Henry en Louize

Tweede deel

[p. 176]

Vijf-enveertigste brief.
De Heer Adelaart aan den Heer Kruijer.

Braave Man!

Uwe brieven doen mij altijd veel vermaak aan - ik weet dat gij alles aanteekent, zoo als uw edel hart het opgeeft. - Uwe aanmerkingen vallen bijzonder in mijnen smaak; want schoon gij geen bestudeerd man zijt, hebt gij echter veel gezien. - Aan oordeel, om het goede van het kwaade te onderscheiden, ontbreekt het u niet - nu, dit is immers, of behoorde ten minsten, het oogmerk van alle studiën te zijn. -

Gij vraagt mij na Tante bedilziek - ik denk dat zij braaf door de menigte zal gehekeld worden; want er is iets van Broeder bemoeial uitgekomen, 't welk, zoo hij niet ontvlugt was, hem wel eens, op eene ongemakkelijke wijze, naar den hemel had kunnen zenden, indien zulke booswichten daarop eenige aanspraak kunnen maaken. - Het is nu agt dagen geleeden, dat een burgerman, uit onze stad, mij op een avond kwam bezoeken; - gij weet dat ik altijd gereed ben elk burger te woord te staan, dat ook de pligt van elk Regent is. - Deeze man was een

[p. 177]

schoenmaker - had een éénige dochter, een braaf meisjen, van twintig jaaren oud, welke door bemoeial in de gronden van den Godsdienst onderweezen werd. - Volgens de klagte van deezen man, en de daarna mondelijke verklaaring van de dochter, in de tegenwoordigheid van het Gerecht, had Broeder bemoeial zekere gelegenheid weeten waar te neemen, dat de Ouders niet t' huis waren, en een flesch wijn met zich genomen hebbende, die hij met bedwelmende middelen had toebereid, zich, naar gewoonte, om te katechizeeren, bij haar vervoegd, vervolgens haar van deezen wijn te drinken gegeeven, en daarna, in bedwelming, haar schandelijk onteerd, 't welk eene zwangerheid ten gevolge had, die hij, door sterke middelen, poogde te verdrijven; dan deeze middelen waarschijnlijk te sterk geweest zijnde, lag dit meisje, door wreede pijnen, te zieltoogen, en stierf ook kort na deeze bekendtenis. -

Nu wierden er middelen in het werk gesteld om den booswicht te doen vatten, welken men dien dag nog in de stad gezien had; maar het schijnt dat hij, het gevaar, waarin het meisjen zich bevond, vernomen hebbende, zich met de vlugt gered heeft. -

Vervolgens is mijne voorzegging, aan Mejufvrouw bedilziek, vervuld geworden, dat zij nog door dien gewaanden vroomen Broeder deerlijk zou bedroogen worden, gelijk zij nu ondervonden heeft, zoo als gij, uit den verwarden brief van haar, aan mij geschreeven, en dien ik

[p. 178]

hierin sluite, zult zien; omtrent welken ik u verzoek dien aan onze dochter te laaten leezen. -

Vaarwel! braave Man - schrijf mij dikwijls, en geloof dat ik ben,

Uw Vriend,

adelaart.

P.S. Groet louize - zeg haar, dat zij, in vervolg, op een brief van mij staat kan maaken, waartoe ik nu geen tijd had. -