Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrugten van mijnen geest, of Keur van verschillende bloemen (1797)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrugten van mijnen geest, of Keur van verschillende bloemen
Afbeelding van Vrugten van mijnen geest, of Keur van verschillende bloemenToon afbeelding van titelpagina van Vrugten van mijnen geest, of Keur van verschillende bloemen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.65 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrugten van mijnen geest, of Keur van verschillende bloemen

(1797)–Cornelia L. van der Weyde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Iets over de Vrouwen.

Niets is billijker, dan dat wij ook eene afdeeling in deeze belangrijke aanteekeningen aan de beminnelijke helft van het Menschdom toewijden. Deeze stof is, boven alle, rijk in verscheidenheid – ontelbaare boekdeelen konde men daarover alleen schrijven – wat al goeds – hoe veel kwaads kan men niet voor of tegen deeze bloemen der schepping doen hooren, en beide zouden waarheid bevatten; immers het goed, en ook, helaas! het kwaad, 't welk aan het Menschdom door vrouwen kan beweezen worden uitgeöefend te zijn, is niet te berekenen. – Welke keuze staat ons dan te doen? – want aan welke zijde wij ons keeren mogen, wij volgen de waarheid –

[pagina 32]
[p. 32]

wij willen ons hart gehoor geeven, en de billijkheid laaten spreeken; – wij zullen het voor en tegen nederstellen. – Dat zij, welke deeze gedenkstukken leezen zullen, vonnissen – iedere zaak heeft twee aangezichten, even als de oude Janus; dus kunnen ook de belangen der vrouwen, op eene voor haar voordeelige of schadelijke wijze aangevoerd worden.

Veelen der Ouden waren het vrouwlijk geslacht zeer vijandig; ja rekenden ons – want ik ben een meisjen – als wezens van minder verhevene soort dan het manlijk. – Te Lacedemon werd onze Sexe in waerde gehouden; maar men hield ons evenwel afgescheiden van de mannen. – Atheene dacht nog minder in ons voordeel. – In het Oosten werden wij bemind, maar opgeslooten, even als nu. – De Romeinen, op dien tijd anders gezind, gunden hunne vrouwen, in de bloeijende dagen der Romeinsche Republiek, veel invloed omtrent de opvoeding der jeugd, en leefde in hunne huisgezinnen zeer liefderijk met haar. – 't Is waar, veele Romeinsche Wijsgeeren achtte het vrouwelijk geslacht als een noodzaaklijk kwaad; doch dergelijke stellingen heeft men ook in kristen tijden hooren betoogen, zich als dan op het voorbeeld der Ouden beroepende; doch deeze denkwijze heeft, tot behoud van het Menschdom, weinig veld gewonnen; ja, deeze eeuw, om veele ontdekkingen en gebeurenissen merkwaerdig, is ook daarom aanmerkelijk, daar de vrouwen zich in alle weetenschappen en kundigheden deeden kennen. –

[pagina 33]
[p. 33]

Ons hart trekt na onze zusters – evenwel als Schrijver zijn wij zonder geslacht of geboorte – de Waarheid is alleen de Godin, aan welke wij den wierook toezwaaien. – Ja, beminnelijke Jufferschaar! gij moet u zelven beschuldigen, dat zoo veele der mannen niets waerdige schepsels genaamd kunnen worden; – van u hangt het af, om deugd en zeden, ja ook beminnelijke hoedanigheden, bij het ander geslacht te doen geboren worden; – zoo lang beuzelpraat, en verwijfde zeden uwe goedkeuring wegdraagen, zullen zij door mannen aangekweekt worden. – Maar, bevallige Zusters! van waar die verkeerde keuze? – Werd niet het manlijk geslacht tot bescherming van het onze verordend? – Zoo nu hun lafheid hen hiertoe buiten staat stelt, zijn wij dan niet zonder beschermers? – De twee geslachten maaken te samen één geheel uit; – de sterk gespierdheid, en ruuwer wezenstrekken, blijken van kracht, staan tegen over de welbesnedenheid – het poezele tedere, 't welk de schoonheid onzer Sexe uitmaakt; – zoo de welgevormdheid der mannen in den vrouwlijken trant valt, mogen zij ons niet behaagen. –

In onze eeuw, zeiden wij, hebben de vrouwen getoond, hoe zij tot alle handelingen, even als de mannen, geschikt waren; zonder den lof deezer Heldinnen te willen benevelen, komt het ons echter voor, dat de groote taak der opvoeding, en huislijke bezigheden, beter eigen en aan der vrouwen zorg besteed zijn, dan het zwaaijen van den Rijksstaf, of het schermen met den dé-

[pagina 34]
[p. 34]

gen. – Alle Koninginnen en vrouwlijke Despooten vergeeven het ons, wanneer wij dit beweeren! Niemand is ooit in eene kunst of weetenschap ervaaren, indien hij zich daarop nimmer toelag; – nu zal men voorzeker moeten toestemmen, dat jonge Vorsten, tot regeeren geschikt, in die groote kunst, meestal, eenig onderwijs ontvangen; doch dit mag aan onze zusters, ofschoon van koninglijken bloede, nimmer gebeuren; daarom is onze geliefkoosde stelling, dat eene Monarchin, door de wetten des lands verpligt moest worden, om een haarer onderdaanen tot bedgenoot te kiezen; – trouwens, indien het gezegde van groote mannen doorgaat, regeeren de mannen in die Rijken, waar vrouwen den troon beklommen hebben. –

Het kan onze goedkeuring geheel wegdraagen, dat gij, schoone Juffers! den mannen tracht te behaagen – zeker is dit uwe bestemming; doch onzes bedunkens zult gij hierin veel minder het doelwit treffen, indien gij dit einde betracht, door u in kleeding, houding, en oefeningen aan de andere Sexe gelijk te stellen; even gelijk verwijfde gebaarden den mannen onvoeglijk zijn, even zoo misstaan de ruuwe manlijke zeden aan u, onze beminnelijke zusters! – Niemand zal echter ontkennen, dat het geen wij hier aanhaalen, in de daad de vrouwen te laste kan gelegd worden. –

Wij hoopen, geliefde Zusters! dat uwe edelmoedigheid u deeze rechtmaatige klagten zal doen vergoelijken; lasteraars pleegen u te beschuldigen, dat gij ongaerne berispingen duldet; doch wij wee-

[pagina 35]
[p. 35]

ten beter, en houden ons verzekerd, dat gij, onze hartlijke taal goedkeurende, daarom alleen, al had dit boek geene andere verdiensten, hetzelve in uwe bescherming zult neemen, daar het zoo wel uwe gebreken aanduidt, als met uwen lof vervuld is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken