Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld dichtwerk. Deel 2. Epische poëzie (2007)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld dichtwerk. Deel 2. Epische poëzie
Afbeelding van Verzameld dichtwerk. Deel 2. Epische poëzieToon afbeelding van titelpagina van Verzameld dichtwerk. Deel 2. Epische poëzie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.77 MB)

Scans (11.48 MB)

ebook (3.25 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Editeur

Anne Marie Musschoot



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld dichtwerk. Deel 2. Epische poëzie

(2007)–Karel van de Woestijne–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 113]
[p. 113]

II

[pagina 115]
[p. 115]
 
Want: en is de zee
 
gelijk een bok? Dées heeft een harden kop;
 
een huid die aan de breede ribben spant
 
en holt ten flanke; een dij, die, pezig, eindt
 
in platte voeten. Komt een meester nu,
 
en grijpt de hoornen die geweldig zijn,
 
en buigt de' onwil'gen kop, totdat de knoop
 
der wervlen aan den nek een klip bouwt, pal
 
als eene rots, en 't voor-hoofd wordt een vlak
 
onroerbaar, en een trillend-nijd'ge kin
 
gaat puilen, en aan beiden mond-hoek trekt
 
een grijnzende onwil tand en tand-vleesch bloot:
 
dán rimpelt boven 't huivren van den neus
 
vier-rimpelig de huid; bloed kleurt het wit
 
der starende oogen die niet rollen; ruig
 
rijst om den nek een krone harder haar;
 
en als een onweêr, rillend opgestaan
 
en woedend plóts, gaat door den scherpen baard,
 
die trilt eerst, maar in-eens aan 't bibbren slaat,
 
onrust-verwekkend. Want hij schoort, de bok,
 
den dubblen teen van zijn scherpe hoef;
 
een knuist groeit aan zijn knie; drievoudig rekt
 
de peez'ge spiere van zijn schouder; glad
 
gaat uit de golving van zijn zware vacht
 
een lage en schicht'ge kracht-priem naar den staart
 
die nijdig rijst; zijn buik staat hol en strak;
 
ten rugge rift de onwrikbaar-dubble kim
 
der heupe; en waar de hesp aan beide zij
 
gaat bonken - en van ijzer is haar vleesch -,
 
daar drukke heel 't geweld van twee, van drie,
 
van tien gezellen die, om kracht bekend,
 
het dier bedwingen willen, en hun dwang
 
eischt dat het ligg'; daar drukke heel hun kracht:
 
vergeefs zal al hun kracht en moeite zijn...
[pagina 116]
[p. 116]
 
Maar neen, maar neen! De zee, dees stugge zee,
 
deze onbedwingbre: en is ze, in 't vroeg gelaat
 
der zon, wanneer het vroeg gelaat der zon
 
bloost als 't ontwaken van een brooze schaamt
 
ter konen eener minnelijke maagd,
 
- en is de zee in 't klaetrend morgen-uur,
 
gelijk een kudde hinden?...
 
 
 
- Glans begleên
 
van ebbe zonne die ten mid-dag stuwt,
 
ligt een warande en ongeschonden dal
 
van licht-beschoven, schaâuw-beschoven gras,
 
traag deinend in een zuivere effenheid
 
uit paars 't verschieten van het lorke-bosch
 
dat, waar de Aprilsche luimen van 't seizoen
 
een onbeperkte kruine, boom aan boom,
 
hagelt vol goud, - een diepte toont, waar staan
 
al dichter, in hun leger viltig mos,
 
omkroesd van rijz'ge vare' en stekel-braam,
 
de schubb'ge stammen... Dáár, als, nieuwer zon
 
beveegd, het gras-dal lokt van zurkel-zuur,
 
van 't overdonsde blad der kille munt,
 
van malwen-zoet en bittre maldegeer,
 
van peterseel' anijs-begeurd, van 't rank
 
gewieg der purper-bloem'ge vitse, van
 
heilzame hemst, zoete malotte, en muur
 
die teêr is: dáar, wanneer haar bleekre blik
 
in schuiv'ge zonne een zerp en geurig maal
 
ziet - en haar rill'ge lip beweegt alreê, -
 
dáar staat plots, nek-gerecht, een grijze rij
 
ten bosch-zoom, (en haar borst is smal en wit,) -
 
daar naêrt een schicht'ge rij van hinden plots
 
'lijk de ingebogen lijne van een golf.
 
 
 
Zij naedren aan been-strammen, straffen draf;
 
haar hoef-teen, kleiner dan de hazel-noot,
 
schiet uit; haar been is als een neêr-geschoten pijl;
 
zooals een strak-gekromde bogen trilt
[pagina 117]
[p. 117]
 
en recht springt als de harde pees plots breekt:
 
zoo trilt en recht uit elken sprong haar lijf,
 
haar rilde lijf, vooruit gelijk een priem
 
uit peez'ge bille en schampende' achter-poot,
 
vooruít op schouder en den stempel-stamp
 
van 't dubbel voor-been... Trage wachten zij
 
al aarzlend. Dán gaat neigen nek aan nek;
 
een natte neus glijdt over sprietig kruid;
 
de schuine mond gaat knabblen... Maar gerucht
 
van 't minste blaadje wikklend op den wind,
 
zelfs nauw een vege schaduw over 't gras:
 
een niet-gezien, een ongehoord gebeur
 
maakt dat ze schichtig opzien, en hun draf
 
vlug schietend keert het veilig bosch-hout in...
 
Maar nieuwe geerte naar 't geproefde kruid
 
- de munte is kil, de zurkel zuur, en zoet
 
de malwe, - drijft ze weêr het gras-dal toe,
 
en weder naedren ze eene stonde...
 
 
 
Aldus
 
is 't gaan-en-keerend spel der kudde; aldus
 
de vroege zee in klaetrend morgen-licht...
[pagina 118]
[p. 118]
 
Maar neen, de zee, ze en is het leven niet
 
dat schrijdig schraagt zijn onwil, 'lijk een bok
 
die schraagt zijn onwil; neen, ze en is, de zee,
 
't nieuwsgierig schromen en de keer'ge vlucht,
 
de hankerige, schuchter-schoone vlucht
 
der golf-geregen reeën-rij. Want ze is,
 
de zee, de gluipig-aangeslopen stilt
 
van wolven...
 
 
 
- Want, van uit de wouden, waar
 
een nevel wuift, die ze in zijn vaalte hult
 
en volgt ze, en weeft zijn waas'ge wolle dicht
 
hun bende rond, en vaart met hun het woud
 
uit, en houdt saêm ze, en maakt ze onzichtbaar, - gaan
 
de wolven, en onhoorbaar is hun tred
 
die valt, veelvoudig, stil in de ijle stilt.
 
't Gespannen kussen aan hun teenen drukt
 
behoedzaam in den weeken bodem; lang
 
is de uitgestrekte poot aan iedren stap;
 
de langer-uitgelengde lenden, en
 
de vette nek die wiegelt, glooien; scherp
 
aan nijdig kin-bak spits de dubble neus:
 
dús, ongezien, verzwegen, adem-stom,
 
dus golft in waas'ge mist-wolk lang hun stoet...
 
En gij en hoort, en gij en ziet ze niet;
 
want doof gelijk de neêr-geplofte nacht
 
en blinder dan de nacht, - waar 't wintert, moe
 
na langen winter, en de grond is week
 
van droeven sneeuw in zoelen dooi-nacht, klam
 
van smooren en onroer'ge lucht, waar geen
 
wind-vlaggen slaan noch sterren brandend zijn; -
 
want doof en blind zijn beide u oog en oor.
 
Maar wáar ze naedren, plots aan u, (en nóg
 
zwijgt 't gluipend sluipen); waar ze aldus in-eens
 
staan aan uw scheen, en pal wacht heel de stoet
 
zonder éen roeren, zonder éen gerucht,
 
zonder éen balg die jaagt, éen staart die slaat,
[pagina 119]
[p. 119]
 
de pooten recht en zeker, hoog de kop, -
 
waar plots ze aan u staan, slaat een angst u aan.
 
Want plots ook zaagt ge, in bleeke ontsteltenis,
 
plots merktet ge oogen, binneweerts gekeerd,
 
blanke ooge-bollen zonder éen'gen blik,
 
ónkijkende oogen die langs binnen zien;
 
en eene wakheid, reeuwsch en walgens-warm
 
geurt óp uit hunne tong...
 
 
 
-- Aldus, o zee,
 
zijt gij gelijk een gluiperige tocht
 
van grauwe wolven in een wolk van mist.
 
Ik sta, en zie noch hoore u; maar gij zult,
 
- ik weet het, - waar ik nader, vóor mij staan
 
plots, warm en bleek. En kallem ziet gij me aan,
 
en nadert 'lijk een blinde door den nacht,
 
die rústig is wen hij geen dagen wacht...
[pagina 120]
[p. 120]
 
Maar ook (o mocht ge ontwaken uit den slaap
 
die binnen gulden draên uw luie droom
 
bindt, 'dat hij dure, - mocht ge ontwaken bij
 
zúlk over-schouwen, dat uw oogen bet
 
met schoonre werklijkheid dan wélken droom;)
 
maar ook, o troost: de zee is als dées wei...
 
 
 
- Gelijk oneindelijk-vloeiend opaal;
 
gelijk doorvaren, cierlijk, van den schijn
 
der groene zoden als van diepen vloed
 
en eigen-inn'ge strooming, dekt de smoor,
 
óndicht, maar sluier-lenig, de eedle wei.
 
Niets scheidt haar van den witten hemel, waar
 
het zilver-gele licht nog aarzelt, dan,
 
heel ver en nauw te zien, de blauwe lijn
 
der verre bosschen. Zóo, ónhuivrend, als
 
een maagd die nog te jong is 'dat haar leên
 
gaan huivren om haar maagdlijkheid: de wei,
 
in de ijle wijle van de opalen smoor...
 
Maar lengerhande komt een klaardre schijf,
 
een groote zilverling die geelt, het effen vlak
 
des doom'gen hemels traag en ongemerkt
 
doorschijnen. En het is de zon. En zie:
 
sliertig gescheurd en log-verroerend, pakt
 
de nevel saêm zich; 't melkig-schoon opaal
 
opent op neersch smaragd; de weide ontdekt
 
de strekkend-rechte wijdte heurer vlakt.
 
En plots ontbloeien, reuzig, vlek aan vlek,
 
de logge koeie-lijven in het gras,
 
de blinkend-witte koeien; en de zon,
 
die kerft de smooren door, wekt dier aan dier;
 
en traag ziet g', hoe het breed-gehoornde hoofd
 
rijst, met wak oog, naar waar de zonne rijst,
 
en hoe de mond, die kwijlt, een eerste beet
 
kauwt van het gras vol teêr gebloemt en kruid.
 
 
 
Aldus, o zee, die keert van luim, en wreed
 
kunt zijn, maar zoeter dan een kind
[pagina 121]
[p. 121]
 
dat zijne moeder aait; - aldus, o zee
 
gelijk een stugge bok, maar 'lijk een heir
 
van hinden, of gelijk 't geniepig doen
 
van wolve': aldus, o zee, zijt gij het liefste mij,
 
wanneer ge ontwaakt gelijk een schoone wei,
 
terwijl de zon de waaz'ge neevlen scheurt;
 
en uit den slaap het logge voorhoofd beurt
 
en recht ten hemelen heur hoornen-paar
 
de koe die kauwt een eerste beet, nog slapens-zwaar.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken