Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht. Deel 7
(1859-1862)–Anoniem [tijdschrift] Berigten van het Historisch Gezelschap te Utrecht–
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschiedkundige bijdrageGa naar voetnoot1) over het jaar 1490.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
durende anderhalve eeuw in ons vaderland woedden en met den ondergang der Hoekschen eindigden. Het is daarom te betreuren dat in het stedelijk archief van Dordrecht zoo weinige bescheiden gevonden worden, welke een gewenscht licht op de gebeurtenissen van dit zoo gewigtige tijdvak zouden kunnen werpen. Vele registers toch, waarvan zelfs M. Balen zich nog schijnt bediend te hebben, zijn door onachtzaamheid als anderzins verloren gegaan en spoorloos verdwenen. Onder de in het archief aanwezige bescheiden viel echter mijn oog op eene rekening van het jaar 1490, die mij in menig opzigt belangrijk genoeg voorkwam, om er een beredeneerd overzigt van te leveren als eene geringe bijdrage tot de geschiedenis van die veel bewogen tijden. Zij verplaatst ons in het laatste tijdperk van den Jonker Fransen oorlog en het gelijktijdige beleg voor Montfoort, waarvan de uitslag voor de Hoekschen zoo noodlottig was. Ik wil dien oorlog in zijne verschillende wisselingen niet beschrijven, dit valt buiten mijn bestek; van Alkemade, in zijnen Jonker Fransen oorlog, en, die hem op den voet gevolgd is, Wagenaar, in zijne Vaderl. Historie, Deel IV, bl. 245-266, gaven hiervan een uitvoerig overzigt. Het volgende strekke echter tot beter verstand der rekening, terwijl ik gemeend heb de omstandigheden, die het beleg van Montfoort voorafgingen, eenigzins uitvoeriger uiteen te moeten zetten, daar deze minder algemeen bekend schijnen te zijn, en ik mij door eenige in het archief aanwezige stukken in de gelegenheid gesteld zie, daaromtrent enkele bijzonderheden mede te deelen, die over deze zaak een gewenscht licht kunnen verspreiden en kunnen geacht worden tot de rekening in een onmiddellijk verband te staan.
De groote scheepstrijd op de Lek was gestreden en had aan de zaak van Jonker Frans eenen gevoeligen slag toege- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bragt. Zijne tegenpartij gaf luide aan de vreugde lucht, die deze overwinning bij haar opwekte, en nog klinkt hun zegelied als de nagalm uit het verledene ons tegen: ✠ Era Cristi 1489 Junii 4 hetwelk in Gothische letters aan den ingang der Groote kerk te Dordrecht gevonden wordtGa naar voetnoot1) en van het overwigt getuigt, dat die stad in de schaal der overwinning aanbragt. Van de onderhandelingen, die volgens van AlkemadeGa naar voetnoot2) in Maart 1489 in het dorp Kapelle tusschen de gevolmagtigden van Jonker Frans en den Stadhouder Jan van Egmond gevoerd werden en deze nederlaag voorafgingen, vindt men bij de schrijvers van dien tijd niets geboekt, daar alles zeer geheim schijnt gehouden te zijn. Hoe hoog echter toen de eischen der Hoekschen gestemd waren, liet zich reeds genoegzaam opmaken uit de woorden van eenen onbekenden Hollandschen dichter van het laatst der vijftiende eeuw, waar hij zegt: Horende dat men hem veel presenteerde
Doe wilde hi heel Hollant hebben tsijner verdoeneGa naar voetnoot3).
Die eischen waren dan ook niet van overdrijving vrij te pleiten. Volgens het door hen ontworpen tractaat, waarvan een authentiek afschrift in het stedelijk archief van Dordrecht | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
berust, moest onder anderen Jonker Frans met het Balliuwschap en Dijkgraafschap van Schieland en het Balliuwschap en Schoutambacht van Rotterdam en Schoonhoven zijn leven lang bekleed worden en het Opperhoutvesterschap van Holland benevens het Kasteleinschap van Teilingen erlangen, terwijl hem daarenboven eene jaarwedde van 1000 gulden moest uitgekeerd worden. Aan den Heer Jan van Naaldwijk zou dan het Balliuwschap van Zuid-Holland opgedragen worden, enz. enz.Ga naar voetnoot1). Het bleek weldra, dat het niet mogelijk was tot een vergelijk te komen, zoodat deze bijeenkomst zonder eenig gevolg bleef. Het verdrag van Kapelle van 22 Junij daaraanvolgende, waarbij jonker Frans met de zijnen genoodzaakt werd Rotterdam te ontruimen, levert hiertegen een treurig contrast op. De eenige plaatsen, waar de Hoekschen nu nog vasten voet hadden, waren Woerden en Montfoort, terwijl Jonker Frans met vele edelen en volk naar Sluis in Vlaanderen de wijk had genomen, alwaar Philips van Kleef, Heer van Ravestein, het bevel voerde. De talrijke strooptogten, waarmede zij uit eerstgemelde plaatsen het omliggende land onveilig maakten, alom roof en verwoesting aanrigtende, deden den Stadhouder van Holland, Heer Jan van Egmond, besluiten het beleg voor Woerden te slaan, doch met weinig gevolg, tot ten laatste Hertog Albrecht van Saxen, die door Koning Maximiliaan tot Algemeen Stadhouder der Nederlanden benoemd was, gehoor gevende aan de herhaalde vertoogen, hem door de Hollandsche Edelen en Steden gedaan, naar herwaarts overkwam en, zijne benden met die van den Stadhouder vereenigende, Montfoort belegerde. Intusschen hadden die van Sluis niet stilgezeten. Op nieuw was door hen eene geduchte vloot uitgerust, die den 2 Julij 1490 onder aanvoering van Jonker Frans onder zeil ging en, na op Flakkee, Duiveland en het land van Strijen schrik en verwarring verspreid te hebben, eenige dagen later, en wel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den 18 Julij, zich voor Dordrecht vertoonde. Dit bragt aldaar eene algemeene ontsteltenis te weeg, krachtige maatregelen van tegenweer werden genomen, alle weerbare manschappen in de wapenen geroepen en in allerijl boden naar den Stadhouder gezonden, hem kennis gevende van het dreigende gevaar. De stad kwam echter met den schrik vrij, daar de verbondenen, zich tot brandstichting en plundering in de omstreken bepalende, des maandags, in den namiddag van 19 Julij met den gemaakten buit weder terugtrokken, den koers naar het eiland Schouwen rigtende. De Heer van Egmond, die voor Montfoort lag, liet intusschen niet lang naar zich wachten, en, aan Hertog Albrecht van Saxen de belegering dier plaats overlatende, spoedde hij zich naar Dordrecht, waar hij zich aan het hoofd der vloot stelde, die de Hoekschen onmiddellijk vervolgde, bij het Brouwershavensche gat met hen slaags raakte en eene volkomen overwinning op hen behaalde. Onder meer anderen viel Frans van Brederode in zijne handen en werd in zegepraal naar Dordrecht gevoerd, waar hij aan zijne bekomene wonden overleed, terwijl de Heer Jan van Naaldwijk met een deel der zijnen naar Sluis wist te ontsnappen. Dit viel voor op Vrijdag den 23 Julij 1490.
Hierboven gewaagde ik ter loops van het beleg voor Montfoort. De aanleiding tot dit merkwaardig beleg, hetwelk met de overgave van Montfoort en Woerden eindigde, wil ik thans iets hooger ophalen. De Burggraaf van Montfoort was bij de overgave van Utrecht in den zoen opgenomen, welke door den Aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk tusschen David van Bourgondien, Bisschop van Utrecht, en de landen van Holland, Zeeland en Vriesland den 3 September 1483 tot stand was gebragtGa naar voetnoot1). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hierbij werd hij in het bezit zijner goederen hersteld, welke hem gedurende den oorlog ontnomen waren. Het schijnt echter, dat aan dit verdrag, zooveel den Burggraaf betrof, geen gevolg gegeven was en hij, ondanks de hem door den Aartshertog geschonken vergiffenis, steeds te regt of ten onregte als de partij der Hoekschen toegedaan beschouwd en als zoodanig behandeld werd. Dit noopte hem ten laatste openlijk in verzet te komen en het slot van Woerden, waarop Aernt van IJsselstein toen ter tijd kastelein was, te bemagtigen. Op den 27 December 1488 bij verrassing in het bezit geraakt van dien sleutel van Holland, deed hij in den omtrek veel afbreuk aan zijne vijanden, die door zijne plunderingen en rooftogten herhaaldelijk verontrust werden. De Stadhouder, wiens vredelievende pogingen op de onhandelbaarheid van Jonker Frans waren afgestuit, besloot eenen zoo geduchten partijganger, als de Burggraaf was, door beloften voor zich te winnen en van de zaak der Hoekschen af te trekken. Hij zocht daartoe met hem in onderhandeling te treden en, nadat den 11 Mei een voorloopige wapenstilstand van drie maanden tusschen Zweder van Montfoort en Reijer van Broekhuizen aan de eene zijde en den Stadhouder aan de andere zijde te Bodegrave gesloten wasGa naar voetnoot1), werd onverwijld door de Edelen en Steden van Holland te Leyden eene dagvaart gehouden, waarin nader over de voorwaarden van eene met den Burggraaf en de zijnen te maken overeenkomst onderhandeld werd. Heer Jan van Montfoort deed aldaar door zijne gemagtigden, de Heeren Johan van Zuylen van Nyevelt, Ridder, en Baernt van Dunen al de grieven opsommen, die hij tegen den Stadhouder en de Hollanders had, welke grieven reeds van den dood van Hertog Karel dagteekenden. Hij was altijd door hen tegengewerkt en vijandig behandeld, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door hen bij Maximiliaan in verdenking gebragt en in Utrecht met de zijnen gevangen genomen en bijna gedood. Toen hem eindelijk, door voorspraak van den Aartsbisschop van Graen en Salzburg en meer andere Heeren, bij het tractaat van Utrecht de teruggave van al de hem ontnomen goederen gewaarborgd was, en hij voor zich en de zijnen ten overvloede afzonderlijke brieven van absolutie van den Hertog, enz. verworven had, had hij ten minsten mogen hopen, dat hij in zijne regten zou hersteld zijn en de verbeurdverklaarde goederen hem zouden worden teruggegeven. In deze verwachting teleurgesteld, had hij zich bij herhaling met zijne klagten tot Maximiliaan gewend en, toen hij zag dat zulks niet baatte en de koninklijke beloften en zegelen hem van geen nut waren, ten laatste tot geweld de toevlugt genomen en het slot van Woerden bemagtigd, niet echter voor zich zelven maar om dat te bewaren als een getrouw dienaar voor zijnen HeerGa naar voetnoot1). Op deze wijze zocht van Montfoort zijne handelwijze te regtvaardigen, al het ongelijk op zijne tegenpartij werpende. Was men van de regtmatigheid dier klagten doordrongen of wilde men gretig een middel aangrijpen, waardoor de kracht der Hoeksche partij gebroken en haar een magtige steun ontnomen werd, zooveel is zeker dat den 16 Mei 1489 een verdrag tot stand kwam, waarvan de voor-naamste punten hierop nederkwamen: Dat aan den Heer van MontfoortGa naar voetnoot2) met de zijnen volko- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men vergiffenis geschonken en hij in het bezit zijner goederen hersteld werd. Dat het kasteleinschap van Woerden aan den Heer van Montfoort opgedragen en aan hem tevens eene schadeloosstelling van 9000 Rijnsche guldens door het land van Holland uitgekeerd zou worden. De Heerlijkheid en goederen van Purmerend zouden in handen van de stad Amsterdam onder sequester blijven tot St. Jacobsdage (den 25 Julij) in afwachting van de koninklijke goedkeuring en bekrachtiging van het eindtractaat, hetwelk tevens door de Edelen en Steden zoude onderteekend en bezworen wordenGa naar voetnoot1). Voor dat aan dit tractaat, waarvan de ten uitvoerlegging welligt door de afwezigheid van Maximiliaan vertraagd was, gevolg gegeven was, werd het getroffen bestand door Jan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Montfoort opgezegd, onder voorgeven dat het door de Hollanders, die eenigen van de zijnen genomen en eenige koeijen geroofd hadden, verbroken was. Deze opzegging werd onmiddellijk door eenen aanval op Leyden, in den avond van den 13 Junij, gevolgd, welke echter ten eenenmale mislukteGa naar voetnoot1). Wat hem tot dien stap mag gedrongen hebben blijft een raadsel; voordeeliger voorwaarden kon hij voor zich en de zijnen wel niet bedingen, en, was er werkelijk eenige daad van vijandelijkheid tegen de zijnen gepleegd, waarom zich dan niet liever tot den Stadhouder vervoegd en voldoening geeischt voor het gepleegde onregt? Hoogst waarschijnlijk handelde hij onder den invloed van Frans van Brederode, wiens gemagtigden zich op dat tijdstip juist te Woerden bevonden, en het buigzaam en ligt ontvlambaar gemoed van den Burggraaf zullen bewogen hebben van de hem aangebodene gelegenheid gebruik te makenGa naar voetnoot2) en zich van zijne nieuwe bondgenooten af te wenden, die, zoo als men beweerde, het niet goed met hem meenden en hem zochten te misleiden. De plunderingen en verwoestingen werden nu door die van Montfoort en Woerden op groote schaal in den om trek voortgezet; zij behaalden echter geene belangrijke voordeelen op hunne tegenstanders, terwijl Naarden en Oudewater met even ongunstig gevolg als Leyden door hen werden bestookt. Zoo liep het jaar 1489 ten einde zonder eenige verandering in den stand der zaken aan te brengen. Koning Maximiliaan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
had intusschen den Hertog van Saxen, gedurende zijne afwezigheid, tot Stadhouder Generaal der Nederlanden aangesteld. Deze nu beproefde met den Graaf van Nassau den Burggraaf tot een minnelijk vergelijk te bewegen, waartoe zekere Willem van Alfen, pastoor te Breda, met een door hen en den Grooten Raad ontworpen tractaat tot hem gezonden werd. Volgens dat ontwerp zou hem en de zijnen volkomen vergiffenis geschonken worden, maar zouden hunne gemagtigden ter eenre en die van wege de Staten van Holland en Vriesland, benevens die van wege den Graaf van Egmond en den Heer van IJsselstein ter andere zijde hunne geschillen in handen van den Hertog van Saxen en den Graaf van Nassau stellen, met belofte van zich aan hunne uitspraak te zullen onderwerpen. Het kasteel en de stad van Woerden moesten echter onverwijld worden overgeleverd. Deze voorstellen strookten in geenen deele met de inzigten van den Burggraaf, die van geene overeenkomst wilde hooren, zoo hem niet het bezit van het slot en de heerlijkheid van Woerden verzekerd werd, een eisch welke hem niet kon ingewilligd worden. Daar nu alle middelen uitgeput schenen om van Montfoort met de zijnen door overreding en toegevendheid voor de algemeene zaak te winnen, werd op eene dagvaart van de Staten van Holland, in het begin van April 1490 te Leyden gehoudenGa naar voetnoot1), besloten voor goed een einde aan de zaak te maken en door voldoende ondersteuning in geld en manschappen den Hertog van Saxen te bewegen om over te komen, ten einde alzoo met vereenigde kracht tegen het weerspannige partijhoofd te velde te trekken. Tegen zoodanige overmagt waren die van Montfoort niet bestand, zij verdedigden zich | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
echter hardnekkig tot het uiterste, doch moesten, na een beleg van vier maanden, zich aan den koninklijken bevelhebber onderwerpen. Ingevolge het verdrag, hetwelk in Augustus 1490 tusschen Heer Jan van Montfoort en den Hertog van Saxen gesloten werdGa naar voetnoot1), werden de steden en sloten van Woerden en Montfoort aan laatstgemelden, als Stadhouder Generaal van den Roomsch Koning en zijnen zoon den Aartshertog, overgeleverd, terwijl de Heer van Montfoort, nadat hem op zijne ootmoedige bede vergiffenis geschonken was van al hetgeen hij tegen hen misdreven had, weder in het bezit van de stad en het slot van Montfoort hersteld werd. Die plaats mogt echter gedurende tien jaren niet versterkt noch hare muren opgebouwd en geene ballingen uit de graaflijkheid van Holland daarin opgenomen worden. De beslissing aangaande de teruggave zijner verbeurd verklaarde goederen werd aan den Koning en zijnen Grooten Raad overgelatenGa naar voetnoot2). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De val van Montfoort bragt aan de partij der Hoekschen in Holland den genadeslag toe. Twee jaren later viel Sluis, hun laatste toevlugtsoord, in handen van Hertog Albrecht van Saxen.
De rekening, welke ik hier laat volgen, is gesteld in Rijnsche guldens van 20 stuivers het stuk, terwijl de verhouding daarvan tot de overige in die rekening voorkomende muntspetiën is als volgt:
De rekening kenmerkt zich door eene bijzondere uitvoerigheid, hetgeen haar voor eene geheele mededeeling minder geschikt maakt, en geeft in eene soort van inleiding, aan het hoofd geplaatst, een kort overzigt van den drukkenden en benarden toestand des lands, welke tot die buitengewone uitgaven aanleiding gaf. Het was dan ook eene bijzondere rekening, geheel afgescheiden van de gewone tresoriersrekening over 1490, welke insgelijks in het Archief der stad aanwezig is, en alleen op de stedelijke ontvangsten en uitgaven betrekking heeft. Als eene bijzonderheid zij hier vermeld dat laatstgemelde rekening, door Adriaen Heynricxss en Coenraet Florysz. gedaan, in ponden Vlaamsch gesteld is en daarin de gulden tegen 10 stuivers het stuk of 20 gr. Vlaamsch gerekend is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den omslag leest men: Rekeninge vanden oirloge ano tnegentich. Het hoofd der rekening luidt als volgt: Rekeninge Coenraet Florenszoon treysorier der stede van Dordrecht van sijnen ontfanck ende wtgeven vanden penningen tot behoeff vanden oirlogen voir Montfoort ende oick mede van die vander Sluys vanden gehelen jair tnegentich ingaende eersten dach van Januario jncluys anno negen ende tachtich totten lesten dach toe van December daar anvolgende jncluys ano. tnegentichGa naar voetnoot1) gedaen then MinrebruedersGa naar voetnoot2) na oudergewoonten voir den heeren vander stede ende dekens vande gemenen neringen den dortiensten dach jn Meye ano. een ende tnegentich bij Rijnssche guldens, tstuc gerekent tot veertich groten vlaamsch, alsoe hij die ontfangen ende weder vander stede wegen betaelt heeft jnder manieren hier nae gescreven. Alsoe noch jnden jare van tnegentich toirloch van tgemeen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lant van Hollant tegens heer Jan borchsaetGa naar voetnoot1) van Montfoort met sijnen adherenten, ende oick mede om dess oirloges wille tegens monsuer PhillipsGa naar voetnoot2) met die vander Sluys met sijnen adherenten noch niet gecesseert noch gepaeyst en was ende dat ter causen vanden sloten ende huysen tot Woerden ende ter Sluys bij hem luyden jngenomen contrarie onss genadigen Roemsschen coninck ende hartoge Phillips sijnen enigen soen onss genadigen heere ende oick tgemeen lant van Hollant wairom hem luyden te wederstaen vanden groten schade die sij tlant van Hollant gedaen hebben alsoe wel te water alss te lande van scheeprovinge brande brandtscattinge ende andere veel quallems alst kenlick ende openbaer geweest is tgemeen lant van Hollant noch heeft moeten onderhouden zekere Cappeteynen ende groote volck van wapeninge totten welcken te onderhouden, die stadt van Dordrecht metten lande van Zuythollant hare portie ende andeel heeft moeten contribueren ende gelden. Tot welcke taxatie vandes oirloges penningen te ontfaen vanden lande voirss. geordineert ende gecommitteert geweest is bij den heeren vander stede metten gemenen dekens ende ghildebrueders vanden gemenen neringen Coenraet Florensz. ende die weder wt te geven ende te dispenseren jnder stede ende tgemeen lants oirbaer ende profijt tot behoeff vanden oirlogen voirss. Mer want die last vanden oirlogen voirss. seer lastich ende zwaer geweest is hem alleen te doenGa naar voetnoot3) sijn noch tot hem geweest geordineert bij den selven heeren ende dekens voirss. zekere quartiermeesters binnen der stede der poirteren coleeckgelden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te ontfaen dair sij op getaxeert geweest sijn ende hem die an te brengen na jnhout der stede boecken hem luyden d'off overgelevert. Die welcke een deelss mit anderen penningen jc Coenraet Florensz. van hem luyden ontf hebbe ende weder om betaelt hebbe jnder manieren hier nae gescreven.
De ontvangsten zijn in vier afdeelingen of hoofdstukken gesplitst, de uitgaven in negen afdeelingen. Ik wil dezen achtereenvolgens mededeelen en daaruit alleen die opgaven en bijzonderheden overnemen, welke mij der vermelding waardig schijnen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Ontfanck vanden Ruytergelden van die vier quartieren vander stede van Dordrecht tot behoeff vanden oirloge voer Montfoort ontfangen bij den quartiermeesters ende ontfangers daer toe gheordineert bij den heeren vander stede ende overgelevert jn handen van my Coenraet Florensz.... 856 R. gl. 5 st.In deze ruitergelden, tot welke heffing door de Staten van Holland en Vriesland besloten was tot betaling van het krijgsvolk en verdere buitengewone oorlogskosten, was de stad Dordrecht met het land van Zuid-Holland voor een twaalfde deel aangeslagen, zooals onder anderen blijkt uit een extract uit het kohier, gehecht aan een bevelschrift van Maximiliaan van 28 November 1488, in het stedelijk archief aanwezig. Bij de omslagen ter betaling van de ingewilligde beden en andere belastingen, werd vroeger door de stad Dordrecht en het kwartier van Zuid-Holland een negende deel in de lasten, door Holland en Vriesland op te brengen, betaald; hierdoor bezwaard, had zij het eindelijk zoover weten te brengen, dat dit bij Handvest van Koning Maximiliaan van 17 November 1487 op een twaalfde deel gesteld werd. Dit bleef echter | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
altijd een doorn in de oogen der andere steden, die zich tegen deze verdeeling bij herhaling met kracht verzetteden, doch zonder eenig gevolgGa naar voetnoot1). Hiervan werd in den regel een derde deel door de stad zelve opgebragt, terwijl zij de overige twee derde deelen op zoodanige wijze over de dorpen en vrije heerlijkheden van Zuid-Holland omsloeg als zij, ingevolge daartoe verkregen magtiging, goedvond. Ik moet hier wijzen op de groote verandering, welke op het laatst der vijftiende eeuw in het krijgswezen ontstaan was. Van de vroegste tijden toch af waren de Graven steeds gewoon de Edelen en Steden ter heervaart te ontbieden, die alsdan verpligt waren een zeker getal manschappen op hunne eigen kosten uit te rusten. De voorbeelden hiervan zijn menigvuldig; zoo vindt men in eene perkamenten rol van 1286Ga naar voetnoot2) de kosten van de heervaarten opgegeven, welke door de stad bij verschillende gelegenheden gehouden werden, en worden in de klepboeken van dien tijd alhier herhaalde oproepingen gevonden, waarbij de ingezetenen bevolen wordt zich te wapenen en met hunne hoofdmannen ten strijde te trekkenGa naar voetnoot3). Sedert de invoering der vast bezoldigde of staande legers | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
echter onder Karel van Bourgondien, had in dezen stand van zaken eene groote wijziging plaats gehad, hetgeen tot aanmerkelijke verzwaring der oorlogskosten aanleiding gaf, die door buitengewone omslagen onder den naam van ruitergelden als anderzins moesten gevonden worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Ontfanck van die van Sinte Geertruyden berch ende van die van Strien ende van die vrijheerlicheden ende dorpen gelegen binnen Zuythollant onder die jurisdictie ende heerlicheit der stede van Dordrecht van haerre taxatie van haren oirloges mannen der die stede vrijheerlicheden metten dorpen op getaxeert geweest siin te dienen jnden oirloge voir Montfoort jngaende den eersten dach van Januario jncluys anno lxxxix totten eersten dach toe van November excluys daeranvolgende anno tnegentich....... 15112 R. g. 15½ st.De onder dit hoofdstuk vermelde plaatsen waren in de wapening geschat als volgt:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De voor gemelde manschappen te betalen ruitergelden bedroegen 102 Rijnsche gulden en 7 stuivers per hoofd, over de maanden Januarikj tot October ingesloten. De berekening | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was als volgt: de soldij voor iederen man bedroeg in Januarij vier stuivers, in de overige negen maanden drie stuivers daags, doch daarentegen werden de maanden Mei, September en October ieder voor twee maanden en de maanden Junij, Julij en Augustus ieder voor vier maanden gerekend, hetwelk in het geheel 22 maanden uitmaakte. Niet allen betaalden de volle som van het door hen verschuldigde; sommigen werden gekort als te hoog aangeslagen, anderen voor land en goederen, aan te Dordrecht of elders woonachtige en aldaar aangeslagen personen of aan geestelijke vereenigingen toebehoorende, anderen weder als hebbende in vorige gevechten met Jonker Frans eenig volk verloren. Uit bovenstaande opgave blijkt dat het balliuwschap van Zuid-Holland toen ter tijd bestond uit: De stad Dordrecht; De stad St. Geertruidenberg met de Moeren, de Zwalue en Dussen; Moerkerkerland of Mijnsheerenland, met Zwijndrecht en IJsselmonde, en Het grootste gedeelte van den Alblasserwaard en van den Crimpenrewaard. De vrije Heerlijkheden, aldus genaamd omdat zij niet onder den Balliuw van Zuid-Holland stondenGa naar voetnoot1), waren: Papendrecht, Wijngaerden, Hardichvelt, Ghiesennyeukerck, Gouriaen, Hoffwegen, Blockelant, Puersgensambocht, Ottelant en Slingelant. Zij moesten even als de overige heerlijkheden, in het kwartier van Zuid-Holland gelegen, in de beden en belastingen dragen en daarvoor omgeslagen worden, hetgeen onder anderen bij bovengemelde handvest van Maximiliaan van 17 November 1487 uitdrukkelijk bepaald was. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Ontfanck van vercoften Renten om dess oirloges wil voer Montfoort ende oick mede om die verlaten ende die Spoye mede te doen maken om die haven daermede te diepen, vercofft jn erffrenten ende oick jn lijfftuchtrenten... 8668 R. gld.De hier bedoelde erf- of losrenten werden tegen den penning 10 en 12, de lijfrenten tegen den penning 6, 8 en 10 verkocht, ten gevolge waarvan de stad met eene jaarlijksche uitkeering van 972 R. guld. 16 st. bezwaard werd, terwijl een gedeelte daarvan zelfs moest strekken tot dekking van in de laatstvoorgaan de jaren gemaakte schulden. Deze verkoop van renten, waartoe men reeds toen ter tijd niet mogt overgaan zonder bijzondere vergunning of octrooi van den vorstGa naar voetnoot1), was een gewoon middel waarvan de steden zich bedienden ten einde zich uit hare geldelijke ongelegenheden te redden. Hiervoor werden door haar verbandbrieven of obligatien afgegeven, van het zegel der stad voorzien, vanwaar zulks ook met den naam van verzegeling van renten bestempeld werd. Doch niet alleen voor zich zelven maar ook op verzoek en ten laste van den Keizer, later van het gemeene land van Holland, gaven de steden zoodanige los- en lijfrenten-brieven uit, ter te gemoetkoming in de kosten van verdediging des lands; dit geschiedde dan onder verband van zekere domeinen of inkomsten, waaruit de renten konden betaald worden tot de volle aflossing van het kapitaal. Zoo gaf Keizer Karel in 1554 aan de stad den tol van Gorinchem in beleening, ten einde zij uit de opbrengst daarvan de door haar verkochte los- en lijfrenten zou kunnen voldoen. Zijn zoon | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Philips verbond in 1557 op gelijke wijze onder meer de tienden van de landen van Putten, Zwijndrecht, de Zwalue en Bonaventura. Zoo werd door de Staten van Holland en Westvriesland in 1588 de opbrengst van de verpachting der gemeene middelen en extraordinaris verponding en andere omslagen in handen der regering dezer stad gesteld, ter voldoening van de los- en lijfrenten door haar op het ligchaam der stad verkocht. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Ontfanck vander finantie ende andere ontfanck..... 7026 R.g. 16½ st.De eerste post van dit hoofdstuk vangt aldus aan: Alsoe jnden jare van tnegentich die stadt van Dordrecht metten gemenen lande van Hollant heeft moeten onderhouden zekere cappeteynen ende volck van wapeninge om te wederstaen heer Jan borchzaet van Mondtfoort met sinen adherenten om dess jnnemens will des sloots tot Woerden ende oick mede om die vander Sluys mer want die stede voirss. gheen penningen gehadt en heeft om tvolck vande wapeninge alss mijnen heere den hartoge van Zassen met sinen cappeteynen ende ruyteren te contenteren ende te voldoen heeft sij finantie moeten doen ten meesten oirbaer ende ter minster quetse, enz. Hiertoe nam men de toevlugt tot den volgenden zonderlingen en vrij bezwarenden maatregel: men zond gedeputeerden, meest leden van de stedelijke regering, naar Antwerpen, die aldaar, bij gelegenheid der Pinkstermarkt, in Junij door tusschenkomst van eenen makelaar verschillende inkoopen deden van goederen, welke zij weder tegen eenen verminderden prijs verkochten. De kooplieden, van wie deze goederen gekocht waren, verkregen daarvoor schuldbrieven ten laste van de stad, ter grootte van de bedongen koopsom. In de maand October van hetzelfde jaar zag de stedelijke regering zich an- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dermaal verpligt afgevaardigden met dat doel naar Antwerpen te zenden ‘alsoe naden tractaet ende paeys van Montfoort tvolck vande wapeninge js bliven leggen jnden lande van Hollant jn soudie om datsij niet voldaen ende betaelt en waren van haren soudie ende niet vertrecken en wouden sij en waren niet voldaen mer bleven leggen tot groten coste vanden lande van Hollant.’ De aldus ingekochte goederen bestonden in 35 balen witte olms en oesburchsche fasteynsGa naar voetnoot1), 36 halve balen zwarte oesburchsche fasteyns, 18804 ℔ zweedsch koper, drie stukken was, wegende te zamen 1832 ℔ en 3 balen talemsche zijde, waarvan de gezamenlijke inkoopsprijs 8124 R. guld. 9 st. bedroeg, terwijl zij weder voor een bedrag van slechts 6935 R. guld. 16½ st. verkocht werden, welke ‘gelden van de finantie’ in zakken van canevas gedaan en naar Dordrecht opgezonden werden. Het bedrag, waarvoor de stad op die wijze volgens de afgegeven schuldbrieven schuldenaar bleef, wordt aan het einde der rekening in het bijzonder opgegeven. De makelaar ontving voor zijne diensten in dezen, aan cortage en pontgeld, 80 R. gulden. In een der posten van uitgaaf wordt nog melding gemaakt van eenen dergelijken inkoop van wijnen, door den Burgemeester Claess van Bakell Dircxz. bij consent van de Kamer gedaan, welke bij finantie weder verkocht zijn om het krijgsvolk te betalen, dat hier lag ‘in soudie tot groten cost ende last van tgemeens lant.’ Uit het bovenstaande zal genoegzaam blijken, dat deze geldelijke operatie met groote verliezen gepaard ging, zoodat men er dan ook niet dan in hoogen nood gebruik van maakte. Nieuw was deze wijze om aan geld te komen echter niet, daar men er reeds in de 13de eeuw van schijnt gebruik gemaakt te hebben, blijkens eene Burgemrs rekening van het jaar 1284, waarin men onder anderen het volgende aangeteekend vindt: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Int jaer ons Heren alsmen scrivet mo coco vierentachtich, sinte Servaes daghe, doe fuurden Scepenen ende Raet omme dat heme grote scult an quam vandien ghenen die voer heme Scepenen ende Raet waren ende coften Rocke (rogge) jeghens coc like van Rostock daer of versceen c ℔ xxxvi ℔ xvi sol ende ix d. die Vastraid in nam ende Clais die Vrode vander stede weghen.’ Dit noemde men financie doen, welke uitdrukking toen ter tijd meermalen bij geldelijke maatregelen gebezigd werdGa naar voetnoot1). Het hoofdstuk eindigt met een paar posten van ontvang van door het dorp Goudriaen betaalde proceskosten ter zake van door haar geweigerde croongelden en ruiterpenningen, en het bedrag der opbrengst van een door de Vlamingers geroofd schip, hetwelk den 21 Julij in den slag van Jonker Frans hernomen en aan den eigenaar, een Antwerpschen schipper, verkocht was.
Summa summarum van alden ontfanck voirss. beloopt in all ..... 31663 R.g. 17 st. Wtgeven dess treysoriers Coenraet Florensz. van sinen ontfanck tot behueff vanden oirloge voir Montfoort anno tnegentich. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Onkost van Ruyteren ende knechten die gedient hebben jn soudie hier binnen der stede van Dordrecht vanden gehelen jair, jngaende den eersten dach van Januario jncluys, anno lxxxix totten eersten dach toe der selver maent excluys daeranvolgende anno tnegentichGa naar voetnoot2), te weten dat ellicx van hem vanden na gescreven knechten gedient hebben om die stede te helpen bewaren voir die vianden, die maent van Januario tot drie gouden gulden tstuc gerekent tot drie § eenen d. ende die andere elff maenden daeranvolgende tot elcker maent drie cronen tstuc gerekent tot vier § groten vlaemsch ...... 1875 R. gld. 12 st.De krijgslieden ‘bij consent van de heeren vander stede’ of ‘vande camer’ of ‘bij de goede luyden’ aangenomen tot verdediging van de stad, worden hier met name genoemd. Sommigen daarvan dienden het geheele jaar, anderen slechts eenige maanden ‘en hadden oirloff’, zooals er bij gevoegd wordt. Deze maatregel was het gevolg van de oorlogzuchtige tijden, die men beleefde en de regering der stad, (aan wier behoud, als palende aan de grenzen van Holland, veel gelegen was) noodzaakte krachtige middelen van verdediging te nemen, ten einde haar voor overrompeling te bewaren. Uit een mandament van Maximiliaan van 8 September 1489 blijkt, dat zulks geschiedde naar aanleiding van een besluit door de Edelen en Steden van Holland eenige jaren geleden genomen, volgens hetwelk deze buitengewone kosten van verdediging door allen gezamenlijk zouden gedragen worden, eene verbindtenis welke bedoelde steden slecht schijnen nagekomen te zijn, aangezien die van Dordrecht zich beklaagden, dat dezen zich daartoe niet wilden verstaan, met bijvoeging dat het hun onmogelijk was die ruiteren alleen voor hunne rekening te onderhoudenGa naar voetnoot1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Oncost vander stede poirtiers ende busschieters ende hebben die poirtiers gehadt van die maent van Januario drie gouden gulden tstuc iij § i d. ende van die ander elff maenden ter maent xij § gr. Die busschieters hebben gehadt drie stuvers ......... 5031 R. gld. 12½ st.Sedert den vloed van 1421 van alle zijden door water omringd, was de stad Dordrecht meer dan eenige andere voor verrassing vatbaar en was akoo het stedelijk bestuur tot dubbele waakzaamheid verpligtGa naar voetnoot1). Aan de zuidzijde was de stad door hare vesten vrij goed versterkt; dit was echter geenszins aan de noord- of poortzijde het geval, waar zij voor een groot deel open lag en slechts van staketsels en eenige wachthuizen voorzien was, terwijl de ingang der havens door boomen gesloten werd. In de klepboeken wordt op het jaar 1454 van zes wachten melding gemaakt, als: 1o. die aan het HoofdGa naar voetnoot2) en den mond van de haven met den Kleinen Vischsteiger; 2o. die op den Riedijk; 3o. die in Steegoversloot en aan de Minnebrug; 4o. die op de Spui aan den Butgenssteiger en den Pelsers steiger; 5o. die aan den Gevangen toren, den mond van de haven met de Vuilpoort; 6o. die op de Nieuwe haven en aan den Nieuwen dijk. De Kalkhaven, Walevest en Wollewevershaven bestonden toen nog niet. Van oudsher was de bewaking dier poorten en wachten aan de gilden toevertrouwd, die in 12 tresorien verdeeld, ieder twee man moesten stellen, welke van 's avonds negen of tien ure tot des morgens, wanneer voor het eerst de mis ter Grooter kerk, of, zoo als men later vindt, de klok ter zale geluid was, de wacht moesten houden in volle wapenrusting. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij hebben reeds uit het voorgaande hoofdstuk gezien, dat men in deze oorlogzuchtige tijden de verdediging der stad niet alleen aan de gilden en schutters durfde toevertrouwen en men reeds zijne toevlugt tot bezoldigd krijgsvolk nam, dat zich uitsluitend daarmede kon belasten. Zoo treffen wij ook hier door de regering aangestelde en bezoldigde poortwachters en busschieters aan, die dag en nacht de wacht hielden ‘om die poorten te bewaren ende dat vreemdt volck ende die schepen te besien’, enz. Volgens de rekening waren er vijf à zes poortwachters op het Groothoofd, vier op den Riedijk, vijf à zes op Butgenspoort en de Spuipoort en vier aan den Gevangen toren, welke ieder 42 R. guld. 7½ stuiv. 's jaars ontvingen, terwijl nog daarenboven van een blokhuis buiten de Vuilpoort gewag gemaakt wordt. Voorts was op dezelfde wedde een persoon aangesteld tot het nazien en afgeven der paspoorten. De vijf busschieters ontvingen ieder eene soldij van 54 R. gul. 15 st. Verder wordt nog melding gemaakt van eenen boomsluiter aan de Nieuwe haven, die de boomen en hekken voor de haven bewaren en aan de aldaar aanwezige spoye of sluis de wacht moest houden, en 19 R. guld. 's jaars ontving. Doch de stad voorzag niet alleen in hare eigen verdediging: ‘bij de heeren vander stede’ was ook Ghemen Willemsz. als kapitein op Giessenborch met eenige knechten aangenomen, en Lenaert van Ghemert met 11 knechten als kastelein op Louvesteyn gesteld, terwijl Molenaer de Colffdrager door hen als kapitein met 34 ‘gesellen’ tot bewaring van het blokhuis te Stolwijk was aangenomen. Van deze laatstgenoemde manschappen gingen er zeventien in den loop der maand Mei in dienst van het land over. De soldij van deze lieden was eveneens geregeld als van die onder het vorige hoofdstuk bedoeld, als voor Januarij op 9 § 3 d. of 2 R. g. 15½ st. en voor de overige maanden op 12 § gr, of 3 R.g. 12 st. per man. Bovendien dienden nog 75 landlieden als gravers onder den kapitein Clement IJssbrantsz. in het leger van Montfoort | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van 28 Mei tot 18 Julij, waarvoor zij van wege de stad ieder 6 stuivers daags ontvingen; de kapitein had eenen Rijnschen gulden daags. Wees ik reeds in de inleiding op de verslagenheid die in de stad heerschte toen de Hoekschen onder aanvoering van Jonker Frans en den Heer van Naaldwijk in de maand Julij met eene goed uitgeruste vloot kwamen opdagen; aan het slot van dit hoofdstuk worden de oversten opgegeven, welke met hunne manschappen in den nacht van 18 op 19 Julij in allerijl uit het leger van Montfoort ontboden waren, om de stad in haren benarden toestand te hulp te komen, onder toezegging van een R. guld. per hoofd. De namen dezer bevelhebbers waren: Werinkhuyssen, Helmich Dobben, Claess van Bennevelt, kapitein van Rotterdam, Claess Otten, Gielis van Valkensteyn, Jan van Groeningen, Henrick die Missenaer, kapitein van Oudewater, Adriaen Joesten van Dordrecht, Han- .... van Monnen, kapitein onder den Stadhouder, Olivier Provoest de Abbevyle en Symon Reecalff, welke met hunne krijgsknechten ten getale van omstreeks 1000 man in de verschillende herbergen der stad een goed onthaal vonden en van al het noodige rijkelijk voorzien werden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Oncost van Scepen Ruyteren ende Cappeteynen die dair op gevaren hebben met andere onkosten .... 3456 R.g. 12 st.De eerste posten, onder dit hoofdstuk voorkomende, hebben betrekking op transport-kosten van ammunitie, enz., zooals van vervoer van hout naar Oudewater ‘toebehorende tgemeen lant tot behoeff van de blockhuysen ende anders daeroff te maken’; van ‘die grote aertkorven, die men had voir Montfoirt doe hem dat heer dervoer begroeff’, van ‘die grote busse van Gornichem tot Oudewater’, van lood en buskruid naar Oudewater. Voorts wordt melding gemaakt van het volk van den Hertog van Saxen, hetwelk met zijne bagage, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
benevens de artillerie en bussen des Hertogs van Heusden en Worichem naar Gouda en Dordrecht gevoerd was, terwijl de Hertog zelf op het einde van Mei met het schip van Jan Matheusz. van Heusden naar Dordrecht gebragt werd. Op eene andere plaatsGa naar voetnoot1) wordt gesproken van 33 ‘officiers vander stede als calckmeters, coolmeters ende bierdragers van dat sij sijn vvtgeweest vander stede wegen metter stede baerdsen ende cabassen om te halen den hartoge van Zassen tot Huesden hier tDordrecht.’ Bij welke gelegenheid dit laatste heeft plaats gehad, vindt men niet opgegeven, maar wel dat de Hertog den 26 Junij door den deken der schuttersGa naar voetnoot2), Jan van Hairlem, met twee kavelen van dat korps naar Heusden is gezonden om den Hertog van daar af te halen. Na den vrede van Montfoort werd het volk van den Hertog den 4 September van Schoonhoven naar den Ouden Bosch gevoerd. Onder meer andere schepen, welke, van wege de stad ter verkenning uitgezonden of ter verdediging toegerust, ik als van minder belang met stilzwijgen voorbijga, wordt in dit hoofdstuk eene volledige opgaaf gevonden van de bemanning van twee oorlogschepen, die den 6 Julij door de stedelijke regering waren uitgerust ‘tegens die vyanden vander Sluys om die te wederstaen van die cracht, die sij deden op twater, die schepen te nemen ende die schippers te vangen ende andere guede mannen coopluyden doet te slaen.’ Deze bleven beiden tot den laatsten December in dienst. Het eerste schip, voor 24 stuivers daags gehuurd van Jan Matheusz., werd gevoerd door Pieter Symonsz. als kapitein. Hierop bevonden zich voorts twee quartiermeesters, met name | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelis Symonsz. en Adriaen Hooff, een busschieter, twee schippers, een bomslager en omstreeks 41 ruiterenGa naar voetnoot1). Het tweede schip, door Cornelis Monnensz. die Coninck tegen eenen huurprijs van 26 stuivers daags aan de stad afgestaan, was bemand met 38 koppen, bestaande uit den kapitein Gielis Voss, drie quartiermeesters, met name Claes jn Romen, Cornelis Peet en Lubbert Rewaertsz., een busschieter, twee schippers en 31 ruiters. De kapiteins dier schepen waren door de ‘heeren van der stede’ voor 6 stuivers, de quartiermeesters, busschieters en schippers voor 4 stuivers, het overige volk voor 3 stuivers daags aangenomen. Eindelijk werden nog den 13 Julij, ‘toe die tijdinge gecomen was hier binnen, dat joncker Frans van Brederode met sijnen schepen ende volck op twater was,’ negen schippers en daarenboven den 20 Julij ‘om te vervolgen joncker Frans voirss. om hem ende sijn volck ende schepen te vangen,’ zeventien personen met hunne schepen, ieder voorzien van twee à drie ‘vennouts,’ tegen 5 à 6 § daags per schip, door de stedelijke regering aangenomen: dezen zijn echter slechts eenige dagen in dienst geweest. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Oncost van reysen gedaen byder stede gedeputeerden ende boden met andere personen binnen desen jair xc........... 477 R. gl. 14½ st.De inning der ruiterpenningen en morgentalen scheen in de dorpen van Zuid-Holland en de vrije heerlijkheden veel tegenstand te ontmoeten en ging niet altijd even geregeld, van daar dat men herhaaldelijk genoodzaakt was colfdragers en boden derwaarts te zenden, ten einde deze penningen op te vorderen, terwijl deze zelfs van velen niet dan bij executie konden verhaald worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit hoofdstuk getuigt van eene drukke briefwisseling, welke in dien tijd met den Stadhouder en de verschillende steden van Holland en Zeeland gehouden werd en door middel van boden geschiedde. Meester Pouwelsz. van Ammersoeyen, pensionaris der stadGa naar voetnoot1) stond de afgevaardigden der stad ter zijde, zoo dikwijls dezen ter dagvaart van de Staten van den lande naar Leyden, 's Hage, Heusden of elders gingen, bij welke gelegenheden door hen voor rekening van de stad verscheidene raadsheeren en andere hoog geplaatste personen ter maaltijd genoodigd werden. Onder de afgevaardigden komen voor: Coenraet Florensz., meester Jan Duyck, Jan Vastraetsz. van Overstege, Claes van Bakell Dircxsz., burgemeester, enz. De overige posten, onder dit hoofdstuk voorkomende, ga ik als van minder belang met stilzwijgen voorbij. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Oncost van hout ijsserwerck bussen buyscruyt loot ende andere reescap dienende ten oirloge betaelt binnen den jair xc....... 4952 R. gl. 13½ st. 1 oort.Onder dit hoofdstuk vindt men de uitgaven van geleverde oorlogs-materialen, zoowel ten behoeve van het gemeene land als ten behoeve van de stad en de door haar uitgeruste oorlogschepen, verantwoord. Daar waar zulks voor rekening van het gemeene land gedaan was, geschiedde de betaling ‘in offcortinge vander stede portie,’ of heette het: ‘tot behoeft van dess gemeens lantswege alst blijckt bij de rekeninge gedaen inden Hage en dat noch in offcortinge dattie stede was sculdich te borde te brengen tot behoeff vanden oirloge.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het buskruid, voorkomende onder de namen van sarpentijns- en cloever-cruyt of onder de meer algemeene benaming van buscruyt, kostte ruim 3 stuivers het ℔ of 14 à 15 R. guld. de 100 ℔, terwijl laatstgemelde soort iets duurder was. Behalve lood, zwavel, salpeter en andere benoodigdheden, waarvan men zich ter verdediging voorzag, werden 18 hagebussen voor rekening van den Hertog van Saxen vervaardigd: zij kostten 4 § gr. het stuk en werden met 100 aertkorven naar het leger voor Montfoort vervoerd. Zoo schafte de stad zich voor eigen rekening 15 hagebussen aan, ten behoeve van de door haar uitgeruste schepen en tot verdediging van de stad, en 12 serpentinen, welke laatsten 6 R. guld. het stuk kostten. Ook hier vindt men niet alleen van looden, maar ook van steenen kogels (steencloten) gewag gemaakt, waarvan men zich in het beleg voor Montfoort bediende, tot welk einde twee steenhouwers uit Dordrecht derwaarts ontboden werden. Het lood kostte 10 § gr. de 100 ℔ het salpeter 33 à 36 R. guld. de 100 ℔. Onder de vernielingswerktuigen komen ook vuurpijlen voor. Bij de vermelding toch van den aankoop van een oud zeil wordt er bijgevoegd: ‘tot behoeff van de vierpijlen daeroff te maken ende die potten mede te decken, die men werpen soude jnder vyanden schepen jn die reyse doe joncheer Frans van Brederode hier voir die stede was.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Oncosten van vitaelgie met andere teringe gedaen binnen desen jair xc ende dat daeran clevende js. .. 300 R. gl. 4 st.Hier treft men eene opgave aan van bier, brood, vleesch, boter, kaas, kaarsen, turf en andere verteeringen, gemaakt in de wachthuizen en schepen en door het in de stad gelegerde krijgsvolk. Het bier, waarvan eene vrij groote hoeveelheid scheen ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bruikt te worden, kostte met het draagloon 15 à 16 stuivers het vat, de kaarsen eene stuiver het ℔; de overige artikelen vindt men niet gespecificeerd. Geschenken van wijn als anderzins voor bewezen diensten of als eerbewijs waren, ook blijkens dit hoofdstuk, toen niet ongewoon; zoo ontving onder anderen de Heer van Wassenaar, ‘om menigen trouwen dienst, die hij die stede gedaen heeft tot diverssche tijden,’ een half aam wijn, waarvan de kosten, met inbegrip van het vervoer, 6 R. guld. 12 st. bedroegen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Oncosten noch betaelt byder stede gedeputeerden ende boden ende andere Cappeteynen jn handen van meester Dirck Potter, rentmeester generaell vanden oirloge voirss. ende jn handen van Johannes Stalpert, alst blijct byder quitantien van hem luyden ten dage na gescreven behalven dat voir gerekent js alss voir die portie ende andeel dattie stede van Dordrecht sculdich was te borde te brengen binnen desen jair xc tot elcker maent. ......... 17145 R. guld.De aan het hoofd dezes genoemde Johannes Stalpert was klerk van den Tresorier of Rentmeester Generaal van den oorlog. Het aandeel der stad en van het kwartier van Zuid- Holland in de ruitergelden werd echter niet alleen in hunne handen betaald, maar ook aan de kapiteins en hunne manschappen, welke in dienst van den lande (in tgemeen lants soudie) waren, uitgekeerd. Onder dezen komen onder meer anderen voor: Boudechan, kapitein van de Walen, Wouter van Baecx, drossaart en kapitein van IJsselstein, de kapiteins Aelbrecht Roeffert, Schaert Korstiaensz., Aert van Gael, Koenraet Habelzoll, enz. Onder de sloten, die tijdens deze inwendige verdeeldheden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vernield werden, behoorde ook het huis tot Heer Aertsberch, hetwelk, in den Crimpenrewaard onder Berg-ambacht gelegen, in handen der Hoekschen was, die door hunne herhaalde uitvallen in den omtrek zich zeer geducht maakten. Hetzij dat dit slot te goed verdedigd was om zonder groote opofferingen genomen te worden, of dat men zijne krachten wilde besparen voor Montfoort en Woerden, die niet zoo gemakkelijk tot de overgave te dwingen waren, men nam tot een eenvoudiger middel de toevlugt, door den op dat slot bevelvoerenden Bohemer kapitein met eene som van 1000 R. guldens om te koopen, hetwelk gelukte. Ten gevolge hiervan werd dit kasteel door hem ‘jn handen van tgemeen lant’ overgeleverd om dat te destrueren ende te vernyelen’, en werden hem de beloofde gelden toegeteld. De toren van het slot werd nedergeworpen en tot den grond toe geslecht door eenige timmerlieden en metselaars, welke daartoe uit de stad Dordrecht afgezonden waren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Oncosten van knechten aengenomen bijden heeren vander stede opten xiiten jn Julio anno xc om die stede te helpen bewaren voir die vyanden vander Sluys die seer sterck opt water lagen met haren schepen ende oick hier voir die stede quamen ende hebben gedient die dagen na gescreven ellicx tot drie stuivers tsdages ende hadden doe oirloff ...... 193 R. guld. 16 st.Onder dit hoofdstuk wordt de soldij van een dertigtal manschappen verantwoord, die den 11en, 12en en 18en Julij door ‘de heeren vander stede’, ‘de camer’ of ‘de goede luyden van het gerecht’ waren aangenomen tot verdediging van de stad, toen de vloot van Jonker Frans kwam opdagen. De meesten dezer bleven slechts eene maand in dienst. Zij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontvingen, zooals in het hoofd vermeld is, ieder drie stuivers daags. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9. Oncost noch betaelt vanden jair xc hiervoir niet gerekent van alrehande articulen ...... 4983 R. gld. 16½ st. een oortje.Eenige posten van minder belang voorbij gaande, teeken ik hier de volgende uitgaven aan: Van 2342 R. guld. 16 st. 1 oort, die men volgens de rekening van 1489 nog aan verschillende kapiteinen, ruiteren en andere personen schuldig was. Van 200 R. guld. aan Jacop van Oerle ‘voir die volle betalinge van een obligatie die hij hadde vander stede bedragende tot iijm R. guld. die de stede onss genadigen Roemschen coninck dede tot sijner belieften doe hij opwert reysde ende dat jn offcortinge wesen soude van sijn eerste toecomende bede die sijne genade geconsenteert soude worden bijden lande van Hollant voir onss stede portie na jnhoude der aquiten van siiner genaden die daeroff js.’ In den laatsten post van dit hoofdstuk maakt rendant melding van eenige uitgaven door hem gedaan, door ‘som tijden den lantluyden die haer gelden willichlick gebrocht hebben te verdrincken’ te geven ‘om datsij tot anderen tijden te williger souden wesen hare ruyterpenningen te vergaderen ende te brengen’, enz. De meeste der alhier voorkomende uitgaven hebben overigens op het gebeurde na den 23 Julij, den dag waarop Jonker Frans met de zijnen gevangen genomen werd, betrekking. De beide personen ‘die de eerste tijdinge brochten den gueden luyden vanden gerechte, hoedat wij den slach gewonen hadden opten xxiijten jn Julio ende dat joncker Franchois met sijn volck een deelss gevangen waren’, ontvingen ieder eenen gouden Andries gulden, terwijl de Nonnen en de Zus- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teren van St. Marienborn ieder eenen Rijnschen gulden en de graauwe Zusteren 16 stuivers erlangden ‘omdat sij naerstelick souden bidden an God van Hemelrijck om victorie te vercrigen op onse vyanden jnden slach voirss.’ Jonker Frans werd met de zijnen door den Stadhouder, vergezeld van Jonker Floris van IJsselsteyn, te Dordrecht gevankelijk onder het luiden der klokken in zegepraal binnengebragt en op Puttox torenGa naar voetnoot1) bewaard, waar hij aan zijne wonden schijnt bezweken te zijn. Sommige gevangenen werden in den Gevangen-toren onder bewaring van den steenwaarder Florens Jansz. gesteld, anderen weder elders, terwijl uit de rekening blijkt, dat hunne cost en steengelt per hoofd 3 stuivers daags bedroeg. Ontwaren wij met genoegen uit de rekening dat het aan de gekwetsten van beide zijden niet aan genees- en heelkundige hulp ontbroken heeft en de gevangenen daarin ook gedeeld hebben, smartelijk doet het ons aan, de laatste bladzijden daarvan met de vermelding der doodstraffen bezoedeld te zien, welke op de hoofdleiders van de verwonnen partij werden toegepast. Twaalf hunner werden den 31 Julij buiten de Vuilpoort met het zwaard geregt, terwijl hunne biechtvaders ‘voir haren arbeit ende moeysell henluyden te onderwisen dat beste tot haerre salicheit’ 3 R. guld. ontvingen. Eveneens wordt nog melding gemaakt van andere knechten, die het doodvonnis ondergingen en aan wier biechtvaders, waaronder brueder Jan jn tSacraments Gasthuis’ 4 R. guldens gegeven werden. Een gedeelte daarvan onderging zijne straf voor de Minnebrug een ander gedeelte op den NoordGa naar voetnoot2). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Olivier, provoost van Abbeville, ontving voor twee gevangenen, die hij aan de stad overleverde, 12 R. gulden. Aanzienlijk was de buit, die men in dien vermaarden scheepstrijd van den vijand veroverde, aan ieder toch der kapiteinen en schepelingen, die van wege de stad daaraan deel hadden genomen, werd eene belooning van 5 R. gulden per hoofd toegekend ‘boven hare schiphuyer voir hare boytinge ende portie vanden guederen die sij luyden vande vyanden namen’; uitmakende te zamen 855 R. gulden. Hetgeen van Alkemade op bladz. 267 vermeldt aangaande de eenvoudige wijze, waarop Jonker Frans zou begraven zijn, vindt zich in de rekening bevestigd. Aan Dirck Winter, die schrijnmaker werd ‘van die uutvaert van joncheer Frans van Brederode alss voir die kist, waslicht ende anders’ slechts 3 R. guld. en aan Austijn die graftmakerGa naar voetnoot1) ‘voir sijn moeysel tgraft te openen ende toe te doen’, 1 R. gulden betaald. Van Alkemade moge hierin een nieuw bewijs vinden van den blakenden haat zijner vijanden, die, zooals hij zegt, met zijnen dood zelfs onuitblusschelijk was; maar wat kon men anders vooral in die tijden verwachten, als men in aanmerking neemt, dat hij, als het hoofd der Hoekschen, door zijne tegenpartij als schuldig aan hoog verraad moest beschouwd worden, en dus geenszins op die onderscheiding aanspraak kon maken, waartoe hem onder andere omstandigheden zijn stand en geboorte het regt gaven. Volgens Balen en van Alkemade zou Frans van Brederode in de Augustijnen kerk begraven zijn; in hoeverre echter dit beweren juist zij heb ik niet kunnen nagaan, daar noch in de aanwezige grafboeken dier kerk noch in de kerk zelve eenige aanwijzing gevonden wordt, welke tot opsporing daarvan zou kunnen leiden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Summa summarum van alle den uutgeven voirss. coemtjnall. 38417 R. guld. 1½ stuiv.
De rekening sloot alzoo met een nadeelig slot van 6753 R. gulden 4½ stuiv., die men nog aan de krijgsknechten schuldig was en wier soldij in de rekening in haar geheel verantwoord was. Na eene opgave van het bedrag der obligatien door de stad aan de kooplieden afgegeven, in het vierde hoofdstuk van ontvang vermeld, volgt de goedkeuring: Dese Rekeninghe js bijden Schout, Bourghemeesteren, Schepenen ende Raide, Out-Raidt, Achten ende Dekens vanden gemenen Neringen eendrachtelicke geloeft gelijck oeck jnder stede Regyster geteykent staet opten dach hier naegescreven. Gedaen op sinte Servaes dach den xiijten dach jn Mey jnt jair ons Heeren mcccc negen ende tnegentich.
(was geteek.) W. Beveren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage A.(OmmeGa naar voetnoot1) te moghen vynden enyge middelen (ende wegen) bij den (welck)en die oorloghen die onlancx bynnen de l(anden van) Hollant ende Vrieslant upgheresen sijn ghecesseert ende neder geleit ende die selve landen wederomme jn guede justicie, neryngen, welvairt ende eendrachticheeden gebrocht mogen worden. Soe is geraemt bi mijnen jonchere ende andere gedeputeerde van Brederode ter correxien ende op een verbeteren tguent dat hier na volget:
Eerst zoe is geraemt datmen sal ordineren eenen raidt van- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den edelen ende notabelsten wijsen ende geleerden mannen van beyden zijden sulc dair mijn jonchere ende mijn here van Montfoorde mede te vreden sullen wesen ende men sal ordineren eenen neutralen stedehouder die welke zweren sullen alle partijlijcheit neder te leggen na hore vermogen ende recht en justicie te doen sonder enyge dissimulacie. Item dat mijn jonchere sal hebben tbailiuscap ende dijcgraefscap van Schielant ende tbailiuscap ende scoutamboichte van Rotterdam met horen toebehoren vrij van recessen ziin leven lanc gedurende. Item dat mijn jonchere sal hebben tcastelleynscap ende tscoutambocht ende tbailiuscap van Scoenhoven mit sijn toebehoren ende mitten wedden ende profijten nu ter tijt totten officie staende oick vrij van recessen ende sijn levenre lanc gedurende. Item dat mijn jonchere sal hebben dopperhoutvesterie van Hollant ende tscasteleynscap van Teylingen mit horen toebehoren ende mitten wedden ende profijten dair toe staende ende men sal hem ofdoen die pensie van mijn here van Beveren ende die recessen die dair opgecomen sijn zedert den overlijden van hartoge Karell. Item ende om dat mijn jonchere afgaen sal zijnre commission ende om meer andere merekelijke saken soe sal mijn jonchere noch ghordineert worden een pensie van duysent guiden siairs tot xl groten tstuck ende versekert op die steden ende landen van Hollant zijn leven lanc gedurende ende niet langer ende na sijnre doot zoe sullen die officien voirscreven weder zuver an die graeflijeheit van Hollant comen gelijc mijn jonchere die nu anvaerden sal. Item dat men om die ruyteren te lichten (ende mij)n jonchere (te) baten te comen jnden costen die hij ge(had h)eeft hem (toe) voegen sal die somme .......................................... die tlant hem betalen sal jn sulker manyren als die geraemt is. Item dat die stede van Rotterdam sal ongehouden wesen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te contribueren jndie penningen die ommegeslagen sullen worden omme te voldoen desen tractaet. Item dattet slot bailiuscap ende tscoutamboicht vander Gouwe sullen geset worden jn handen vanden neutralen stedehouder tot behoif van mijnen genadiigen here om bij dien te bet verhoet te mogen worden dat dese zoone niet gebroken en sal worden. Item dat here Jan van Naeldwijck sal hebben tbailiuscap van Zuyt-Hollant mit sijnen toebehoren oick vrij van recessen ende zijn leven lanc gedurende. Item dat mijn voirscreven jonchere heer Jan van Naeldwijck ende die aelynge gemeente poorteren ende jnwoeneren van Rotterdam mit horen hulperen bijstanderen ende adherenten sullen mits desen zoone een generael ende particulier abolucie ende gerestitueert worden tot alle hore gueden soe wair die gelegen sijn. Item alsoe thuys van Crayesteyn jnt tracteren van desen zoone omme geworpen is bij die van Dordrecht soe begeert heer Jan van Naeldwijc datmen dat reparere gelijc dat te voren was of datmen hem sal geven voir sijn scade vijf duysent gulden tot xl groten tstuck gerekent. Item dat alle fugitiiven wtgheweken ofte wtgesette ende andere die om partijlijcke saken gebannen sijn geweest sullen mit een generael abolucie die jn desen zoone begrepen sal wesen weder op den horen comen behoudelijc dat die gheene die bij sentencie gebannen sijn sullen gehouden wesen binnen zes weken na die publicatie van desen ende eer sij jndie steden comen sullen dair sij wt gebannen sijn te comen voir den hove van Hollant ende aldair doen ropen die stede ende andere gheintresseerde omme dair voirt jnne ghedaen te wesen als van rechts wegen dair toe dienen ende behoren sal. (Item dat) mijn heer van Bredenrode oick op al sijne endesijnre (genaden) gueden sal comen ende dat die h(an)t van onsen (alre)ghenadichsten here den rooms Coninck mits desen dair van (verso)cht sal worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item dat die edelen ende oick die officieren gerechten ende vroetscappen vanden groten ende cleynen steden van desen landen sullen bezegelen ende bezweren desen pays ende tractraet onverbrekelic te onderhouden. Item dat om alle partijlijcheit neder te leggen ende om meerder vrienscip te maken tusschen den edelen ende ghemenen ondersaten van dese lande soe sullen die voirscreven edelen ende steden beloven ende zweren van nu voirt an om gheenre hande saicken die hem opcomen mogen gheen steden noch sloten wesende jnden handen van mijnen ghenadijgen here ofte vanden voirscreven edelen jnne te nemen noch te doen jnnemen of raidt of daet dair toe te geven soe wair die gelegen sijn. Item oft gheboerde dat God voirhueden moet dat enijge vanden voirscreven edelen oft steden ter contrarie deden zoe en sal nochtans dese zoone dair mede niet gebroken wesen mer die stadthouder ende raidt ende die ghemene staten ende ondersaten van desen lande sullen gehouden wesen mit alle haire macht dair tegen te vallen ende dat te helpen repareren ende brengen jn sijnen eersten ende behoirlijken staet ende jnbreekers punijeren ende corrijgeren gelijck men meneijdyge ende zoonbrekers behoirt te doen. Item oft geboerde dat ons alregenadichste here die roems Coninck ofte hartoge Philips tot sijnen mondijgen jaren gecomen wesende desen pays ende tractaet jn enijgen sijnen punten ende articulen niet en onderhilden dat God verhueden moet zoe geloven die voirsz. edelen ende steden bij hore trouwe ere ende ede dat sij onsen voirsz. genadijgen here jnden besten jnduceren ende willijgen sullen omme die voirsz. jnbrekynge te repareren ende den voirsz. pays ende accort volcomelijc tonderhouden. Item oft geboirde dat enijge van(den edelen ofte ondersaten) van desen lande van Hollant ende (Vrieslant) desen pays ende tractaet nyet accepteren en (wilden) soe sullen alle die andere edele ende steden mitten (stadthou)der ende raidt dair | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegen vallen omme die onwilligen dair toe te dwyngen bij alle wege ende fayte van (we)ge dair toe bedwyngen jndient van node sal (wese)n. Item dat den roems Coninck desen pays ende tractaet confirmeren ende besegelen sal als vader ende monber van h artoge Philips sijnen zoon onsen genadigen here. Gecollationeert jegens een deser gelijcke articulen, onder geteykent G. de Grousselt. Bij mij
(Get.) Bruyne. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage B.Accordt gemaict ende geslooten upten xvjen dach van Meye ao lxxxix, tusschen den commissarissen van onsen alre genadigen heren den Roomschen Coninck ende vanden landen van Hollant, even verre elcken dat aengaen mach ter eenre zijde ende heren Jan borchgrave van Montfoert etc. ter andere zijden.
Inden eersten sal die conincklike maieste gunnen ende geven den voirsz. heere van Montfoert zijn gracie remissie ende abolucie vanden jnneminge vanden sloote van Wouerde mit al dat daer an eleven mach tot desen dage toe ende voir alle zijne adherenten hunluyden restituerende tot allen horen goeden waer die gelegen zijn ende tot fame ende name. Item dat die konineklike maieste sal den heere van Montfoerde vestigen jn dat casteleynscap van Wouerde mit den lande officien ende allen horen toebehoren zijn leven langh gedurende ende him behoerlijke brieven daer off geven, mits dat myn heere van Montfoert eed dair off doen sall dat te bedienen als een guet ende getrou vassael ende casteleyn sculdich js van doene daer toe obligerende zijn goeden jegenwoerdich ende toecomende. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item die voirsz. heere van Montfoert sal mitter daet gerestitueert worden ende jn die possessie geset worden vander heerlicheyt van Purmerende ende Poelsbrouck ende allen anderen zijnen goeden waer die gelegen zijn. Item dat nochtans dat slot casteleynscap heerlicheyt ende goeden van Purmerende mit allen renten die desen Meye verschenen sijn off noch verschijnen sullen ter stont gestelt worden jn handen vander stede van Amsterdamme als jn sequestre mit jnventaris tot sinte Jacops daghe toe naestcomende omme binnen middelen tijden te verwerven die brieven ende ottroyen vander koninclijke maieste diemen tot desen tractaet behoven sall moeten, ende dit volcomen wesende zullen die van Amsterdam gehouden wesen zonder enich weygeringhe daer upte doen die voirsz. goeden van Purmeren den te leveren jn handen vanden voirsz. heere van Montfoert. Item overmits dat die heere van Montfoert heeft moeten derven zekere jaren die renten ende jncominghe van zijne voirsz. goeden ende geleden veel ende diversche scaden ende jnteresten, soe sal t lant van Hollant him geven negen duysent Rijnsche gulden current tot xl groten tstuck, te weten drie duysent gereet ende drie duysent an losrenten den penninck om vijfthien ende drie duysent an recessen die staen sullen up tvoirz. casteleynscap van Wouerden ende daer off brieven leveren jn behoerlijke vorme jn manieren als voirz. staet ende men sail des heeren nacomelinghen van Montfoerde dat voirsz. casteleynscap mitter heerlicheyt jn geenre manieren affhandich maken zij en sijn eerst voldaen van allen recessen die dair nu up geset worden off noch up geset mochten worden enichsins. Item dat die van Purmerende sullen den heere van Montfoert vernoegen van al alsulcke gelden ende composicien als zij him belooft off sculdich sullen moegen wesen vander tijt ende aleer die heerlicheyt van Purmerende den selven heere van Montfoerde offhandich gemaict js geweest mit alsulcke penningen ende van sulcken prise als zij waren jn tijde vander com- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
posicien sonder den selven Purmerende eenige andere molestacie an te doene van voirleden saicken hoedanich die wesen moegen, en de daer off myn heere van Montfoorde als nu himluyden vuyt zijn gracie remissie geeft voir alzoe verre als van noede js des zoe en sullen him geen steden nu voirtan meer onderwynden enige assistencie te doen dan gerechtelijck den van Purmerende geensins mer den heere jnden tijt mit sijnen ondersaten voirsz. laten bewarden. Item dat die voirsz. heere van Montfoirt ende zijn nacomelinghen jndient him belieft sal moegen ontfanghen die vuytgeweken ofte ballinghen bij den steden van Hollant gemaict off oick die vuyten gestichte sijn ende bijden hove van Hollant gebannen sijn off zullen wesen om horen penninck aldaer te verteren behoudelijck dat sij aldair nyemant vuyt bescadigen en zullen. Item om te brengen die poire van Cattenbrouck ende die Enghe jn die grote waterscap van Wouerde sal de Roomsch Coninck den dijckgrave ende hem raeden aldaer toe dienende willigen te gescien dat voirsz. js gemerct datter nyemant sonderling him deerlick en js. Item tlant van Hollant sal die hant daer an houden dat die Ysel gegraven mach worden ende sluysen geleyt te worden tenden der Ysel ten costen vanden genen die dair jngelant zijn doer watre ende sculdich zijn jn te gelden, gemerckt den oirbaer ende proffijt die daer an legt, ende daer off brieven van ottroye daer toe dienende besorgen, ende mit desen soenen verbonden werden alsoe te gescien ende zonder enich wederseggen van enigen steden off anders dair mede voert te varen. Item dat die edelen ende steden sullen besegelen ende geloven ende zweren dit tractaet te onderhouden sonder jnbreck ende te voldoen ende te volcommen jn alle zijne leden sonder enich excepcie dair jn te soeken enichsins, ende off daer yemant vanden edelen ofte steden hier tegens dede off jn bracke zoe sullen die staten vanden landen gesamender hant vallen tegens al sulcken jnbrekers ende tegens him procederen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als meynedigen ende zoenbrekers ten example van allen anderen sonder enige dissimulacie. Item dat om alle partyelicheyt neder te leggen ende om meerder vrientscap te maken tusschen den eedelen ende gemeene ondersaten van desen landen, soe sullen de voirsz. eedelen ende steden beloven ende zweren van nu voert an, om geenre hande saecken die him up comen moegen geen steden noch slooten wezende jn handen van mijnen genadigen heere ofte vanden edelen jnne te nemen noch te doen jnne nemen off raidt off daet daer toe geven zoe waer die gelegen zijn. Item, dat den Roomschen Coninck desen pais ende tractaet confirmeren ende besegelen zall ende als soverain heere vanden selven lande vader ende mombair van hartoge Phillips sijnen soon onsen genadigen heere desen selven pais jn allen zijnen punten te onderhouden ende te doen onderhouden tot ewigen dagen. Item sullen die vander stede ende kerspil van Wouerde ongehouden ende ontlast sijn van allen exactien desen oerloge angaende. Item oft gebuerde dat God verhueden moet dat enige vanden voirsz. edelen ofte steden ter contrarien deden zoe en sal nochtans dese zoene daer mede niet gebroucken wesen mer die stadhouder ende raede ende die gemeene staten ende ondersaten van desen landen zullen gehouden wesen mit alle naere macht daer tegens te vallen ende sonder enich middel ofte onscult daer jnne te maken dat te helpen repareren ende brengen jn zijnen eersten ende behoerlijken staet ende jnbrekers purgiren ende corrigeren gelijck men meynedige ende zoenbrekers behoert te doen. (Ondergeteykendl) J. Montfoorde.
Dit afschrift is even als het voorgaande stuk door Bruyne gecollationeerd en gewaarmerkt. - Het naar aanleiding van dit verdrag ontworpen tractaat, hetwelk zakelijk geheel daarmede overeenstemde, zoude, blijkens het daarvan in het archief | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bestaande afschrift, behalven door Maximiliaan als souverein heer van deze landen en als vader en momber van zijnen zoon Philips, nog bezegeld worden door de volgende edelen: Jan Graaf van Egmonde, heer tot Bar, Jan heer van Wassenair, Frederick broeder tot Egmondt, heer van IJsselsteyn, van Buren, van Kraendonck, Floris van Egmonde, soon tot Yselsteyn, heer van St. Martensdijck, Jan burggraaf van Montfoirde, heer van Purmereynde, van Lynschoeten en Zweer van Montfoirt, alsmede door Schout, Burgemeesters en Raad, vertegenwoordigende de steden van Dordrecht, Harlem, Delft, Leyden, Amsterdam, Goude, Schiedam, Hoern, enz. Onder de adherenten van den heer van Montfoort, aan wie, even als aan hem, op hunne bede remissie en abolitie zou geschonken worden van hunne misdaden, worden voorts met name genoemd heer Zweer van Montfoirde, joncker Loedewijck van Montfoirde, heer Jan van Zuylen van Nyevelt, heer Dirck van Zuylen, Henryck van Ghendt, Dirck van Zuylen van Hermeten, Ghysbrecht van der Ade, Bernt van Duynen, Floris van Jutfaes, Dirck van Valkendale, Ghysbrecht van Rijnevelt en Alairt de Cock, benevens de inwoners van de steden van Woerden en Montfoirde. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage C.Memorie omme den gedeputeerden te rapporteren van tgunt, dat alhier up dese dachvairt beghinnende den ven jn April ao. lxxxixGa naar voetnoot1) voer paesschen gedaen js.
Inden eersten te kennen te geven ende te rapporteren upt stuck van tractate bijden hartoghe van Sassen, den Grave van Nassouwen ende grooten Rade geconcipiert tusschen den van Monfoerde ende den lande, dat meester Willem van Alfen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vuyt bevele van mijn heere van Nassouwen geweest heeft bij mijn heere van Monfoert ende him gethoent alsulcke concept ende raminge van submissye ende tractate als voren geroert js ende oick een ygelijck vanden grooten steden jnden sijnen gehad heeft. Item ende dat de voersz. meester Willem alhier gecomen js ter dachvairt ende sijn rappoert gedaen van tgnnt, dat him wedervaren js aengaende den selven tractate ende heeft jn effecte te kennen gegeven, dat die van Montfoerde nyet en denct te consenteren jnden voersz. tractate bij maniere van geblijff want hij hout wel zeker te sijne de saicke roerende sijne goeden aengesien den tractate van VuytrechtGa naar voetnoot1) ende dat hij dair aff brieven hadde van de K.M. ende mits tgeblijff hij de brieven voersz. te buyten gaen sonde dwelc him nyet te doen en stonde mit meer andere redenen ende fryvole voorstellen, die de heer van Montfoerde allegeerde. Item ende eyntlijck hadde de voersz. meester Willem van Alfen vernomen nyet van monde des heeren van Monfoerde mair van eenige sijner rade jndien men soude willen verstaen tot payse hij soude begheeren jnne te houden tslot stede ende heerlicheyt van Woerden tot behoeff zoe hij seyde der K.M. ende onsen heeren sijns zoons ende dat te bewaeren als officier ende casteleyn ter comste der K.M. ende daer voeren borghe ende souffisante caucie stellen gheen schade dair vuyt te doen upten ondersaten der K.M. noch desen lande jn gheenrehande manieren ende de K.M. gecomen zijnde jndient Sijn Majesteyt nyet en beliefde him commissye te geven tslot voersz. te bewaeren soude alsdan gheerne dat over leveren jn hande der K.M. off de gheene die sijn genade dat believen soude behoudelijck dies dat him als nu gerestitueert worden alle sijne goeden ende die achterstallen van dien endedatmen omme te meerder zekerheyt soude ordonneren conservatenrs tot onderhoudenisse vanden tractate jnden manieren | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voersz. te weeten eenige eedele notable groote heeren van dese landen van Hollant ende oick vanden gestichte van Utrecht de welcke jndien gebreck worde jnden onderhoudenisse vanden tractate jnden manieren voerscreven dat de voersz. conservateurs aen beyden zijden dat souden mogen vuytrechten tot bedwange vanden ghuenen die jn gebrecke soude zijn behoudelijck mede dat de selve van Monfoerde mit alle sijn adherenten genomen worde jn gracie vande K.M. ende him verleendt generael abolucie van alles ende mits desen soude hij willen abstellen ende cesseeren van alle fayten van oirloge. Item ende dit rappoert gehoort zijnde bijden gedeputeerden van mijnen genadigen heere van Sassen de heeren tot desen lande geordineert ende gedeputeerden vande steden js communicatie gehouden ende sonderlinge begheert aende voersz. gedeputeerden mijns genadigen heeren van Sassen dat zij huer goet duncken ende advys dair up seggen wilden omme vorder jnder saicke te procederen. Item ende dair up de voersz. heeren voer huerluyder advys geseyt hebben dat zij nyet en bevynden de begheerte des van Montfoerde zulcke te syn dat die voertganck soude mogen hebben tot eere ende welvaeren vande K.M. ende desen lande ende dat zij meynden dat mijn genadige heere van Sassen dair jnne soude mogen consenteeren. Item mair dat het van noode weesen soude de lande die tot haer toe wel gedaen hebben hun selven te stellen ter defensye ende provisye te maken omme mit faite van oirloge een eynde te maken ende soe wes mijn genadige heere van Sassen de lande mit lijve ende goede soude mogen doen dair toe meynden zij zonder eenich twijffel zijn genade bereyt te sullen worden jndien aen de lande gheen gebreck en waere van gereetscepe dienende tot oirloge ende belegge. Item ende begheerden dairomme datmen hunluyden woude thoonen ende te kennen geven wat provisye dair bereyt waere ende watmen bereyt hebben soude omme de vianden crachtelijck te crancken, te bestormen ende ter neder te werpen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende jndien gheen gebreck jnden selven van des lants weghe waere zijn genade soude zonder twijffel alsoo den lande helpen nair alle sijn vermogen zonder te spaeren lijff off goet. Item ende up welcke provisye mijn heeren vanden lande ontworpen hebben zekere cedulle van tgunt dat behoeftich weesen sal omme te velde te reysen van volcke van polvre van gelde van andere costen boven den staet loop hebbende, als nu de welcke bedraget tot xij grooten vanden scilt ende dair en boven van noode js te voeren versekert te sijne ende penningen ende anders gereet te hebben tot xiiijm off xvm de maent voer ij maenden dair off elcke stede een porcie te barde brengen soude gelijc dit al blijct bij een cedulle bijden heeren overgegeven ende elcke stede de copie dair aff heeft. Item ende js mitsdien ende overmits den grooten last vanden lande ende omme haestelijck ten eynde te comen gelast een ygelijcke stede te weesen sonder langher vertreck jn dinxendage jnden paessche heylige dagen des avonts ten alder lancsten ter dachvairt mit volcomen last te consenteeren jnden punten ende articulen jnden voerscreven cedulle geallegeert tot straffinge vanden vianden ende omme eens crachtelijc een eynde te maken ende oick mede volcomen last bevel ende consent te dragen jnde porcie een ygelijck toegevoucht vanden voersz. ij werven xvm gulden omme alsulcke eyntlijcke antwoerde te geven dair mede mijn genaden heere van Sassen sal mogen redenen hebben alhier van stonden aen te comen dair hij nyet comen en sal ten sij dat alle manieren van gereetscepe bereyt sijn ten eynde dat hij gheen tijt en verliese ende datmen nyet en segge dat hij ledich ligget ende nyet en bedryvet. Item sullen ten selven dage de gedeputeerde comen volcomelijc gelast upt stuck van heere ende grave Philips van Nassouwen die noch seyt aenden lande ten achteren te weesen de somme van sevenhondert croonen ter cause van sijn dienst gedaen voer Vuytrecht omme den selven een eyntlijcke antwoerde te geven anders hij soude procedeeren upten ondersaten deser lande dwelck beter verhoet waere. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item volcomelijck gelast te comen roerende meester Maturyn procureur vanden lande jnden grooten Raidt de welcke vijff jaeren gedient heeft jn meyninge ende dat him toegeseyt js een pensye van x ℔ gr. sjaers dair aff hy bescheyt begheert te hebben ende betalinge vanden voergeleden tijt gemerct dat hij altijt bereyt js jnden saicken deser lande. Item volcomelijck gelast te comen roerende de officie van assayer vanden sliver ende munte generael over all Hollant dair toe meester Jan Boudijnsz. gepromoveert heeft Jan van Papevelt zijnen neve. De stukken, waarnaar deze bijlagen afgedrukt zijn, berusten op het stedelijk archief van Dordrecht, onder meer andere bescheiden op die zaak betrekking hebbende. Gequot, Weesk., I. no 30. |
|