Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat
Afbeelding van Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaatToon afbeelding van titelpagina van Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (15.13 MB)

Scans (30.94 MB)

ebook (15.81 MB)

XML (3.04 MB)

tekstbestand






Editeur

Leo Jansen



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat

(1996)–Karel van de Woestijne–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 518]
[p. 518]

[GZ45] Uitvaart van den bedelaar

Overlevering

C1: Carnet H-67, p. 55r.
C2: Carnet H-72, p. 4v, 5r, 15r, 22v, 23r, 38r, 39r, 40r, 41r.
M1: Manuscript H-75.
M2: Manuscript H-76,71-76.
P1-3: Drukproeven D H-78,73-78.
D: God aan zee, p. 73-78.

Datering

4 augustus 1925; 6 maart tot uiterlijk 23 september 1926.

Ontwikkelingsgang

De reconstructie van de genese van dit lange gedicht wordt bemoeilijkt door de omstandigheid dat de onderdelen verspreid in de carnets voorkomen, en door de deels erg globale datering; het is lastig te bepalen in welke chronologische volgorde die onderdelen geschreven zijn.

Twee momenten uit de genese echter zijn precies gedateerd. In het carnet van 1924-1925 (C1, p. 55r) schreef Van de Woestijne in 1925 onder de datum ‘4 Aug.’ een titel die dan nog afwijkt van de eindversie: ‘Begrafenis van den blinde’. Na enig wit volgt een voorloper van de eerste versregel:

  C1:AGa naar margenoot+  
(1)   De stilte galmt den toren over.

In de witruimte tussen de titel en deze regel schreef Van de Woestijne tegen de rechtermarge een motto: ‘et fortium dividet spolia, et cum sceleratis reputatus est. Isaïas’. Een tweede motto schreef hij iets lager: ‘In Te projectus sum ex utero Psalm xxi’. Met een lijn gaf hij aan dat het onder het eerste motto hoorde. Klaarblijkelijk bedoelde Van de Woestijne dit fragment als aanzet tot het gedicht, maar het blad bleef verder leeg. Zie voor de herkomst van de citaten noot 1.

In het carnet van 1926 (C2) zijn de overige kladfragmenten opgetekend. Het is van belang op te merken dat de beoogde opeenvolging van de (voorlopig) afgeronde gedeelten door Van de Woestijne niet is aangegeven. Het vroegste dat tot de genese van ‘Uitvaart van den bedelaar’ behoort, is daarvan als enige gedateerd: ‘5 Jan’ (B). Het werd geschreven met blauwe inkt en heeft het karakter van een schets.



illustratie

  C2:B  
 
(1)   a Het   brood, de dood, het bloed en 't bloote waterGa naar margenoot+
  b [ ] wassend [brood, de dood, het bloed en 't bloote water]

(2)   Arme oogen, op bezoek bij deze oneindigheid

(3)   Ik ben gewicht en warmte van het loodGa naar margenoot+
 
  [witregel]

(4)   Wat kan me nog [ ø ] beroeren?

[pagina 519]
[p. 519]

  [witregel]
 
(5) Hoeveel heb ik gezien aan havens en gelatenGa naar margenoot+

De overige fragmenten van ‘Uitvaart van den bedelaar’ in het carnet zijn niet gedateerd. Er zijn op grond van andere dateringen in het carnet slechts globale markeringen mogelijk. Als terminus ante quem kan gelden 23 september 1926, de datum die zowel op het handschrift M1 als op het manuscript voor A.A.M. Stols (M2) voorkomt. De latere gedeelten (stadium H en daarna) zijn zeer waarschijnlijk niet lang vóor die datum geschreven: Van de Woestijne voltooide het gedicht pas nadat met Stols de afspraken voor uitgave van de bundel gemaakt waren (zie de Drukgeschiedenis, § 2.1).

Het volgende kladfragment is een duidelijk herkenbare, onvoltooide versie van de eerste strofe, geschreven met potlood op p. 15r tussen 6 maart en 21 april.



illustratie

  C2:CGa naar margenoot+  
 
1   Geen klokke omkranst den dooven torenGa naar margenoot+

2   met [ ø ] klank

3   in [ ø ] ontberen [ ø ] geboren

4   heeft hij thans de armoe-zelf verloren

5   a en [ ø ] zonder dank  
  b [] is verscheiden   [ ]

Over de witruimte die onder deze regels op de bladzijde overbleef, schreef Van de Woestijne na het carnet een kwartslag gedraaid te hebben een notitie: ‘Je t'ai dit que je suis né plusieurs et que je suis mort un seul (het eenzaam worden... in God)’. Dit werd geschreven na de eerste strofe (stadium C), waar het ook uiteindelijk min of meer bij aansloot: de woorden vertonen overeenkomst met r. 6-7. Het is niet bekend of het hier een citaat betreft.

Op de pagina's 22v en 23r komen opnieuw herkenbare flarden tekst voor, geschreven met potlood en omgeven door regels die niet in ‘Uitvaart van den bedelaar’ voorkomen. Telkens is er een duidelijke scheiding door witruimte, zodat niet alle tekst op deze pagina's door Van de Woestijne als (mogelijke) onderdelen van het gedicht bedoeld zal zijn geweest. De niet teruggekeerde fragmenten worden beschouwd als paralipomena. De vroegste fragmenten op p. 23r (stadium D) vallen tussen 21 april en 12 mei; de overige gedeelten zullen kort na D geschreven zijn.

Het eerst schreef Van de Woestijne bovenaan p. 23r een versregel (C2:D). Daaronder een zeer grove schets (paralipomenon 1) die weinig meer is dan een reeks rijmklanken, en een zeer incomplete strofe-aanzet die geen duidelijke aanknopingspunten bij het gedicht toont (paralipomenon 2). Tussen deze paralipomena kwam de latere vijfde strofe (C2:E). Op de linkerpagina noteerde Van de Woestijne nog een eerste poging voor de zesde strofe (C2:F).

[pagina 520]
[p. 520]


illustratie

  C2:DGa naar margenoot+  
 
(1)   a Ik ben de zieke aan boord der   groote   booten  
  b Hij was [ ] [ ø ] [ ]

  C2: paralipomenon 1
 
(1)   o frissche en kalme, rijke en zachte

(2)   [ ø ] nacht

(3)   die van [ ø ] alle wachten

(4)   [ ø ] verwachten

(5)   a [ ø ] sameb
  a [   ] [same]nbracht
 
  [witregel?]  

(6)   [ ø ] delven

(7)   [ ø ]

(8)   [ ø ] zelven

(9)   [ ø ] schelven

  C2:EGa naar margenoot+  
 
(1)   Alle geheugen zou hem falen

(2)   en 't zitten aan een langen disch

(3)   a [ ø ] malen  
  b waarbij de tanden voedzaam   [ ]

(4)   a en duizend visschen boven-halen  
  b wel [ ]

(5)   en 't nutten van geen enklen visch

  C2: paralipomenon 2
 
(1)   o God! [streepjes]

(2)   [streepjes]

(3)   [streepjes]

(4)   Gij zijt een zoete geur van hout

  C2:FGa naar margenoot+  
 
(1)   Hij was de honger en de dorst van vele,

(2)   hij was de zatheid van [ ø ] begeer

(3)   [ ø ] met borsten te streelen

[pagina 521]
[p. 521]

Aanzienlijk verder in het carnet (p. 38r) schreef Van de Woestijne met blauwe inkt een fragment dat later in de negende strofe verwerkt werd:



illustratie

  C2:GGa naar margenoot+  
 
(1)   Hij had geen mond om veel te loven

(2)   a hij die   g
  a [ ] den geur slechts van denGa naar margenoot* over

(3)   mocht kennen als zijn daaglijksch brood

Op de volgende rectopagina's (p. 39r en 40r) maakte Van de Woestijne, nu weer met potlood, een definitief begin, als gezegd waarschijnlijk begin september. De eerste strofe (stadium C) werd hernomen en aangevuld met ruim vijf strofen en de aanzet tot een zesde (C2:H).



illustratie

  C2:HGa naar margenoot+  
 
1   a Geen klok   omgalmt den dooven toren.Ga naar margenoot+  
  b [ ] [omg]olft [ ]

2   Wat galmende aarde als een'ge klank

3   In 't holst ontberen naakt geboren,

4   heeft hij thans de armoê zelf verloren

5   en is gestorven zonder dank
 
  [strofewit]

6   Hij, 't kind van duizend wilde schooten,

7   werd lam ten laatsten schoot gebracht,

8   α a eenzame zieke aan boord der booten,Ga naar margenoot+
  β a zoo wordtGa naar margenoot* de [zieke aan boord der booten,]

9   α a wordt hij, gevree
  β a besmette en lijdelijke vracht

10   der zee gegeve', een zoeten nacht
 
  [strofewit]

11   a Geen liefde om ouders zonder
  a Hij was allang, allang verscheiden

12   Geen liefde om ouders zonder brood

13   kan duurzaam 't kinderhart verblijden

14   die de eerste les in 't onderscheiden

15   de vrage van den hongerGa naar margenoot* boodt,
 
  [strofewit]

[pagina 522]
[p. 522]


illustratie

16   En wij, de Vader en de Moeder,

17   wij zagen hem als wandlaar gaan

18   de leêge wegen van zijn waan,

19 a met   geene hoop dat  
  a [ ] d' [ho]pe [ ] hij, moede en moeder

20   dra weêr voor onze stulp zou staan
 
  [strofewit]Ga naar margenoot+

21   maar neen: 't geheugen zou hem falen

22 a als 't zitten   al
  a [ ] [a]an een langen disch

23   waarbij deGa naar margenoot* tande langzaam malen:

24 a wel
  a ontal'ge visschen boven-halen

25   en 't nutten van geen enklen visch.
 
  [strofewit]Ga naar margenoot+

26 a En honger hij, en dorst van velen,  
  b [] vraatzucht [ ]

27 a werd zatheid dra hij van   bez
  a [ ] [be]géer.

28   Wie nimmer ate en dronk mag deelen,

29 a vergeet de dorheid van zijn kele,
  b [ ]◦

30 a en kent   zijn hardste n
  a [ ] den nood zijns monds niet meer.
 
  [strofewit]Ga naar margenoot+

31   Hij was de bedelaar geworden

32   wien niemand geeft en nooit meer vraagt

33   [ ø ] morde

34   [ ø ] dorde

35   [ ø ] leeft

In het carnet resteren nu nog twee stadia (I en J) die tot de voorbereidingen van ‘Uitvaart van den bedelaar’ behoren. Ze bevatten respectievelijk vier en drie strofen, samen de laatste zeven van de eindversie. Beide stadia zijn geschreven met dezelfde blauwe inkt, maar in het carnet liggen ze betrekkelijk ver uiteen. Of ze in aansluiting op elkaar danwel met een tussenliggende periode geschreven zijn, blijft onzeker.

[pagina 523]
[p. 523]

Van de Woestijne voegde, zeker bij de langere gedichten, soms later strofen tussen, maar omdat het langere passages betreft en de chronologische volgorde in grote lijnen meestal overeenkomt met de uiteindelijke tekstvolgorde, is de verdeling over de stadia I en J onder voorbehoud als volgt bepaald. Op pagina 5v, onder stadium B, schreef Van de Woestijne een nieuwe strofe (II); ernaast drie strofen (III).



illustratie

  C2:IIGa naar margenoot+  
 
(1)   [xxx] die in havens en gelatenGa naar margenoot+

(2)   alleen[?] afwezigheid mocht zien;

(3)   a neen:[?] hij die buiten allen   baa[?]
  a [ ] [ba]te,

(4)   van[?] liefde los en allen hate,

(5)   zich-zelve niet meer zag, misschien;
 
  [De eerste woorden van de regels zijn slecht leesbaar door een inktvlek]

  C2:IIIGa naar margenoot+  
 
(1)   a Gij, die tot beedlaar ons laat   worden,
  b [ ] groeien[,]

(2)   o God, als deze bedelaar,

(3)   'dat we in ontstentenisse bloeien

(4)   en 'dat we alleen nog zullen gloeien

(5)   a als in Uw zon   het
  a [ ] 't onschuldig aar;
 
  [strofewit]Ga naar margenoot+  

(6)   Gij die van 't bloed en 't bloote water

(7)   van 't wassendGa naar margenoot* tijd en 't wassend brood

(8)   a onthoudt, ons will'gen, 't hoog   gekla  
  a [ ] [ge]schater,
  b [   ]◦

(9)   a voor hen[?]
  a tot vreugd van 't onbekende later,

(10)   en laat ons zwaar en warm als lood:Ga naar margenoot+
 
  [strofewit]

(11)   a Geheime   gij, o  
  a [ ] G[ij,] en zéekre   n
  a [   ] zaaier

(12)   die kiemen laat uit duisternis

[pagina 524]
[p. 524]


illustratie

(13)   alleen, en uit ons rijk gemis:

(14) a maakt Ge mijnGa naar margenoot* beeldlaar   dan[?] den waaier  
  b [ ]   tot [ ]

(15) a de
  a een zeegning over onzen disch?

De drie slotstrofen staan direct achter stadium H (p. 41r): eerst éen strofe (JI), daaronder, mogelijk na enige tussentijd, de herneming daarvan en de aanvulling met nog twee strofen (JII).



illustratie

  C2:JI, C2:JII r. 1-5Ga naar margenoot+  
 
(1) C2:JI a o Klare   veger der   woestijne  
  a [   ] woestijnen,  
  b [] Blijde   [   ]
  C2:JII a |   | ◦
  b [ ] V[eger] [   ]

(2) C2:JI   maar   zaemlaar van den versten straal:
  C2:JII   | | Zaemlaar | |,

(3) C2:JI a laat   hij , zijn vader,   mij verschijnen  
  b [ ] mij [   ] [ø] [ ]
  C2:JII   zal ik, zijn Vader, weer verschijnen  

(4) C2:JI a gezuiverd van de   wetens-pijnen?  
  b [   ] ,
  C2:JII a |   |
  b [ ] pijn der schijnen[,]

(5) C2:JI   omglans[?] [   ø   ]  
  C2:JII a zijn   moeder blank van   moeder-pral  
  a [   ] [moeder-pra]al?  
  b [ ] M[oeder] [   ]
 
  [JI werd doorgehaald bij begin van JII]  

  C2:JII r. 6-15Ga naar margenoot+  
 
(6)   - Wij hebben hem vandaag begraven,

(7)   gebaard uit onze onwetendheid;

(8)   a doch, wij   die hem zijn armoê gaven,  
  b [ ]◦ [ ], [ ]

(9)   a wij weten   dat wie van ons lijdt
  b bevroeden   [x] [dat wie van ons lijdt]
  b [ ] [dat wie van ons lijdt]

(10)   a misschien ons dankbaar loon bereidt.  
  b ons thans een [ ]

[pagina 525]
[p. 525]


illustratie

  [strofewit]
 
(11)   Ons werk is krank nog vóor ons handen

(12) a het moe beginnen   't eigen leed;  
  b [ ] te [ ]

(13)   maar wien 't gebed der offerande

(14)   komt schroeiend op de lippeGa naar margenoot* brand

(15)   o Vinn'ge en zachte God: hij wéet.

Resumerend kan nog geconstateerd worden dat van de zevende strofe (r. 31-35) geen voorstadium in de carnets is opgetekend.

Varianten en correcties



illustratie

  (C1 en C2 niet opgenomen)  
 
titel M1   [ontbreekt]  
  M2 a Uitvaart van den   Beed  
  a [ ] [Be]delaar  
  P1-D   |   |Ga naar margenoot+

1 M1   Geen klok omgolft den dooven   toren.Ga naar margenoot+  
  M2 a [ ] toore  
  a [ ] [to]ren.  
  P1-D   |   |

3 M1   In 't holst ontberen naakt geboren  
  M2-D   | | ,

4 M1   heeft hij thans de   armoê zelf verloren  
  M2-D   | | armoê-zelf | |

5 M1 a en is gestorven zonder   danken.  
  b [ ] [dank][.]  
  M2-D   |   |

7 M1 a werd lam ten   laatset  
  a [ ] [laats]ten schoot gebracht.  
  M2   |   |
  P1-D   | | laatste | |

8 M1   Zoo wordt de zieke aan boord der booten,Ga naar margenoot+  
  M2-D   | | ◦

9 M1   - gelaten   maar gevreesde vracht, -
  M2-D   | |, | |

13 M1-P1   kan duurzaam 't kinder-hart verblijden  
  P2 a | |  
  b [ ] ,
  P3, D   |   |

[pagina 526]
[p. 526]


illustratie

14 M1 a dien de eerste les in 't onderscheid  
  a [   ] [onderscheid]en  
  a w[ien] [   ]
  M2-D   |   |

15 M1 a de [x]  
  a [] vrage van den honger   Ga naar margenoot* boodt.  
  a [ ] [bood][.]  
  M2-D   |   |

18 M1 a de leêge wegen van zijn waan   -,
  b [ ] ◦,
  M2-D   | |.  

19 M1 a o hope,   dat hij, moede en moeder,  
  b [] H[ope][,] [ ]
  M2-D   | | ◦ | |

20 M1 a weldra weêr   vóor ons   [x]  
  a [   ] deur zou staan.  
  M2, P1   |   |
  P2-D   | | voor |   |Ga naar margenoot+

21 M1   Maar neen   , 't geheugen zou hem falen  
  M2-D   | | : | |

24 M1 a ontal'ge visschen boven-halen  
  b [ontal]l'[ge] [ ]
  M2-D   |   |Ga naar margenoot+

27 M1 a werd dra hij zatheid van   begée[x].
  a [ ] [begée]r[.]
  M2-D   | | begeer.

28 M1   Wie nimmer ate en dronk mag deelen  
  M2-D   | | ,

30 M1 a en kent den nood   [x]  
  a [ ] zijns mond niet   meer.
  M2   |   | Ga naar margenoot* meer
  P1-D   |   | meer.

32 M1 a De mensch is zwaar;   de God is licht.  
  a [ ] maar [ ]
  a [ ] de [ ]
  M2-D   |   |

[pagina 527]
[p. 527]


illustratie

35 M1   't bezoek gekregen van Uw   licht?  
  M2   | | Licht?  
  P1, P2   | | licht?  
  P3 a |   |  
  b [ ] L[icht?]  
  D   |   |Ga naar margenoot+

38 M1, M2   die niet verlangde en   niet en morde.  
  P1 a |   |  
  b [   ] -
  P2-D   | | die niet |   |

39 M1 a Kent hij thans 't liefde-woord der   orde
  a [   ] O[rde]
  M2 a - Kent | | orde
  a [   ] O[rde]
  P1-D   ◦ |   | orde

41 M1, M2   De zoon der dood, die van   zijne oogen  
  P1-D   | | zijn | |Ga naar margenoot+

43 M1 a hij hag  
  a [] [ha]d geen mond om veel te loven,  
  M2-D   | |

44 M1   hij die den   géur slechts van den oven  
  M2-P2   | | geur | |
  P3 a |   |
  b [ ] [g]é[ur] [ ]
  D   |   |

45 M1 a genieten mocht als   daaglijsch brood;  
  a [ ] [daaglij]k[sch] [brood;]  
  M2   |   |
  P1 a |   |
  b [ ] [da]e[glijksch] [ ]
  P2-D   |   |Ga naar margenoot+

46 M1,M2   hij, die in havens en gelatenGa naar margenoot+  
  P1-D   | |◦ | |

48 M1, M2   neen: hij, die buiten allen bate,  
  P1-D   | |◦ | |

50 M1 a zil  
  a [zi]ch-zelven met meer zag, misschien;  
  M2-D   | |Ga naar margenoot+

[pagina 528]
[p. 528]


illustratie

51 M1, M2   - Gij, die tot   beedlaar ons laat groeien,  
  P1 a |   |
  b [ ] [beedlaar]s [ ]
  P2-D   |   |Ga naar margenoot+

56 M1   Gij, die van 't bloed en 't   bloote water,  
  M2 a [ ] bo  
  a [ ] [b]loote water,  
  P1-D   |   |

58 M1, M2   onthoudt, ons will'gen,   't hoog geschater  
  P1-D   | | hoog 't | |

59 M1 a tot   van[?]  
  a [ ] [v]reugd van 't onbekende Later;  
  M2-D   |   |Ga naar margenoot+

61 M1 a Geheime Gij, en zéekre   zaaier  
  a [   ] Z[aaier]  
  M2   geheime, |   |
  P1   |   |
  P2 a |   |
  b [   ]; de [   ]
  P3, D   |   |

64 M1   maakt Gij mijn   Ga naar margenoot* beeldlaar tot   den waaier  
  M2, P1   | | beedlaar |   |
  P2-D   |   | een | |Ga naar margenoot+

67 M1, M2   maar Zaemlaar van den   versten straal:  
  P1 a |   |
  b [ ] [v]é[rsten] [ ]
  P2-D   | | versten | |

68 M1-P1   zal ik, zijn   vader , weêr verschijnen  
  P2 a |   |
  b [ ] V[ader] [   ]
  P3, D   |   |

69 M1   gezuiverd van   de pijn der schijnen,
  M2-D   | | den schijn der pijne,

70 M1   zijn   moeder   blank van moeder-praal?  
  M2, P1   |   |...  
  P2 a |   |
  b [ ] M[oeder]   [   ]
  P3 a |   |
  b [   ], [   ]
  D   |   |

[pagina 529]
[p. 529]


illustratie

73 M1, M2   Doch wij, die hem   zijne armoê gaven,  
  P1-D   | | zijn | |

76 M1 a - Ons werk is krank, nog   vóor ons handen  
  b [   ] [v]o[or] [ ]
  M2   ◦ |   |
  P1 a |   |
  b [   ] [v]ó[or] [ ]
  P2-D   |   |

77 M1-P1   het   moe beginnen te eigen leed.  
  P2 a |   |
  b [ ] [mo]ê [ ]
  P3, D   |   |

80 M1   o Vinn'ge en Zachte God: hij wéet.  
  M2-D   || vinn'ge | | zachte | |

Zetfouten

D r. 1: toren | toren.
P2-3, D r. 20: voor voor | voor; in P1 stond op deze plaats ‘vóór’ maar bij het opnieuw zetten van de tekst (zie noot 1) werd foutief ‘voor voor’ gezet; het werd door Van de Woestijne niet opgemerkt.
P2-3, D r. 78: offerende | offerande

Noten

1‘In Te proiectus sum ex utero’ is afkomstig uit psalm 21:11 van de Vulgata. In de moderne Statenvertaling (psalm 22:11) is dit: ‘Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af’.
Uit de profeet Jesaja citeert Van de Woestijne niet volledig; het betreffende gedeelte (53:12) luidt: ‘et fortium dividet folia pro eo quod tradidit in morte animam suam et cum sceleratis reputatis est’. In de moderne Statenvertaling is dit: ‘en Hij zal de machtigen als een roof delen, omdat Hij Zijn ziel uitgestort heeft in de dood, en met de overtreders is geteld geweest’.
2De tekst in D is cursief gezet. De eerste proef van de bundel (P1) werd romein gezet, terwijl Van de Woestijne een cursief wilde. Hij heeft dat op P1 aangegeven, maar de tekst daarvan wel eerst geheel gecorrigeerd.
3In P2, r. 38 ontstond de variant doordat Van de Woestijne de zetfout ‘en niet morde’ verbeterde in ‘en die niet morde’ in plaats van het oorspronkelijke ‘en niet en morde’; in r. 61 ontstond de variant ‘de’ in P2 doordat Van de Woestijne de zetfout ‘die zéekre’ verbeterde in ‘de zéekre’ in plaats van het oorspronkelijke ‘en zéekre’.
4F. van Elmbt suggereert bij dit gedicht invloed van F. Aubanel, ‘La messo de mort’. Zie Van Elmbt, ‘E(rik) M(onk) lezen’, p. 243.

margenoot+
[→C, 1; →H, 1; →1]
margenoot+
[→III, 6/7; →56/57]
margenoot+
[→III, 10; →60]
margenoot+
[→II, 1; →46]
margenoot+
[→H, 1-5; →1-5]
margenoot+
[←A]
margenoot+
[→H, 8; →8]
margenoot+
[→H, 21-25; →21-25]
margenoot+
[1-2→H, 26-27; →26-27]
margenoot+
[→43-45]
margenoot*
[lees: oven]
margenoot+
[1-5←C; 1-30→1-30]
margenoot+
[←A]
margenoot+
[←D]
margenoot*
[of: een]
margenoot*
[lees: bood,]
margenoot+
[21-25←E]
margenoot*
[lees: tanden]
margenoot+
[26-27←F, 1-2]
margenoot+
[31-35→36-40]
margenoot+
[→46-50]
margenoot+
[←B, 5]
margenoot+
[→51-65]
margenoot+
[6/7←B, 1]
margenoot*
[lees: tij]
margenoot+
[←B, 3]
margenoot*
[lees: beedlaar]
margenoot+
[→66-70]
margenoot+
[→71-80]
margenoot*
[lees: branden]

margenoot+
[1-5←C; 1-30←H, 1-30]
margenoot+
[←A]
margenoot+
[←D]
margenoot*
[lees: bood.]
margenoot+
[21-25←E]
margenoot+
[26-27←F, 1-2]
margenoot*
[lees: meet.]
margenoot+
[36-40←H, 31-35]
margenoot+
[43-45←G]
margenoot+
[46-50←II]
margenoot+
[←B, 5]
margenoot+
[51-65←III]
margenoot+
[56/57←B, 1]
margenoot+
[60←B, 3]
margenoot*
[lees: beedlaar]
margenoot+
[66-70←JI; 66-80←JII]


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken