Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een booze stiefmoeder! (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een booze stiefmoeder!
Afbeelding van Een booze stiefmoeder!Toon afbeelding van titelpagina van Een booze stiefmoeder!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (19.87 MB)

ebook (3.52 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.G. Kesler



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een booze stiefmoeder!

(1922)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

Hoofdstuk V.
Dora en Annie nemen afscheid van haar oud huis.

Het was twee maanden later, toen Dora en Annie van haar oud huis afscheid namen. Ze liepen voor het laatst de leege kamers door en stapten den kalen, onverzorgden tuin in. Het leek haar een droom toe, dat ze voorgoed weggingen, dat ze de vertrekken, waarin ze zoo vaak gespeeld hadden, nooit weer zouden zien, dat ze nooit meer door die ramen, waartegen ze zoo dikwijls haar neusjes hadden platgedrukt, zouden kijken naar de zoo bekende straat, naar het banketwinkeltje aan den overkant, waar het altijd zoo druk was van kinderen, naar den apotheker, die haar 's morgens zoo vriendelijk toeknikte, en naar de goede oude dame op het bovenhuis, die zoo vaak voor het venster zat te breien en ook groette als een goede oude kennis.

‘Ben je klaar, meisjes?’

‘Ja, Pa!’

Dora zag nog eens om naar de perkjes, er was dat jaar niets aan gedaan, anders bloeiden om dien tijd de tulpen en hyacinthen. Wat heerlijk was het dan 's mor-

[pagina 32]
[p. 32]

gens vroeg in den zoelen tuin te loopen en de geuren van de bedauwde bloemen in te ademen, en de prachtige teere kleuren te bewonderen! Moe hield zooveel van bloemen.

‘Kom je?’ vroeg Annie. Dora kwam.

Grootmoeder was ook al gekleed en gereed, de koffers waren al verzonden; een paar stonden nog in de gang, die werden door den koetsier op de imperiaal geladen.

Eerst stapte Mevrouw Vermeer, de grootmoeder van de meisjes, in, toen Dora en Annie, toen haar vader. Het was een droevig groepje, die vier in den rouw.

Tante en Oom stonden aan het station, om hun vaarwel te zeggen. Er werd heel weinig gesproken. Tante schreide en Annie en Dora begonnen ook te schreien, geheel overstelpt door het groote verdriet, dat haar getroffen had. Toen ze eindelijk de een na de ander haar tranen droogden en naar buiten keken om de nieuwsgierige blikken der medereizigers niet te ontmoeten, was er geen spoor van Amsterdam meer te zien, geen rookenden schoorsteen, geen torenspits meer. Niets dan blauwe lucht en zonnige weiden.

De meisjes bleven stil zitten turen. Alles zag er zoo vredig uit in den zonneschijn. En, hoewel ze haar leed nog voelden als iets onherstelbaars, werden haar gedachten toch afgeleid door de dingen om haar heen. Ze werden benieuwd naar de woning van haar Grootmoeder, waarvan ze wel al veel gehoord, maar die ze nog nooit gezien hadden. Als haar moeder was blijven leven, zouden ze er juist dien zomer voor het eerst zijn heengegaan.

[pagina 33]
[p. 33]

Het was de bedoeling van mijnheer Hemmink, dat zijn dochtertjes bij Grootmoeder afleiding zouden vinden en haar verdriet langzamerhand te boven komen. De geheel vreemde omgeving zou haar goeddoen. Mevrouw Vermeer zou wel het beste de plaats der overledene bij de meisjes vervangen. Mijnheer Hemmink was natuurlijk niet in staat voor haar opvoeding te zorgen. Daarvoor was hij te dikwijls afwezig.

Het was een lange reis, van Amsterdam naar Maastricht. Dora en Annie werden moe van het kijken. Langzamerhand was de lucht betrokken, en toen zij bij Nijmegen waren, stortregende het. Groote druppels kletsten tegen de raampjes en verdeelden zich in een menigte fijne spatjes.

De meisjes werden lusteloos en hangerig. Ze begonnen hartelijk naar het eind van de reis te verlangen. Ze telden de stations, die ze nog te goed hadden, in het spoorboekje na; wat waren er nog veel, hoewel ze een sneltrein hadden!

Dora beklaagde in stilte haar vader, die zoo dikwijls reizen moest. Tot nog toe had ze hem altijd benijd en er zich over verbaasd, dat hij klaagde over moeheid en den vervelenden langen zit in den trein. Zij had sporen iets heerlijks gevonden, maar nu!

Het was kil ook. Het werd echt April-weer, er kletterden hagelsteenen tusschen de regendroppels.

Toen ze eindelijk, na vijf uur reizens, in Maastricht uitstapten, waren ze wee en moe. De meisjes hadden doode vingers van de kou, ze rilden, waren slaperig en verlangden niets liever dan naar bed te gaan.

[pagina 34]
[p. 34]

‘Waar is nu de Sint-Pietersberg, Opoe?’ vroeg Annie, zoodra ze op het perron stonden.

Kind, dien kunnen we hier nog met zien, dan moet je eerst een halfuur loopen. We gaan meteen door naar Geuldorp, als we kunnen, en anders moeten we liever wachten tot een volgenden keer.’

Het liep hun niet mee, ze waren een kwartier te laat aangekomen, de trein, die hen naar Geuldorp moest brengen, was al vertrokken, ze hadden de aansluiting gemist. Nu moesten ze nog drie uur in Maastricht wachten voor ze verder konden.

Mijnheer Hemmink zocht een goed warm plaatsje in de wachtkamer voor ze op. Toen bestelde hij koppen bouillon en broodjes met vleesch, wat de kleine reizigsters weer wat opwekte.

Het bleef regenen. Het was volstrekt geen weer om een kijkje in Maastricht te nemen, en allen bleven dus maar, waar ze waren. Er lagen een paar tijdschriften op de groote middentafel. De meisjes bekeken de platen, maar ze hadden ze gauw gezien. Af en toe liepen ze het perron eens op, om te kijken hoe laat het was, en of het nog niet droog werd.

‘Hoe vind jij het hier nu?’ vroeg Annie; ze stonden met haar beidjes onder de hooge bekapping van het station, in haar rouwgoed, als zwarte, schuwe vogels.

Dora antwoordde niet dadelijk. Ze keek rond en trachtte door den dichten, fijnen regen heen te zien, maar het weinige, dat ze kon onderscheiden, was niet zeer aanlokkelijk. De zwarte spoorbaan in de verte, vol kolengruis, en de berookte, vuile huizen, en de armoedige pakjesdragers, schurkend in hun lompen, de vuile,

[pagina 35]
[p. 35]

bloote voeten in erbarmelijk schoeisel, dat alles maakte een treurigen indruk.

‘Afschuwelijk,’ zei ze zacht, op een toon, die verried, dat er tranen in aantocht waren.

‘Waren we maar in Amsterdam gebleven,’ zuchtte Annie, ‘daar was het beter.’

Ze staarde recht voor zich uit. In de gedachten zag ze het tuintje; zoo kaal als het 's morgens geweest was, was het toch in Annie's oog nu bekoorlijk. Ze dacht aan de dauwdroppels, die trilden op het frissche gras, en aan de ontbottende twijgen. Ze dacht aan de fijne blaadjes van den wingerd tegen de grijze schutting, en den schoonen klaarblauwen hemel, daarboven. Ze zag nog dat eene wolkje, dat als een zilverachtige sluier in de pure lucht had gezweefd......

‘Ik had nogal gedacht, dat het hier zoo mooi zou zijn!’ zei Dora.

‘Opoe zegt, dat Geuldorp mooi is, en dat er allemaal bergen zijn,’ zei Annie.

‘Heb je één berg gezien?’ vroeg Dora, schouderophalend.

‘We zijn er nog niet.’

‘Neen, we zijn er nog niet, maar het is van Maastricht af maar tien minuten sporen.’

‘Kijk, het is droog geworden,’ zei Annie opeens. Het scheen, dat er weer hoop in haar hart kwam. Nu het weer opklaarde, werd misschien alles beter.

‘Gaat u mee wat wandelen, Pa?’ vroegen de meisjes.

Mijnheer Hemmink wilde wel, hoewel hij niet veel goeds van het weer verwachtte. Mevrouw Vermeer bleef liever in de wachtkamer zitten.

[pagina 36]
[p. 36]

Vlug stapten ze voort, langs de rails van de tram, de breede, recht ongezellige straat in. Gelijk en gelijkvormig waren de groote gebouwen, als in Amsterdam de huizen in de nieuwe buurten.

‘Als we de brug over zijn, komen we in Maastricht,’ zei Mijnheer.

‘Zijn we dan nog niet in Maastricht? vroegen de meisjes verbaasd.

‘Neen, dit heet nog Wijk, Maastricht begint pas over de Maasbrug.

Op de Maasbrug was het een mooi gezicht over de rivier, maar Dora en Annie genoten er weinig van, de Maas zag grauw en troebel, de lucht was bedekt, en het begon weer te motregenen. Ze liepen nog een eindje verder het breede plantsoen langs, maar de wegen waren drassig. Groezelige, havelooze kinderen speelden blootsvoets in de modder, de beenen tot de knieën beslijkt. De meisjes hadden nog nooit zulke vuile, armoedige kinderen gezien.

‘We moesten maar weer teruggaan,’ zei haar vader, ‘straks komt er weer een leelijke bui.’

Dora vond het goed, Annie ook. Ze waren niet verlangend om meer van Maastricht te zien. Ze gingen dus weer terug naar de wachtkamer en zetten zich elk aan een kant van haar grootmoeder neer. Ze kropen heel dicht bij haar, als kuikentjes onder de vleugels van de klokhen.

De oude dame keek naar de meisjes, met oogen vol van liefde en medelijden.

‘Komt maar bij me, kinderen, ik zal goed voor jelui zorgen,’ schenen ze te zeggen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken