Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Henry en Louize (1794)

Informatie terzijde

Titelpagina van Henry en Louize
Afbeelding van Henry en LouizeToon afbeelding van titelpagina van Henry en Louize

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.20 MB)

ebook (3.36 MB)

XML (0.64 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Henry en Louize

(1794)–Cornelia L. van der Weyde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Tweede deel


Vorige Volgende
[pagina 412]
[p. 412]

Honderd tiende brief.
Frederik, Graaf Van Koningstein, aan zijne Echtgenoote.

Dierbaare Echtvriendin!

 

Dit is de eerstemaal dat ik u deezen tijtel geeve. - Het spijt mij, Engelin! dat onze kuische huwelijks aangelegenheden u belet hebben om met mij te gaan, want de ontmoeting van powhatan en therese was voor alle gevoelige harten zeer aandoenlijk. - Ik verbeeldde mij wel, dat hij ons te Utrecht zou opwachten, gelijk ook geschiedde; - toen wij aankwamen stond onze vriend op Vreêburg met iemand te praaten, dat zeer gelukkig was, anders zou de ontmoeting ligt op straat zijn voorgevallen; onderwijl had ik gelegenheid mijne reisgenoote binnen te leiden. - Intusschen ontnapte de Overste mijn oog niet, en zoo dra wij binnen waren zond ik hem mijn Jager, dien hij kende, om hem te berichten dat wij reeds waren aangekomen; ogenbliklijk volgde hij den Jager. - Ik poogde hem alvoorens nog afzonderlijk te spreeken om hem eenigzins voortebereiden; maar eer ik hem kon waarneemen wipte hij de kamer

[pagina 413]
[p. 413]

in. - Spraakloos staarde hij therese aan, die hem in de armen ijlde. - Dan, welke pen zal nu krachtig genoeg de tederheid uitdrukken, met welke deeze ontmoeting verzeld ging? - Ik heb er geen vermogen toe, lieve madelon! er zijn tot nog toe geene woorden bekend om dit uittedrukken - al wat ik er van zeggen kan is dit: dat ik dacht, dat die twee Gelieven nooit weêr uit elkanders armen zouden gekomen zijn. -

Na dat de eerste vervoering wat bedaard was, de tedere Gelieven tot zich zelven gekomen waren, en elk van hun geloofde niet te droomen, maar elkander weder gevonden te hebben, werden er honderde vraagen gedaan, welke de liefde hun ingaf. - Eindelijk viel het gesprek over de wijze op welke therese was wedergevonden.

‘Weet gij’, vroeg therese aan haaren powhatan, ‘wie mij in uwe armen gebragt heeft?’ -

Hij. ‘De Algoedheid.’ -

Zij. ‘Dit is waar - Zij bestuurde den edelsten sterveling, welke mij aan de woede der vlamme ontrukte. - gij kent hem - 't is uw vriend.’ -

Hij. (Mij aanziende.) ‘Och! - is het mijn vriend frederik.’ -

Zij. ‘Ik mistrouw zijne braafheid geenzins - maar - henry was mijn redder.’ -

Hij. ‘Henry! - henry! - ô! waar is mijn Weldoener? - dat ik hem aan mijn, van dankbaarheid, kloppend hart drukke - therese! - waar is hij?’ -

[pagina 414]
[p. 414]

Zij. ‘Helaas! het is mij onbekend waar die edele menschenvriend zich onthoudt. - Hij heeft mij van Spa tot in de nabuurschap van Nymegen vergezeld, en van daar is hij uit mijn oog verdweenen, zonder dat ik weete werwaard. - Zijne ongelukkige liefde, vreeze ik, zal hem in het graf sleepen.’ -

Hij. ‘Evenwel, mijne therese! wordt hij allertederst bemind: - louize weigert, om hem, alle aanzoeken.’ -

Zij. ‘Dat wij dan alle onze vermogens aanwenden, mijn Beste! om onzen Weldoener gelukkig te maaken - zoo gelukkig als wij zijn.’ -

Hij. ‘ô Mijne therese! welke een edel hart toont gij te bezitten - daar gij, midden in uwen voorspoed, nog aan ongelukkigen denkt - wij zullen alle onze vermogens daartoe aanwenden.’ -

Zij. ‘Is het niet de tijd om aan ellendigen te denken, wanneer wij het toppunt onzer wenschen bereiken? - Zouden wij den redder, die uwe therese, met gevaar van zijn eigen leven, behouden heeft, immer kunnen vergeeten?’ -

Hij. ‘Neen! Beminde mijner ziele! dit ware eene onvergeeflijke ondankbaarheid; - wij zullen den edelen menschenvriend trachten optespooren - troost u intusschen. - De Voorzienigheid zal een zoo deugdzaam man niet verlaaten - wij willen Haar smeeken dat Zij onzen verlosser zegene - hem met zijne loui-

[pagina 415]
[p. 415]

ze vereenige, om nimmer dan door den dood gescheiden te worden!’ - -

Zij. ‘Och! mogt ik hem eenmaal zoo gelukkig zien, dan zou mijn heilstaat volkomen zijn. - Hoe veel zijn wij niet aan hem verschuldigd; want zonder deezen edelen mensch was uwe therese niet meer aanwezig.’ -

Hij. ‘Eenmaal, mijne Gade! zal de Hemel onzen wensch vervullen - ik zal mijn vriend - uwen redder, aan mijn vergenoegd harte drukken - mijne vuurige dankbaarheid betuigen - en - hem gelukkig zien.’ -

Hier omhelsden zij elkander met de hartlijkste tederheid, terwijl traanen van vergenoegen hunne wangen besproeiden: - ô! dit was een aandoenlijk toneel voor mij - en men moest een hart, harder dan steen, hebben, om dit zonder traanen te storten aan te zien. -

Overmorgen zal ik de terugreize aanneemen; - maar, zult gij ligt zeggen, waarom niet terstond terug gekeerd, nu de vrouw onder de bescherming van den man is? - De reden hiervan is deeze: dat ik zeer verlangde om louize eens te zien; te meer daar zij nu de waereld doorgereisd en vreemde landen gezien heeft. - Tevens wilde ik nu ons Regiment bezoeken, en dit weet ik, zal mijne madelon goedkeuren. -

Ik heb dan louize gezien, maar ik betuig u dat ik haar nooit zou gekend hebben, zoo is zij in schoonheid toegenomen; echter zeer bleek en vermagerd. - Henry schijnt even zeer in haar

[pagina 416]
[p. 416]

hart te heerschen; en de arme duivel verbeeldt zich dat zij hem niet meer bemint. - Gij kunt u geen denkbeeld vormen van het genoegen dat zij betoonde over de schoone daad die hij, omtrent therese, heeft verricht. - Louize heeft ook eene ongemaakte houding verkreegen, welke veele meisjens bij ons misschen, als zij geen menschen gezien hebben; - ik hoop haar spoedig met u in kennis te brengen; want zij, benevens den Heer kruijer, powhatan en deszelfs vrouw hebben partij gemaakt om mij t'huis te brengen; dus, wapen u daar tegen, het zijn alle goede menschen, die men zonder complimenten behandelen kan; en daar zij eene groote begeerte toonen om u te zien, laat ik mij dit welgevallen. -

Nu - lieve madelon! groet onze zuster benevens schlossab. - Maar is het niet aartig dat gij en ik de jonge lieden zoo hard behandelen, daar wij zelf in onze vrijägie zoo menigmaal moesten zuchten? - als zij zich nu eens vergalopeeren? - - nu, ik wasch er mijne handen van af. -

Vaarwel! en geloof dat ik, met de grootste liefde, altijd zijn zal,

 

Uw getrouwe Echtgenoot,

 

frederik.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken