Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het gulden sprookjesboek (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het gulden sprookjesboek
Afbeelding van Het gulden sprookjesboekToon afbeelding van titelpagina van Het gulden sprookjesboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.43 MB)

Scans (52.93 MB)

ebook (6.53 MB)

XML (0.64 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het gulden sprookjesboek

(1910)–Augusta de Wit–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 206]
[p. 206]

Pecival de Slaapkop.

Er was eens een oude man, die had drie zoons. De twee oudsten waren verstandig, hadden vrouw en kinderen, en hielpen hun vader op de boerderij. Maar de jongste was een slaapkop, te lui om te trouwen, en te dom om voor den drommel te dansen.

Toen dus de vader hard ziek werd en zijn eind voelde naderen, liet hij de boerderij met alles wat er op en aan was aan de twee oudste zoons, en aan den slaapkop alleen maar honderd gulden. Hij werd ordentelijk begraven, en toen begonnen de twee oudste zoons te werken op de boerderij; Pecival de Slaapkop daarentegen ging op de bank bij het vuur liggen, deed zijn oogen dicht en sliep.

Zoo ging het nu alle dagen. De broers werkten op den akker, hun vrouwen werkten in huis, en Pecival sliep. Op een goeden dag zeiden de broers:

‘Hoor eens, Pecival, wij willen de wereld in om geld te verdienen. Geef ons je honderd gulden mee, we drijven er handel mee, en je krijgt ze eerlijk terug, met een roode muts, een rooden riem en een paar roode laarzen op den koop toe. Blijf jij intusschen op je gemak thuis en help onze vrouwen een handje.’

Nu had de slaapkop al lang verlangd naar een roode muts, een rooden riem en een paar roode laarzen, maar hij was altijd veel te lui geweest om ze te gaan koopen. Het beviel hem dus best dat zijn broers hem die wilden mee brengen. Hij gaf hun zijn honderd gulden, draaide zich noch eens om op de bank en sliep in.

Toen nu de mannen weg waren vroegen de schoonzusters Pecival nu eens met dit, dan eens met dat een handje te helpen op de boerderij. Daar had hij niets geen zin in. Hij deed het pas als zijn schoonzusters hem lekker eten beloofden, boerekool en pannekoeken met spek.

Op een goeden dag zeiden de schoonzusters:

‘Kom, slaapkop, ga water halen!’

Het was in den winter, het vroor dat het kraakte en de slaapkop had heel geen lust om van het warme vuurtje weg te gaan, dus zei hij:

‘Ga jullie zelf!’

De schoonzusters werden kwaad.

‘Als je niet gaat, zullen we het aan onze mannen vertellen en dan krijg je de roode muts, den rooden riem en de roode laarzen niet, en van middag krijg je ook geen boerekool en geen spekpannekoeken!’

Toen liet de slaapkop zich van zijn bank afglijden, nam de emmers, en de bijl, en ging heel langzaam naar de rivier om water te halen.

De rivier was dichtgevroren. Pecival bleef een poosje staan, toen nam hij de bijl en

[pagina *99]
[p. *99]


illustratie
‘En Pecival liep achter hen aan, met een langen wilgentak, en dreef ze voort of het ganzen waren.’


[pagina 207]
[p. 207]

hakte een tijd in het ijs, liet de twee emmers vol water loopen, krabde eens achter zijn oor en bleef staan kijken.

Daar zag hij een snoek, die kwam adem scheppen aan de bijt. Pecival pakte hem bij zijn vinnen, en trok hem uit het water.

‘Dien moeten mijn schoonzusters eens lekker voor mij klaarmaken van middag.’

Maar de snoek deed zijn bek open en zei met een stem als een mensch:

‘Laat me weer zwemmen, dan zal ik je geven wat je wilt!’

‘Ik wil dat ik nooit meer iets hoef te doen, maar dat alles wat ik verlang van zelf gebeurt.’

‘Goed! dan moet je maar zeggen:

 
‘Compliment van den Snoek
 
En op mijn dringend verzoek,
 
Laat dit en dat gebeuren!’

‘Gebeurt het dan heusch?’

‘Dan gebeurt het heusch.’

‘Dat zullen we eens zien!’ zei de Slaapkop. En hij sprak:

 
‘Compliment van den Snoek
 
En op mijn dringend verzoek,
 
Boerekool hier en spekpannekoeken!’

En hij had het op zijn best gezegd, of daar stond een bord vol boerekool en een spekpannekoek zoo dik dat hij er haast niet over heen kon bijten.

Pecival slokte de boerekool en den pannekoek op, en zei:

‘Zoo is het goed, ik heb genoeg, ik kan niet meer. Zal dat nu altijd zoo blijven?’

‘Altijd!’ zei de snoek.

De slaapkop liet hem weer wegzwemmen, ging voor de emmers staan en zei:

 
‘Compliment van den Snoek
 
En op mijn dringend verzoek,
 
Maak dat jullie naar huis komt!’

De emmers sprongen op, schoten houten beentjes aan, en waggelden naar huis En Pecival liep achter hen aan, met een langen wilgentak, en dreef ze voort of het ganzen waren. Thuis ging hij weer lekker op de bank bij het vuur liggen, en sliep in.

Den volgenden dag zeiden de schoonzusters:

‘Slaapkop, ga hout hakken in het bosch!’

‘Och wat! doet het zelf!’

‘Als je geen hout gaat hakken dan laten wij het vuur uitgaan, dan kun je bevriezen daar op je bank en de roode muts, den rooden riem en de roode laarzen krijg je ook niet!’ De slaapkop draaide zich om op de bank en bromde:

[pagina 208]
[p. 208]
 
‘Compliment van den Snoek
 
En op mijn dringend verzoek,
 
Hier met de slee! de slee in het bosch! het hout in de slee!’

En de slee stond voor hem.

Hij dacht:

‘Nu zal ik het heele dorp eens laten zien wat ik kan!’

Hij deed zijn schoenen en zijn buis aan, zette zijn muts op, ging in de slee zitten en knalde met de zweep.

‘Vooruit, het bosch in!’

En de slee rende naar het bosch dat de sneeuw stoof.

De weg naar het bosch ging door het dorp. Daar was het juist markt, er stonden kramen en stalletjes en de straat was vol menschen. Maar Pecivals slee keek niet links of niet rechts, maar rende midden door de menschen heen, en iedereen omver die niet gauw op zij sprong. Zoo kwam ze in het bosch, daar bleef ze van zelf stilstaan. De bijl sprong uit de slee en begon te hakken dat de spaanders er af vlogen. Toen gingen al de takken op bossen naast elkander liggen, en bonden zich aan elkaar vast. En eindelijk sprongen de takkebossen in de slee, en schikten zich daar zoo netjes als de handigste vrachtrijder het niet had kunnen doen.

 
‘Compliment van den Snoek
 
En op mijn dringend verzoek,
 
Naar huis!’

zei de slaapkop.

En de slee rende naar huis.

Maar de menschen op de markt die Pecival omver gereden had, zagen hem aankomen, en wachten hem op om hem een geducht pak slaag te geven. Zij gingen in een kring staan, vingen de slee, trokken Pecival bij zijn haren er af, en ranselden er op los. Eerst dacht Pecival dat het maar gekheid was, en dat de menschen met hem wilden stoeien. Maar toen het hem pijn begon te doen, zei hij heel zachtjes in zich zelf:

 
‘Compliment van den Snoek
 
En op mijn dringend verzoek.
 
Takkebossen, geef hun allemaal slaag!’

Meteen sprongen de takkebossen uit de slee, en sloegen onder de menschen als malle Jan onder de hoenders. De menschen liepen wat ze loopen konden, en Pecival riep de takkebossen terug en reed naar huis; daar ging hij weer lekker op de bank bij het vuur liggen.

Maar de menschen die hij had laten afrossen, en al degenen die de slee omver had gereden, en al degenen die gezien hadden hoe hij zonder paard over de sneeuw

[pagina 209]
[p. 209]

sleedde, vertelden van Pecival's wondermacht. En hij werd zoo beroemd dat iedereen hem wou zien en de dorpelingen uit de dorpen en de stedelingen uit de steden wel honderd mijlen in het rond hem kwamen bekijken.

Eindelijk hoorde ook de koning van hem, en kreeg ook lust hem te zien. Hij zond zijn generaal om hem te halen.

‘Slaapkop! kom van je bank af, kleed je ordentelijk aan, en kom mee naar den koning!’ zei de generaal.

Pecival keek den veldheer aan.

‘Waarom! ik heb boerekool en spekpannekoeken genoeg hier in mijn eigen huis!’ De generaal had nog nooit zoo iets brutaals gehoord. Hij gaf Pecival een klap om zijn ooren.

Pecival deed zijn oogen dicht, gaapte, en zei heel zachtjes in zijn eigen:

 
‘Compliment van den Snoek
 
En op mijn dringend verzoek,
 
Bezem, ransel dien generaal eens af!’

En de bezem, die heelemaal zwart was van roet, sprong in den gootsteen om nog nat te worden ook, en vloog den generaal aan. O, wat takelde hij hem toe! De generaal schreeuwde het uit. In zijn angst wrong hij zich door het raampje naar buiten, sprong in zijn koets en riep den koetsier toe de zweep over de paarden te leggen, en niet op te houden vóór hij bij den koning was.

De koning hoorde den generaal aan, en zei:

‘Daar moet een slimmere bode naar toe.’

Hij zond een rijken koopman, die vroeg eerst de schoonzusters hoe de slaapkop was, en wat hij het liefste wou hebben, toen ging hij naar de bank bij het vuur, maakte een diepe buiging en zei:

‘Mijnheer de slaapkop, heb de goedheid bij den koning te komen! Hij wil u een prachtige roode muts, een prachtigen rooden riem en een prachtig paar roode laarzen cadeau doen!’

‘Goed!’ zei de slaapkop dadelijk. ‘Ga maar vast, ik kom zoo meteen, ik zal je wel inhalen.’

Toen draaide hij zich om en ging weer slapen, en sliep uit tot den volgenden middag. Zijn schoonzusters maakten hem wakker.

‘Haast je, rep je, slaapkop, je komt te laat bij den koning!’

De slaapkop rekte zich uit, en bromde slaapdronken:

 
Compliment van den Snoek
 
En op mijn dringend verzoek,
 
Op mijn bankje en met mijn vuurtje wil ik bij den koning zijn!’
[pagina 210]
[p. 210]

Daar begon het vuur te knetteren en te vlammen, de bank lichtte haar pooten op, de deur ging wagenwijd open staan, en de bank met Pecival er op en het vuur er naast, galoppeerde den straatweg op, haalde den rijken koopman in zijn koets in, en kwam nog een halven dag eerder aan voor de poort van het paleis. De koning, de koningsdochter en het heele hof kwamen op het balkon. Zij wisten niet wat zij zagen!

Maar de slaapkop bleef op zijn gemak liggen, en at een spekpannekoek op, dien hij onderweg had laten komen. Hij deed of hij niemand zag.

De koning riep naar beneden:

‘Zeg eens, wie ben jij, daar op die bank?’

‘Wel, ik ben Pecival de Slaapkop. Je hebt mij een prachtige roode muts, een prachtigen rooden gordel en een paar prachtige roode schoenen beloofd. Geef ze me, dan ga ik weer naar huis!’

De koning liet hem de muts, de schoenen en den riem brengen, en ging met zijn dochter en met het heele hof kijken hoe de Slaapkop ze aandeed.

De Slaapkop stapte in de schoenen, die zaten keurig. Hij gespte den riem om, die sloot precies. Hij zette de muts op, die paste of ze voor hem gemaakt was. Toen keek hij op en zag de prinses. Het was een allerliefste prinses. De Slaapkop werd oogenblikkelijk verliefd. Hij zei in zich zelf:

 
‘Compliment van den Snoek
 
En op mijn dringend verzoek,
 
Lieve prinses, word mijn vrouw!’

Toen ging hij weer liggen op zijn bank, en reed, met het vuur achter hem aan naar huis, daar ging hij dadelijk, met zijn muts en zijn riem en zijn laarzen aan, weer slapen. Intusschen kreeg de prinses zoo'n verlangst naar hem dat zij het niet meer kon uithouden. Zij viel voor den koning op haar knieën en zei:

‘Lieve vader, hier lig ik op mijn knieën, en ik sta niet op of u moet mij beloven dat ik trouwen mag met Pecival den slaapkop!’

Daar wou de koning niets van hooren. Hij probeerde te redeneeren met de prinses, en haar te laten inzien dat zij niets prettig getrouwd zou zijn met een boerejongen, die nog een luiaard en een domkop was op den koop toe. Maar dat was voor doovemans ooren gepreekt.

De prinses ging op haar bed liggen en werd ziek van verdriet.

Toen de dokters haar nu niet beter konden maken en de koning zag dat er toch niets aan te doen was, liet hij in Godsnaam den slaapkop halen, en hem bruiloft vieren met de prinses. Maar omdat hij het gapen en slapen en al maar door boerekool en spekpannekoeken eten van Pecival niet kon aanzien, liet hij hem en de prinses op een schip brengen. De wind kwam, en ze zeilden weg de zee in.

[pagina 211]
[p. 211]

Toen ze nu op hooge zee waren, en er niets meer van het land en de stad en het paleis van den koning te zien was, begon de prinses bitter te schreien:

‘Och, lieve Slaapkop! help me toch van dit schip af!’

Pecival zei:

‘Waarom? het bevalt me heel goed op dit schip!’

En hij wenschte, met de complimenten van den snoek, boerekool en spekpannekoeken voor twee, en zijn bank en zijn vuurtje, toen had hij het heelemaal naar zijn zin.

Maar de prinses vond de boerekool en de spekpannekoeken niet lekker, en wou op de bank niet liggen, en zij smeekte den slaapkop zoo lang dat hij toch ergens landen zou, dat hij eindelijk den wind de complimenten deed van den Snoek, en zijn dringend verzoek om te landen op een mooi eiland.

Dadelijk blies de wind het schip naar een overschoon eiland.

Pecival en de prinses gingen aan wal, maakten een wandeling over het eiland, en kozen de allermooiste plek uit om er een kasteel te bouwen. En toen de slaapkop den boomen en den steenen de complimenten van den Snoek deed en zijn dringend verzoek, sprongen ze op en werden een prachtig kasteel voor hem en de prinses om in te wonen.

Nu hadden zij het best. Om de prinses pleizier te doen, liet de slaapkop niet enkel boerekool en spekpannekoeken komen maar ook heerlijke pasteien en taarten, ze hadden te eten zooveel ze wilden, en konden doen wat hun goed leek.

Maar zij waren heel alleen op het eiland, en daarom verveelde de prinses zich.

Na een dag of wat zei zij dus tegen den Slaapkop:

‘Lieve Pecival! ik heb hier geen kamenier, en geen enkele dame om mee te praten, en mijn vader wou ik ook wel graag zien. Kun je geen brug bouwen van hier naar mijn vaders paleis?’

‘Waarom?’ zei de slaapkop. ‘Het is hier heel pleizierig zonder de kamenier en en zonder de dames en zonder je vader.’

Maar de prinses bad en smeekte zoo lang dat hij eindelijk toegaf.

Hij riep de rotsen in de zee en de golven, en zei hun, complimenten van den Snoek, dat zij dadelijk een brug moesten bouwen, van het eiland af dwars over de zee, naar het paleis van den koning.

Toen veranderden de rotsen in goud, en de golven in kristal, en samen werden zij een brug van honderd mijlen lang, die ging van het strand van het eiland dwars over de heele zee, tot vlak voor de poort van het koninklijk paleis.

‘Gauw, lieve man!’ riep de prinses ‘kom gauw over de brug!’

De slaapkop stond op van de bank, nam de prinses bij de hand en ging naar de brug. Maar daar bedacht hij dat in het heele land verstandige menschen woonden en in het

[pagina 212]
[p. 212]

paleis van den koning, de allerverstandigste, en dat het nog wel schande zou zijn als hij alleen dom en lui was, en dat terwijl hij de prinses tot vrouw had.

Hij riep den snoek. En dadelijk kwam die, en stak zijn kop uit het water.

‘Ik zou graag knap en ijverig willen worden!’ zei de Slaapkop.

‘Dat kun je wel, maar dat is de grootste wensch van allemaal, en als je dien verkregen hebt, dan is het met wenschen uit.’

‘Och, lieve Pecival!’ zei de prinses, ‘wensch het toch maar!’

Pecival bedacht dat hij toch al alles had wat hij hebben wou, en dat er in het paleis van den koning ook wel boerekool en spekpannekoeken te krijgen zouden zijn als het moest, zoodat het zoo erg niet hinderde als hij verstand en vlijt wenschte, en dan niets meer. Dus zei hij:

 
‘Compliment van den Snoek
 
En mijn dringend verzoek,
 
Ik wil verstandig en vlijtig zijn, en ook nog welgemanierd!’

En dadelijk werd hij verstandig en vlijtig, en zoo welgemanierd als iemand.

Hij leidde de prinses over de glazen brug naar het paleis van den koning. En de koning was zoo verheugd dat hij hem niet meer slapen of gapen en alleen nog maar een heel klein beetje boerekool en één spekpannekoek eten zag, dat hij hem tot zijn opvolger benoemde.

En toen de oude koning stierf, werd de slaapkop Koning Pecival en regeerde over het heele rijk.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken