Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat
Afbeelding van Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaatToon afbeelding van titelpagina van Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (15.13 MB)

Scans (30.94 MB)

ebook (15.81 MB)

XML (3.04 MB)

tekstbestand






Editeur

Leo Jansen



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat

(1996)–Karel van de Woestijne–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[BM10] De treinen blazen de aard het zuigen toe der zeeën

Overlevering

C1: Carnet H-72, p. 16r.
C2: Carnet H-83, p. 40r, 42v, 43r, 45r, 45v, 46r.
M1: Manuscript H-94,[1]-2.
T1: De gids 91.iv (november 1927), p. 182-183. /33/
P: Drukproef D H-99,27-29.
M2: Manuscript H-101,21-23.
M3: Manuscript H-104,[1]-2.
T2: De gids 92.iii (september 1928), p. 303-304. /36/
D: Het berg-meer, p. 27-29.
[pagina 584]
[p. 584]

Datering

Maart of april 1926; tussen 1 en 4 juli 1927; 15 augustus 1927 en kort daarna (vóor 20 augustus).

Ontwikkelingsgang

I

Op p. 16r van het carnet van 1926 noteerde Van de Woestijne met potlood een regel die, gewijzigd, als vijfde regel in het gedicht zou terugkomen (C1:A). Erboven komt een tweeregelige aanzet voor (paralipomenon), waarvan het verband met de genese van het gedicht onzeker is.

  C1:AGa naar margenoot+  
 
(1)   De haven, dáar aan 't eind der menschen-straten

  C1: paralipomenon
 
(1)   Ik zwem. Dees zoele waetren zijn de zee

(2)   die streelend mijne haren overschuiven

Deze fragmenten moeten in maart of april 1926 geschreven zijn. Ruim een jaar later, tussen 1 en 4 juli 1927, nam Van de Woestijne de regel uit A weer op, als begin van een onvolledige strofe. Kennelijk zag hij die op dat moment nog als opening van het gedicht (C2:B, p. 40r).



illustratie

  C2:B  
 
1   De haven aan het eind der menschelijke stratenGa naar margenoot+

2   a sluit
  a besluit het leven niet

3   en wie de zee [ ø ] verlaten

4   oopnen een nieuw verschiet

Iets verder in het carnet, na de kladstadia van ‘Ik open me als een oog, den nacht verloren’ [BM9], maakte Van de Woestijne op twee tegenoverliggende pagina's een ruwe opzet voor het gehele gedicht (p. 42v, 43r). Een precieze reconstructie van de genese is niet mogelijk. Van de Woestijne begon naar gewoonte rechtsboven. Daar noteerde hij twee strofen en een regel (C2:C). De datum ‘15 Aug.’ is er later boven geschreven. De aanhef is hier een nieuwe versie van B; dit versterkt het vermoeden dat de latere tweede strofe aanvankelijk als opening werd gedacht.



illustratie

  C2:CGa naar margenoot+  
 
1   De haven aan het eind der menschelijke straten:Ga naar margenoot+

2   a mijn rug is zwaar en   moe[x]  
  a [ ] [moe] van   't ademen der dood,  
  b [   ] de [ ]

3   gordijnen eindloosheid bevalen mijn gelaat, en

[pagina 585]
[p. 585]


illustratie

4   de koortse van mijn ingewand is droef en rood
 
  [strofewit]Ga naar margenoot+

5 a Heb 'k ooit gewoond, waar nooit een woon haar   veste
  b [ ] zéekre [veste]

6   o zee, van onbewogen ankren heeft beklemd?

7   Elk onweêr uitgespaard, bevoeren wij, de Besten,

8 a [ ø ] bestemd  
  b de wijze voren, ons voorzichtigheid   [ ]
 
  [witregel]  

9 a een   [ ø ] vol van gestadig zoutGa naar margenoot+  
  b [ ] onbestendigheid   [ ]

Van de Woestijne gebruikte anilinepotlood, maar met twee uitzonderingen. Op de linkerpagina, iets onder het midden, schreef hij een regelpaar (later r. 23-24) met blauwe inkt; later bracht hij daarin met anilinepotlood nog een variant aan. En rechtsonder begon hij het woord ‘geruisch’ met zwarte of donkerblauwe inkt, maar na de eerste drie letters maakte hij het met aniline af omdat de pen haperde. Dit betekent dat alleen al op basis van het schrijfmateriaal op deze twee pagina's ten minste vier stadia te onderscheiden zouden zijn, zonder dat kan worden vastgesteld wat ze precies behelzen en hoe hun onderlinge verhouding en chronologische volgorde van ontstaan is. De verdere verdeling in stadia geschiedt dus met enig voorbehoud.

De onder C vrijgebleven ruimte werd waarschijnlijk later pas opgevuld met een klad van de derde strofe (C2:E), nadat eronder een regelpaar was gekomen dat tot de zevende strofe zou gaan behoren (C2:D).



illustratie

  C2:DGa naar margenoot+  
 
(1)   a De honden   van [streep] waarnaar de schapen blaten  
  b o [ ] [Ga naar margenoot* van] zonder doel   waar geen [ ]
  b [   ] [waar]naar [geen schapen blaten]

(2)   a o Boenders eener zaal   waar[?] [ ø ] betreed
  b [ ] die geene zool [betreed]t

  C2:EGa naar margenoot+  
 
(1)   a Geboren in   het oord dat alle waetren scheiden  
  b [ ] een [ ]

(2)   a van dezen stenen steun aan dit   [ ø ] strand  
  b [ ] verstoven   [ ]

(3)   a en 't zoet verbazen, deze lieve rust te lijden

[pagina 586]
[p. 586]


illustratie

(4) a en dit   verwondren om [   ø ] brand  
  b [   ] [verwond]e[ren] [Ga naar margenoot* om] van   een bescheiden   [ ]
  c [] {[   ]} [   ]
  c [] {wondren angst in ons om} [   ]

Tot slot op deze pagina het fragment dat met inkt werd begonnen maar met anilinepotlood afgemaakt (C2:F).



illustratie

  C2:F  
 
(1)   [ ø ] geruischGa naar margenoot+

(2)   uit hoogte en laagte, breedte en diept vanGa naar margenoot* Godesc huis

Op de linkerpagina is als eerste waarschijnlijk de regel gekomen die bovenaan staat (op gelijke hoogte met het begin van C) en die de vroegste versie van de definitieve opening van het gedicht behelst (C2:G). Eveneens van een vroeg stadium zal een regel zijn die lager staat en slotregel zou worden (C2:H). Het lijkt dus alsof Van de Woestijne hier begonnen is met definitief begin- en eindpunt van het gedicht vast te leggen. Daartussenin schreef hij een kladversie van de vijfde strofe (C2:I), beginnend ter hoogte van regel 8 uit C. Twee regels in blauwe inkt (C2:J), uit de zesde strofe, kwamen ter hoogte van E. Er werd later, mogelijk in stadium K, met aniline een variant in aangebracht. Tot slot is onder H nog een klad van de latere achtste strofe geschreven (C2:K), beginnend ter hoogte van het op de rechterpagina voorkomende fragment D, dat een voorstadium van de zevende strofe was.

Tegenover enkele passages op de rechterpagina plaatste Van de Woestijne dus enkele fragmenten links zodanig dat ze aansloten zoals ze in de eindversie ook zouden aansluiten. Het is daarom denkbaar dat hij zich, zeker gezien het feit dat de begin- en slotregel (respectievelijk G en H) waren vastgelegd, bij zijn werkzaamheden op de beide pagina's al een betrekkelijk duidelijk beeld had gevormd van het beoogde gedicht.



illustratie

  C2:GGa naar margenoot+  
 
(1)   De treinen blazen de aard naar 't zuigen van de zee

  C2:HGa naar margenoot+  
 
(1)   Het blind-gevreten oog dat alle licht doorbrandt

  C2:IGa naar margenoot+  
 
(1)   a zieke onbekende, zwart van   [ ø ] van blikken  
  b [ ] dorst, die gilt   [ ],

(2)   vol onbestendigheid en onverzaadlijk zout.Ga naar margenoot+

(3)   a gij zelve zoudt ons   tot[?] [ ø ] beschikken  
  b [ ] lammen deemoed wijs   [ ]

[pagina 587]
[p. 587]


illustratie

(4)   a naar 't   starre [ ø ] houdt  
  b [ ] onaanroerbaar huis dat star ons binnen- [ ]

  C2:JGa naar margenoot+  
 
(1)   Nooit heeft mijn dorre mond van vonken dauw geblonken

(2)   a gelijk   ge [ ø   ] een kindermond  
  b [ ] de roze van een jongen [ ]
  c [   ] open [ ]
 
  [Fase c valt samen met een later stadium, vermoedelijk stadium K]

  C2:KGa naar margenoot+  
 
(1)   En waar - met witten blik en brallen kin bedreven -

(2)   a [ ø ] zieke vrucht   versteend  
  b de liefde in U gelijk een   [ ] [versteen]t  

(3)   a [ ø ]
  b verzoening  
  b [verzoen]e[n]de eenheid! voelt ge om uwe leden kleven

(4)   de stede waar om u de vrouwe heeft geweend

Op de rechterbladzijde schreef Van de Woestijne naast de laatste regel van stadium K: ‘Les larmes d'Eve’, een notitie die met die regel verband houdt maar waarvan de bedoeling niet duidelijk is. Mogelijk is het een citaat.

Tot nu toe kwamen tien van de twaalf strofen in eerste aanleg gedeeltelijk of geheel op papier. Korte tijd later - vóor 20 augustus 1927 - schreef Van de Woestijne met anilinepotlood een volledige versie, twee bladzijden verder in hetzelfde carnet (C2:L, p. 45r en 46r; een variant bij r. 44 op p. 45v). Later bracht Van de Woestijne in de regels 1, 4 en 46 varianten aan met zwarte inkt. Stadium L is opgenomen in de gecombineerde synopsis.

Onder de volledige tekst schreef Van de Woestijne een deel van de voorlaatste regel (C2:M). Het is mogelijk dat de dichter een herneming van (een deel van) de laatste strofe overwoog, maar het is niet uit te sluiten dat deze halve versregel als notitie tijdens stadium L werd vastgelegd.



illustratie

  C2:M  
 
(1)   [ ø ] van vochte en vuur'ge kammen

II

M1 is kopijhandschrift voor T1 geweest; M3 is kopijhandschrift voor T2 geweest.

[pagina 588]
[p. 588]

Varianten en correcties



illustratie

  (C1 en C2:B-K niet opgenomen)  
 
1 C2:L a De treinen blazen de aard   naar   't   zuigen   van de   zeeënGa naar margenoot+  
  b [ ] [Ga naar margenoot* naar] [   ] aan der   [ ]
  c [ ] het   [Ga naar margenoot* 't]   [   ]
  M1, T1   |   | zuigen   aan der zeeën.  
  P a |   |  
  b [   ]   toe [   ]  
  M2-T2   |   |   aan |   ]  
  D   |   |   toe |   |  

2 C2:L   Een laatste stad die zwoel en zwart den drift bedriegt  
  M1-D   | | :

3 C2:L a Een loome lucht vol   slaap en dood voor   de Ga naar margenoot* gedweeen;  
  b [   ] vromen [slaap voor]   U, [ ]
  M1-D   een |   | u, gedweeën;  

4 C2:L a dan:   gij [ ø ]   vrage, gij,   die wekt en wiekt  
  b [ ] onbegrepen   [   ]  
  c [   ] [vra]ag, [gij]   zee , [ ]  
  M1-M3   |   | , |   | .
  T2   |   | Zee |   |
  D   |   | zee |   |Ga naar margenoot+

6 C2:L-T1   mijn rug is zwaar en   moe van de ademen der dood;  
  P a |   |
  b [ ] [mo]ê [ ]
  M2, M3   | | moe | |
  T2, D   | | moê | |Ga naar margenoot+

11 C2:L a en 't zoet verbazen, deze lieve rust te   leiden  
  b [ ] [l]ij[den]  
  M1-D   |   |,

12 C2:L-T1   en heimlijk vreeze' in ons   om een bescheiden brand:  
  P-D   | | van | |Ga naar margenoot+

13 C2:L   heb 'k ooit gewoond, waar   nooit een woon haar   zéekre veste,  
  M1, T1   | | nooít |   |
  P   | | nooit | | zeekre | |
  M2   | | nooít | | zéekre | |
  M3-D   | | nooit | | zeekre | |

14 C2:L-M3   o zee , van onbewogen ankren heeft beklemd?  
  T2   o Zee |   |
  D   o zee |   |

[pagina 589]
[p. 589]


illustratie

15 C2:L   - Elk onweêr   uitgespaard, bevoeren wij, de   Besten,  
  M1 a | | uitsp  
  a [ ] [uit]gespaard, bevoeren wij, de   besten,  
  T1   |   |
  P a |   |
  b [   ] [b]é[sten,]
  M2-T2   |   | besten,  
  D   |   | bésten,Ga naar margenoot+  

18 C2:L   vol onbestendigheid en   onverzaadlijk zout:Ga naar margenoot+  
  M1 a | | onb  
  a [ ] [on]verzaadlijk zout:  
  T1-D   |   |

19 C2:L   gij-zelve zoudt   ons lammen deemoed voorbeschikken  
  M1, T1   zee, zelve zoudt   ge | |
  P a |   | gij | |
  b [   ] [g]e [ ]
  M2-D   |   |

20 C2:L   het onaanroerbaar huis dat star ons   binnen-houdt
  M1-D   | | binnen houdt.

21 C2:L-M2   Uit allen wind geweerd, in alle zoelt   gezonken,
  M3, T2   | | verzonken,
  D   | | gezonken,

22 C2:L a heeft nooit een   hoop gegeeuwd, die geene   spijs en vond;  
  b [ ] vraag [   ]
  b [ ] hoop [   ]
  M1-D   |   | ◦ | | spijze vond;Ga naar margenoot+  

23 C2:L a nooit heeft   een dorre mond van vonken   dauw geblonken  
  b [ ] ons [   ]
  M1-D   |   | daauw | |

24 C2:L-T1   gelijk de roze van een open   kinder-mond.  
  P a | | kindermond.  
  b [ ] [kinder]-[mond.]  
  M2-D   |   |

25 C2:L   Van eigen dorst de dronk, van eigen honger ate  
  M1-D   | |,Ga naar margenoot+

27 C2:L   o honden zonder doel   waar naar geen schapen blaten ,
  M1-M2   |   | ;
  M3, T2   | | naar wie |   |
  D   | | waar naar |   |

[pagina 590]
[p. 590]


illustratie

28 C2:L   a o boeders   van de zaal die nooit een zool betreedt  
  a [] [boe]n[ders]   [ ]  
  M1-M2   |   | ;
  M3   a |   | d  
  a [   ] van de zaal die nooit een zool betreedt;  
  T2, D   |   |Ga naar margenoot+

29 C2:L   a En waar   , met witten blik en brallen   kin bedreven  
  a [   ] ( [   ] )
  M1-M2   en |   |
  M3, T2   |   | wil |   |
  D   |   | kin |   |

30 C2:L α a de liefde in   u gelijk een zieke   vrucht versteent,  
  β b [ ] ons [   ]
  M1-D   [   | peer | |

31 C2:L α a verzoening   !, voelt ge aan   uwe   taaie kleêren kleven  
  β b [   ] [voel]en we [ ] ons   [   ]
  M1-M3   | | |◦ |   |
  T2   |   | taaië | |
  D   |   | taaie | |

32 C2:L α a de stede , waar om   u de Vrouwe heeft geweend.  
  β b [   ] ons [   ]
  M1-D   | | Stede |   | ...

33 C2:L   - Maar neen, maar neen:   ons doove   wand is vol geruchten  
  M1-M3   |   | muur | | ;
  T2   | | ons' |   |
  D   | | ons |   |

34 C2:L   a de venstren huivren van een   lucht die buiten   hoost  
  b [   ] dag [ ] bloost  
  M1-D   | | vensters |   |.

35 C2:L   a Hoe   ae  
  a [ ] [a]demt onze borst   die, vol benepen zuchten  
  M1, T1   |   |, | | ,
  P-D   |   |◦ |   |

36 C2:L   a [x]  
  a nooit dan de zwoelte drinkt die de eigen zwaarte loost?  
  M1-M2   |   |
  M3, T2   | | !
  D   | | ?

37 C2:L   a Verbiedt het gierig kind den mompelenden horen  
  b [Verbied] [ ]
  M1-D   |   |

[pagina 591]
[p. 591]


illustratie

38 C2:L   waar donker   zwijmt het luisterlooze zee-geruisch :Ga naar margenoot+
  M1-D   | | zwijmt | |

39 C2:L a u  
  a niets   dat uw wrokkig oor den zang belet te hooren,  
  M1-D   | |, | |

40 C2:L   uit hoogte en laagte,   breedt en diept van Godes huis,Ga naar margenoot+  
  M1-M3   | | breedte |   |
  T2   |   | .
  D   |   | ,

41 C2:L a Godes  
  a o Zee!...   En   sluit op 't dure duister der geheimen  
  M1, T1   | | - |   |
  P a |   |
  b [   ], [ ]
  M2-T2   |   | ◦ | |
  D   |   |, | |

42 C2:L a 't fluweel der blikken,   voor [ ø   ] beducht  
  b [   ] en op 't duchten van   zijn vreê  
  c [   ]   uw [ ]
  M1-M2   | | ◦ |   |
  M3   |   |   Uw | |
  T2, D   |   |   uw | |

43 C2:L a (De dag is   vol gerucht[?]   [   ø   ] vlijmen  
  b [   ] schichten-rijk die   flikkeren van   [ ]  
  c [   ] [flikk][ren] [ ]   de [vlijmen]  
  M1, T1   (de | |   flitsen-rijk |   |
  P   |   | flitsen   |   |
  M2   |   | flikkren |   |
  M3-D   |   | flitsen   |   |

44 C2:L a der scherpe zeilen,   zeis-gewijs door zee en lucht
  b de   [   ] als de zeisen van de zee)  
  c {[   ]}  
  c {de scherpe zeilen als de zeisen van de zee)}  
  d {[de scherpe zeilen, als de zeisen van de zee)]}
  d {[de scherpe zeilen als de] {[zeisen]} [van de zee]}
  d {[de scherpe zeilen als de] {vlijmen} [van de zee]}
  M1 a der   scherpen zeilen,   als de zeisen van de zee),  
  a [ ] [scherpe] [   ]
  T1-D   |   |

45 C2:L a [   ø   ] brandt  
  b Weet : éens toch scheurt uw rust de karteling   der vlammen  
  b [   ] [ø] [ ]
  M1-D   wéet |   | der | |

[pagina 592]
[p. 592]


illustratie

46 C2:L a [   ø   ]  
  b die   alle kennen   geeft en alle   weten bant  
  c [   ] baart [] elk   bezitten [   ]  
  M1 a die   kennen openbaart en die   |   | ;
  b [ ] K[ennen] [   ] B[ezitten] [   ]
  T1   | | kennen |   | bezitten |   |
  P   | | Kennen |   | Bezitten |   |
  M2 a | | kennen |   | bezitten |   |
  b [ ] K[ennen] [   ] B[ezitten] [   ]
  M3-D   |   |

47 C2:L a en[?] [   ø   ] kammenGa naar margenoot+  
  b o zegen-rijke zee   [   ] een vuur'ge   [Ga naar margenoot* kammen]  
  c [   ] van vochte en [   ] [kammen]  
  M1-D   |   | !

48 C2:L a het blind-gevreten oog dat   Eeuwig   licht   door-brandtGa naar margenoot+  
  b o [   ] L[icht]   [   ]
  M1, T1   |   | doorbrandt!  
  P a |   |
  b [] B[lind-gevreten] [   ]
  M2 a || blind-gevreten | | Eee  
  a []   ] [Ee]uwig Licht   doorbrandt!  
  M3 a || blind-gewreten |   |
  a [] [blind-ge]v[reten] [   ]
  T2   |   | .
  D   || Blind-gevreten |   | !
 
  [Fase c in de regels 1, 4 en 46 in stadium L is onbepaalde tijd later met zwarte inkt uitgevoerd]

Zetfouten

T1 r. 41: of | op
  r. 44: scherpen | scherpe
T2 r. 15: omveer | onweêr
  r. 29: parenthesen ontbreken
  r. 48: blind-gereten | blind-gevreten
P, D r. 13: zekere | zeekre

margenoot+
[→B, 1; →C, 1; →5]
margenoot+
[←A; →C, 1; →5]
margenoot+
[1-4→5-8]
margenoot+
[←A; ←B, 1]
margenoot+
[5-8→13-16]
margenoot+
[→I, 2; →18]
margenoot+
[→27-28]
margenoot*
[lees: geschrapt]
margenoot+
[→9-12]
margenoot*
[lees: geschrapt]
margenoot+
[→38]
margenoot*
[lees: Godes]
margenoot+
[→1]
margenoot+
[→48]
margenoot+
[→17-20]
margenoot+
[←C, 9]
margenoot+
[→23-24]
margenoot+
[→29-32]

margenoot+
[←G]
margenoot*
[lees: geschrapt]
margenoot*
[lees: geschrapt]
margenoot*
[lees: gedweeën]
margenoot+
[5←A; 5←B, 1; 5-8←C, 1-4]
margenoot+
[9-12←E]
margenoot+
[13-16←C, 5-8]
margenoot+
[17-20←I]
margenoot+
[←C, 9]
margenoot+
[23-24←J]
margenoot+
[27-28←D]
margenoot+
[29-32←K]
margenoot+
[←F, 1]
margenoot+
[← F, 2]
margenoot+
[→M]
margenoot*
[lees: kamme]
margenoot+
[←H]


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken