Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat
Afbeelding van Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaatToon afbeelding van titelpagina van Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (15.13 MB)

Scans (30.94 MB)

ebook (15.81 MB)

XML (3.04 MB)

tekstbestand






Editeur

Leo Jansen



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat

(1996)–Karel van de Woestijne–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 531]
[p. 531]

Het berg-meer
[BM1] De blind-geborene

Overlevering

M1: Manuscript H-10.
C1: Agenda H-71, 10 februari.
C2: Carnet H-72, p. 11r, 44r, 45v, 46r, 46v, 47r, 48r, 50r, 51r, 52r, 53r, 57r, 57v, 58r, 59r.
C3: Carnet H-83, p. 15r, 16v, 17r, 18r, 18v, 19r, 19v, 20r, 20v, 21r.
M2: Manuscript H-84.
M3: Typoscript H-85.
M4: Typoscript, doorslag van M3 H-86.
T: Elsevier's geïllustreerd maandschrift 37.ii (augustus 1927), p. 109-114. /31/
P: Drukproef D H-99,5-15.
M5: Manuscript H-101,2-11.
D: Het berg-meer, p. 5-15.

Datering

27 juni 1913; 7 november 1913; 10 februari 1926; februari 1926; 25 oktober 1926; eind oktober 1926; 31 oktober 1926; eind december 1926; 31 maart - 22 april 1927 en kort daarna.

Ontwikkelingsgang

I

De titel van het gedicht komt, samen met die van het slotgedicht van Het berg-meer, al voor in de eerste herziene versie van het schema dat Van de Woestijne ontwierp voor de trilogie; deze herziening dateerde hij op 27 juni 1913 (M1). Daar wordt als derde en laatste bundel De Acht blindheden genoemd, met als begin en einde respectievelijk ‘De blind-geborene’ en ‘De blind-gewordene’. Of Van de Woestijne hierbij aan gedichten danwel aan afdelingen dacht, is onduidelijk: bij een volgende herziening van het plan, op 7 november 1913, zijn ‘De blind-gewordene’ en ‘De blind-geborene’ (in deze, veranderde volgorde) duidelijk afdelingstitels van de De Acht Verblindingen, met daartussen nog éen andere afdeling (‘De zaligheden’). Zie ook § 2.1.4 van de Ontstaansgeschiedenis.

In het carnet van 1926 (C2) komt op p. 44r een schema voor van Het berg-meer, gedateerd 25 oktober, waarin ‘De Blind-geborene’ als praeludium is opgenomen; zie § 7.2 van de Ontstaansgeschiedenis.

II

Van de tekst is de eerste kiem te vinden in twee korte notities, beide geschreven in februari 1926 maar in verschillende boekjes. Op 10 februari staat in Van de Woestijne's agenda (C1):

[pagina 532]
[p. 532]

  C1:AGa naar margenoot+  
 
(1)   Want ik ben blind als melk

Dit zinnetje is iets beknopter en daarom waarschijnlijk ouder dan wat hij in dezelfde dagen in zijn carnet schreef (C2):

  C2:BGa naar margenoot+  
 
(1)   En ik ben blank en blind als melk

Deze notitie werd slechts met ‘Februari’ gedateerd, niet lang voor de 22e van die maand.

De overige kladfragmenten van het gedicht zijn verdeeld over vele bladzijden in C2 en C3 (het carnet van 1927), meestal zodanig dat telkens enkele opeenvolgende pagina's beschreven zijn. Behoudens enkele uitzonderingen is de chronologische volgorde van de te onderscheiden stadia in het algemeen waarschijnlijk dezelfde als de grafische volgorde, met dien verstande dat Van de Woestijne naar gewoonte eerst de rechterpagina en pas daarna eventueel de linkerpagina ernaast gebruikte.

Eind oktober 1926 maakte hij een begin met het gedicht. In blauwe inkt schreef hij op p. 46r de titel en de eerste twee strofen, alsmede een groot deel van de derde strofe (C2:C). Enkele varianten zijn op de linkerpagina geschreven.

Op de volgende rectopagina (p. 47r), na de datum ‘31 October’ genoteerd te hebben, hernam Van de Woestijne de eerste twee strofen, eveneens met blauwe inkt (D). Opnieuw werd links een variant genoteerd. Met potlood voegde hij onbepaalde tijd later, nadat hij eerst in de derde strofe van C enkele open plaatsen invulde, een nieuwe versie van de derde strofe toe (C2:E). Tevens bracht hij in r. 16 van D een variant aan.



illustratie

  C2:C, C2:D r. 1-20
 
titel C2:C   De Blind-geborene
  C2:D   [ontbreekt]Ga naar margenoot+

1 C2:C α a Deze avond   is misschien   mij   dag:  
  α a [   ] [mij]n [   ]
  α a [   ] de   [   ]
  β c 't Is avond   nu, dewijl   ik bad  
  C2:D   a | | , moeder, want |   | ;  
  b {problem{[   ]}
  b {Weêr nadert de avond, want ik bad}

[pagina 533]
[p. 533]


illustratie

2 C2:C   a Afgrondig licht, onzichtb're kimmen,  
  b {[ ]}
  b {o vér-verglanzend licht der kimmen.}
  C2:D   o vér-verglanzend licht der kimmen...  
  [De tekst in stadium C, fase a, is gebrekkig onderstreept; mogelijk een onzorgvuldige doorhaling]

3 C2:C α a Maar neen: ik lig gelijk   de   plag  
  α b [   ] een   [ ]
  β c [   ] wad  
  C2:D   - Maar |   ]

4 C2:C, C2:D   van 't eigen zout te glimmen.

5 C2:C α a Een   plagge , van de zee bepletst,  
  β c [ ] wadde [   ]
  C2:D   |   |

6 C2:C   a van   bijtende'   adem   over-gletst:  
  b [   ] aedmen   [ ]
  C2:D   | | bijtende   | | overgletst:  

7 C2:C   a mijn   aangezicht is kuil en hille,  
  b [ ] [aan][zicht] [ ]
  C2:D   |   |

8 C2:C, C2:D   voor wind en water kruine en kelk.

9 C2:C   a Maar ik   blijv  
  a [ ] [blij]f onberoerd en stille,  
  c {[   ]}
  c {maar 'k blijve onaangeroerd en stille}
  C2:D   Maar 'k blijve onaangedaan en stille

10 C2:C   want ik ben   blank en blind als melkGa naar margenoot+  
  C2:D   a | | blind || blank | | .
  b [ ] [blank] [] [blind] [   ]

10/11 C2:C, C2:D   [strofewit]

11 C2:C   Ik zeg: de melk   , en 'k weet ze niet  
  C2:D   | | ; | |

12 C2:C   a dan,   binnen   ronde wanden,  
  b [ ]◦ [ ] harde en [ronde wanden,]  
  C2:D   |   |

13 C2:C   waar ze in mijn holle lippen vliet  
  C2:D   daar | |

14 C2:C, C2:D   kil naar mijn ingewanden.

15 C2:C, C2:D   Ik zegge: blank. Er is de zoelt

[pagina 534]
[p. 534]


illustratie

16 C2:C   die duurt,   en uur aan uur verkoelt.  
  C2:D a |   |
  c [ ] maar [ ]

17 C2:C a Er is geen slaap, of 't is het   Ga naar margenoot* waren[?]
  a [ ] huizen  
  C2:D   |   |

18 C2:C   van vele vragen in éen droom;  
  C2:D   | | .

19 C2:C a de droom ontwaakt op   [x]  
  a [   ] open sluizen,  
  C2:D   De |   | ◦

20 C2:C a de vragen op een   nieuwen stroom
  b en [op een nieuwen]   [vragen][stroom]
  C2:D   | | vragen-stroom.
 
  [Fase c in stadium D valt samen met stadium E]

  C2:C, C2:E r. 21-30Ga naar margenoot+  
 
21 C2:C a 'k Ben blank en blind: ik ben de   wolke
  a [ ] toren
  C2:E   Ze zeggen: blind; en 'k ben de toren,

22 C2:C a die  
  a 'k ben   aard   , maar die een   [ ø ] schraagt  
  b [   ] hemel [ ]
  C2:E a |   |  
  a [ ] leem,   maar die een   hemel   schraagt,  

23 C2:C   Ga naar margenoot* en,, diep of strak   aan rib en voren  
  C2:E   en, | | , | |

24 C2:C a het teeken van den   vree  
  a [   ] [vre]de draagt  
  b een [   ]
  c gelijke vrede   [Ga naar margenoot* vrede] [ ]
  c {[   ]}
  c {gelijken vrede draagt}
  C2:E   gelijken vrede draagt.  

25 C2:C a 'k Ben bleek als een   verrijzenis
  a [ ] [Ga naar margenoot* verrijzenis]sen
  C2:E a Blind-bleeke als een   verrijzenisse
  b [ ] V[errijzenisse]

26 C2:C   binnen 't hoog welven   eener nisse  
  C2:E   | | van een | |

[pagina 535]
[p. 535]


illustratie

27 C2:C   gebonden,   maar beteekenis  
  C2:E a | | ; |   |
  b [   ] doch [ ]

28 C2:C a van   wie [   ø ]  
  d [ ] wie   de vleuglen nimmer wegen  
  C2:E   | | wien   |   | ,

29 C2:C a [   ø   ]  
  d   wie [   ]  
  d {[   ]}  
  d {maar strak [streep] van verzwegen}  
  e {[wie] [[   ø   ]]}
  e {[maar] zich betoomt en [van verzwegen]}
  C2:E   maar zich betoomt, en van verzwegen  

30 C2:C a ontgoochelen niet bleek en is  
  d {[   ]}
  d {ontgoochelen niet bleek en is}
  C2:E a begoocheling   geen  
  a [ ] niet bleek en is.  
 
  [Fasen d en e in stadium C vallen samen met stadium E]

Vóor Van de Woestijne eind december bovenstaand resultaat hernam en uitbreidde (stadia H en I), kwamen enkele schetsmatige fragmenten op papier. Op p. 48r is in potlood een reeks notities geschreven voor het vervolg van het gedicht:



illustratie

  C2:F  
 
(1)   'k Ben blind [ ø ] gelijk de zeeGa naar margenoot+

(2)   [ ø ]

(3)   [ ø ]

(4)   [ ø ] gelijk een vrouw
 
  [open ruimte]  

(5)   Hoog als een wolk. Binnen mijn kleerenGa naar margenoot+

(6)   ben ik een hooge, zwarte wolk
 
  [kleine open ruimte]

(7)   Ik eet, maar ik ruik niet: het is asch
 
  [kleine open ruimte]

(8)   Ik hoor, maar ik zie niet, en de klok is mijn hart

(9)   a De t[?]Ga naar margenoot+  
  a Het huidsgevoel: vrouw met de   vochte[?] lippen  
  a [ ] vochtge[?] [ ]

[pagina 536]
[p. 536]

  [kleine open ruimte]Ga naar margenoot+
 
(10) En 't leven dat ik u ontstal

(11) mijn moed [puntjes]

Op de volgende rectopagina staat weer een aantal notities. Bovenaan 8 regels in poltood, onderaan 2 regels in potlood (palipomenon 1). Daartussenin kwam later een fragment in inkt. De potloodaantekeningen worden gezamenlijk gegeven (paralipomenon 1), maar het is mogelijk dat het laatste regelpaar van een later tijdstip is. Ook van de regels 1-8 is niet uit te sluiten dat de grafische volgorde niet overeenkomt met de chronologische.



illustratie

  C2: paralipomenon 1
 
(1)   o Poging, zich terug te vinden

(2)   Ik heb gepoogd, mij-zelf terug te vinden

(3)   Want ik ben God geweest, en ik ben mensch

(4)   Maar aan wat mij te binden?

(5)   [ ø ] [streepje] [ ø ]

(6)   Beperking [puntjes]

(7)   o maat van mijn oneindigheid

(8)   a en zelfs in God niet mijn beperking vind  
  b maar [ ]
 
  [open ruimte]  

(9)   Het everzwijn ontsnapt zijn nest

(10)   Ik hou het tegen, omdat ik het niet zie
 
  [r. 9-10 wellicht later toegevoegd]

In de open ruimte boven regel 9 van het paralipomenon schreef Van de Woestijne later met grijze inkt twee notities:

 
Werelden schervelen: ik zie niet eens de nevelvlek die ze worden
 
Ik werp mijn kinderen in de wereld: zij doen mij niet eens leed

Met dezelfde inkt kwamen iets lager nog twee regels op papier die als versregels bedoeld kunnen zijn (C2:G). Thematisch is er verband met ‘De blind-geborene’:

  C2:G  
 
(1)   Ik draag in mij al de beelden

(2)   En 'k heb geen enkel beeld gezien

[pagina 537]
[p. 537]

Aan het einde van het jaar, in elk geval ná 28 december 1926, hernam Van de Woestijne de drie strofen die hij in de stadia C, D en E voltooide, en voegde er nog drie aan toe (C2:HI, p. 57r en 58r). Na r. 50 ontstond een strofe waarvan met name de eerste helft sterk afwijkt van de latere versie van de zesde strofe. Toen Van de Woestijne in het volgende jaar opnieuw het gedicht hernam (C3:JI), zou hij aanvankelijk nog aansluiten bij deze, uiteindelijk verworpen, versie.

Op de tegenoverliggende pagina (p. 57v) schreef hij een eerste aanzet voor een vervolg (C2:HII), met een pijl naar de rechterpagina, onder HI geplaatst. Vermoedelijk in aansluiting hierop noteerde Van de Woestijne op de volgende rectopagina (p. 59r) nog twee versregels die later het begin zouden vormen van de dertiende strofe (C2:HIII). In stadium H gebruikte Van de Woestijne uitsluitend anilinepotlood.



illustratie

  C2:HIGa naar margenoot+  
 
1   Weêr nadert de avond, want ik bad,

2   - o ver-verglanzend licht der kimmen...

3   Maar neen: 'k lig strak gelijk een wad

4   van 't eigen zout te glimmen.

5   Een wadde, van de zee bepletst,

6   van bijtende aedmen overgletst:

7   mijn aanzicht kuil en hille,

8   a voor wind en water   kuile en kelk.  
  b [ ] k[ruin] [ ]

9   Maar 'k schijn onaangedaan en stille,

10   want ik ben blank en blind als melkGa naar margenoot+
 
  [strofewit]

11   Zij zeggen: melk. En 'k weet ze niet

12   dan binnen harde en ronde wanden,

13   daar ze in mijn holle lippen vliet

14   kil naar mijn ingewanden.

15   Zij zeggen: blank. Er is de zoelt

16   die duurt, maar uur aan uur verkoelt.

17   Er is geen slaap, of 't is het huizen

18   van vele vragen in éen droom.

19   De droom ontwaakt op open sluizen

20   en op een nieuwen vragen-stroom.
 
  [strofewit]Ga naar margenoot+

[pagina 538]
[p. 538]


illustratie

21 a Zij zeggen: blind; en 'k ben   gelijk
  a [ ] de toren;

22   'k ben leem, maar die een hemel schraagt

23   en, diep of strak, aan rib en voren

24 a gelijken vrede   g
  a [ ] draagt.

25   Blind-bleeke als een Verrijzenisse

26   binnen 't hoog welven van een nisse

27 a gebonden;   [x]
  a [ ] doch beteekenis

28   van wien de vleuglen nimmer wegen,

29   maar zich betoomt, en van verzwegen

30   begoocheling niet bleek en is.
 
  [strofewit]

31   Zoo lig ik onder hemel-golven

32   gelijk een hemel-gladde zeeGa naar margenoot+

33   in 't eigen woelig wee bedolven

34 a [   ø   ] Ga naar margenoot* bee  
  a met   r[?] [   ] [   ]
  a [ ] het gelaat der   vreê   Ga naar margenoot* [ ]
  b [   ] beê  

35   Mijn nacht is brak, gelijk de brakken

36   die woest de breede nekken knakken

37 a Der beesten van het felste woud.  
  b der [ ]

38 a Maar   mijne lippen wellust! blakenGa naar margenoot+  
  a [ ] [wellust!] [mijne lippen] [ ]

39   als weeke en rijpe perzik-kaken,

40   want zij zijn bloot van bloed en zout.
 
  [strofewit]Ga naar margenoot+

41 a Ik draag in mij de   [xx]
  a [ ] norsche wolk

42 a dreigend gespannen van onweêren.  
  b [gespannen]   [dreigend] [ ]
  c gezwollen   [   ]

[pagina 539]
[p. 539]


illustratie

43   a Maar 'k zit gezwolgen in den   kle
  a [ ] [k]olk

44   van mijne veil'ge kleêren.

45   Een meisje vindt mijn wangen koel.

46   Mijn oogen zijn gelijk een poel

47   a voor   eeuwig-kalme visschen  
  b [ ] bronzen   [eeuwig-kalme visschen]  
  c {[ ]} [ ] {[ ]}
  c {voor} [ ] {-kalme en eeuwge visschen}

48   En 'k heb alleen mijn bitterheid

49   om met de pluime van den nijd

50   a mijn   tanden te verfrisschen
  b [ ] groote [tanden te verfrisschen]
 
  [strofewit]Ga naar margenoot+

51   o Mijne moeder, en, o gij,

52   mijn Vader, die mij hebt verloren

53   α a - gij weet het! -; doch   gij Ga naar margenoot* keurdert  
  β b [ ] die [ ] mij

54   α a mij vol wijsheid als verkoren.
  β b [vol wijsheid als verkoren.]

55   Gij weet het niet; gij weet het nauwGa naar margenoot+

56   maar 'k draag het teeken van een vrouw

57   tweevoudig in mijn borst gedreven

58   en 'k heb het teeken van mijn drift

59   a met   hooger hitte   nog gegrift
  b [ ] [hoog]re [ ] in haar [gegrift]

60   tot blinkend blijken van mijn leven
 
  [strofewit]

61   a Ik heb een kind, o gij,   mijn
  a [ ] die weendet

62   uit vrees dat ik u niet en zag

  C2:HII  
 
(1)   Slaat naar mijn onbeholpenheid

(2)   De kreten van zijn nood
 
  [kleine open ruimte]

[pagina 540]
[p. 540]

(3)   En die ik als aan weeke peezen

(4)   van hare beide dijen[?] klem
 
  [Stadium HII werd met een pijl onder HI geplaatst]

  C2:HIIIGa naar margenoot+  
 
(1)   o vilten voeten van den dagGa naar margenoot+

(2)   die mij ombindt met doove treden

Hieronder volgen enkele notities van onbepaalde tijd later, met zwarte inkt begonnen maar wegens de haperende pen met anilinepotlood voltooid (‘zelfs’ in de derde en ‘Of’ in de vierde regel werden dubbel onderstreept).

 
Alles is veel te dramatisch voor mij
 
de zoetheid niet van de vrucht in mijn hand
 
De blindheid beneemt mij smaak zelfs gehoor.
 
of ik heb alleen gehoor, en geen beeld

Hierna liet Van de Woestijne het gedicht bijna drie maanden rusten. Op een niet nader te bepalen dag in maart 1927 schreef hij in het volgende carnet (C3, p. 15r) met anilinepotlood twee regels die een voorafspiegeling zijn van de uiteindelijke regels 139-140.



illustratie

  C3:IGa naar margenoot+  
 
(1)   Ik kan de lucht niet verroeren,

(2)   a of uw geur   vero
  a [ ] [ver]roert in mij

Na iets verder in hetzelfde carnet ‘31 Maart’ genoteerd te hebben, hernam hij met blauwe inkt het begin van de laatste voltooide strofe uit HI, die in deze vorm niet zou worden gehandhaafd (C3:JI, p. 17r). Hij brak echter in de derde regel af, haalde het korte fragment door en begon opnieuw, om tot de voltooiing van drie strofen te komen (C3:JII). Van de derde strofe werden wegens ruimtegebrek de laatste vier regels op de linkerpagina geschreven.

In aansluiting op JII schreef Van de Woestijne op de volgende rectopagina (p. 18r) met blauwe inkt twee versies van r. 81 (C3:JIII).

  C3:JIGa naar margenoot+  
 
51   o Mijne Moeder, en o gij,

52   mijn Vader, die mij hebt verloren

53   van
 
  [Geheel doorgehaald in stadium JII]

[pagina 541]
[p. 541]


illustratie

  C3:JIIGa naar margenoot+  
 
51   a o gij , wie 'k dit bestaan ontstal,  
  a [] G[ij] [   ]

52   Moeder, die nooit mijn lippen zochten;

53   en Vader, dien 'k niet eeren zal

54   a om wat   zijn handen   wrochten
  b [ ] uw [ ] [wrocht]t[en],

55   a o gij die mijn onwil teêr omgeeft
  b [gij die mijn onwil teêr omgeeft]

56   a met   norsch
  a [ ] liefde die van zorge beeft;

57   a en die mijn liefde hebt verloren  
  b [die] [mijn]e [ ]

58   op de ure dat mijn aangezicht

59   a in 't glanzen van uw   beider licht  
  b [ ] dubbel [ ]

60   voor 't eigen duister werd geboren;
 
  [strofewit]

61   Verplegers der ontsteltenis,

62   a o gij die voedt Uw   vreeze
  b [ ] lange [vreeze]

63   met de' armen troost dat mijn gemis

64   a mij moge bate wezen:
  b [m]e zéekre baat moet [wezen:]

65   gij weet het niet, gij weet het naauw,Ga naar margenoot+

66   maar 'k draag het teeken van een vrouw

67   tweevoudig in mijn borst gedreven,

68   en 'k heb het teeken van mijn drift

69   met hoogre hitte in haar gegrift,

70   a tot   blinkend blijken van mijn leven  
  b [ ] [blijken van mijn] machtig [ ]
 
  [strofewit]  

71   a En 't Leven schonk ons mild zijn loon   :
  b [ ] ,

72   a o moeder, vader, 'k heb een zoon
  b [wordt r. 73]

[pagina 542]
[p. 542]


illustratie

73   a als aan een man die mág beminnen
  b [verplaatst, wordt r. 72]
  b [als aan een man die mág beminnen]:

74   om mij het Licht te winnen

75   Hij ziet. En 'k ben in hem verblijd

76   Doch, waar zijn nood mij tegenkrijt

77   heb ik geen handen die hem sussen

78   a En 'k   weet niet of mijn vrouw hem mint  
  c [ ] zie [ ]

79   a maar ik ben   wrokkend waar ze 't kind  
  c [ ] gefolt[xx] [ ]
  c [ ] [gefolt]erd [ ]
  Ga naar margenoot* omaaid met hare ziende kussen  

  C3:JIIIGa naar margenoot+  
 
81   a Asch van wie nimmer de' eigen brand  
  b {[ ]}
  b {Ach, armoede, asch der branden}
  c {[Asch van wie nimmer de' eigen brand]}
  c {[Ach, armoede,] armoede, [asch der branden]}

Onder deze laatste twee regels is een gedeelte open gebleven, waar een losse regel in aniline staat (paralipomenon 2). Daaronder volgen in inkt twee strofen (C3:K); de aanzet ervan is een herneming van JIII. Enkele doorhalingen met anilinepotlood zijn gemaakt in een van de latere stadia, waarin Van de Woestijne aan dit gedicht alleen nog met anilinepotlood werkte.



illustratie

  C3: paralipomenon 2
 
(1)   o God, dien 'k zelfs niet vreezen kan

  C3:KGa naar margenoot+  
 
81   Ach, armoede, armoede, asch der brandenGa naar margenoot+

82   waarvoor geen menschen-koude wijkt!...

83   Heb ik een kind? Ik heb geen handen

84   a dien het zijn handjes   tegen-reikt.
  d [ ] [reikt-]

85   Heb ik een vrouw? Eens volde een adem

86   mijn koetse, en die van golv'gen vadem

87   haar borst verhief en dalen deed.

88   Thans wacht een ijlte tusschen beiden

[pagina 543]
[p. 543]


illustratie

89   en 'k raad een adem aan de zijde

90   waar ik een kreun'ge wiege weet.
 
  [strofewit]

91   En zij, die mij het leven schonken,

92   ik weet: ze zijn al lange dood.

93   Maar - heb ik ooit haar melk gedronken,

94   a gezonken in haar   ronden schoot?
  d [ ] [schoot?]

95   a [ ø ]
  b Heb ooit ik aan zijn harde knieën  

96   a [ ø ]
  b gestaan, waar woorden gelijk bieën  

97   a [ ø ]
  b verhaalde' in zijn bewogen baard?  

98   ach, armoede, armoede, asch der vuren

99   die de eigen troostloosheid verguren

100   a naar   ze met de eigen   driften en voedt
  b [ ] men [   ] [drift] ze baart
  c wien   zelf de   sproklend   heeft gegaêrd  
  c [   ] [sproklen]   [ ]
 
  [Fase d valt samen met een later, niet nader te bepalen stadium]

De overige kladstadia van het gedicht zijn met paars anilinepotlood geschreven op de hierna volgende pagina's 18v-21r. Het oudst is een korte aanzet in blauwe inkt op p. 19r, wellicht aansluitend bij stadium K; Van de Woestijne haalde die door en schreef er een versregel onder:

  C3:L[→MI, 101; →101]  
 
(1)   a Want neen:
  b Zoo leer 'k de leute van 't ontkennen
 
  [Fase b valt samen met stadium M]

Direct daaronder schreef Van de Woestijne een losse aantekening: ‘Licht leert een blind-geborene dat hij alles ziet en in de beste voorwaarden’. Onder deze gedachte zette de dichter een streep en begon hij aan de verdere voltooiing van ‘De blind-geborene’, die waarschijnlijk in korte tijd haar beslag kreeg.

Na een strofe en een gedeelte van een niet gehandhaafde strofe (C3:MI), haalde Van de Woestijne deze regels door en maakte hij een schets voor een nieuwe strofe, de twaalfde (C3:MII). Hij was toen onderaan de pagina gekomen, en schreef een alternatief gedeelte voor de twaalfde strofe onderaan op de

[pagina 544]
[p. 544]

linkerpagina (C3:MIII). Het resterende wit op dezelfde pagina gebruikte hij voor een schets van de volgende strofe (C3: MIV, strofe 13), aansluitend bij HIII.



illustratie

  C3: MIGa naar margenoot+  
 
101   a Zoo leer 'k de lol van 't   wijd[?]Ga naar margenoot+
  a [ ] [wij]s ontkennen

102   a wat   niet in mijne handen woog  
  a [ ] nimmer op [mijn]   [hand] en [woog]  
  a [   ] schouder [ ]

103   en 't deugdelijk profijt, te wennen

104   aan wat den nek me boog

105   a Welk licht verklaart   wrokken?  
  b [ ] begeerend [wrokken?]

106   Ik weet de hoogte niet der nokken

107   a waaraan 'k   mijn kruin te pletter stoot  
  b [ ] mij licht [ ]

108   a En nimmer werd   het gezicht van 't leven  
  b [ ] '[t] [ ]

109   verwringend in 't gelaat gedreven

110   waar duldend klaart het mom der dood
 
  [strofewit]Ga naar margenoot+

111   Hoe zoude een dure waan me raken

112   die lekt en knaagt gelijk een worm

113   a maar   zel
  a [ ] nimmer zal me rijker maken

114   a zelfs   niet aan nieuw
  a [ ] [aan] ontgoocheling?
 
  [r. 111-114 werden doorgehaald in stadium MII]

  C3:MIIGa naar margenoot+  
 
111   Hoe zou 'k een koene braauw vernorschen,

112   a bij stil   [ ø ] van een waan?  
  b [ ] verweenen   [ ]

113   α a Het klaarst bewijs
  β a Geen hoogmoed kan als teeken torschen

114   α a is 't schittren van een traan  
  β a he[t] [ ]

[pagina 545]
[p. 545]


illustratie

115   Ik zamel [ ø ] werklijkhedenGa naar margenoot+

116   [ ø ]

117   het milde brood, de rijpe wijnGa naar margenoot+

  C3:MIII  
 
115   Ik draag onwill'ge werklijkhedenGa naar margenoot+

116   a hoe door mijn hunkren   gesneden
  b [ ] heeft [gesneden]

117   a de dorre   pot[?]Ga naar margenoot+
  a [ ] scherve van de pijn

  C3:MIV  
 
121   ik [ ø ] zoet gezagGa naar margenoot+

122   van [ ø ] veiligheden

123   a [ ø ]
  b mij dieGa naar margenoot+  
  b de vilten voeten van den dag  

124   omwindt met doove treden

125   Een vogel woont in zijne muiteGa naar margenoot+

126   opdat hij [ ø ] fluit'Ga naar margenoot+

127   voor mijn [ ø ] behagen

128 [ ø ]

129   [ ø ]

130   [ ø ] vragen

Van de Woestijne hernam op de volgende rechterpagina (p. 20r) de dertiende strofe. Na een eerste notitie (HIII) en een wat langere aanzet (in MIV) staakte hij ook deze nieuwe poging (C3:NI), die tegelijkertijd preludeert op de opening van de dertiende en op die van de veertiende strofe. Pas de volgende versie (C3:NII) werd afgerond en bovendien met een nieuwe strofe aangevuld; een variant bij r. 127 werd op de linkerpagina geschreven.



illustratie

  C3:NIGa naar margenoot+  
 
121   de vilten voeten van den dag;Ga naar margenoot+

122   een lach die beeft en niet zal falen.

123   a En oogen, oogen!:   [ ø ]Ga naar margenoot+
  b [ ] streng gezag  

[pagina 546]
[p. 546]


illustratie

124   a maar   liefde-palen.
  a [ ] wijde [liefde-palen.]

  C3:NIIGa naar margenoot+  
 
121   de dag op zijne vilten voeten;Ga naar margenoot+

122   a de  
  a een lach die beeft   en niet en faalt;  
  b [ ] maar [ ]

123   elke aarzeling: een nieuw ontmoeten

124   dat blijde u-zelf bepaalt:

125   - er woont een vogel in zijn muiteGa naar margenoot+

126   a opdat hij   [ ø ] fluite  
  c [ ] keel na kele   [ ]

127   a naar 't mij   behaagt  
  b [   ] [ ø ]  
  c {[   ]}  
  c {[   ø   ] daag}
  c en deemst  
  c [] schemering me aan scheemring daag

128   a [ ø ]
  c een graauwe, een blind-gebrande vinke  

129   a [   ø   ]
  c waarin   [ ] de   wereld klinke  
  c [ ] het hart   [de]r [ ]  
  c [ ] de kern   [   ]  

130   a die   naar geen oogen   vraagt
  c o zon,   [die] [ ] vraag  
  c [ ] en die [   ]
 
  [strofewit]Ga naar margenoot+  

131   En oogen, rijker dan alle oogen

132   a die nimmer   [ ø ] zoet gezag
  b [ ] zien tot   eigen baat

133   a en van   regeeren [ ø ]
  b [ ] hun duldig-zoet vermogen  

134   a de vilten voeten van den dag
  b beglanzen mijn gelaat  
  c [begl]oren [ ]

135   a [ ø ]
  b En handen, die mij nimmer raken  

[pagina 547]
[p. 547]


illustratie

136 a [   ø   ]  
  b maar   [ ] vlam[?] aan mijn kake  
  c [ ] warrem   breiden [   ]

137 a [ ø ]
  b de schaduw van haar zorggevlei  

138 a zij donkren, die   mijn donker voeren  
  c [ ] [mij] [donk]re [ ]

139 a maar die   [ ø ] de lucht verroerenGa naar margenoot+
  c [ ] ons duister niet be[roeren]

140   of heel hun geur verroert in mij
  [r. 131-140 worden 141-150 na verplaatsing van OI]

Dwars over de goeddeels leeg gebleven linkerpagina noteerde Van de Woestijne een aantekening. Die werd zeker tijdens het werken aan ‘De blind-geborene’ geschreven, maar het tekstuele verband is onduidelijk:

 

En 't feilloos werktuig dat, waar 't raast en lacht, gewetenloos is En mijn arm geweten slaakt

 

Om deze aantekening en om de ook op deze pagina geschreven variant bij r. 127 uit NII heen, begon Van de Woestijne nu aan een strofe die in de definitieve versie van het gedicht zou aansluiten bij de veertiende strofe (r. 131-140). Ook tijdens het scheppingsproces sluit de nieuwe strofe daar chronologisch op aan, maar na voltooiing van de eerste versie (C3:OI) zette Van de Woestijne een lijn van het begin van de nieuwe strofe naar de strofescheiding in NII, daarmee aangevend dat hij de latere vijftiende strofe toen als veertiende bedoelde.

De drie schetsmatige slotregels van OI hernam Van de Woestijne toen bovenaan de bladzijde (C3:OII). Vervolgens hernam hij dwars in de linkermarge nog eens de zesde tot en met de negende regel van dezelfde strofe (C3:OIII).



illustratie

  C3:OIGa naar margenoot+  
 
141   zij zeggen hoor de lamren grazen

142   a ze zeggen   voel de zwaluwvlerk  
  b [ ] er zwaait [ ]
  c en merk   [   ]

143   a een   perzikk
  a [ ] [perzi]k is voor uw verbazen

144   a een steeds begonnen Godewerk  
  b [steeds] wordend [ ]

145   Ik weet: geen erve wordt mij have.

146   Geen dronk die mijne kele laveGa naar margenoot+  

[pagina 548]
[p. 548]


illustratie

147   a waarvan ik eerst   de glanzen zie
  b [ ] [de]n luister wist

148   maar die [ ø ] mag voelen

149   [ ø ] koelen

150   wat [ ø ] hem [ ø ] vlie
 
  [Stadium OI werd met een lijn tussen r. 130 en 131 in NII geplaatst]

  C3:OIIGa naar margenoot+  
 
148   a o wonn'ge hardheid die bestreelde  
  b [] ribb'ge wonne [ ]

149   mijn vingeren vergeefs; maar weelde[?]

150   a dat   hunne[?]  
  a [ ] hare koelt mijn keel   bevliet[?]
  b [   ] verfrischt
 
  [Na verplaatsing van stadium OI is OII bedoeld als r. 138-140]

  C3:OIIIGa naar margenoot+  
 
146   a geen   dronke die blinke vóor hij lave  
  a [ ] [dronk] [ ]

147   en van zijn luister vergewist,

148   o ribb'ge wonne, die bestreeldenGa naar margenoot+

149   mijn vingeren vergeefs! maar weelde
 
  [Na verplaatsing van stadium OI is OIII bedoeld als r. 136-139]

Na het omslaan van de pagina ging Van de Woestijne voort met wat de voorlaatste strofe zou worden (C3:P, p. 21r). Onder deze strofe werd, tweemaal onderstreept, de datum geschreven: ‘22 April’ (1927). Dat doet vermoeden dat Van de Woestijne op dat moment deze strofe als laatste van het gedicht zag, en de datum noteerde om de voltooiing ervan te markeren, zoals hij vaker deed. Omdat de resterende kladfragmenten op de linkerpagina geschreven zijn terwijl de ruimte onder de datum relatief groot is, moet worden aangenomen dat de twee daar genoteerde regels (paralipomenon 3) het voortwerken aan het gedicht op die plaats verhinderden. Het is niet geheel zeker of deze regels tot de genese van ‘De blind-geborene’ gerekend moeten worden; er lijkt enig verband met de voorlaatste strofe te zijn, en de eerste rijmklank is dezelfde als in r. 156-157.

  C3:PGa naar margenoot+  
 
151   Zoo word ik rijk aan elk beginnen

[pagina 549]
[p. 549]


illustratie

152   a ik die nooit leed van einden ken  
  b [die nooit]   het [leed van einden ken]  
  c [ ] de spijt [ ]

153   a [ ø ] zoo[?] 'k[?] mag beminnen  
  b en Ga naar margenoot* waaar   ik veilig [ ]

154   a aan geene liefde wen
  b me [aan geene liefde wen]

155   a gedrenkt   [   ø ]  
  b [ ] met de wens  
  c [   ø   ]

156   a [ ø ] vermoedenGa naar margenoot+  
  b en vroom bij mangel van   [ ]

157   a zal   [ ø ] bevroeden
  b [ ] 'k zelfs uw oog-wenk niet[?] [bevroeden]

158   a [   ø ] vreeze
  b o God   die ik niet kan [Ga naar margenoot* vreeze]  
  b [ ] [die]n [   ]
  c o God   die ik niet danken moet  
  c [ ] [die]n [   ]

  C3: paralipomenon 3
 
(1)   Wij zullen God zoolang bebroeden

(2)   tot hij binnen ons warmte woelt

Op de tegenoverliggende pagina werkte Van de Woestijne eerst aan de latere slotstrofe, waarvan hij de laatste regels hernam (C3:QI en C3:QII); dit zal kort na 22 april 1927 geweest zijn, maar niet later dan 26 april: toen werd de kopij voor de publikatie in Elsevier's geïllustreerd maandschrift verzonden.



illustratie

  C3:QIGa naar margenoot+  
 
161   De middag kraait de hanen wakker

162   a Maar mijn ge[xx]Ga naar margenoot+
  a het Leven zwaait zijn bat[?] gezag

163   a Maar mijn gelaat wordt strak en strakker  
  b en [xx] [   ]
  c [mijn] aangezicht [ ]

164   a als[?] van een regen-dag  
  b als waar 't [ ]

165   misschien zal de avond teeder wezen,

166   en 'k heb geen vragen, en 'k heb geen vreeze

[pagina 550]
[p. 550]


illustratie

167   a want nimmer weet ik of ik lijd  
  b waar 'k immer twijfel [ ]

168   a [ ø ] bate

169   a o [ ø ] caritateGa naar margenoot+  
  b [] zeurend-zoeten   [ ]

170   a Armzaligheid,   armzaligheidGa naar margenoot+  
  b {[ ]} [ ]
  b {o lustloos-rijke} [ ]
  c {[Armzaligheid,] [ ]
  c {[benepen-zoete} [ ]
  c {[Armzaligheid,] [ ]
  c {benepen-zoele} [ ]
  c benepen-zoele armzaligheid  

  C3:QII  
 
168   a zalige   [ ø ] der mate,Ga naar margenoot+  
  b [ ] onwetendheid   [ ]
  c [ ] onweetbaarheid   [ ]

169   a [ ø ] caritate,Ga naar margenoot+  
  b o zeurend-zoete   [ ]

170   benepen-zoele armzaligheidGa naar margenoot+

Tot slot bewerkte Van de Woestijne onderaan dezelfde linkerbladzijde drie regels apart (C3:R); uit de definitieve tekst is af te leiden dat dit het middenstuk betreft van de voorlaatste strofe, die in P niet geheel afgerond werd. Tevens is er enig inhoudelijk verband tussen r. 155 in P en de eerste regel in R. Van de Woestijne heeft echter niet aangegeven waar hij deze regels wilde plaatsen



illustratie

  C3:RGa naar margenoot+  
 
(1)   b verweerd aan [ ø ] van 't begeeren
  c [verweerd]e [aan] kwellend-bral [begeeren]

(2)   a Ik kan mijn [   ø ] generen  
  b [kan] 'k [mijn]   nieuwsgierigheid [generen]  
  c [   ] verlangen   braaf [ ]

(3)   a met   [ ø ] kloppen van mijn bloed  
  b [ ] kruipend   [ ]
  c [ ] bloode het   [ ]

III

M4, een gecorrigeerde doorslag van typoscript M3, is kopijhandschrift voor T geweest; het is mogelijk dat het typoscript vervaardigd werd op basis van M2.

[pagina 551]
[p. 551]

Varianten en correcties



illustratie

  (M1, C1, C2 en C3 niet opgenomen)Ga naar margenoot+  
 
1 M2-T   Weêr nadert de avond,   want ik bad,  
  P   | | ◦ | |
  M5   | | , | |
  D   | | ◦ | |

2 M2-T   - o vér-verglanzend licht der kimmen...  
  P   ◦ | |
  M5   - | |
  D   ◦ | |

3 M2   Maar   - neen: 'k lig strak gelijk een wad  
  M3-D   | | ◦ | |

5 M2   Een wadde, van de zee bepletst   ,
  M3, M4 a | | ;
  b [ ] ,
  T   |   |
  P-D   | | ;

6 M2-P   van bijtende   aedmen overgletst ;
  M5   | | Ga naar margenoot* aêdmen | |
  D   | | aedmen | |Ga naar margenoot+

13 M2 a daar ze in mijn   holle lippen vliet  
  a [ ] zoele [ ]
  b [ ] holle [ ]
  M3-D   |   |

14 M2-T   kil naar   mijn ingewanden.  
  P a |   |
  b [ ] [mijn]e [ ]
  M5   | | mijn | |
  D   | | mijne | |

17 M2-P   Er is een slaap, en 't is het   huizen
  M5   | | Ga naar margenoot* huijzen
  D   | | huizen

18 M2-T   van vele vragen in   een droom.  
  P-D   | | éen | |

20 M2-T   en op een nieuwen   vragen-stroom.  
  P a | | vragenstroom.  
  b [ ] [vragen]-[stroom.]  
  M5, D   |   |Ga naar margenoot+

[pagina 552]
[p. 552]


illustratie

22 M2-P   'k ben leem, maar die een hemel   schraagt  
  M5 a | | schraagd  
  a [ ] [schraag]t  
  D   |   |

23 M2-T   en, diep   of hard, aan rib   en voren  
  P   |   | of | |
  M5 a | | en  
  a [ ] of hard, aan rib   en voren  
  D   |   | of | |

31 M2-T   Zoo lig ik onder   hemel-golven  
  P a | | hemelgolven  
  b [ ] [hemel]-[golven]  
  M5, D   |   |

32 M2-T   gelijk een   hemel-gladde zee,Ga naar margenoot+  
  P a | | hemelgladde | |
  b [ ] [hemel]-[gladde] [ ]
  M5, D   |   |Ga naar margenoot+

39 M2 a bij   dagen  
  a [ ] [dage], als rijpe perzik-kaken  
  M3-D   |   |

40 M2-P   want   zij zijn bloot van bloed en zout.  
  M5 a | | zijn  
  a [ ] [zij] zijn bloot van bloed en zout.  
  D   |   |Ga naar margenoot+

42 M2-T   gezwollen-dreigend van onweêren ;
  P a gezwollen dreigend | |
  b [gezwollen]-[dreigend] [ ]
  M5   |   |
  D   gezwollen dreigend | |

47 M2 a voor   kl  
  a [ ] [k]alme, bronzen-eeuw'ge visschen.  
  M3-D   |   |

49 M2   om met de   pluime van den nijd  
  M3, M4   | | pluimen | |
  T   | | pluime | |
  P   | | pluimen | |
  M5   | | pluime | |
  D   | | pluimen | |Ga naar margenoot+

[pagina 553]
[p. 553]


illustratie

51 M2-M4   o   Gij, wie 'k dit bestaan ontstal,  
  T   - o | |
  P a ◦ |   |
  b - [   ]
  M5   ◦ |   |
  D   - |   |

52 M2-T   Moeder, die nooit mijn lippen zochten ;
  P   | | ,
  M5   | | ;
  D   | | ,

55 M2-T   gij die mijn onwil teêr omgeeft  
  P-D   Gij | |

57 M2 a de  
  a [d]ie   míjne liefde hebt verloren  
  M3-T   | | mijne | |
  P a |   |
  b [ ] [m]íj[ne] [ ]
  M5   |   |
  D   | | mijne | |

58 M2-T   op de ure   dat mijn aangezicht  
  P a |   |
  b [ ], [ ]
  M5   | |◦ | |
  D   | |, | |

61 M2-T   verplegers der ontstentenis;  
  P a Verplegers | |
  b v[erplegers] [ ]
  M5   Verplegers | |
  D   verplegers | |

62 M2-T   o gij   die voedt uw lange vreeze  
  P a |   |
  b [ ], [ ]
  M5   | |◦ | |
  D   | |, | |

63 M2-P   met de armen troost   dat mijn gemis  
  M5   | |, | |
  D   | |◦ | |Ga naar margenoot+

66 M2-T   maar 'k draag het teeken van een   vrouw  
  P   | | Vrouw  
  M5 a | | vrouw  
  a [ ] V[rouw]  
  D   |   |

[pagina 554]
[p. 554]


illustratie

67 M2-T   tweevoudig in mijn borst gedreven ,
  P   | | ;
  M5   | | ,
  D   | | ;

71 M2 a En 't   Leven schonk   me mild zijn loon.  
  a [   ] ,
  M3-T   |   |
  P a | | leven | | mij |   |
  b [ ] L[even] [   ]
  M5   |   | me |   |
  D   |   | mij |   |

72 M2 a o Moed  
  a als aan een man die   mág beminnen:  
  M3, M4 a | | mag | |
  b [ ] [m]á[g] [ ]
  T   |   |
  P a | | mag | |
  b [ ] [m]á[g] [ ]
  M5, D   |   |

73 M2-T   o moeder, vader, 'k heb een   zoon
  P-D   | | Zoon

74 M2-T   om mij het   Licht te winnen.  
  P-D   | | licht | |

75 M2-M4   Hij   ziet. En 'k ben in hem verblijd.  
  T   | | zíet. | |
  P a | | ziet. | |
  b [ ] [z]í[et.] [ ]
  M5   |   |
  D   | | ziet. | |

76 M2-T   Doch,   waar zijn nood mij tegen-krijt,  
  P   | |◦ | |
  M5   | |, | |
  D   | |◦ | |

79 M2 a maar ik ben   wrokkend , waar ze 't kind  
  b [ ] woedend   [   ]
  M3-T   |   |
  P   |   | ◦ | |
  M5   |   | , | |
  D   |   | ◦ | |

80 M2 a omaait met hare ziende   z  
  a [ ] kussen.  
  M3-D   |   |Ga naar margenoot+

[pagina 555]
[p. 555]


illustratie

81 M2-T   Ach, armoede, armoede, asch der brandenGa naar margenoot+  
  P a Och | |
  b A[ch] [ ]
  M5, D   |   |

82 M2-T   waarvoor geen   menschen-koude wijkt!...  
  P a | | menschenkoude | |
  b [ ] [menschen]-[koude] [ ]
  M5, D   |   |

83 M2-P   Heb ik een kind? Ik heb geen handen  
  M4   Héb | |
  D   Heb | |

84 M2 a dien het zijn handjes   tegen-reikt.
  b [ ] [reikt.]  
  M3-D   |   |

85 M2   Heb ik   Ga naar margenoot* en vrouw? Eens volde een adem  
  M3-P   |   | een | |
  M5   Héb |   |
  D   Heb |   |

87 M2   haar borst verhief en dalen deed ;
  M3-D   | | .

88 M2   thans wacht een ijlte tusschen beiden,  
  M3-D   Thans | |

91 M2-T   En zij,   die mij het leven schonken,  
  P   | |◦ | |
  M5   | |, | |
  D   | |◦ | |

92 M2-T   ik weet : ze zijn al lange dood.  
  P   | | zij | |
  M5   | | ze | |
  D   | | zij | |

94 M2 a gezonken in haar   ronden schoot?
  b [ ] [schoot?]  
  M3-D   |   |

96 M2-T   gestaan, waar   woord-gegons als bieën  
  P a | | woordgegons | |
  b [ ] [woord]-[gegons] [ ]
  M5, D   |   |

98 M2-T   Ach, armoede, armoede, asch der vuren  
  P-D   | |◦ | |

[pagina 556]
[p. 556]


illustratie

100 M2-T   wien   zélf de sprokklen heeft gegaêrd!...  
  P a | | zelf |   |
  b [ ] [z]é[lf] [   ]
  M5 a | | we[?]  
  a [ ] zélf de sprokklen heeft gegaêrd!...  
  D   |   |Ga naar margenoot+  

101 M2   Zóo[?] leer 'k   de[?] lol van wijs ontkennenGa naar margenoot+  
  M3-D   - Zoo | | de | |Ga naar margenoot+

119 M2 a zij bieden   trouw   het   daêglijksch ijle  
  b [   ] aan 't   [   ]
  M3,M4   |   |
  T   |   | daeglijksch | |
  P-D   | | mild   |   |

120 M2 a het milde brood, den   rijken wijn.Ga naar margenoot+  
  a [ ] [rij]p[en] [ ]
  M3-D   |   |Ga naar margenoot+

127 M2-T   en schemering me aan scheemring daag',  
  P-D   | | ;

129 M2   waaruit de kern der wereld klinke  
  M3,M4 a | |  
  b [ ] ,
  T-D   |   |Ga naar margenoot+

132 M2   die nimmer zien ten   eigen baat,  
  M3, M4 a |   |
  b [ ] é[igen] [   ]
  T   | | eigen |   |
  P a |   |
  b [ ] é[igen] [ ] ◦
  M5   |   | ◦

135 M2-T   en handen,   die mij nimmer raken  
  P-D   | |◦ | | ,

136 M2-T   doch warrem breiden aan mijn   kake
  P   | | kaken
  M5   | | kake
  D   | | kakenGa naar margenoot+

[pagina 557]
[p. 557]


illustratie

141 M2-T   Zij zeggen: ‘Hoor de lammren grazen;  
  P   | | :
  M5   | | ;
  D   | | :

144 M2-T   steeds wordend   Goden-werk.’
  P-D   | | Gode-werk.’Ga naar margenoot+

146 M2-P   geen dronk die blinke   vóor hij lave  
  D   | | voor | |

147 M2-P   en van zijn luister   vergewist:  
  M5 a | | vergewisd  
  a [ ] [vergewis]t :
  D   |   |Ga naar margenoot+

149 M2   mijn vingeren   vergéefs! - doch weelde  
  M3, M4 a |   |  
  b [   ] ,
  T   |   |
  P   | | vergeefs! | | ◦
  M5   | | vergéefs! |   |
  P, D   | | vergeefs! |   |Ga naar margenoot+

151 M2-T   Zoo word ik rijk aan elk beginnen,  
  P a |   |
  b [ ] ◦
  M5   | | ,
  D   | | ◦

152 M2 a die nooit de spijt van 't   einde ken  
  b [ ] [einde]n [ ]  
  M3-T   |   |  
  P a | | einde | |  
  b [   ] ,
  M5   |   | ◦
  D   |   | ,

154 M2-T   me aan   géene liefde   wen.  
  P   | | geene |   |
  M5   | | géene | | wén.  
  D   | | geene | | wen.Ga naar margenoot+  

156 M2 a kan 'k mijn verlangen braaf   geneeren  
  a [ ] [gen]e[ren]  
  M3-D   |   |

[pagina 558]
[p. 558]


illustratie

157 M2-T   met bloode   het kloppen van mijn bloed,  
  P-D   | | 't | |Ga naar margenoot+

161 M2-T   - De middag kraait de hanen wakker;  
  P a De | |
  b - [De] [ ]
  M5, D   |   |Ga naar margenoot+

164 M2-T   als   waar 't een regen-dag.  
  P-D   | | waar' | |Ga naar margenoot+

170 M2-T   benepen-zoele armzieligheid...Ga naar margenoot+  
  P   benepen-zoete | |
  M5   benepen-zoele | |
  D   benepen-zoete | |

Zetfouten

T r. 45: vind | vindt
  r. 54: wrochten | wrochtten
  r. 138: voeren | voeren,
  r. 164: waart 't | waar' 't
  r. 168: O | o
  r. 169: Zalige | zalige
D titel: De Blind-gewordene | De hlind-geborene
  r. 54: wrochten | wrochtten (ook P)
  r. 61: ontstentenis | ontstentenis;
  r. 67: gedreven | gedreven;
  r. 100: sprokkle | sprokklen
  r. 107: ik | 'k (ook P)
  r. 108: lijden | 't lijden (ook P)
  r. 141: lammre | lammren
  r. 146: heve | lave
  r. 164: waar 't | waar' 't

Noten

1Bij r. 101 in M2 is het papier enigszins vergaan. Hoewel daardoor de tekst beschadigd werd, is Van de Woestijnes bedoeling herkenbaar.
2Typefouten en correcties in M3 en M4 die niet als varianten zijn beschouwd:
r. 16: duwt→duurt
r. 54: wrochten→wrochtten
r. 76: tegen-krijt→tegen-krijt,
r. 82: menschen-konde | menschen-koude
r. 86: vaden | vadem
r. 116: kroon | koon
r. 119: daêglijksch | daeglijksch
[pagina 559]
[p. 559]
r. 140: verroest→verroert
r. 164: waart | waar of waar'
r. 168: cavitate | caritate (in M4 gecorrigeerd)
3De tekst in D is cursief gezet.
4De variant in D, r. 67 ontstond door correctie van een zetfout: de ontbrekende komma werd aangevuld als puntkomma.

margenoot+
[→B; →C, 10; →D, 10; →HI, 10; →10]
margenoot+
[←A; →C, 10; →D, 10; →HI, 10; →10]
margenoot+
[1-20→HI, 1-20; 1-20→1-20]
margenoot+
[←A; ←B]
margenoot*
[of: roeren [?]]
margenoot+
[→HI, 21-30; →21-30]
margenoot*
[lees: en,]
margenoot*
[lees: éenmaal vrede]
margenoot*
[lees: verrijzenisse]
margenoot+
[→HI, 32; →32]
margenoot+
[5-6→HI, 41-44; 5-6→41-44]
margenoot+
[→HI, 38]
margenoot+
[10-11→JII, 51-52; 10-11→51-52]
margenoot+
[1-20←D; 1-30←C; 1-50→1-50]
margenoot+
[←A; ←B]
margenoot+
[21-30←E]
margenoot+
[←F, 1]
margenoot*
[lees: beê]
margenoot*
[lees: bee geschrapt]
margenoot+
[←F, 9]
margenoot+
[41-44←F, 5-6]
margenoot+
[51-52→JI, 51-52]
margenoot*
[lees: keurdet]
margenoot+
[55-60→JII, 65-70; 55-60→65-70]
margenoot+
[→MIV, 123-124]
margenoot+
[→NI, 121; →NII, 121; →121]
margenoot+
[→NII, 139-140; →139-140]
margenoot+
[51-52←HI, 51-52]
margenoot+
51-52←F, 10-11; →51-80]
margenoot+
[65-70←HI, 55-60]
margenoot*
[lees: omaait]
margenoot+
[→K, 81; →81]
margenoot+
[→81-100]
margenoot+
[←JIII]
margenoot+
[101-110→101-110]
margenoot+
[←L]
margenoot+
[111-114→MII, 111-114]
margenoot+
[111-114←MI, 111-114; 111-114→111-114]
margenoot+
[→MIII, 115]
margenoot+
[→120]
margenoot+
[←MII, 115]
margenoot+
[→117]
margenoot+
[→NI, 123; →QI, 162]
margenoot+
[→NI, 121; →NII, 121; →121; 123-124←HIII]
margenoot+
[125-130→NII, 125-130; 125-130→125-130]
margenoot+
[→126]
margenoot+
[121-122→NII, 121-122; 121-122→121-122]
margenoot+
[←HIII, 1;←MIV, 123]
margenoot+
[←MIV, 121; →NII, 131-132; →QI, 162; →131/162]
margenoot+
[121-122←NI, 121-122; →121-140]
margenoot+
[←HIII, 1; ←MIV, 123]
margenoot+
[125-130←MIV, 125-130]
margenoot+
[131-132←NI, 123]
margenoot+
[139-170←I]
margenoot+
[141-147→141-147]
margenoot+
[146-147→OIII, 146-147]
margenoot+
[148-149→OIII, 148-149; →148-150]
margenoot+
[146-147←OI, 146-147; →146-149]
margenoot+
[148-149←OII, 148-149]
margenoot+
[151-154→151-154]
margenoot*
[lees: waar]
margenoot+
[156-158→158-160]
margenoot*
[lees: vreezen]
margenoot+
[161-167→161-167]
margenoot+
[←MIV, 121; ←NI, 123]
margenoot+
[→QII, 169; →168]
margenoot+
[→QII, 170; →170]
margenoot+
[→169]
margenoot+
[←QI, 169;→168]
margenoot+
[←QI, 170; →170]
margenoot+
[→155-157]

margenoot+
[1-20←D; 1-30←C; 1-50←HI
margenoot*
[lees: aedmen]
margenoot+
[10←A; 10←B]
margenoot*
[lees: huizen]
margenoot+
[21-30←E]
margenoot+
[←F, 1]
margenoot+
[38←F, 9]
margenoot+
[41-44←F, 5-6]
margenoot+
[51-52←F, 10-11; 51-80←JII]
margenoot+
[65-70←-HI, 55-60]
margenoot+
[81-100←K]
margenoot+
[←JIII]
margenoot*
[lees: een]
margenoot+
[101-110←MI, 101-110]
margenoot+
[←L]
margenoot+
[111-114←MII, 111-114; 117←MIII, 117]
margenoot+
[←MII, 117]
margenoot+
[121←HIII, 1; 121←MIV, 123; 121-122←NI, 121-122; 121-140←NII; 125-130←MIV, 125-130]
margenoot+
[131←NI, 123]
margenoot+
[139-140←I; 141-147←OI, 141-147]
margenoot+
[146-149←OIII]
margenoot+
[148-150←OII]
margenoot+
[151-154←P, 151-154]
margenoot+
[155-157←R]
margenoot+
[158-160←P, 156-158; 161-167←QI, 161-167]
margenoot+
[162←MIV, 121; 162←NI, 123]
margenoot+
[168←QI, 169; 168←QII, 169; 169←QII, 168]
margenoot+
[←QI, 170; ←QII, 170]


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken