Henry en Louize

Tweede deel

Veertigste brief.
Louize aan den Heer Adelaart.

[Bij den voorigen ingeslooten.]

Weledele Gestrenge Heer, hooggeëerde Voogd!

Laat ik, met dankbaarheid, de pen opvatten, voor u, mijnen dierbaaren Voogd! daar ik thans eenen weg gebaand zie om deezen op eene gemaklijke wijs u te doen toekomen. - Immers aan u, nevens God, ben ik mijne, dagelijks toe-

[p. 159]

neemende, herstelling verschuldigd. - Wanneer gij het voorstel van den Heer kruijer niet hadt goedgekeurd, om een reisjen met mij te doen, dan had ik, door deeze te leurstelling, mij genoodzaakt gezien bij mijne Tante te blijven - en hoe bitter waren daar mijne dagen niet geweest! -

Ik weet, door de ondervinding, dat gij niet zoo zeer mijn Voogd als wel mijn Weldoener en Vriend zij; daarom wil ik voor u niet verbergen, dat ik, na veele aangewende poogingen, mijn henry niet vergeeten kan, en ik vreeze dat ik dit nimmer zal kunnen doen. - Och! zoo gij toch iets van hem verneemt, aarzel niet mij er deelgenoote van te maaken - althans, zoo hij wel voer, en 's Hemels zegen bleef genieten, geloof ik, zou dit mijne herstelling nog spoediger doen voordgaan; maar ik vreeze dat het naberouw hem verteeren en hij nergens kalmte vinden zal.

Ik, die van niets een geheim voor mijnen geliefden Voogd maake, vind ook geene zwaarigheid u te melden, dat ik alhier veele aanzoeken heb; onder anderen een Lord, en een Iersch Edelman, beijveren zich om 't zeerst wie mijne hand zal ontvangen. - Elk wil aan u schrijven; maar gij kunt denken, dat, daar ik nog aan mijne eerste liefde gehecht ben, ik alle aanzoeken van de hand wijze - ook weiger ik volstrekt uw adres te geeven. - Ik heb dit alles voor den Heer kruijer nog verzweegen, om reden, dat deeze man, met zijne bijzondere begrippen, mij niet de eene of

[p. 160]

andere partij zou aanraaden, in den waan van mij gelukkig te maaken. - Hij heeft nooit liefde gekend, en dus kunnen wij hem dit niet ten kwaaden duiden - men kan toch met zijn hart niet, gelijk met een bal, kaatsen.

Deeze goede Heer doet mij intusschen zeer veel vermaak aan, en is geduurig bedacht op afwisselende bezigheden. -

Wij hebben hier kennis gekreegen aan eenige charmante lieden van den eersten rang, waarmede wij dikwijls partij maaken.

Ik vertrouw dat de Heer kruijer u eene en andere bijzonderheid, uit het karakter der Engelschen, zal hebben medegedeeld, waarom ik dit niet aanroere.

Sophia en ik maaken ons dikwijls zeer verlegen, dat gij, door haar afzijn, veel ongemak zult moeten lijden. - Edele vriend! mijne erkentenis zal ook niet dan met mijn leven eindigen. -

Powhatan en sophia verzekeren u van hunne bijzondere hoogachting, terwijl ik mij in de voordduuring uwer vriendschap aanbeveele, en de eer hebbe te zijn,

Weledele Heer!

Uwe Weled. Gestr. Dienaresse en Gehoorzaame Pupil,

louize.