Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Parnassus aan 't IJ (1663)

Informatie terzijde

Titelpagina van Parnassus aan 't IJ
Afbeelding van Parnassus aan 't IJToon afbeelding van titelpagina van Parnassus aan 't IJ

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.90 MB)

Scans (8.53 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Parnassus aan 't IJ

(1663)–Jan Zoet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 13]
[p. 13]

III. Vraag.

 
WAt is het allerbest en 't ontelbaarst of Aarde,
 
't Geen, by de Menschen, word geacht het minst van waarde.

Antwoord.
Stemme: Ach! Schoonste Nimph, aanziet een, &c.

 
WAt my, van 't best en 't ontelbaarst' op Aarde,
 
Kan komen in 't gedacht,
 
En dat het minst gehouden wordt van waarde
 
By 't Menschelik geslacht,
 
Is, hou ik vast, des Heeren milden zegen,
 
Die door de gansche werelt wordt
 
Zeer overvloedig neêrgestort,
 
Gelijk een Regen.
 
 
 
De zegen Godts doet alle planten bloejen;
 
Bouwt Steden, Kerk en Hof.
 
He zegen Godts doet alle spruiten groejen;
 
Deft Princen uit het stof,
 
En komtze weêr in haren zetel veste.
 
Godts zegen 't all' in al bevat;
 
Daarom wordt zy, van my, geschat
 
Het allerbeste.
 
 
 
De zegen Godts is met geen tal te noemen;
 
Sy is in alle ding;
 
In Menschen, Vee, in Kruiden, Gras, en Bloemen;
 
Aanzienlik of gering:
 
Sy is in 't grootst', in 't kleinst', in 't lichtst', in 't zwaarste;
 
In d'Aarde, Lucht, en in de Zee:
 
Herhalven houden wy haar meê
 
Det ontelbaarste.
 
 
 
Dat nu dit best' en 't ontelbaarst der dingen
 
Het minste wordt geacht,
 
Kan u heel licht en klaar mijn Muza zingen:
 
Schoon iemant hier met kracht,
[pagina 14]
[p. 14]
 
Wou tegen woên, vol yvrend' onverstanden;
 
Wat reedlik Mensch is niet bewust,
 
Hoe yder een gestadig kust
 
Sijn eigen handen.
 
 
 
Den Stee-man roemt zijn loopen en zijn draven,
 
En zijn voorzichtigheit;
 
Den Landt-man prijst zijn zweeten en zijn slaven;
 
Den Krijgs-man zijn beleidt;
 
Den Koning zal op zijne machten bouwen:
 
Maar niemant zal op deze Rots;
 
Het best' en 't meest'; de zegen Godts,
 
Te recht betrouwen.
 
 
 
A. Leeuw.

Antwoord.
Toon: Edel aartisten koen, &c.

 
HEt beste op deze aard,
 
En 't ontelbaarst van allen,
 
Dat by de mensche onwaard
 
Geacht word, door haar mallen,
 
Dat is Gods grooten zeegen,
 
Sijn genaad wijt verspreidt,
 
Daar toe dien gulden zeegen
 
Van zijn Barmhertigheid.
 
 
 
Hoe zal mijn ziel dan zijn
 
In vrolikheid verheeven,
 
Als ik mijn schuld, met pijn
 
Moet, schuldig, aan u geeven.
 
Doch uw groote genade,
 
En uw Barmhartigheid,
 
Kan my met vreugd verzade,
 
Tot rust en zaligheid.
 
 
 
ô Gode! geeft my dan,
 
Dat ik mag vrolik weezen;
 
Want uwe Naam en Van,
 
Word over al gepreezen,
 
Door Rijkken, Land en Steeden
 
Gelijk uw woord verbreid,
 
Ziet men genadigheeden,
 
Daar toe Barmhartigheid.
[pagina 15]
[p. 15]
 
Koomt harte queelt een lied,
 
En wilt uw God lof zingen;
 
Op dat de weereld niet
 
Uw kan in onmagt bringen.
 
Uw God is vroeg en spaade
 
By u tot zaligheid.
 
Te doen aan u genaade,
 
En zijn Barmhartigheid.
 
 
 
Tewis Dircxsz. Blok.

Antwoord.
Stemme: Geen smert en duurd des Menschen ronde tijd.

1.
 
HEt alderbest, ontelbaarst', minst geagt
 
Het zy zigtbaar, of onzigtbaare dingen
 
Zijn d'Eed'le zielen, van 't Mensch'lik geslagt.
 
Welk Muza zal dit na behooren zingen?
2.
 
Wie was, of is, of zal ons zijn de Man,
 
Die dit getal in 't duyzendste zal tellen?
 
Wat staale pen is 't die beschrijven kan,
 
't Ontelbaar deel; onmoog'lik is 't te stellen.
3.
 
Der zielen Vorst, onz' heyligen HeylandtGa naar margenoot+
 
Zey: 't is vergeefs, of iemand konde winnen
 
't Geheel Aardrijk, tot schaê der zielen; want:
 
't Is alderbest; maar weynig die 't beminnen.
4.
 
Het schoon-schijnend, dog water veruwig beeldGa naar margenoot+
 
Des werrelds, zal in 't uytterste der daagen,
 
Vergaan, met al haar wellust, vreugd', en weeld';
 
Als 't beste deel, zal opwaarts zijn gedragen.
5.
 
Vermogent God, dit Edomijts geregt,Ga naar margenoot+
 
Laat dat mijn ziel, dog nimmermeer bekooren;Ga naar margenoot+
 
Schoon my 't onagtzaam, hoofd'looz beest bevegt;
 
Want minst geagt, is aldermeest verlooren.
 
 
 
Elk speelt zijn Rol.
 
Karel Ver Loove.
[pagina 16]
[p. 16]

Antwoord.

 
De tijd is 't alderbeste, en 't ontelbaarste op aarde,
 
Die, by de menschen, word geacht het minst van waarde.

Toon: Het vinnigh stralen van de Zon, &c.

1.
 
WIe dat, in tijdts, den tijd niet acht;
 
Maar wil al willens blindt zijn;
 
En, na de tijd, noch tijd verwacht,
 
Zal, laas! te laat het kindt zijn.
2.
 
Neemt waar den kostelijkken tijdt,
 
Dewijl de daagen boos zijn,
 
En dat, by na de deugd ten spijt,
 
De menschen goddeloos zijn.
3.
 
De Swaluw en den Oyevaar,
 
De Tortelduif en Kraanen:
 
Die neemen haare tijden waar,
 
Van koomen en van gaan: en
4.
 
Den afgerechten Akker-man,
 
Die 't Land niet laat verwoesten,
 
Slaat in de Sai-tijd, wakker an,
 
En past weer op het oesten.
5.
 
Den Schipper die zijn ty vergist,
 
Van ebben en van vloeien,
 
Zal hem, wanneer hy 't vind vermist
 
Vervloeken en verfoeien.
6.
 
Dat ons de tijd dan, eer men 't weet,
 
Niet onverhoedts verrasse:
 
Maar dat wy 't vuil bezoedelt kleed,
 
Der zonden zuiver wassen.
[pagina 17]
[p. 17]
7.
 
Om, naa 't verloop van deeze tijd,
 
In 't endelooze bly zijn
 
Te raaken, daar het al verblijdt,
 
Van tijd en pijn zal vry zijn.
 
 
 
D. Zoutman.
 
 
 
Nam Tuos.

Antwoord.
Toon: ô Karsnacht! Schoonder, &c.

 
HIer vraagt de wijsheid, met eerwaarde,
 
Wat 't beste, en 't meeste is op aarde,
 
En, by de menschen minst geacht?
 
Ik zeg, tot antwoord, op deez reeden:
 
Niet beeter dan den dag van heeden,
 
't Welck is ons tijd, ons dag, ons nacht.
 
 
 
De tijd, van God, aan ons gegeeven,
 
Om eerlik, vroom en wel te leeven,
 
Tot lof en eere van zijn naam,
 
Word vaak, by ons, onnut versleeten,
 
Dat wy die quijt zijn, eer wy 't weeten:
 
Waar door wy worden onbequaam.
 
 
 
Om God, nu en altijd, te prijzen,
 
Na les en leere van de wijsen,
 
Wiens woord en leer is: doet doch vlijt,
 
Ghy mensch, en neemt hier wel in waarde,
 
Terwijl ghy leeft op deeze aarde,
 
Uw ontelbaare en waarde tijd.
 
 
 
Dus laat ons dan den tijd voorstellen,
 
Boven 't geen wy op d'aarde tellen,
 
Eer wy die haastig worden quijt.
 
Laat ons den tijd hier wel besteeden.
 
Mint God, en eert zijn waardigheeden.
 
Hier is niet meerder dan den tijd.
 
 
 
L. Visscher.
 
 
 
Leeft Vrolik.
[pagina 18]
[p. 18]

Antwoord.
Toon: Schoonste Nimphje van het woudt, &c.

 
HEt ontelbaarste op de aard,
 
't Meest van waard,
 
En het minst geacht by menschen;
 
Na ik oordeel, is de tijd,
 
Als die quijt
 
Is, zal meening die weer wenschen.
 
 
 
J. Zoutman. Junior.

Aan A. Leeuw.
Op d'Antwoord van de III. Vraag.

 
LEeuw, ghy hebt het hoogste lot
 
Door uw aartig Rijm gewonnen.
 
Volg den draat, door konst begonnen,
 
Tot ghy 't loon geniet by God.

Aan K. Ver Loove.
Op de zelve Vraag.

 
WIe zijne ziel, met u, voor 't beste schat,
 
Die blijft aan God verlooft, op 't zalig pad,
 
En zal, als hy koomt, in die stant, te sterven,
 
In 't Heemelrijk, gewis een prijs verwerwen.

Aan T.D. Blok.
Op de zelve Vraag.

 
EEn ander Blokt om Vorsten gonst,
 
Om geld, en goed, en andre zaaken,
 
Maar ghy, ô Blok! blokt, om door konst,
 
U, by 't gemeen, beroemt te maken.
 
Tragt dan naar 't beste, benje wijs,
 
En 't ontelbaarst, gestaag, om prijs.
 
 
 
Jan Zoet Amsterdammer.

margenoot+
Matth. 2.17.
margenoot+
1 Joa. 2.17.
margenoot+
Gen, 25.31.32.
margenoot+
Heb. 12.16.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jacob Steendam

  • Karel Verlove

  • Jan Zoutman

  • Pieter Verhoek

  • Laurens Schuilerus

  • Fred. Schuleris

  • Jacob van Speck


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Tewis Dircxsz. Blok

  • Adriaen Bastiaensz de Leeuw

  • Lambert de Visscher

  • Dirck Soutman


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank