doekje, de San Marco tot een ijstaart met kaarsjes langs de randen, de gondels in het Grote Kanaal tot strootjes in een goot. Signor Safari lette niet op de stad in de diepte. Met het jachtgeweer aan zijn schouder stond hij klaar om te schieten.
De leeuw had zich verborgen achter een bundel zonnestralen. Plotseling weken twee zonnestralen uiteen en de leeuw vloog pijlsnel naar de luchtballon. Hij hield zijn nagels gespreid om het zeildoek open te scheuren, zodat de gondel als een steen omlaag zou vallen. Guido was wit en trilde als een limonade-rietje. Maar Signor Safari bleef doodstil staan en wachtte en wachtte...
‘Schiet! Signor Safari!,’ riep Guido. ‘Schiet..!’
‘Schiet op, luie gondelier!,’ mopperde een stem die Guido kende. Hij opende zijn ogen en keek om zich heen. Hij zag tot zijn opluchting dat de gondel weer veilig op het water dreef en hijzelf lag er heelhuids in.
‘Ga rechtop zitten!,’ snauwde prins Minisaldo. ‘Je lag in de gondel te slapen, ongelukkige! Ik moet je beboeten! Deze week geen loon! En breng me nu snel naar pension Picobello waar ik een afspraak heb met een Engelse hertogin!’
Guido hielp prins Minisaldo instappen. Kreunend van jicht liet de oude mopperaar zich op een bankje zakken.
De gondel gleed weg van de kant. En van de zuil met de gevleugelde leeuw waarnaar Guido lang had liggen turen voor hij door het water in slaap was gewiegd.