Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het gulden sprookjesboek (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het gulden sprookjesboek
Afbeelding van Het gulden sprookjesboekToon afbeelding van titelpagina van Het gulden sprookjesboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.43 MB)

Scans (52.93 MB)

ebook (6.53 MB)

XML (0.64 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het gulden sprookjesboek

(1910)–Augusta de Wit–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina *27]
[p. *27]


illustratie
‘......, daar zagen ze ineens een huisje dat was heelemaal van speculaas, met luiken van suikergoed, ...’


[pagina 55]
[p. 55]

Jantje en Grietje

Er waren eens twee kinders, die heetten Jantje en Grietje, en die woonden met hun ouders in een groot donker bosch.

Eens op een keer ging de moeder het bosch in om hout te sprokkelen. Het werd tijd voor het middageten, maar zij kwam niet thuis. Toen werd het tijd voor het avondeten, maar ze kwam nog niet thuis. En toen werd het tijd om naar bed te gaan, en ze kwam óók nog niet thuis. Den volgenden morgen vóór de zon nog op was, gingen Jantje en Grietje en de vader haar zoeken. Door 't heele bosch liepen ze, en ze riepen zoo hard als ze maar konden: ‘Moeder! Moeder! Vrouw!’ Zoo liepen ze den heelen morgen te zoeken en te roepen, en den heelen middag, en den heelen avond, tot het zoo donker werd dat ze niets meer konden zien, en zij zoo moe waren dat ze niet meer konden loopen en zoo schor dat zij niet meer konden roepen. Toen gingen ze bedroefd naar huis en de vader zei, dat de lieve moeder nooit meer terug zou komen, en hoe het nu met hen allen moest gaan, dat wist hij wezenlijk niet.

Het ging ook heel slecht, want of de vader nog zoo hard werkte en Jantje en Grietje nog zoo hun best deden om hem te helpen, ze konden toch niet wat de moeder had gekund, en daarom waren ze heel blij toen op een dag een vreemde vrouw aan de deur kwam kloppen, die zei dat zij bij hen wilde blijven om het huishouden te doen, want dat kon zij goed.

Zoo bleef dan de vreemde vrouw en deed het huishouden, maar Jantje en Grietje merkten al gauw dat zij zoo blij niet behoefden te zijn, want de vrouw was een booze heks en plaagde hen den heelen dag als de vader het niet zag, en als ze 't hem durfden te vertellen, zei ze, dan zou ze hen veranderen, Jantje in een hert en Grietje in een hinde. Daarom zeiden de arme kinderen niets, maar de vader merkte wel dat hun iets scheelde en daar was hij erg bedroefd over en 's nachts kon hij niet slapen van het denken aan hen en aan den tijd toen de moeder er nog was en alles zoo gelukkig.

Op een nacht nu, dat hij weer wakker lag en al maar zuchtte, zei de booze vrouw: ‘Je zucht zeker omdat de kinderen zoo lastig zijn. Ik zal ze morgen het bosch in sturen om hout te sprokkelen, dan is het rustig in huis!’

De vader dacht dat Jantje en Grietje wel prettig zouden spelen samen in het bosch, daarom vond hij het goed. De booze vrouw bracht Jantje en Grietje een heel eind ver het bosch in, zoo ver als zij nog nooit geweest waren, en zei, dat zij veel hout moesten sprokkelen, en als zij een mooien takkebos hadden, moesten zij maar

[pagina 56]
[p. 56]

wachten op hun vader, die zou hen komen halen. Toen ging zij weg, en Jantje en Grietje waren blij toen zij haar niet meer zagen, en begonnen prettig te spelen. Zij plukten bloemen en aten aardbeien en frambozen en keken naar de vogels en haast hadden zij een eekhorentje gevangen, dat hazelnoten zat te knabbelen in een hollen boom. Toen ze genoeg gespeeld hadden maakten zij een mooien takkebos en wachtten dat hun vader hen kwam halen. Maar hoe lang zij ook wachtten, geen vader kwam.

Op het laatst begrepen zij hoe de booze heks hen zoo ver het bosch in had gebracht dat hun vader hen nooit zou kunnen vinden, en dat zij zelf er ook nooit meer uit zouden kunnen komen. En zij zeiden tegen elkaar: ‘Nu moeten wij maar zien hoe we in het bosch leven, het hert en de hinde en de eekhoren en al de vogels leven er immers ook!’ Zij gingen slapen onder een rozestruik en dekten elkander dicht met dorre blaren. En den volgenden morgen deden zij hun ontbijt met braambessen en water uit de beek. Maar Jantje kreeg al gauw weer honger en wou wel wat anders hebben dan bramen en water, en Grietje ging met hem mee om te zoeken.

Een heelen tijd liepen zij het bosch door, en zij kregen al erger honger allebei, daar zagen ze ineens een huisje dat was heelemaal van speculaas, met luiken van suikergoed, en een schoorsteen van chocola en op het dak lagen geen pannen maar heerlijke wafels met suiker en kaneel dik er op. Nu konden ze eten! En je moet maar gelooven dat ze het deden! Wafelen, suikergoed, speculaas alles maar door elkaar, of het Sinterklaas was, en waar ze een stukje afbraken, daar groeide het vanzelf weer aan.

Maar pas waren ze goed aan den gang of daar kwam een stem uit het huisje

 
‘Kribbel krabbel kruisje!
 
Wat voor een handje en wat voor een vuistje,
 
Knapt en krabt daar aan mijn huisje?’

Jantje werd bang. Maar Grietje riep terug:

 
‘Kribbel krabbel kruisje!
 
Heel geen handje en ook geen vuistje
 
Enkel een ratje en een muisje!’

En de stem riep weer terug:

 
‘Kribbel krabbel kruisje!
 
Ik wil geen ratje en ook geen muisje
 
Aan mijn lekker suikerhuisje!’

En meteen ging de deur open, en een oud vrouwtje kwam er uit met een boos gezicht en een stok in de hand, die pakte Jantje en Grietje beet, duwde ze naar

[pagina 57]
[p. 57]

binnen en deed de deur op slot. Daar zaten ze nu, en toen zij het oude vrouwtje goed aankeken zagen zij, dat zij precies leek op de booze heks bij hun thuis, alleen maar wat ouder. Toen begrepen zij dat zij het bij haar even slecht zouden hebben als bij de booze heks, en zoo kwam het ook uit, want Jantje moest hout hakken en water pompen en Grietje moest vegen en schrobben en schuren, en als zij niet op tijd klaar waren kregen zij slaag met den stok, maar eten dat kregen zij van de booze oude bijna niet. En zij zei ‘Probeert maar niet weg te loopen, want ik ben een heks en ik zou je dadelijk vinden en terug halen, en dan kreeg je pas goed met den stok! En probeert niet te snoepen van mijn huisje, want dan doe ik je een slot op den mond dat je nooit meer happen kunt! En als je soms uit den kelder hoort roepen, probeert dan niet te antwoorden, want dan ga je er zelf ook in en komt er nooit weer uit.’

En dat zei ze omdat ze in den kelder de moeder van Jantje en Grietje opgesloten hield, die was ook verdwaald en omdat ze zoo'n honger kreeg had ze ook van het suikerhuisje gesnoept en de booze oude had haar ook met haar stok naar binnen gejaagd, om voor haar te werken en nu moest ze daar in den kelder naaien en breien den heelen dag.

Maar de moeder had Jantje en Grietje herkend aan hun stem, en op een keer dat de heks even het huis uit was gegaan, riep zij hen heel zachtjes en fluisterde door het luik: ‘Lieve kindertjes! ik ben hier in den kelder!’ En Jantje en Grietje fluisterden terug ‘Lieve Moeder, wij zijn hier in de keuken!’

Meteen kwam de heks weer binnen. Maar nu wisten de moeder en de kinders van elkaar, en ze konden samen bedenken wat zij zouden doen om weer bij den vader te komen. Den volgenden dag zei de heks tegen Jantje en Grietje dat zij haar dochter ten eten kreeg en nu moest alles in huis keurig netjes zijn, en Jantje moest het vuur aanmaken en Grietje eieren halen uit het kippenhok, want zij wou pannekoeken bakken. De dochter kwam, en wie was het? de booze vrouw van thuis, die hen zoo geplaagd had, en weg had gebracht in het bosch! Uit angst toen zij haar zagen komen, verstopten Jantje en Grietje zich in den tuin, achter het kippenhok. De oude heks en de jonge heks zochten hen overal, maar zij konden hen niet vinden. En Jantje en Grietje hoorden hoe zij tegen elkaar zeiden: ‘Nu moeten wij zoowaar zelf in het kippenhok om de eieren voor den pannekoek!’ Zij keken voorzichtig om het hoekje, en daar zagen ze hoe de twee heksen zich bukten en het kippenhok in kropen. Gauw sprong Grietje op, en Jantje ook, ze liepen naar de deur van het hok en deden den grendel er op. Daar zaten de heksen gevangen!

Zij schreeuwden dat ze er uit wilden, maar Jantje en Grietje lieten hen schreeuwen, ze gingen gauw naar het kelderluik, en maakten het open dat hun lieve moeder er uit kon, en dat was een vreugde, toen die drie weer bij elkaar waren!

[pagina 58]
[p. 58]

Nu namen zij van het speculaas-huisje zooveel speculaas en suikergoed en chocola en wafels mee dat zij er wel voor een jaar genoeg aan hadden, en gingen vroolijk terug naar huis. Halverweeg kwam de vader hen tegen, die had naar de kinderen gezocht elken dag overnieuw sedert zij weg waren gebleven. En zoo gelukkig zijn nog geen vier menschen ooit geweest als deze vier toen zij elkander daar weerom hadden.

De twee heksen echter lieten zij in het kippenhok zitten, en als niemand hen er uit heeft gehaald, zitten zij daar nog.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken