Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Henriette Roland Holst (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Henriette Roland Holst
Afbeelding van Henriette Roland HolstToon afbeelding van titelpagina van Henriette Roland Holst

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.98 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/biografie
plaatwerk / prentenboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Henriette Roland Holst

(1970)–Garmt Stuiveling–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

[Schrijversprentenboek]



illustratie
1 - Lindenhof, het geboortehuis van Henriette van der Schalk te Noordwijk, Lindenplein 1.




illustratie
2 - Beginregels van een gedicht uit: ‘De nieuwe geboort’ (verschenen november 1902).


 
Ruik ik de reuk der bloesemende linden,
 
ruik ik de reuken waar ik eens van zong
 
toen zang en geur aanwiekte' op alle winden,
 
dan glijdt een vroeger zoet over de tong ...
[pagina 4]
[p. 4]


illustratie
3 - Mr. Theodoor Willem van der Schalk.




illustratie
4 - Uit: ‘Het vuur brandde voort’ (1949).


Mijn vader was notaris te Noordwijk, een bloeiend dorp tusschen de bollenvelden, op een half uurtje afstand van de zee. Zooals ik hem mij herinner uit mijn kinderjaren was hij van een zeldzame manlijke schoonheid. Hij had een edel gevormden schedel, kleine diepliggende donkere oogen, een arendsneus, fijngevormde zinnelijke lippen en een frissche gelaatskleur.


illustratie
5 - Anna Ida van der Schalk-van der Hoeven.




illustratie
6 - Henriette als kind.




illustratie
7 - Uit: ‘Het vuur brandde voort’.


Mijn moeder voldeed niet aan de klassieke schoonheidsnormen, daarvoor was haar gelaatskleur niet bloeiend genoeg en waren haar trekken te weinig regelmatig. Maar er ging een zeldzame bekoring van haar uit en iedereen werd getroffen door haar lieftalligheid en gratie, meer nog door het zielvolle in haar blik, haar stem en haar gebaren.
[pagina 5]
[p. 5]


illustratie
8 - Op vijftienjarige leeftijd.




illustratie
9 - Uit: Dr. K. Proost, ‘Henriëtte Roland Holst in haar strijd om gemeenschap’ (1937).


...zij was een teruggetrokken, droomerig, maar ook een wild en slordig kind, dat zich moeilijk schikken kon, vaak recalcitrant was en uit den band sprong, waarbij vooral de gouvernantes het nog al eens moesten ontgelden. Maar ook haar familie kon zij het lastig genoeg maken en toen op haar twaalfde jaar een oom eens bemiddelend optrad en haar poogde duidelijk te maken dat zij toch met haar familie leven moest, was haar eenige reactie: ‘ik word toch dichteres’.


illustratie
10 - Een der vroegste gedichten; onder de tweede strofe gedateerd: Noordwijk 26 October (1884).


[pagina 6]
[p. 6]


illustratie
11 - Prof. Dr. A. Kuenen, bij wiens dood Henriette van der Schalk twee sonnetten schreef.




illustratie
12 - Albert Verwey.




illustratie
13 - Kitty Verwey-van Vloten.




illustratie
15 - Gedicht van Henriette van der Schalk, door Toorop gedrukt in de ‘Catalogue de la première exposition annuelle’ Anvers Mai-Juin 1892. In vs. 1 is ‘om’ een drukfout voor ‘oud’.




illustratie
16 - Uit een brief van Verwey aan Toorop, 6 of 7 juni 1892.


Haar sonnet in die Catalogus is een uiligheid. 't Zit vol fouten. Drukfouten. Bovendien heeft ze 't later veel verbeterd. Maar uitgegeven - onder goeie lui bederft 't 'r reputatie. Grooter ondienst kun je haar niet doen dan haar op de spraak te brengen. Haar - ik bedoel haar talent en haar later - mogelijken goeden naam als auteur.
[pagina 7]
[p. 7]


illustratie
14 - Jan Th. Toorop.




illustratie
17 - Bericht uit het Leidsch Dagblad, 30 juni 1892.




illustratie
18 - Mevrouw Van der Schalk, naar een tekening van R.N. Roland Holst, 1895.


[pagina 8]
[p. 8]


illustratie
19 - Herman Gorter.




illustratie
20 - Uit: ‘Sonnetten en verzen in terzinen geschreven’ (verschenen januari 1896).


 
Ik leefde, en wijsheid was voor mij een woord;
 
toen werd ik genoodigd haar gast te wezen
 
door Dante's princelijk en machtig woord.
 
Rijkelijk at mijn ziel van wat hij bood
 
en zoo is al mijn kennis van haar wezen
 
van hem afkomstig, als van koren brood.


illustratie
21 - Begin van een ongepubliceerd gebleven vertaling van Dantes ‘Convivio’.


[pagina 9]
[p. 9]


illustratie
22-23 - De Nieuwe Gids, jrg. VIII, afl. 5, juni 1893, met op blz. 226-231 het eigenlijke debuut: Verzen, van Henriëtte van der Schalk.




illustratie
23




illustratie
24 - Henriette met haar moeder.


[pagina 10]
[p. 10]


illustratie
25 - Verlovingsfoto.




illustratie
26 - Briefje aan Albert Verwey ter gelegenheid van de verloving.




illustratie
27 - Uit: ‘Sonnetten en verzen in terzinen geschreven’.


 
Ik werd geboren met een aard die sterk
 
van zelf gaat naar de kern van alle zaken
 
maar veel stond tusschen mij in en mijn werk.
 
Groeiende heb ik dat op zij gezet:
 
het werd al lichter, alle duisters braken
 
en ik zag liefde als de levenswet.
[pagina 11]
[p. 11]


illustratie
28 - Twee bladzijden uit ‘Sonnetten en verzen’, gedrukt rood en zwart.




illustratie
29 - Uit: ‘Kinderjaren en jeugd van R.N. Roland Holst’ (verschenen februari 1941).


De eerste moeilijkheid, die zich voordeed, was die van de titels, zoowel van de enkele verzen als van de afdeelingen, waarin de bundel was gesplitst. Die titels waren veel te kort, luidde der Kinderens verdict, om voor den kunstenaar, die het geheel verzorgde, bruikbaar te zijn. Zij moesten worden vervangen door uitgebreide opschriften. Dan pas kon elke bladzijde en elk onderdeel tot een zorgvuldig overwogen harmonisch geheel worden gemaakt. Ik moet bekennen, dat de schrik mij om het hart sloeg, toen mij gevraagd werd, titels van ‘passende’ lengte te bedenken.


illustratie
30 - De eerste bundel.


[pagina 12]
[p. 12]


illustratie
31 - Jan Veth, een van de getuigen bij het huwelijk




illustratie
32 - Trouwkaart.




illustratie
33 - Trouwboekje.




illustratie
34 - Uit: ‘Het vuur brandde voort’.


Ons huis te 's Graveland had maar één verdieping en een groote zolder, waarin wij een logeerkamertje en een kamer voor het dienstmeisje lieten timmeren. Er behoefde verder niets aan verbouwd te worden, maar het had jaren lang leeg gestaan en alles moest nieuw geverfd en behangen worden. Mijn man koos zuivere lichte kleuren tot ontsteltenis van den ambtenaar, die het huis kwam zien voor het vaststellen der belasting. ‘Ik ril nog, Edelachtbare, als ik er aan denk’, zei hij tegen den burgemeester.


illustratie
35 - Interieur van het huis in 's-Graveland.


[pagina 13]
[p. 13]


illustratie
36 - Lithografie van R.N. Roland Holst (1898).


[pagina 14]
[p. 14]


illustratie
37 - Frank van der Goes, oprichterredacteur van De Nieuwe Tijd.




illustratie
38 - J. Saks (= P. Wiedijk), redacteur sinds 1902.




illustratie
39 - Herman Heijermans redacteur sinds 1903.




illustratie
40 - J. Fortuyn, uitgever van De Nieuwe Tijd.




illustratie
41 - Eén-Mei-plaat van R.N. Roland Holst met tekst van Henriette Roland Holst.




illustratie
42 - De Nieuwe Tijd, febr. 1898, met voor het eerst de namen van der redacteuren op het omslag.


[pagina 15]
[p. 15]


illustratie
43 - Brief van het partijbestuur van de SDAP.




illustratie
44 - Uit: ‘Opwaartsche wegen’ (1907).


 
O strijd van nu, schoon zijt ge
 
die als een stroom zwelt;
 
onze ziel verwijdt ge:
 
levensfeest bereidt ge
 
waar het hart naar zwelt.


illustratie
45-48 - Publikaties van HRH uit de jaren 1898-1899.




illustratie
46




illustratie
47




illustratie
48


[pagina 16]
[p. 16]


illustratie
49 - Tekening van Albert Hahn.




illustratie
50 - Herman Gorter in ‘De school der poëzie’, (1905).


30 Januari 1903
 
Er is iets groots in ons klein land geschied.
 
Hebt ge 't gehoord? de spoorarbeiders
 
hebben uit vrijen wil de havenarbeiders
 
gesteund, niet voor zichzelf maar slechts
 
voor hen.


illustratie
51 - P.L. Tak.




illustratie
57-60 - Publikaties uit de jaren 1902-1903.




illustratie
58


[pagina 17]
[p. 17]


illustratie
52 - P.J. Troelstra.




illustratie
53 - J. Oudegeest, een van de leiders van de spoorwegstaking.




illustratie
54 - F.M. Wibaut.




illustratie
55 - Uit: ‘De nieuwe geboort’.


 
Voor mij is de avond te gast
 
en om mij stroomt het volk in de zaal;
 
ik grijp ze en houd ze vast
 
met de macht der taal.


illustratie
56 - Uit: P.J. Troelstra ‘Gedenkschriften II: Groei’ (1928).


De wetenschappelijke propaganda, die Mevrouw Holst en Gorter de eerste jaren hebben gevoerd, is voor de ontwikkeling van de arbeidersklasse van groot belang geweest. Nooit zal ik vergeten, hoe op een stralenden voorjaarsdag mevrouw Holst, zoo jong en opgewekt, op mijn bureau aan ‘Het Volk’ bij mij kwam en mij twee door haar geschreven boeken aanbood. Het eene was de dichtbundel ‘De Nieuwe Geboort’, het andere was ‘Kapitaal en Arbeid in Nederland’.


illustratie
59




illustratie
60




illustratie
61 - HRH tijdens een toespraak.


[pagina 18]
[p. 18]


illustratie
62-65 - Deelnemers aan het Internationaal socialistisch congres te Amsterdam, augustus 1904: August Bebel, Karl Kautsky, Jean Jaurès, Henry Mayers Hyndman.




illustratie
63




illustratie
66 - Tekening van Albert Hahn in het Zondagsblad van Het Volk, 21 augustus 1904.


[pagina 19]
[p. 19]


illustratie
64




illustratie
65




illustratie
67 - Het bureau van het Congres. Bovenste rij Van Kol, Ugarte, Nemec, Vaillant, Adler, Kautsky, Walecki, Van der Velde; tweede rij: Cypriani, Troelstra, Belfort Bax, Soukup, Rosa Luxemburg, Bracke, Cambier, Longuet, Anseele; voorste rij: Hyndman, Olaf Kringen, Katayama, Plekhanow, Kundsen, Hilquitt, Navroji.




illustratie
68 - Uit: ‘Het vuur brandde voort’.


De russische partij had een groote afvaardiging gestuurd, waarbij zich een aantal politieke ballingen bevonden. Onder hen was Katarina Breschkofskaja, de grootmoeder der revolutie. Een groep hollandsche afgevaardigden verzocht mij om aan de oude vrouw, voor wie alle russische socialisten, tot welke fractie zij ook behoorden, de diepste vereering hadden, namens hen bloemen aan te bieden. Een diepe ontroering maakte zich van mij meester, toen zij met een vriendelijken glimlach tegen mij zei: ‘Merci, mon enfant’.
[pagina 20]
[p. 20]


illustratie
69 - Henriette en Rik Roland Holst voor hun woning.




illustratie
70 - Samen met Herman Gorter, Wies Gorter, R.N. Roland Holst en mevrouw Van der Schalk, haar moeder, op de Buissche Heide.


[pagina 21]
[p. 21]


illustratie
71 - Op het congres te Stuttgart, 1907, waar HRH als een der sprekers kennis maakte met Trotzky.




illustratie
72-75 - Publikaties uit de jaren 1906-1910.




illustratie
73




illustratie
74




illustratie
75


[pagina 22]
[p. 22]


illustratie
76 - Prent uit het Handelsblad; overgenomen in het Zondagsblad van 6 mei 1906: Tak en Schaper als helpers van Troelstra, tegen de linkse groep van De Nieuwe Tijd


 
Het Congres van de S.D.A.P.
 
Iene miene mukken,
 
Nieuwe Tijd moet bukken.
 
...........
 
Troelstra is de baas!


illustratie
77 - Deventer 1909; uit: ‘Het vuur brandde voort’.


Het grootste deel der partijgenoten, die in Deventer bijeen waren, zou de Tribune-redakteuren geen traan naweenen, maar zij wisten, dat met hen vijf à zeshonderd leden de partij zouden verlaten; het meerendeel daarvan waren stoere werkers. Niemand dacht er aan, den algemeen beminden Gorter uit te sluiten, maar hij had nu eenmaal zijn lot aan dat der Tribunisten verbonden en was niet van plan hen in den steek te laten. Na afloop van het kongres zat Wibaut in een hoekje van de zaal te schreien. Hij hield veel van Gorter en voorzag, dat deze op den duur niet met de Tribune-redakteuren zou kunnen samenwerken.


illustratie
78 - Groep SDP; derde van links: Herman Gorter.


[pagina 23]
[p. 23]


illustratie
79 - Uit: De Notenkraker, 16 april 1911.


‘DE OPSTANDELINGEN’.

(Slot van het laatste bedrijf).

De opvoering van het lyrisch drama van onze partijgenoote H. Roland Holst is een groote gebeurtenis geweest in tweeërlei opzicht.

Het was een gebeurtenis in letterkundig opzicht, wijl de bloeiende pracht en de eindelooze beeldenrijkdom dezer verzen thans, van de planken gesproken, gelijk hun bestemming is, een overweldigenden indruk maakten, waardoor het tot het besef der hoorders doordrong, dat hier het schoonste woord gesproken werd, dat sinds twee eeuwen in onze taal geschreven werd.

Een gebeurtenis echter was het ook niet minder groot voor onze socialistische arbeidersbeweging. De kunst en de revolutionaire gedachte reikten elkaar de hand tot een verbond, waarvan het vruchtdragend vermogen voor beide, dit was het inzicht dat zich den aanwezigen onweerstaanbaar opdrong, zegenrijk moet zijn.

De afbeeldingen die wij geven, zijn tevens te beschouwen als een hulde aan het talent dat aan de opvoering besteed is. De drie hoofdpersonen, wier portretten wij opnemen in het wezen waarin zij optraden, hebben de voorstelling gedragen door hun volkomen toewijding, door hun dramatische kracht en hun gevoel voor de schoonheid van den klank. Er waren ongenoemden, uit het koor te voorschijn tredend, die bij hen nauwelijks achterstonden. Wanneer wij hun beeltenis niet plaatsen, is het slechts omdat wij de door hen gewenschte naamloosheid eerbiedigen.

De groep, waarvan wij een foto reproduceeren, stelt een tooneel op het eind van het laatste bedrijf voor: het afscheid van de ter dood veroordeelden in de gevangenis, terwijl het op den grond gelegerd koor hun woorden van troost en moed met echo's van gevoel beantwoordt.

Laat ons hopen dat nog velen in allerlei oorden des lands in staat gesteld mogen worden om aan deze openbaring van Kunst en Socialisme deel te nemen.

En zij die daartoe niet in de gelegenheid zullen komen, kunnen, het drama lezend, hun fantasie aanvullen met de beelden die wij hierbij geven.

[pagina 24]
[p. 24]


illustratie
80 - Uit: ‘De vrouw in het woud’ (1912).


 
Ik die had kameraadschap uitgegeven
 
tot levenswachtwoord in mijn jong getij,
 
ik word nu door de makkers uitgedreven
 
en kan geen schred meer houden met hun rij.


illustratie
81 - Het echtpaar Roland Holst met hun neef Adrianus




illustratie
82 - Aantekeningen uit 1913, inzake de ten geschenke gegeven boeken.




illustratie
84-87 - Publikaties uit de jaren 1911-1913.


[pagina 25]
[p. 25]


illustratie
83 - Brief aan HRH.




illustratie
85




illustratie
86




illustratie
87


[pagina 26]
[p. 26]


illustratie
88 - Uit: ‘Het vuur brandde voort’


De bijeenkomst van Zimmerwald was voor millioenen in de loopgraven - zooals sommigen hunner mij later persoonlijk verzekerden - de eerste lichtstraal in den donkeren nacht. Het bericht, dat socialisten van alle oorlogvoerende landen bij elkaar waren geweest en niets onbeproefd zouden laten om zoo spoedig mogelijk een vrede ‘zonder annexaties en oorlogsschattingen’ tot stand te brengen, deed hun harten opspringen van hoop en vreugde.


illustratie
89-92 - Enkele deelnemers aan de conferentie te Zimmerwald, 1915: Trotzky, Ledebour, Grimm en Angelica Balabanoff.




illustratie
93 - Het orgaan van de kleine groep radicaal-socialistische antimilitaristen.




illustratie
94 - HRH in 1915.


[pagina 27]
[p. 27]


illustratie
90




illustratie
91




illustratie
92




illustratie
95 - De Buissche Heide, nabij Zundert, het buitengoed dat voor de helft eigendom werd van HRH na de dood van haar moeder op 24 april 1914. Het werd voorgoed een tweede huis.




illustratie
96-99 - Publikaties uit de jaren 1915-1919.




illustratie
97




illustratie
98




illustratie
99


[pagina 28]
[p. 28]


illustratie
100-101 - Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht, beiden te Berlijn vermoord op 15 januari 1919.




illustratie
101




illustratie
102-103 - Lenin en zijn vrouw Kroepskaja.




illustratie
103




illustratie
104 - Uit een brief van A. Roland Holst aan P.N. van Eyck, juni 1921.




illustratie
105 - Uit een brief van Ignazio Silone aan HRH, 30 mei 1950.


Je vous ai connue à Moscou, en 1921, lors du magnifique discours que vous avez prononcé en défense du K.A.P.D. et des éléments libertairs au sein du mouvement communiste. Vous étiez alors l'incarnation de cette folle espérance: un developpement libertaire des soviets.
[pagina 29]
[p. 29]


illustratie
106 - Tekening van R.N. Roland Holst, 1921.




illustratie
107 - Tekening van M. de Klerk, op de Buissche Heide ontstaan op dezelfde dag als de vorige.




illustratie
108 - Uit: ‘Tusschen twee werelden’ (1923).


 
Wij zullen u niet zien, lichtende Vrede,
 
wij zullen niet voelen uw weligheid
 
van onze lippen naar ons hart gegleden,
 
en niet wikklen om onze leden
 
den weeken plooi uwer broederlijkheid.


illustratie
109-112 - Publikaties uit de jaren 1919-1924.




illustratie
110




illustratie
111




illustratie
112


[pagina 30]
[p. 30]


illustratie
113 - Uit: ‘Heldensage’ (1927).


 
Toen zonk het leven uit zijn duizelende
 
hoogten, als in een droom wel, naar omlaag,
 
naar d' angsten en zorgen, de kleingewende.
 
De koorts van exaltatie die gestaag
 
de harten had doorgloeid, nam af. Gelijk
 
een afgrond gaapte, zwart en diep, de vraag:
 
‘Waartoe? waarvoor?’ -


illustratie
114 - Klare Zetkin.




illustratie
115 - Luise Kautsky.




illustratie
116 - Het nieuwe maandblad, gesticht nadat De Nieuwe Tijd als te onafhankelijk was opgeheven.




illustratie
121-124 - Publikaties uit de jaren 1927-1929.


[pagina 31]
[p. 31]


illustratie
117 - Rik en Henriette Roland Holst omstreeks 1927.




illustratie
118 - M. Wibaut-Berdenis van Berlekom.




illustratie
119 - Augusta de Wit.




illustratie
120 - Uit een brief van 16 november 1927 aan het partijbestuur van de CPH, waarbij HRH bedankt als lid (De Nieuwe Stem, november 1954).


De geestelijke domperij, het ontbreken van wrijving en toetsing der denkbeelden, zal ieder ontwikkelingsproces in de communistische partijen verhinderen.


illustratie
122




illustratie
123




illustratie
124


[pagina 32]
[p. 32]


illustratie
125 - Uit: ‘Vernieuwingen’ (1929).


 
Door groote kontinenten zwelt gefluister:
 
zij bezinnen zich op hun oude pracht; -
 
reeds rekken zich naar nieuwen levensluister
 
die eeuwenlang morden, vertrapt-ontkracht.


illustratie
126-129 - De vier auteurs van de socialistische dichtbundel ‘Tijdsignalen’ (1929) door HRH samengesteld en ingeleid: Jan W. Jacobs, Jef Last, Freek van Leeuwen, Garmt Stuiveling.




illustratie
127




illustratie
131 - HRH en Mohammed Hatta als sprekers op een conferentie van de Jongeren Vredes Actie, Haarlem, 21 april 1929.




illustratie
133-136 - Vier biografieën uit de jaren 1930-1933.


[pagina 33]
[p. 33]


illustratie
128




illustratie
129




illustratie
130 - Uit: ‘Kinderen van dezen tijd’ (1931).


 
Er zijn strijders, die denken tegen God te staan
 
en toch zijn het Gods wegen, die zij gaan -


illustratie
132 - ‘Kinderen van dezen tijd’, onder leiding van Abraham van der Vies door leden van de Vrijzinnig Christelijke Studenten Bond opgevoerd in een vijftal steden tussen 13 december 1930 (Arnhem) en 2 februari 1931 ('s-Gravenhage).




illustratie
134




illustratie
135




illustratie
136


[pagina 34]
[p. 34]


illustratie
137 - Uit: ‘De moeder’ (1932).


 
Er is een kracht, haar naam weten wij niet,
 
maar wij kennen haar werking in ons en and'ren:
 
't is door haar, dat het wonder aldoor geschiedt,
 
zij doet alle duister in licht verand'ren.
 
Zij werd in ons vóór de tijden geplant,
 
een stek uit een eeuwig vaderland.


illustratie
138 - H. Sneevliet.




illustratie
142 - Opvoering van ‘De moeder’ onder leiding van Abraham van der Vies (1931).




illustratie
144-147 - Vier lekenspelen uit de jaren 1931-1933.




illustratie
145


[pagina 35]
[p. 35]


illustratie
139 - Bart de Ligt.




illustratie
140 - Prof. Dr. Leonard Ragaz.




illustratie
141 - Dr. W. Banning.




illustratie
143 - HRH in 1935 tussen de medespelenden aan ‘Kinderen van den geest’ (verschenen in ‘De stem die roept’, 1936).




illustratie
146




illustratie
147


[pagina 36]
[p. 36]


illustratie
148 - Uit: ‘Tusschen tijd en eeuwigheid’ (1934).


 
het leed der menschheid laat mij vaak niet slapen,
 
haar schuld doorvlaagt mij als een bittre vlaag.


illustratie
149 - Prof. Dr. Johan Huizinga.




illustratie
150 - Marie Belpaire.




illustratie
153 - Tekening van E. Reitsma-Valença (1933).


[pagina 37]
[p. 37]


illustratie
151 - M.R. Radermacher Schorer.




illustratie
152 - S.A. Baelde, de samenstelster van de ‘Keur’ (1928).




illustratie
154 - HRH als buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, oktober 1932. Zittende, 2de en 3de van links: Is. Teirlinck en Herman Teirlinck, 2de van rechts August Vermeylen; staande: 1ste en 8ste van links F. Toussaint van Boelaere en Maurits Sabbe, 1ste en 5de van rechts Em. de Bom en Stijn Streuvels.




illustratie
155-158 - Publikaties uit de jaren 1932-1935.




illustratie
156




illustratie
157




illustratie
158


[pagina 38]
[p. 38]


illustratie
159 - R.N. Roland Holst.




illustratie
160 - Uit: ‘Het vuur brandde voort’


Den dag van mijn verjaardag werd hij ziek. Eerst leek het een gewone griepaanval, zooals hij wel meer had, toen kwam er bronchitis bij en op het eind kreeg hij pijn door een beginnende longontsteking. Maar het voornaamste was de degeneratie van het hart. Dat op zichzelf zou hem den dood hebben aangedaan.
Op Oudejaarsdag 1938 stierf hij, even rustig, onvervaard en nobel als hij geleefd had. Zijn laatste woorden waren: ‘Ik heb mijn taak volbracht’.


illustratie
161 - Verschenen in februari 1941.


[pagina 39]
[p. 39]


illustratie
162 - D. de Lange in De Volkskrant 24 november 1952.


Het was een merkwaardig feodaal geheel, het landgoed de Buissche Hei (bewesten Zundert tegen de Belgische grens aan gelegen) waar ik in September-October 1943 een paar weken onderdak vond. Een vrije heerlijkheid midden in een bezet land, beheerst door een vorstelijke figuur, Henriëtte Roland Holst, en door ongeschreven wetten welke aan haar hoogheid hun rechtskracht ontleenden.


illustratie
163 - De Buissche Heide, juli 1942. Zittende van links naar rechts:
Saartje Iansen, HRH, Adrie Iansen-Baelde, Ina Santhagens-Waller;
staande: Jopie de Stoppelaar, A.M.W.J. Hammacher en het echtpaar Bruins, de pachters van de boerderij.




illustratie
164 - HRH op de Buissche Heide gelijktijdig getekend door Ali Goubitz en door Charley Toorop.


[pagina 40]
[p. 40]


illustratie
165-168 - Portretten van HRH getekend door Ali Goubitz, Charley Toorop, Annie Roland Holst-de Meester en Dick Broos.




illustratie
166




illustratie
167




illustratie
168


[pagina 41]
[p. 41]


illustratie
169 - Het eerste nummer van De Vlam.




illustratie
170 - Verhuiskaartje na een maandenlang verblijf in het ziekenhuis.




illustratie
171 - Uit de bundel: ‘Uit de diepte’ (1946).


 
Wij hebben genoeg geleden,
 
Wij hunkren állen naar vrede ...
 
Laat hij ónze vrede zijn!


illustratie
172 - HRH sprekende in de bovenzaal van Vrij Nederland, 20 april 1948.




illustratie
173-176 - Publikaties uit de jaren 1945-1948.




illustratie
174




illustratie
175




illustratie
176


[pagina 42]
[p. 42]


illustratie
177-180 - Vier van de vele jarenlange vrienden: S. Delprat-Veth, Jan Rogge, Mea Verwey, M. Roland Holst.




illustratie
178




illustratie
179




illustratie
180




illustratie
181 - Prof. Dr. Jan Romein bij de erepromotie van HRH op 20 mei 1947.


Uw Kapitaal en Arbeid uit 1902 is een meesterwerk, in opzet en van uitvoering. Ik ben mij van overdrijving niet bewust als ik het een geniale greep noem en deze aula zou vijf en veertig jaren eerder van deze plechtigheid getuige zijn geweest, als de Universiteit vijf en veertig jaar geleden haar sociale roeping zou hebben verstaan, zoals zij haar nu hoopt te leren verstaan.


illustratie
182 - HRH ontvangt de koker met de doctorsbul.




illustratie
183 - Mohammed Hatta bij HRH; Het Vrije Volk, november 1949.


[pagina 43]
[p. 43]


illustratie
184 - Gedicht uit omstreeks 1947.


[pagina 44]
[p. 44]


illustratie
185-188 - Vier foto's door H.J.A. Nieuwenhuijs, kort voor de tachtigste verjaardig van HRH gemaakt.




illustratie
186




illustratie
187




illustratie
188


[pagina 45]
[p. 45]


illustratie
189 - Aart van Dobbenburgh tekent HRH.




illustratie
190 - Zanghulde van socialistische jongeren, 27 december 1949.




illustratie
191-194 - Publikaties uit de jaren 1948-1949.




illustratie
192




illustratie
193




illustratie
194


[pagina 46]
[p. 46]


illustratie
195 - HRH plant met hulp van Tom Rot een boom op het terrein van het Henriëtte Roland Holst-Oord te Doornspijk, 12 mei 1951. Dit huis heeft maar enkele jaren kunnen bestaan.




illustratie
196 - Met Achilles Mussche bij de boerderij van de Buissche Heide.




illustratie
197 - Advertentie.


[pagina 47]
[p. 47]


illustratie
198 - In memoriam, Haarlems Dagblad, 24 november 1952.


Maandag 24 November 1952
Henriëtte Roland Holst
In memoriam

De poëzie van Henriëtte Roland Holst heeft niet het karakter van een reeks afzonderlijke, in zichzelf besloten kunstwerken, maar is één ononderbroken belijdenis van wat haar hart bewoog. In nauwgezet zelfonderzoek heeft zij sedert haar jeugd zich rekenschap gegeven van haar gevoelens en gedachten en gedragingen; de hartstochtelijke spanning, die met dit voortdurend zelfbesef gepaard ging, is de voornaamste inspiratiekracht geweest van haar lyriek.

Zij voelde zich verantwoordelijk voor het lot van haar medemensen; zij kende haar gaven en krachten, en zij begreep hoe rijk die waren, gemeten aan de gemene maat. Zij wist ook, dat haar rijke jeugd en de aristocratische opvoeding, die zij genoten had, haar aanleg hadden doen ontplooien en uitgroeien, en zij erkende dit als een voorrecht, in wezen onverdiend. Reeds als kind voelde zij de diepe bewondering, die het kenmerk is van de groten van hart, en levenslang behield zij de ootmoed die haar deed ópzien naar wat hoog was van zielskracht en zedelijk vermogen. In dit opzicht golden bij haar geen klein-menselijke beperkingen: haar eerbied omvatte Victor Hugo en Kosciuszko, Lenin en Tolstoi, Gorter en Gezelle, Rosa Luxemburg en Gandhi. Zij wist dat het hart hoor velerlei drang bewogen wordt, en zij had vooral hén lief die, onvoorwaardelijk hun hartstocht volgend, vrij bleken van berekening of compromis. In hen herkende zij zichzelf.

Aanvankelijk zocht zij de zegepraal van het zedelijke langs individuële weg. Bij Dante, bij Spinoza en Plato leerde zij de waarden van de wijsbegeerte en de goede mystiek kennen, en op gezag van hun woord wilde zij in haar gedichten voor de mensen een pad maken naar het ware geluk. Nog jaren later - in haar drama ‘Thomas More’ - formuleert zij het in duidelijke zinnen:

 
Niet allen kunnen strijden op één wijs
 
noch kan op d' eigen wijze één altijd strijden,
 
maar één ding doet allen die strijden nood
 
t' allen tijde voor meer gerechtigheid
 
en meer geluk op aard: zich zelven niet
 
te zoeken, de zoete dingen van 't leven
 
niet liever te hebben dan 't klaar gebod
 
van d' innerlijke stem......

Zo is het dus de zelfverloochening waarin, voor haar besef, de wezenlijke zelfvoltooiïng bestaat. In de liefde zag zij niet maar een menselijke gevoelsverhouding of een evangelisch gebod, maar de grondwet van al het bestaande, speciaal al het levende. Trouw te zijn aan deze liefde, was dus de voorwaarde van alle zedelijk handelen en het kenmerk van de zedelijk volwassen mens. En zonder déze liefde geen inneriijke vrede, en dus geen geluk.

Toen zij had ingezien dat zelfverloochening onmogelijk verwacht kon worden van hen, die in deze maatschappij nauwelijks tot zelfbewustzijn konden komen, heeft Henriëtte Roland Holst daaruit de onvermijdelijke consequenties met de haar eigen onvoorwaardelijkheid aanvaard. In dienst van het socialisme is haar tijd, haar werkkracht, haar talent gebruikt, tot boven het mogelijke. Zij heeft aan die periode van politieke strijd de vriendschap met grote leidende figuren en het geluk van menige hoopgevende ervaring te danken. Maar reeds in 1903 stond zij voor de tragische taak de verloren spoorwegstaking als groot en glorieus te blijven zien, ondanks het vreselijke lot van de ontslagen arbeiders en hun gezinnen. Haar vrouwelijk gemoed heeft zich altijd verzet tegen de overheersing van het massale over het menselijke. Anders dan Gorter, die zich liet leiden door een toekomstvisioen dat hem in staat stelde ook de mens-vannu uitsluitend te zien in dat komende licht, was Henriëtte Roland Holst zich ervan bewust, dat het leed van de levenden haar geweten raakte. De gang der historie heeft haar telkens weer doen ervaren, dat het individuële nauwelijks belang heeft in de grote conflicten, of dit nu stakingen, oorlogen of revoluties zijn. Maar zij heeft die ervaringen nooit als beslissend aanvaard: integendeel, bij voortduring was zij, vooral in latere jaren, zoekende naar de weg die leidt naar het geluk van állen.

Hoe diep zij verbonden was met een partij, een groep, een kring: toch bleef die voor haar een middel dat slechts bruikbaar was voorzover het doel erdoor gediend werd. Wie meent dat zij gemakkelijk omstreeks 1910 de S.D.A.P. en vijftien jaar later de communistische partij verlaten heeft, vergist zich. Maar wie het haar kwalijk neemt dát zij ging, vergist zich evenzeer. Buiten haar wil kwam er een ogenblik, dat zij de besluiten en gedragingen van haar partijgenoten onaanvaardbaar moest achten, omdat de spanning in haarzelf tussen uiterlijk optreden en zedelijke gehoorzaamheid tot een crisis dreigde te leiden. Kon de massa niet anders, zij zelf kon ook niet anders: in zulk een schuldeloze schuld ligt de diepste tragiek. Maar welke kritiek men ook mag hebben op de vormen van haar politieke werkzaamheid, niemand is tot een oordeel in staat als hij niet uitgaat van die lichtende spreuk die zij Thomas More laat zeggen:

‘Ik erken geen trouw die bindt in het slechte’.

Als een jarenlange dialoog tussen hart en tijd, tussen ik en wereld, is de poëzie van Henriëtte Roland Holst geschreven. Deze poëzie is niet alleen een uiting van haar wezen, het is de uitdrukking van geheel haar bestaan. Haar proza verschilt niet van haar gedichten, en haar brieven verschillen niet van haar proza. Wie haar vertrouwelijk sprak, wist dat er een zeldzame eenheid was in deze zo veelzijdige vrouw, een eenheid dieper dan de tegenstellingen van hart en verstand. Haar eenvoud, die soms op het armelijke af scheen, haar deemoed die haar uiterst voorzichtig maakte in haar oordeel, haar blijdschap om de kleine genietingen van het leven - eigenschappen die in haar laatste jaren overheersten - waren van geen andere orde dan de offervaardigheid uit haar strijdbaarder periode, haar liefde voor de armen, voor de vrouwen, voor de kinderen, en haar verrukking om de hoogste uitingen van het menselijk scheppingsvermogen in poëzie en in muziek.

Nu is de hand verstild, die meer dan een halve eeuw in karakteristieke letters getuigd heeft van wat dit grote vrouwelijke, menselijke hart bewoog. Ons volk verloor een kunstenares wier werk zal blijven leven; haar vele vrienden verliezen meer dan dat: een moederlijke vriendin, die zij dankbaar en bedroefd gedenken in duurzame genegenheid.

GARMT STUIVELING.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Henriette Roland Holst-van der Schalk

  • over Richard Roland Holst


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • beeld van Henriette Roland Holst-van der Schalk

  • beeld van Abraham Kuenen

  • beeld van Albert Verwey

  • beeld van Jan Toorop

  • beeld van Herman Gorter

  • beeld van Henriette Roland Holst-van der Schalk

  • beeld van Richard Roland Holst

  • beeld van Jan Veth

  • beeld van Henriette Roland Holst-van der Schalk

  • beeld van Frank van der Goes

  • beeld van J. Saks

  • beeld van Herman Heijermans

  • beeld van J.A. Fortuyn

  • beeld van P.L. Tak

  • beeld van Pieter Jelles Troelstra

  • beeld van F.M. Wibaut

  • beeld van Henriette Roland Holst-van der Schalk

  • beeld van Richard Roland Holst

  • beeld van Herman Gorter

  • beeld van Henriette Roland Holst-van der Schalk

  • beeld van Richard Roland Holst

  • beeld van P.L. Tak

  • beeld van Pieter Jelles Troelstra

  • beeld van Henriette Roland Holst-van der Schalk

  • beeld van Richard Roland Holst

  • beeld van A. Roland Holst

  • beeld van Henriette Roland Holst-van der Schalk

  • beeld van Walter Roland

  • beeld van Mathilde Wibaut-Berdenis van Berlekom

  • beeld van Augusta de Wit

  • beeld van Jan W. Jacobs

  • beeld van Jef Last

  • beeld van Henriette Roland Holst-van der Schalk

  • beeld van Freek van Leeuwen

  • beeld van Garmt Stuiveling

  • beeld van Bartholomeus de Ligt

  • beeld van W. Banning

  • beeld van Johan Huizinga

  • beeld van Henriette Roland Holst-van der Schalk

  • beeld van Richard Roland Holst

  • beeld van Henriette Roland Holst-van der Schalk

  • beeld van Achilles Mussche

  • beeld van Henriette Roland Holst-van der Schalk