?’

‘Au!’

‘Wat nou?’

‘U voer tegen mijn gondel aan!’

‘Waar blijft prins Luna met zijn maan? Heeft hij ons een kool gestoofd? Hij had ons volle maan beloofd!’

‘Schijn bedriegt! Dat geldt soms ook voor maneschijn!’

‘Wie kan mij zeggen waar wij zijn?’

Plons!

Bons!

‘Opzij voor mij! Ik ben prins Colombo! Op weg naar het San Marco-plein om de duiven te voeren.’

‘Deze kant uit, hoogheid, en dan rechtuit varen in de richting van het koeren.’

Een misthoorn klonk drie maal en de strenge stem van prins Minisaldo riep: ‘Botsingen zijn ten strengste verboden en worden beboet! Weest allen gewaarschuwd! Kijk uit wat je doet!’

‘Au!’

‘Pardon, mevrouw.’

‘U wordt beboet!’

‘En u, prins Minisaldo, wordt gegroet, maar u komt niet te weten, hoe de mensen in deze gondel heten. Ik kan deze

[pagina 74]
[p. 74]

mist wel zegenen!’

‘O, trok de mist maar op. Dan zou het boetes regenen!’

‘Ga uit mijn vaarwater vandaan!’

‘Als u het eerst opzij wilt gaan!’

Plons!

‘Viel daar iemand in het water?’

‘Ja, ik drijf hier! Een arme pater!’

‘Grijp mijn hand, eerwaarde pater! Dan trek ik u uit het water! Wat een pech! Waarheen was u onderweg?’

‘Naar mijn klooster! Waarheen dan? Maar ik verdoolde, brave man! Ik ben steeds de verkeerde kanalen ingeslagen. Eerst dacht ik: Mijn brilleglazen zijn beslagen. Maar neen! Deze mist is algemeen!’

‘Ik hoor iemand te water vallen! Heel dichtbij!’

‘Klim snel aan boord bij mij! Ik ben prins Capelli!’

‘En ik ben prins Dardanelli! De man van de specht!’

‘Ja, nu u het zegt! Aan de stem te horen dacht ik het al!’

‘Zijn we soms op weg naar hetzelfde bal?’

‘Wis en waarachtig! Bij prins Pinari! Zou dat hier ver uit de buurt zijn?’

‘Ik vermoed van wel. Ik kan me niet herinneren ooit zo verdwaald te zijn geweest!’

‘Hemeltjelief! Dan komen we te laat voor het feest!’

‘Au!’

Plons!

‘Help!’

Bons!

‘Wat een avond, wat een nacht! Zou prins Sonriso dit hebben uitgedacht? Hij is bedreven in allerlei listen. Zou hij het kunnen laten misten?’

‘Dan hoop ik dat hij het misten zal laten!’

 

Zo hoorde Marco's vader de prinsen en prinsessen praten. Liggend onder het bed, stikte hij haast van binnenpret. Hij

[pagina 75]
[p. 75]

beet op zijn tong om niet hardop te schateren. Gelukkig maar! Want de bediende op de scharlaken sokken was onhoorbaar binnengekomen en zei met omfloerste stem: ‘Een minder prettig bericht! Uw vader is nog niet aangekomen. Het bal van hedenavond is afgelast. Uw moeder staat op de steiger bij de voordeur en tuurt in de mist. Ze hoopt dat uw vader zich niet op dwaalwegen begeeft en nog op tijd zal binnenlopen om u het gebruikelijke verhaaltje te vertellen. Niets is zeker in deze mistige wereld. Met spijt medegedeeld! Door een onderdanige dienaar!’

Op het water groeide de verwarring naar een hoogtepunt. Er werd geblazen op misthoorns, met ratels gezwaaid, met tafelbellen geluid. Gondels botsten. Golven klotsten. Prinsen en admiralen trokken elkaar op het droge. De waterpolitie riep door scheepstoeters dat iedereen rechts moest houden. De gondelier onder het bed was helemaal vergeten waarvoor hij gekomen was. Hij had de grootste pret. In heel Venetië was hij de enige die de weg naar huis wist.

Boven zijn hoofd hoorde hij de rustige ademhaling van Paolo die prinsheerlijk sliep. En de stem van de bediende op de scharlaken sokken die zei: ‘Een onprettige melding. Uw vader is nog niet... Neemt u me niet kwalijk. Ik zag niet dat u sliep. Welterusten. Van harte!’

De scharlaken sokken slopen weg. De gondelier kwam doodbedaard onder het bed vandaan, keerde op zijn gemak terug naar zijn bootje en roeide langzaam naar huis.

De volgende avond vertelde hij aan Marco wat hij de vorige avond onder het bed van Paolo gehoord had. Marco moest geweldig lachen toen zijn vader de stemmen van de prinsen nabootste en met zijn voet op de planken vloer van het zolderkamertje stampte om de botsingen te laten horen. Buiten scheen de volle maan op de daken van de paleizen en kerken. De gevleugelde leeuw stond weer op zijn zuil. Venetië was terug. Een veilige gedachte om bij in te slapen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken