mist wel zegenen!’
‘O, trok de mist maar op. Dan zou het boetes regenen!’
‘Ga uit mijn vaarwater vandaan!’
‘Als u het eerst opzij wilt gaan!’
Plons!
‘Viel daar iemand in het water?’
‘Ja, ik drijf hier! Een arme pater!’
‘Grijp mijn hand, eerwaarde pater! Dan trek ik u uit het water! Wat een pech! Waarheen was u onderweg?’
‘Naar mijn klooster! Waarheen dan? Maar ik verdoolde, brave man! Ik ben steeds de verkeerde kanalen ingeslagen. Eerst dacht ik: Mijn brilleglazen zijn beslagen. Maar neen! Deze mist is algemeen!’
‘Ik hoor iemand te water vallen! Heel dichtbij!’
‘Klim snel aan boord bij mij! Ik ben prins Capelli!’
‘En ik ben prins Dardanelli! De man van de specht!’
‘Ja, nu u het zegt! Aan de stem te horen dacht ik het al!’
‘Zijn we soms op weg naar hetzelfde bal?’
‘Wis en waarachtig! Bij prins Pinari! Zou dat hier ver uit de buurt zijn?’
‘Ik vermoed van wel. Ik kan me niet herinneren ooit zo verdwaald te zijn geweest!’
‘Hemeltjelief! Dan komen we te laat voor het feest!’
‘Au!’
Plons!
‘Help!’
Bons!
‘Wat een avond, wat een nacht! Zou prins Sonriso dit hebben uitgedacht? Hij is bedreven in allerlei listen. Zou hij het kunnen laten misten?’
‘Dan hoop ik dat hij het misten zal laten!’
Zo hoorde Marco's vader de prinsen en prinsessen praten. Liggend onder het bed, stikte hij haast van binnenpret. Hij