Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrugten van mijnen geest, of Keur van verschillende bloemen (1797)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrugten van mijnen geest, of Keur van verschillende bloemen
Afbeelding van Vrugten van mijnen geest, of Keur van verschillende bloemenToon afbeelding van titelpagina van Vrugten van mijnen geest, of Keur van verschillende bloemen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.65 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrugten van mijnen geest, of Keur van verschillende bloemen

(1797)–Cornelia L. van der Weyde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Intreede van eenen Jongling in de Waereld.

Eerste Gesprek.
Alexis en Dorimene.

Dorimene.

‘De keuze, die uwe moeder deed, om mij, bij uwe eerste intreede op het groot toneel der waereld, tot eene vriendin voor u te verkiezen, bekoort mij, als een blijk van haer vertrouwen; – doch zijt gij daar evenzeer mede te vreden – vriend alexis?’ –

Alexis.

‘Zekerlijk, Mevrouw! – Ik wil trachten uwe goedheden te verdienen, of mij die waerdig te maaken.’ –

[pagina 71]
[p. 71]

Dorimene.

‘Daaraan twijfel ik geen oogenblik – het zal ook mijne zaak zijn, als mij zulks mooglijk zij, uw vertrouwen te verdienen.’ –

Alexis.

‘ô Mevrouw! dat is u reeds geheel en al geschonken.’ –

Dorimene.

‘Dit is noodig, zal ik mij van dien last behoorlijk kwijten. – Maar, vriend! laat mij u mogen voorhouden, dat hier, van uwen kant, vereischt wordt, mij alles te ontdekken, wat er in uw hart omgaat: – wilt gij hieraan voldoen?’ –

Alexis.

‘Hoe meent Mevrouw dit?’ –

Dorimene.

‘Noem mij vriendin, of dorimene – dit is mijn naam – altijd Mevrouw te zeggen, luidt zoo pligtmaatig.’ –

Alexis.

‘Evenwel den eerbied.’ – –

Dorimene.

‘Vriend lief! eerbied van uwen kant zou mij mishaagen – vriendschap – warme vriendschap wensch ik u inteboezemen – of (Hem teder de hand drukkende.) gevoelt gij niets dan doodkouden eerbied voor mij?’ –

Alexis.

(Wat verlegen.) ‘Zekerlijk, Mevrouw! – de dankbaarheid – de vriendschap –– en –– ik weet niet wat ik u zeggen zal.’ – –

Dorimene.

‘Bestig, alexis! – bestig! – uw hart spreekt – laat het altijd voor mij openliggen, dan kan ik u zeer gemaklijk alle strikken, welken men uwe onbezorgde jeugd spannen zou, doen vermijden.’ –

Alexis.

‘ô Wat zal ik u verpligt zijn.’ –

[pagina 72]
[p. 72]

Dorimene.

‘Maar vergeet nooit, dat ik alle uwe gewaarwordingen steeds moet verneemen – belooft gij mij dit’ – –

Alexis.

‘Zeer plegtig.’ – –

Dorimene.

‘Braaf gezegd. – Hoor, vriend! ik wil u het een en ander nader voorhouden, dat u, misschien, voorkomen zal, omdat gij dit nimmer te vooren hoordet; –en dit is noodig, om u tegen alle verleiding te wapenen. – Uwe Ouders woonen op het land, men weet aldaar zoo niet wat er in groote steden omgaat. – Zeg mij een, alexis! hebt gij nog nooit bemind?’ – –

Alexis.

‘Zekerlijk, Mevrouw! – mijne Ouders.’ –

Dorimene.

‘Maar niets buiten hun?’ –

Alexis.

‘Wel ja, Mevrouw! Tyras, onze staande hond.’ –

Dorimene.

‘En dus geene Juffer?’ –

Alexis.

‘ô Neen!’ –

Dorimene.

‘Nu – dat is goed. – Maar verbeeld u eens, dat veele vrouwen zich beijveren zullen om van u bemind te worden.’ –

Alexis.

‘Van mij!’ – –

Dorimene.

‘Ja – van u.’ –

Alexis.

‘Maar ik zal haar daarom niet vraagen, en immers eene vrouw bemint niet ongevraagd?’ –

Dorimene.

‘Ja, vriend alexis! waartoe zoude ik met u veinzen? – dat pleeg wel zoo te wezen; maar in de stad zijn die zaaken merkelijk veranderd; – en genomen, eene vrouw

[pagina 73]
[p. 73]

verklaarde u voor het eerst haare liefde niet, dan zou zij u echter zoodanig kunnen trachten te verleiden, dat gij haar bemindet, en om wederliefde badt.’ –

Alexis.

‘Wel heden, Mevrouw! dat zou recht vermaakelijk zijn – wat voor kwaad kon daarin steeken?’ –

Dorimene.

‘Misschien veel. – Als wij vrouwen behaagen willen – ten minsten veelen uit ons – dan weeten wij onze gebreken kunstig te verbergen.’ –

Alexis.

‘Gebreken – die heb ik immers ook – dus was het kamp op.’ –

Dorimene.

‘Beste alexis! van uwe keuze in de liefde, hangt veelal het geluk van geheel uw leven af. – Jonge lieden zijn ligt ingenomen; – een poezele blanke arm,’ (Zij ontblootte een haarer armen.) ‘of een klein voetjen, (Zij ligtte even haar rokken op.) ‘zijn genoegzaam om een jongman te betoveren; –daarom, vriend alexis! indien gij liefde voor eene of andere vrouw gevoelt, zeg mij dit, en ik wil u, als eene vriendin, raaden: – belooft gij mij dit?’ – (Hem de hand toereikende.)

Alexis.

‘Buiten twijfel, Mevrouw! – ik weet dat gij mijn welzijn beöogt.’ –

Dorimene.

‘Daarop moogt gij veilig betrouwen – ik ben uwe vriendin, en weet dat jonge lieden het vermaak niet kunnen ontbeeren; – het komt daar maar op aan, om zijne vreugde, als het pas geeft, wel te plaatsen.’ –

[pagina 74]
[p. 74]

Alexis.

‘Vriendin! ik versta u niet.’ –

Dorimene.

‘Wel nu – ik wil duidelijker zijn. – De liefde is eene drift, die alle weldenkenden gevoelen; maar om een voorwerp te kiezen daar behoort overleg toe.’ –

Alexis.

‘Ik zal nooit huwen buiten goedvinden mijner Ouderen.’ –

Dorimene.

‘Dat keur ik zeer goed; – maar, alexis! op het land moge dit, misschien, onbekend zijn – doch men kan wel beminnen zonder inzicht op het huwelijk.’ –

Alexis.

(Verwonderd.) ‘Dat had ik nooit gedacht!’ –

Dorimene.

‘Daarom voegt het mij, u te waarschuuwen; want liefde, buiten den echt, is hier dagelijks werk.’ –

Alexis.

‘Neen, dat zal mij niet gebeuren.’ –

Dorimene.

‘Lieve vriend! de ondervinding heeft menigmaal geleerd, dat men niets verzeggen moet; – en al voedde een jongman, zoo als gij, eenige liefde voor eene Dame, dit zou goed zijn om hem van slecht gezelschap aftehouden; – maar zoo gij verliefd mogt worden, zeg het mij, dan zal ik u ten besten raaden.’ –

Alexis.

‘Maar hoe kan men verliefd zijn, zonder op trouwen te denken? – Zoude ik niet wel op u verliefd kunnen worden, Mevrouw?’ –

Dorimene.

‘Waarom niet? – maar ik ben uwe vriendin, en op dien voet staat het u vrij veel genegenheid voor mij te hebben; dus is

[pagina 75]
[p. 75]

liefde zoo zeer tusschen ons niet te vreezen: – en, in alle gevalle, indien gij op mij mogt verlieven, zeg mij dit ook, dan zullen wij raad schaffen.’ –

Alexis.

‘Maar, Mevrouw! hoe zoude ik bespeuren, dat de liefde mij getroffen had?’ –

Dorimene.

‘ô! Dat zult gij ligt ontdekken, zoodra dit geval aanwezig is.’ –

Alexis.

‘Maar indien men elkander bemint, zonder uitzicht op het huwelijk, waarin verschilt die liefde dan van vriendschap?’ –

Dorimene.

‘Vriend! de liefde is niet anders dan de hoogste trap van vriendschap.’ –

Alexis.

(Verwonderd.) ‘Niet anders??’ –

Dorimene.

‘Waarbij zaaken komen, welke dan de liefde ingeeft.’ –

Alexis.

‘Indien mijne nieuwsgierigheid geöorloofd zij, mag ik u dan vraagen: welke zaaken zijn dat?’ –

Dorimene.

‘Vriend! zoo gij op mij verliefd waart, zoude ik u onderrichting geeven – nu is dit onvoegzaam.’ –

Alexis.

‘Evenwel ik leerde gaerne.’ –

Dorimene.

‘Van mij toch niet?’ –

Alexis.

‘ô Ja! ik heb groote vriendschap voor u.’ –

Dorimene.

‘Hoor eens, die vriendschap zou liefde moeten zijn – zonder deeze mag ik u niet te regt helpen.’ –

Alexis.

‘ô! De liefde zal komen, als zij kan – vergenoeg u met vriendschap, liefste dorimene!’ –

[pagina 76]
[p. 76]

Dorimene.

‘Als gij u wel gedraagt, zal ik zien; – maar zoudt gij aan anderen niet verhaalen, wat ik voor u deed?’ –

Alexis.

‘Wel, zou daarin eenig kwaad steeken?’ –

Dorimene.

‘Gij gevoelt wel, alexis! dat, indien eene Dame u beminde, dit geschieden zou wijl zij op uwe braafheid betrouwde; – als gij nu haare genegenheid aan anderen openbaardet, dat was niet braaf gehandeld.’ –

Alexis.

‘Dat is waar.’ –

Dorimene.

‘Voor ditmaal is het genoeg. – Heden gaan wij naar eene Assemblée, daar zult gij verscheiden schoone Dames zien. – Zult gij mij daarna zeggen, alexis! welken indruk zij op u gemaakt hebben?’ –

Alexis.

‘Zeer gaerne, liefste vriendin!’ –

Dorimene.

‘Zoo dra gij liefde voor eene Juffer begint te gevoelen, hoop ik wel op te letten, dat gij in geene kwaade handen valt.’ –

Alexis.

‘Gij hebt zeer veel goedheden, Mevrouw!’ –

[pagina 77]
[p. 77]

Tweede Gesprek.
Alexis en Dorimene.

Dorimene.

‘Wel nu, alexis! zijt gij te vreden over het bezoek?’ –

Alexis.

‘Ja, vriendin!’ –

Dorimene.

‘Ik zie, met genoegen, dat gij het haatlijk woord, Mevrouw, achter laat, als wij samen zijn.’ –

Alexis.

‘Gij maakt mij vrijpostig.’ –

Dorimene.

‘Een weinig vrijpostigheid, bij vrouwen, staat wel aan jonge lieden.’ –

Alexis.

‘Ik dacht, dat men vooral niet vrijpostig zijn moest.’ –

Dorimene.

‘Ik weet, dat ouders en vrienden daar op uit zijn, om de jeugd dit voortepreeken; maar zoo dra komen zij niet in de groote waereld, of ontdekken genoeg dat men hen bedroogen heeft.’ –

Alexis.

‘Ik sta verwonderd!’ –

Dorimene.

‘Als wij iemand beminnen, mishaagt ons zijne blohartigheid. – Maar zeg mij,

[pagina 78]
[p. 78]

alexis! hebt gij, op de Assemblée niet veele schoone vrouwen gezien?’ –

Alexis.

‘Zeer veele.’ –

Dorimene.

‘Zeg mij, wie vondt gij de schoonste?’ –

Alexis.

‘Als ik mogt.’ –

Dorimene.

‘Heden waarom niet?’ –

Alexis.

‘Wel nu, mijne vriendin! gij waart de schoonste van alle.’ –

Dorimene.

(Hem een klapje geevende.)‘Daar, Ondeugd!’ –

Alexis.

‘Ziet gij nu wel, dorimene! dat ik reden had, om u niet te zeggen, wie mij de schoonste voorkwam? nu ik spreek, slaat gij mij; – maar ik wil mij wreeken.’ – (Hij omhelst haar.)

Dorimene.

‘Gij spot maar met mij, alexis! daarom gaf ik u een tik – anders stak er zoo veel kwaad niet in, zoo gij mij schoon vondt.’ –

Alexis.

‘In de daad, vriendin! gij waart de schoonste van alle Dames die ik zag.’ –

Dorimene.

‘Kom! kom! gij spot.’ –

Alexis.

‘Op mijne eer niet!’ –

Dorimene.

‘Wat vindt gij dan eigenlijk schoon aan mij?’ –

Alexis.

‘Wel – uwe geheele persoon. – Maar zou het geen liefde zijn, die ik voor u gevoel?’ –

Dorimene.

‘Wie weet het?’ –

Alexis.

‘Ik niet – maar indien dit zoo ware, dan zoudt ge, beloofdet gij mij, wijzen, het

[pagina 79]
[p. 79]

geen men te samen doet, als liefde het hart heeft ingenomen.’ –

Dorimene.

‘Ja, maar dan moest gij eerst weeten of het liefde was, die gij voor mij ontwaart.’ –

Alexis.

‘Ik zal het u eens uitleggen: – ik heb u zeer lief – gij schijnt mij toe de schoonste – bevalligste en aartigste van alle vrouwen, welke ik ooit zag.’ –

Dorimene.

‘Dat is al iets; doch weet gij niets meer te zeggen?’ –

Alexis.

‘Neen, vriendin!’ –

Dorimene.

‘Voelt gij geene begeerten?’ –

Alexis.

‘Ja, om u te omhelzen.’ –

Dorimene.

‘Boet uwen lust, mijn vriend!’ (Hij omhelst haar.) ‘Hebt gij geene denkbeelden van grooter vermaaken?’ –

Alexis.

‘ô Neen; maar ik wenschte dat zij aanwezig waren: – zonder die te kennen maaken zij mijn hart onrustig.’ –

Dorimene.

‘Koom in mijne armen, vriend! de liefde heeft gesproken; – ik wil uwe eerstelingen genieten – geene andere moet mij die ontneemen.’ (Zij omhelzen elkander.)

Alexis.

‘Hemel!! – vrien-din!! – wat – ge-beurt – mij?? – waar – ben – ik?? – – ô!! Wel-ke – kit-te-len-de – ver-maa-ken!! – – do-ri-me-ne! – ik – bemin – – – u – – – – – – – – – – !!!’

Dorimene.

‘Liefste alexis! van het eerst oogenblik af, dat ik u zag, beminde ik

[pagina 80]
[p. 80]

u; – ja gij vervult ook alle mijne wenschen.’ –

Alexis.

‘Schoone Vrouw! gij hebt mij verlicht – eeuwig zal mijn hart u daar voor dankbaar zijn.’ –

Dorimene.

‘Nu deeze vermaaken u bekend zijn, zult gij die welligt meermaalen bij anderen zoeken.’ –

Alexis.

‘Neen, liefste vriendin! gij hebt mij de liefde leeren kennen – want nu gevoel ik eerst hoe zeer ik u bemin.’ –

Dorimene.

‘Op uwe jaaren is men onstandvastig.’ –

Alexis.

‘ô Neen, dorimene! – ik zal u getrouw zijn.’ –

Dorimene.

‘Aan geene andere zoeken te behaagen?’ –

Alexis.

‘Neen, beste vriendin! – – ô Hoe gelukkig hebt gij mij gemaakt! – dank! eeuwig dank! – Gun mij dat ik alle uwe bekoorelijkheden kusschen mag.’ –

Dorimene.

‘Ik kan u niets meer weigeren.’ –

Alexis.

‘Vooreerst – die schoone hand wil ik streelen, welke mij den weg naar het Paradijs heeft geweezen – dien blanken, ronden boezem wil ik ook vleijen en kusschen – ô die appels zoo poezel en rond!’ – –

Dorimene.

‘Vriend! ik vergun u alle vrijheden, maar spaar mijne kieschheid: – liefde bemint de stilte en het geheim.’ –

Alexis.

‘Vergun mij nog eenmaal die streelende vreugde te smaaken!’ –

[pagina 81]
[p. 81]

Dorimene.

‘Vriend van mijn hart! gij weet hoe zeer ik u bemin; maar de zorg voor uwe gezondheid moet mij u dien wensch doen weigeren.’ –

Alexis.

‘Och! ik bid u, dorimene!’ –

Dorimene.

‘Neen! mijn jonge vriend! heden zal ik onverbiddelijk zijn.’ –

Alexis.

‘Ach! waarom toch?’ –

Dorimene.

‘Uw welstand mogt daarbij lijden.’ –

Alexis.

‘Kan vreugde dan schaden?’ –

Dorimene.

‘Zeer zeker – soms meer dan droefheid. – Te veel vermaak is doodlijk.’ –

Alexis.

‘Hoe kunt gij zoo gestreng zijn?’ –

Dorimene.

‘Vooreerst, om uwe krachten niet uitteputten – en dan, om uw smaak voor haar, die u in den Tempel der liefde leidde, niet oogenbliklijk te doen verminderen.’ –

Alexis.

‘Zoude ik u minder beminnen, indien mijn wensch vervuld wierde?’ –

Dorimene.

‘Als dit nu zoodanige gevolgen niet had, was zulks, ten minsten, hierna te vreezen.’ –

Alexis.

‘Gij zijt wel wreed.’ –

Dorimene.

‘Geloof mij, alexis! dat ik hier door meer lijde dan gij.’ –

Alexis.

‘Indien dit waar was, dan wierd ik verhoord.’ –

Dorimene.

‘Gij, mannen, kunt, in liefde, nimmer eene minnende vrouw evenaaren; – wij offeren gaerne onze genoegens op, aan het beminde voorwerp; maar gijlieden zelden’ –

[pagina 82]
[p. 82]

Alexis.

‘Ik wil, mij zelven overwinnende, te vreden zijn met die vreugde, welke gij mij geschonken hebt.’ –

Dorimene.

‘Dit is het middel om veele vermaaken in uwen leeftijd te genieten. – Zeg mij nu, alexis! bemint gij uwe vriendin?’ –

Alexis.

‘Onuitspreekelijk.’ –

Dorimene.

‘Zult gij mijne goedheden aan anderen niet bekend maaken?’ –

Alexis.

‘Voorzeker niet – dit ware slecht gehandeld.’ –

Dorimene.

‘Mij getrouw zijn?’ –

Alexis.

‘Daarvan kan mijne vriendin zich verzekeren. – Mag ik u ook iets vraagen?’ –

Dorimene.

‘Al wat u lust.’ –

Alexis.

‘Ook gij bemint mij, Waerdste?’ –

Dorimene.

‘Het geen ik voor u doe, strekt daarvan ten bewijze. – Ik stel mijne eer in uwe handen.’ –

Alexis.

‘Heden hebt gij mij de onuitdrukkelijkste vreugde leeren kennen – morgen hoop ik u te beweegen, mij een tweede proef te vergunnen.’ –


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken