‘Leve de vogel in zijn vlucht.’
‘Leve de zon daar in de lucht.’
Deze briefjes vouwde broeder francesco op en hij deed ze in de kleine inktpotjes waarin vroeger de gouden inkt gezeten had. In ieder flesje een briefje. Omdat de kurkjes die bij de flesjes hoorden zoek waren geraakt, sloot hij ze af met bruine bonen. Op ieder flesje een bruine boon. Het paste precies!
Toen de paters sliepen, gooide broeder francesco de flesjes met de briefjes naar buiten. De spleet in de muur was net breed genoeg om ze door te laten! Verheugd hoorde broeder francesco de kleine plonsjes. De flesjes waren goed terecht gekomen! Het water zou nu verder zorgen dat ze hun weg vonden naar de mensen die er behoefte aan hadden. Maar hoe ging het?
Alleen de eerste flesjes werden uit het water gevist. Uit nieuwsgierigheid. Om te kijken wat er in zat. De briefjes werden ontdekt. Ze werden gelezen, in elkaar gefrommeld en weggegooid. Met een schouder-ophalen.
Al na een paar dagen lette niemand meer op de kleine flesjes. Iedereen wist wat er in zat. Gedachten van een simpele broeder. Niet de moeite van het opvissen waard.
Zo drijven de kleine flesjes nu al jaren door Venetië, langs krotten en paleizen, midden op het water, langs de kanten, door riolen, hierheen, daarheen, nergens heen.
Er komen er nog steeds bij. Want broeder francesco blijft schrijven en flesjes in het water gooien. Iedere avond heeft hij het er druk mee. Overdag boent en kookt hij. Iedere morgen dweilt hij de lange gang tussen de twee gesloten poorten. Met een hart vol liefde. De omgang met dweilen is alles wat hij nodig heeft om blij te zijn met het leven. Zo is broeder francesco.’