Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht. Deel 7 (1859-1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht. Deel 7
Afbeelding van Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht. Deel 7Toon afbeelding van titelpagina van Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht. Deel 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.13 MB)

Scans (36.56 MB)

ebook (4.50 MB)

XML (2.00 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht. Deel 7

(1859-1862)–Anoniem [tijdschrift] Berigten van het Historisch Gezelschap te Utrecht–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 128]
[p. 128]

Stukken betrekkelijk het beleg en de verovering van Malakka op de Portugezen in 1640-1641, benevens het rapport van den kommissaris Schouten over den verleden en tegenwoordigen toestand dier stad.
Uit de papieren der voormalige Oost-Indische Compagnie
Door P.A. Leupe.

 
Zoo vest zich Hollands magt door moed en trouw in 't Oosten,
 
En treft het ruwe hart van zwart en bruin geroosten;
 
Zoo staat der vad'ren deugd onwrikbaar vast en pal
 
Daar zij, wat ooit verga, voortdurend schittren zal.
 
 
 
roorda van eysinga,
 
Handboek van Nederlands Indien, 3. boek, 2. deel, bl. 52.

Voorberigt.

Bij eenige Engelsche en Fransche schrijvers wordt de verovering van Malakka in 1641 door de onzen op de Portugezen, aan verraad toegeschreven. Zoo lezen wij onder anderen bij den Engelschen kapitein Alexander HamiltonGa naar voetnoot1) ook zakelijk overgenomen in het belangrijke werk over Oost-Indië, BataviaGa naar voetnoot2) het volgende:

[pagina 129]
[p. 129]

‘De Hollandsche Generaal geen middel ziende om de Stad Malakka te dwingen en vernemende dat de Portugeesche Gouverneur een geldgierig man was, maakte een verdrag met hem, dat hij hem de Stad voor 80,000 stukken van achten zou overgeven. Om dit uit te voeren, zeide hij tegen de officieren der bezetting, dat men de Hollanders zou laten komen onder de muren van het fort en hun dan omsingelen, na al het geschut in eens op hen te hebben gelost. De Hollanders, die gewaarschuwd waren, kwamen op den bepaalden tijd en overweldigden de muren, dewijl zich de Gouverneur om geene orders te geven tot losbranding, had zoek gemaakt. De Hollanders dus in de stad komende, velden alles ter neder wat in de wapenen was en vermoordden den Gouverneur zelven, om bevrijd te wezen van het betalen der 80,000 stukken van achten.’

De schrijver der Batavia zegt, dit verhalende: ‘Ondertusschen is dit geheele verhaal een opgeraapte leugen, dewijl het eene bekende zaak is dat de Portugezen zich tot het uiterste hebben verdedigd; dat zij naar hunne omstandigheden een voordeelig verdrag hebben gemaakt, welk heilig is onderhouden; en dat de Portugeesche Gouverneur zijn eigen dood is gestorven. Onze eenvoudige en oprechte voorouders waren niet vatbaar voor zulke streeken, gelijk hen hier door de Engelschen worden te last gelegd, beter zouden dezelve passen aan zulke helden als Rodney en Vaughan.’

Ook in onze dagen wordt dit op nieuw verspreid; de Fransche reiziger Dr. M. Yvan zegt hier over, van Malakka sprekendeGa naar voetnoot1): ‘Les Portugais ont possédé Malacca de 1511 à 1641; à cette époque des marchands Hollandais corrompirent un misérable Gouverneur qui leur livra la ville. Les troupes Portugaises qui n'étaient pas dans le secret de cette trahison, se jetèrent sur leurs armes à l'approche des Hollandais et se

[pagina 130]
[p. 130]

battirent résolûment, mais elles succombèrent. Pendant que cette action se passait les perfides Neêrlandais payèrent à leur manière le misérable coupable de cette trahison; ils le poignardèrent pour ne pas lui compter les 500,000 livres qu'ils lui avaient promises. Lorsque l'acquéreur de cette victoire se trouva en presence du commandant des forces Portugaises, il lui dit insolement, quand votre nation reprendra-t-elle ce pays? quand vos pêchés seront plus grands que les nôtres, repondit simplement le Portugais. Aujourd'hui les marchands de la Haye sont partis, ce sont les marchands de Londres qui rêgllent à Malacca, et le Portugal continue son expiation.’

Uit de volgende bescheiden berustende in het oud koloniaal archief te 's Gravenhage, zal men ontwaren, dat de schrijver van het werk Batavia, geen onwaarheid sprak als hij zeide, dat de Portugezen zich tot het uiterste hebben verdedigd. Men leze hier over de getuigenis der overgebleven geestelijken aan den Kommissaris Schouten, toen hij hun over de langdurigheid van het beleg sprak. Men zie mede het belangrijk besluit door de Hooge Regering te Batavia genomen op den 3 April 1641, ten opzigte van den overwinnaar Minne Willemsz. Caertecoe, waarbij ze hem den gouden ketting, dien de dappere Portugeschen Gouverneur Manuel da Sousa Coutinho ‘na het overwinnen van Malakka van zijnen hals heeft omgehangen en vereerd’, nogmaals ten geschenke geven met deze woorden: ‘zoo word eendragtelijk verstaan, hem dezelve ketting, welke door zoo manhafte daad uit handen onzer vyanden heeft ontvangen, andermaal van wegen de Nederlandsche Oost-Indische Comp. te vereeren, om alzoo tot een teeken van eer te voeren.’ Zoude een man als de toenmalige Gouverneur-Generaal Antonio van Diemen zoodanig besluit hebben durven nemen, als hij bewust ware geweest dat er zulk een snood verraad was gepleegd; Van Diemen wiens godsdienstzin en regtschapenheid nog niemand heeft betwijfeld. Ook de genoemde Kommissaris Schouten, die na zijne aankomst te Malakka op den 1 Februarij, dadelijk een Summier verhaal der bele-

[pagina 131]
[p. 131]

gering opstelde en dit aan de Hooge Regering te Batavia opzondGa naar voetnoot1) zegt daarin: ‘Den Portugeesen Gouverneur Manuel da Sousa Coutinho is twee dagen nae de stadts verovering van sieckte overleden, en door behulp van d'onse in de kercke van St. Domingo, met gevolgh van gewaepende soldaeten en Roomsche ceremonien eerlijck ter aerde bestelt.’

Zoude de Bewindhebberen - wanneer de stad werkelijk door verraad in onze handen ware gekomen - den Kommandeur Caertekoe hebben kunnen beloonen op de wijze als bij hunne resolutie van den 10 October 1642 genomen, blijkt.

‘Ingelevert ter vergadering de requeste van Minne Willemsz. Caertekoe, Vice-commandeur met de jongste retour-schepen uyt Oost-Indie gecomen, waer uyt verstaen verscheyden particulariteyten van dienst by hem op verscheyden exploiten de comp. gedaen ende onderanderen het conquesteren van de Stad Malacca als Veltoverste. Heeft de vergadering om alle dienaeren van de comp. tot soodanige goede diensten meer ende meer te animeren, goetgevonden den voormelden Minne Willemsz. te vereeren met een goude Ketting en Medaille ter waerde van vijff hondert guldens ende waerop zal worden gesneden aen de eene syde de Stad Malacca, ende aen de andere syde het wapen van de comp., tot een gedachtenisse hoe alle sy zyne gedaene diensten extimerende zyn, ende hem dan te behandigen, waertoe de camer Amsterdam by deze geauthoriseert wordt.’

Eindelijk, de verandering van het reeds bestaande wapen of zegel van Malacca, dat op den 13 Maart 1641 plaats vond, duidt aan dat men haar met de wapenen veroverd beschouwde; zoo lezen we onder dien datum in het journaal, door den Gouverneur Johan van Twist gehouden.

‘Wyders gediscoureert op de namen der puncten ende bollewercken mitsgaders 't gewoonlycke zeegel deser Stadt Malacca, werdt verstaen dat men de voorschr. puncten en de

[pagina 132]
[p. 132]

Stadts zeegel zal hernamen ende veranderen, in volgenden manier.

Eerstelyck dat de punct Domingo waer langhs de overwinders binnen gecoomen syn sal gebaptiseert worden Victoria, de Punct etc.

Dat men indt Stadtswapen wesende een Chineese joncq, omdat de Portugeesen met een joncq onder schyn van Chineese handelaers, de plaets eerst geconquesteert ende bemachticht hebben, zal voegen een gewapendt man, met een gekroondt swaert in de vuyst, neffens 't merck van de Generale comp. ter gedachtenisse der voorschr. Stadt Malacca, met den zwaerde gewonnen ende aen de vereenighde Nederlandtse Staet gebracht zy.’

Ingenomenheid met den roem van het voorgeslacht, door hun onbezweken trouw, dapperheid, beleid en standvastigheid verkregen, zonder echter blind te zijn voor de gebreken die ook enkele hunner ontsieren, heeft ons genoopt deze stukken der vergetelheid te ontrukken op dat wij daardoor steeds blijven gedenken aan de groote daden door hun verrigt, terwijl ‘de verontwaardiging zich van ieder echt Hollander moet meester maken wanneer hij ziet hoe velen, in onze dagen er op uit zijn om den roem van het voorgeslacht te verminderen, en straal voor straal den lichtkrans van grootheid uit te dooven die hun in het oog van Europa omgeeft’Ga naar voetnoot1).

Bezetting van het vaarwater van Malakka, 1636-1639.

Eene der belangrijkste gebeurtenissen, die er onder het bestuur van den Gouverneur-Generaal Antonio van Diemen heeft plaats gehad, is de verovering van Malakka in het jaar 1641 op de Portugezen; daardoor toch kwam de Oost-Indische Compagnie in het bezit eener plaats, die door hare sterkte,

[pagina 133]
[p. 133]

maar vooral door hare uitmuntende ligging voor den handel, voor haren bezitter van het grootste gewigt was.

Malakka ligt op 2o 10' NB. en 102o 14' OL. van Greenwich, op het Schiereiland van Achter-Indië, in de straat die na haar genoemd is; zij was eens de hoofdstad van het rijk der Maleijers, en toen de Portugees Don Lopez de Sequera er in het jaar 1509 verscheen, in haren grootsten bloei en de grootste handelplaats van oostelijk Indië; hij vond er Arabieren, Persianen, Gusuratten, Bengalezen, Peguanen, Siamezen, Javanen, Chinezen, Luzonen enz., die allen aldaar koophandel drevenGa naar eindnoot(1).

Niet te verwonderen was het derhalve, dat de Portugezen zich van deze zoo belangrijke plaats zochten meester te maken; onder den beroemden Alphonso d' Albuquerque mogt hun dit op den 5 Augustus des jaars 1511 gelukkenGa naar eindnoot(2). ‘Met de verovering van Malakka bekwamen de Portugezen de commercie, die van 't Westen in 't Oosten met kleeden tegen de specerijen, Chineze waren en andersints gedreven werd, en zonden die alle andere natien af, hier maakten zij de stapel van den handel.’Ga naar eindnoot(3) Na eenen gestadigen oorlog tegen de verdreven Maleijers, Javanen en Atchinezen gevoerd te hebben, kwamen in het laatste dezer eeuw de Hollanders voor het eerste in Indië, in wie ze van nu af een geduchten mededinger zouden vinden. Deze niet minder dan de Portugezen, overtuigd van de belangrijkheid van Malakka, en om tevens afbreuk te doen aan hunnen algemeenen vijand den Spanjaard, onder wiens bestuur de Portugeesche bezittingen sedert het jaar 1580 gekomen waren, stelden daartoe al spoedig pogingen in het werk.

Cornelis Matelief in het jaar 1605 voor Malakka verschenen, belegerde het gedurende het jaar 1606, doch was genoodzaakt het beleg op te breken en het geschut weder in te schepen, op de aankomst eener vloot uit Goa tot ontzet afgezondenGa naar eindnoot(4). Door den Admiraal Pieter Willemsz. Verhoeven werd het in het jaar 1608 andermaal ondernomen, maar ook hij slaagde

[pagina 134]
[p. 134]

daarin evenmin; ook die in 1623 en 1627 beproefd liepen niet beter afGa naar eindnoot(5).

Men bepaalde zich van nu af tot het zenden van eenige schepen en jachten in het vaarwater van Malakka, om de Portugezen te water zoo veel mogelijk afbreuk te doen, tot dat men in de gelegenheid zoude wezen, de tot dus verre zoo dikwerf mislukte onderneming met kracht door te zetten.

De Vorsten van Atchin en Johor waren de Portugezen steeds vijandig, zoo dat het Hooge Bestuur te Batavia onderhandelingen met hen trachtte aan te knoopen, ten einde door het leveren van volk en schepen der Compagnie behulpzaam te wezen in het vermeesteren der stad.

De Portugezen waren intusschen op hunne hoede, zij versterkten de stad en buitenwerken en werden daar in door die van Goa zeer ondersteund; de Onder-koning Don Miguel de Noronha, Conde de Linhares liet geene gelegenheid voorbijgaan om den Gouverneur en den Raad te waarschuwen. Zoo schrijft hij onderanderen den 24. September 1634, ‘'t vereyscht dat U E. in de dingen van den oorlog wel geprepareert zijt, want het infidel en kwaad gemoed van den Atchinder is zoo, dat ons niet lang ledig zal laten zitten, ik heb advys, dat dezen koning met de Nederlanders geconfedereert is, om te zamen op Malakka te komen en het toekomende jaar te belegeren, en gelijk door dit advys als niet zeer gekwalificeert, en den Atchinder door de voorgaande verliezen zich zeer behoeftig en zonder volk bevind, versta het hoofd niet zoo vroeg zal kunnen oprigten; doch niettegenstaande behooren dezelve zeer te respecteren en in tijds voor zien, tegen het geene zoude mogen overkomen en in zulks als in andere meer het beste tot dienst van zijne Maj. verrigten’Ga naar eindnoot(6).

Onder de Kommandeurs aan wien het bevel over de schepen in het vaarwater van Malakka werd opgedragen, was Cornelis Symonsz. van der Veer een der voornaamste; drie jaren lang van 1636 tot 1639 bestookte hij de Portugezen

[pagina 135]
[p. 135]

onophoudelijk, en deed hunnen handel veel kwaad, zoo door het nemen hunner vaartuigen, als het belemmeren van den toevoer van levensmiddelen,Ga naar eindnoot(7). Het belangrijkste in die jaren aldaar voorgevallen, moge hier eene plaats vinden. Zoo schreef de Gouverneur-Generaal aan Barent Pietersz. (1636): ‘Uit het vaarwater van Malakka verstaan aldaar een secours van 20 kloeke Fusten welgemant, in de maand Mei passato van Goa, nevens 5 scheepjens waren aangekomen; de onze van deze magt geen kennis hebbende, alzoo zeer onlangs te voren omtrent en voor Malakka geweest waren, werd den Vice-commandeur Orlando ThibaultGa naar eindnoot(8) van de Zuid naar de Noord gekommandeert, om aldaar met de jachten Koukerke, Wieringen en de Bardes op des vijands aankomende vaartuigen te kruissen. Den 2 Junij voor Malakka arriverende, ontdekte deze magt, en liep binnen kanonschoot van de stad, lossende wel 60 schoten op des vijands vaartuig, die meest troffen, des avonds liep te zee en zond Bardes om den commandeur bij zuiden Malakka zijnde te adverteren van het gebeurde. Deze twee schepen af- en aanhoudende voor Malakka, is den vijand met zijne magt 20 (schepen) sterk wezende op de onze aangekomen, zijnde geen wind aan den hemel, alwaar treffelijk gegroet wierden. In Wieringen kregen den brand, dat, vermits de voornaamste officieren in het begin van het gevecht, gekwetst en doodgeschoten zijnde, zoo couragieus niet werd gedefendeert als wel behoorde, en is tot op het water afgebrand en voorts gesprongen.’

‘Die van Koukerke, daar van Thibault groote eer toekomt, hebben hun dapper geweert en mannelijk gevochten, doende den vijand verscheide malen terugdeinzen, schietende 3 Fusten in den grond en twee in de brand, zijnde zoo eindelijk na dat Wieringen verbrand was en de geheele magt hun force op hun gedaan hadden, van den vijand verlaten en op onze vloot geretireert, hebbende van 50 man niet meer als 14 gezonde behouden, acht malen het schip in den brand en vijf stukken uit de rampaarden gehad, zijnde voorts ach-

[pagina 136]
[p. 136]

ter dapper doorschoten. Bij aldien de officieren van Wieringen in het begin zoo ongelukkig niet waren getroffen, zoude den vijand mede wel afgeslagen hebben; door die van Koukerke werden nog vier personen uit het brandende jacht Wieringen gered. De vijand heeft zeer groote schade geleden, zoo dat het verlies van Wieringen ruim gecompenseert is. Wij blijven Malakka te water bezet houden en zoo als wij uit geintercipieerde Portugesche brieven vernemen, is Malakka in de uitterste nood gekomen, 't welk wij presumeren den nieuwen Vice-Rey heeft gemoveert dit secours tijdelijk uit te zetten; Malakka zal apparent door de vijf ra-zeilen (die bij dit gevecht niet zijn geweest) van rijst vrij wat ontzet wezen. Eerstdaags zijn voornemens, onze bezetting omtrent Malakka te versterken: wat den Portugees aan uwen kant bij der hand genomen zal hebben, hopen eerlang over Corormandel te vernemen’Ga naar eindnoot(9).

Omtrent den uitslag van het boven verhaalde gevecht schrijven Gouverneur-Generaal en Raden aan hem het volgende. ‘De magt, daar van U E. gewag doen, die den Portugees onder hunnen Generaal Don Francisco Cotinho Cavacca, uit Goa naar Malakka tot bevrijding van het naauw van Sincapoera gezonden heeft (gelijk wij in onze vorige brieven geschreven hebben), hebben d'onze aldaar aan getroffen met de jachten Wieringen en Koukerke, daar van Wieringen in den brand gelaten en van Koukerke zoo onthaalt zijn, dat Cavacca met een groot aantal Portugezen en Negros dood gebleven zijn, daar van de geintercipieerde brieven veel mentie doen, en is de gemeente van opinie geweest, dat aan dezen Cavacca den heft gevonden hadden, die hunne beslooten plaats Malakka openinge en de straat van onze kruissende jachten zniver houden zoude; maar het schijnt God zulks niet behaagt heeft.

Malakka houden met negen jachten zoo digt besloten, dat weinig anders als klein vaartuig daar uit of in kan komen; voorleden maand heeft den Commandeur Cornelis Sy-

[pagina 137]
[p. 137]

monsz. van der Veer een jonk komende van Mackou verovert, herwaarts gezonden; omtrent 34 duizend guldens meest aan goud waardig, is de Compagnie daar uit verbetert. En verstaan uit brieven van Arrakan op den 14. dezer hier aangekomen, hoe het fluitschip den Otter varende door straat Malakka naar voorgemelde Arrakan, omtrent Klein-Ceilon vijf Navetten ontmoet, daar van één komende van Negapatam met kleeden en rijst geladen bemagtigd heeft; 88 pakken kleeden en 45 à 50 lasten rijst hebben daar uitgeligt en het jacht voorts in den brand gestoken, de rest waren met de vlugt ontkomen. Zoo dat den Portugees zoo hier als elders nog altemets aanzeilt, en toonen bij hun kleine couragie te wezen, dat met vijf schepen één onnoosele fluit het hoofd niet durven bieden. In lang zijn ons geen Negapatamse vaartuigen in handen gevallen; het doet ons opinieeren, dat een secreet kanaal hebben waar door in Malakka water te geraken.

U E. zullen wel doen ons van tijd tot tijd de gelegenheid en de preparatien van de Portugezen in Goa over te schrijven, waartoe (vermits de conversatie met de Engelschen), wij presumeren, u geen goede gelegenheid ontbreken zal, daar in U E. ons tot nog contentement gegeven hebben; het zal in veele ons te stade komen om de equipagie der Comp. met beter fondament te kunnen reguleren’Ga naar eindnoot(10).

Eenige maanden daarna bekwam men op Batavia tijding, dat de vloot onder Cornelis Symonsz. eene andere overwinning op de Portugezen behaald had; ‘Omtrent Malakka hebben de onzen vrij wat voordeel op des vijands Fusten bekomen, één genomen, drie in den brand geschoten en houden nog vijf andere in de rivier Dinding bezet, den Admiraal van deze Fusten Don Francisco Cotinho de Viveres is hier gevangen gebragt met een religieus en negen Portugezen, en behielden nog over de honderd gevangenen in de vloot. Zoo hebben de onzen nog verovert een Jelias komende van Malakka naar Mackou, derzelver lading blijft ons nog ontbekent, veel

[pagina 138]
[p. 138]

Portugesche brieven zijn daarmede geintercipieert, daarin van het gevecht met de onze en de hunne voor Goa dapper opgeven, victorie bevochten te hebben; echter bekennen de de onzen met de bezetting gepersisteert en de Caraeck naar Lissabon te varen verhindert te hebben’Ga naar eindnoot(11).

‘Zoo word bij gemelde brieven bevestigt, de Malabaren van Baragara een rijk geladen galjoot van Mackau komende genomen hebben, en zijn in dit galjoot geweest eenige Nederders, daaronder den schipper van het verbrande jacht Wieringen, gezonden van Malakka naar Goa; U E. zal zoo veel mogelijk is, naar dit ons volk inquireren en doenlijk zijnde hnnne verlossing procureren, gelijk wij aan den Commandeur onzer vloote van defentie (voor Goa) mede in recommandatie hebben gegeven’Ga naar eindnoot(12).

De in de rivier Dinding bezet zijnde vaartuigen, waarvan hierboven gesproken werd, werden kort daarna mede vernield. ‘De Portugezen heeft het sedert onze jongste brieven in 't vaarwater van Malakka dapper voor de fok gezeilt, en adviseert ons den Commandeur Cornelis Symonsz. van der Veer, hoe aldaar in het vaarwater en bezuiden in de rivier Dinding verdistrueert en verbrand had 9 Fusten. Een jacht en een Jelias bij de onzen verovert, die extra-ordinair de een door d'andere met 70 à 80 koppen (daaronder 30 soldaten) gemand waren, zijnde door de onzen binnen voorschreven rivier gejaagt, alwaar zich te lande versterkt en van hunne vaartuigen batterijen hadden gemaakt; maar na verloop van eenige dagen van de onzen vervolgt, aangetast en bemagtigt, en daar uit bekomen 13 metale stukken, 4 bussen, ander geweer en eene goede partij tin; zijnde daar uit gevlugt meer als 400 blanke Portugezen, Mesticen en Negros, daarvan eenige in onze handen vervallen en de resterende van de Maleijers meest gemassacreert en in het bosch van honger versmacht zijn. Invoege dat van 150 koppen, die uit Malakka gevaren waren, tot dien tijd niet meer als 9 personen, except 52 die voor 14 Nederlandsche gevangenen

[pagina 139]
[p. 139]

van Wieringen getrocqueert en gerantsoeneert, wedergekeert waren; nog 172 Portugezen en Negros bleven in onze vloot gevangen, eenige waren nog vlugtig in 't bosch, die apparent mede van honger vergaan of van de Maleijers zullen worden omgebragt, den goeden God blijft gedankt voor de victorie.

Den 15. Augustus hadden de onzen zekere navette (met een Portugeesch Legaat aan den koning van Makassar gedeputeert, en van daar de retour keerende, (met een partij nagelen en sandelhout) geintercipeert; en besluiten over zulks dat door deze verscheide nederlagen, den vyand zoodanig verzwakt is, dat niet magtig zijn de fortresse van Malakka behoorlijk te bezetten, dat van onze geloste gevangenen mede geaffirmeert word’Ga naar eindnoot(13).

Inmiddels werden door den Kommandeur Cornelis Symonsz. van der Veer onderhandelingen aangevangen met den vorst van Johor, waarin hij niet ongelukkig slaagde;Ga naar eindnoot(14) die van Atchin verzocht zelve om hulp tegen de Portugezen. ‘Den ouden koning van Atchin is overleden en in zijne plaats gesuccedeert een zoon van den koning van Pahang, gehuwt met eene dochter van den overleden vorst, deze heeft zijne gezanten aan ons gezonden, adsistentie tegen die van Malakka verzoekende, dat hem geaccordeert hebben, en is tot deze onderhandeling naar Atchin gecommitteert, den Gouverneur Deutecom’Ga naar eindnoot(15); desniettegenstaande duurde het nagenoeg een jaar alvorens de zending van Deutecom met eenen gunstigen uitslag bekroont werd. ‘Tot het bemagtigen van Malakka door den koning van Atchin met onze hulp is volkomenlijk besloten, zendende tot dien einde een Gorab of galey met zijnen ambassadeur in compagnie van gemeltte Deutecom herwaarts; geauthoriseert om met ons op die zaken te handelen en den tijd te beramen; daarin overeengekomen zijn onzer beider magten in Julij aanstaande voor Malakka te brengen, waartoe wij van onze zijde niet meenen in gebreke te blijven. Dien volgende als hier voren gezegt goed gevonden hebben,

[pagina 140]
[p. 140]

de voornaamste magt van de Indische kust en Ceilon tegen gemelde tijd omtrent Malakka te doen verschijnen, daartoe van hier uitmaken zullen alles wat bij kunnen brengen, en vertrouwen met Godes hulpe die plaats, (ten aanzien mede zeer desolaat en in gebrek van vivres is) niet lang zal kunnen tegen houden. Op deze gelegenheid zijn voornemens U E. op Ceilon nadere order te geven met onze depeches, die tegen primo Maart Ao 1639 naar Coromandel meenen te doen; desniettegenstaande geen nader order bekomende, zal U E. zich als gezegt met de meeste magt van volk naar Malakka vervoegen, ten ware uwen persoon van Ceilon niet gemist konde worden, wanneer U E. authoriseren iemand anders met de magt derwaarts te committeren’Ga naar eindnoot(16).

De vloot in straat Malakka gestationeerd ging steeds voort de beste diensten der Compagnie te bewijzen, menige Galei, Fust of Navet van den vijand viel de onzen in handen, waardoor niet alleen den handel veel schade toegebragt werd, maar waar onder vooral Malakka leed, door het gemis der levensmiddelen (vooral rijst) die met die vaartuigen werden aangevoerd; de toestand der Portugezen in deze kwartieren van Indie was dan ook alles behalve gunstig. ‘Wij verstaan met volkomen zekerheid uit brieven van 30 April passo in Goa geschreven met 's Konings Fust Bon Succes genaamt, komende van Goa naar Malakka, door den commandeur Cornelis Simonsz. verovert, den soberen staat van onzen vijand, die klaar en ronduit zeggen, bij aldien dit jaar geen suffisant secours uit Portugal bekomen dat verloren zijn en in onze handen moeten vallen, de caraeck primo Maart op de reede van Goa in het gezicht onzer vloot door 't vuur geconsumeert, schrijven half met Portugeesch retour geladen was.

Met het galioen Madro de Dios zijn 400 menschen omgekomen, daaronder 96 Portugezen en veel van adel waren.

Zoo vernemen mede uit de Goa'sche advyzen, dat expresse order werd gegeven, dat de schepen naar Mackau gedestineert, om de groote gevaren te eviteren waaraan ze in het

[pagina 141]
[p. 141]

passeren van straat Malakka zijn bloot gesteld, hunne passagie door straat Bali om de zuid moeten nemen.

Aan Louis Martin da Souza, Kapitein-Generaal in Malakka werd toezegging gedaan van twee scheepjens met proviand, die voornemens waren in September 11. uit Goa naar Malakka te depecheren; uit dezelve brieven vernemen dat geprepareert wierden veel kostelijke juweelen voor den koning van Atchin, onder anderen een kris en verscheiden armringen met treffelijke diamanten versiert, die alle met deze twee voornoemde scheepjes naar Malakka stonden te komen’Ga naar eindnoot(17).

Dat er aan beide zijden dikwerf hevig gevochten werd, kunnen wij uit de beschrijving van het volgende gevecht opmaken. ‘Verder zijn onze jachten Veenhuizen en Rijswijk omtrent Gomes-Poles en Poeloe Ay op drie Fusten, daarvan kennis hadden bekomen dat van Goa naar Atchin bestemd waren, uit kruissen gezonden, (deze hadden een gezant voor den koning van Atchin en veel pretieuse juwelen aan boord) die ze den 28. October in het gezigt kregen, maar Veenhuizen beneden winds van dezelve wezende heeft hen niet kunnen naderen, desniettegenstaande heeft Rijswijk zich onder de drie begeven, één aangerand, vermeestert en meest al het ophebbende volk door het zwaard doen vallen; d'andere twee dat ziende, zijn volk van de veroverde prijs naauwelijks aan boord wezende, vallen Rijswijk aan en wederzijds aan boord, enteren 't zelve furieuselijk en doen alle debvoiren het schip in den brand te krijgen, doch te vergeefsch; de onzen trekken onder 'tdek terug en doen dapperen wederstand met grof en minder schietgeweer, terwijl ze des admiraals fust zoodanig onthaalden dat deze begon te zinken. Den vijand dit gewaar wordende scheepten met het volk en den meesten buit over, verlaten Rijswijk na dat wel zeven uren daar in geweest waren, hakken den fokken mast, grooten steng en de ankers van den boeg overboord en nemen de vlugt; 't jacht zeer reddeloos en onmagtig wezende, werd de Portugeesche fust door Veenhuizen achtervolgt en binnen de rivier van Atchin

[pagina 142]
[p. 142]

gedreven, alwaar op het gebod van hunnen koning, al het volk, daaronder den gewezen Gouverneur van Malakka, die als ambassadeur gedeputeert kwam, gevangen genomen, in den ketting geslagen en den kostelijke buit den koning, en ons de victorie ten deel gevallen is, de Almogende blijve voor zijne hulp geprezen’Ga naar eindnoot(18).

De dappere Kommandeur Cornelis Symonsz. van der Veer werd nu in dat vaarwater vervangen door den Kommandeur Jacob CooperGa naar eindnoot(19) terwijl aan hem de niet minder vereerende betrekking van bevelhebber over de vloot van defensie voor Goa werd opgedragenGa naar eindnoot(20).

De onderhandelingen met den vorst van Atchin stonden op eenen goeden voet, hij bleef bij voortduring genegen om de Comp. met volk en schepen te ondersteunen; bij herhaling zond hij afgevaardigden naar Batavia, om van dit zijn voornemen aan de Hooge Regering kennis te geven, zoo dat men van nu af alles gereed maakte, wat voor zoodanige expeditie noodig was.

In de maand Augustus van het jaar 1639, had men te Batavia reeds eene magt van bijna twee duizend Europeanen gereed, om tegen November of December naar Malakka af te zenden, maar de oorlog waarin de Comp. op Ceilon gewikkeld was, deed de expeditie weder uitstellenGa naar eindnoot(21); daarbij kwam dat er tusschen de vorsten van Atchin en die van Johor oneenigheden bestonden die de zaken niet bevorderlijk waren. De Directeur-Generaal Philip Lucasz., die als opperbevelhebber naar Ceilon vertrok, en in last had, op de reize derwaarts Malakka aan te doen en die plaats te verkennen, ten einde na den afloop der zaken op Ceilon, zich er van meester te maken, schreef hier over het volgende. ‘Den 24. September passado Batavia's reede verlaten hebbende, lieten wij den 9. October onder het eiland Carimon het anker vallen, alwaar den 12. daaraanvolgende bij ons verschenen is, den Orangkaya Laxamana van Johor met omtrent 40 vaartuigen, die zich door order van zijnen koning weinige dagen te voren

[pagina 143]
[p. 143]

met gepleegde dadelijkheid had verklaart formeel vijand van de Portugezen, en zich uitermate tot de destructie van Malakka geanimeert toonde. In welk goed voornemen wij hem zoo veel doenlijk hebben gestijft, maar aangezien de kronen van Atchin en Johor tegen den anderen gekant, en in dier voegen beide over een en dezelfde zaak met ons in onderhandeling stonden, namen occagie zijn Ed. voor te dragen of er geen middel konde bijgebragt worden, de contentien te accomoderen. Daarop geroerde Laxamana wel resoluut antwoordde, van hunne zijde nooit de minste gelegenheid van offentie gegeven hadden, maar dat den Atchinder door gepretendeerde usurpatien den koning en zijne onderdanen verdrukte en de landen verdorven had. Dat echter geroerde koning zich zoo paisibel wilde gedragen, dat voor zooverre eenige verzekerde conditien van verdrag wierde aangeboden, hun daarmede conformeren en gezamenderhand met onze adsistentie den Portugees op het lijf vallen wilden. Maar ervaren hebbende den Atchinder hoogmoedig en den Johoriet minder estimeert, duchten wij al zulken vredehandeling, onaangezien onze intercessie, weinig kracht of gehoor hebben zoude, waarvan den tijd de zekerheid ontdekke. 't Is ondertusschen zulks den Orang-kaya Laxamana tot nader te zamenkomst aangenomen heeft, geen hostiliteit tegen den Atchinder te laten oefenen, maar af te wagten hoe redelijk zich hunne partij zouden laten vinden’Ga naar eindnoot(22).

Bij de Instructie door hem aan den Kommandeur Jacob Cooper in dato 21 October 1639 gegeven, schrijft hij hem voor, hoedanig hij zich ten aanzien van deze vorsten zal hebben te gedragen: ‘De onderlinge contentien tusschen de kroonen van Atchin en Johor zullen U E. zich niet aantrekken, veel minder aan d'een of d'andere zijde partij kiezen, en u geheel neutraal houden, niet toelatende dat zoo lang U E. present zijt eenige hostiliteit tegen elkanderen plegen, bij poene dat U E. zich bij diegene voegen zult, welke geene offentie gegeven heeft. De bitterheid neemt

[pagina 144]
[p. 144]

zeer toe, echter zijn van opinie het regte middel om te eerder tot verstand te komen wezen zal. Te wederzijden mogen U E. deze beide natien met kleinigheden op hun verzoek wel accomoderen; doch om de Atchinse magt en deszelfs Panglimas zoo gemeen (als eenige tijd herwaarts geschied is) met des Compe. jachten te zijner dienst te gebruiken en de noodige bezetting te ontblooten, is gansch niet geraden. U E. zullen dan aanstaande verzoeken van dien aard met discretie afwijzen en excuseren met dat U E. zijne magt niet mag verzwakken, maar dat om den vijand te wachten en afbreuk te doen uit gezonden zijt, latende hun voort ongemolesteert varen. En onaangezien uit alle apparentien na der Mooren aard, de boven geroerde Atchinse Mayt langzaam met zijne magt om Malakka te belegeren zal te voorschijn komen, zoo blijft U E. echter wel ernstig gerecommandeert bij zoo verre Maradia (Maha Radja) of andere personen van adel U E. bejegenen, gedurig op die materie aan te houden, protesterende het alleen aan de Atchinse magt hapert, dat de Portugezen niet uit deze landen verdreven worden’Ga naar eindnoot(23).

Hij geeft hem tevens kennis, dat die van Johor zich met eene competente magt om Malakka te belegeren, tegen de maanden Maart en April zal vaardig houden; zoo mede dat hij (Laxamana) zes stuks chaloupen zal doen maken, waarvan reeds een gereed is, en de overigen in vijf maanden ter beschikking zullen wezen.

Phil. Lucasz. vertrok den 14en October met de vloot van het eiland Carimon en kwam den 16en ter reede van Formosa, ‘waar ons, zegt hij, omtrent den avond bejegende, 't jacht Rijswijck met den Commandeur Willem Jacobsz. CosterGa naar eindnoot(24) uit zijn verrigte omtrent Malakka wederkeerende; medebrengende drie visschers onder de vesting (Malakka) aangehouden. Het onderzoeken en afmeten van de bolwerken of gordijnen, had vermits den helderen maneschijn en de vrees van ontdekt te worden, geen punctueel effect gesorteert,

[pagina 145]
[p. 145]

doch met het oog op de situatie van Batavia's fortificatien genomen, daarmede overeenkomende. De genoemde gevangenen confirmeerden de rapporten van de voor deze bekomen gevangenen, en de personen uit Batavia mede genomen, zijnde in substantie: dat den rijst aldaar zeer duur en niet minder als tegen vier gantang van 4½ ā„” ieder, voor een reaal te bekomen; maar dat het kasteel van veel en schoon kanon voorzien was, doch dat overmits de kwade betaling, de militairen rebelleerden. Dat geen vijftig soldaten en omtrent 300 casados ordinair binnen de muren waren. Dat de wachten zeer slecht bezet, geen schildwachten uitgestelt noch ronden gedaan werden, met meer andere voorderlijke omstandigheden, al 't welk ons zulks animeerde, dat in den Raad proponeerde, of op de genoemde consideratien niet eenig attentaat bij wege van surprise, op den vijand voorgenomen en door den Goddelijken bijstand, met een magt van 1000 blanke, wel geresolveerde mannen, hun het kasteel afhandig konde gemaakt worden. Te weten, dat men de vloot in het gezigt latende, met ons klein vaartuig, van ladders tot een escalade en andere behoeften voorzien, derwaarts rukken; met het opgaan van de maan aan 't werk vallen en de schepen kort daarna doen volgen zouden; waarin bij eenige (onder anderen) van de gene daarvan het minst verwacht hadden, veele zwarigheden en inconvenienten (die door ons mede wel geconsidereert waren) zijn voorgeworpen. En aangezien, vermits de kalmte omtrent Formosa bleven liggen, aldaar mede bij ons gekomen zijn, de jachten Veenhuizen en den Draak, relateerden hoe op den 16en 's morgens met behulp van twee jelias, de jelias komende van Negapatam, geroerde jachten (die dezelve bezet hadden) ontvoert en binnen Malakka geraakt waren. Alzoo ons debvoir doende om voort te komen, zijn te rade geworden den Commandeur Cooper en Thibault in vier chaloupen en met vijftig vuurroers af te zenden, om eenig volk bij nacht uit Malakka's voorstad te halen, om uit hun te verstaan of van onze aankomst

[pagina 146]
[p. 146]

eenige ontdekking ware, en in passant een aanslag op zekeren fidalgo Louis Pacheco, die zich meest in zijn tuin buiten Malakka onthoudt, te maken en gevangen mede te brengen, welk dessein genoegzaam naar wensch geeffectueert hebben. Invoegen met zons ondergang van ons scheidende, en met de schepen volgende, zijn den volgende dag omtrent twee uren vóór middags zon bij ons gekeert, mede brengende twintig gevangenen, alle zwarten; 10 à 12 koebeesten, eenige schapen en bokken, uit het distrikt van Malakka weggenomen. Den fidalgo zijn woning hadden bezet gehad, doch vonden den vogel daar niet in, zijnde eenige tijd te voren naar Patana vertrokken, zoo een geschoren Chinees die daar uit geligt is, ons berigte. Deze gevangenen relateerden, dat men daags te voren in Malakka kennis had gekregen, van het aankomen van dertig schepen, dat des wegen klein en groot geprest en ter defentie werde aangehouden. Waar op goedvonden voort te laten staan en binnen de reede te loopen, al waar den 19en dezer na middag het anker op 14 vadem nederplantten; zijnde ongeveer de distantie van Batavia's reede, vindende de twee fusten d'een binnen de rivier, d' ander aan den grond gekort. Den Vos hadden vooraf gezonden, en gelast met een vaartuig en een vrede vaan naar land te varen, om van de verlossing der gevangenen te handelen. Zoo haast waren de onzen niet in het gezigt, of er kwam een vaartuig van de wal, die aan de gecommitteerden den brief van den Padre overleverde, daarop een cartabel ten antwoord bekwamen. Tot verlossing waren genegen en dat de gecommitteerden spoedig volgen zouden, zoo als geschiedde, zijnde een kapitein van de infanterie en een ander van de jelias, die aan den Commandeur Cooper, welks schip de witte vlag liet waaijen, daartoe was geordonneert, hebben vervoegt. Deze gasten stelden hun zeer vrijpostig aan, eisschende voor den schipper van den Otter en drie soldaten, al de gevangenen, wezende zeven blanken en omtrent zes en twintig Negros. De onzen hadden geen anderen last, als

[pagina 147]
[p. 147]

man voor man te wisselen, over zulks ons 't passerende kwamen aandienen; waarop Dominus MolineusGa naar eindnoot(25) nevens dezen Padre derwaarts afvaardigden, hun aan te dienen, onze uiterste meening te wezen, geen andere trocque als den Padre tegen den schipper, en wijders soldaat tegen soldaat te laten geschieden, reserverende de rest aan onze discretie, en bij zoo verre daartoe niet gequalificeert waren, dat wel wederkeeren mogten van waar gekomen waren. Op deze prompte resolutie, verzochten ons vaartuig om antwoord mede roeijen te willen laten, dat te liever toestonden om wat particulierder ontdekking van de fortificatien te mogen bekomen.

In welke zaak den Commandeur Coster zeer goede diensten betoont heeft, beide togten als kwartiermeester gedeguiseert mede gevaren, en van alles zoo veel mogelijk inspectie genomen hebbende. Aan den wal kamende werden d'onze gearresresteert en gelast te vertoeven, zijnde den Gouverneur buiten omtrent eenige werken aan de noord-kant van 't kasteel, (waar onzen assault of het aan land komen meest duchten), die aldaar begrepen en dapper aan doende waren. Omtrent ten 8 uren werd den Gouverneur, in een palanquin met vuurtoortsen en een groot gevolg van volk binnen gebragt, zulks de gecommitteerden korts daarna buiten verschenen, de onze aanzeggende, wel mogten vertrekken; dat de gevangenen aanstaande morgen aan boord zouden gebragt worden, dat dit wel op der daad geschied zoude wezen, maar te laat in den avond was; als ook gedaan hebben, en een uur na zons opgang, vier personen aan boord van den Vos gebragt hebben, met een boodschap van den Portugeschen Gouverneur, dat deze personen van hunne boeijen ontslagen hadde, de relaxatie van de zijnen op discretie liet aankomen; verzoekende mitsdien genoemde gecommitteerden om mij te mogen spreken, dat hun inwilligden. Met elkander in reden wezende, dede hun presenteren den Padre en vijf gevangenen, reserverende eenen Juan da Guerra, kapitein van een jelias, die

[pagina 148]
[p. 148]

zich met onhebbelijk spreken tegen onze officieren, door den wijn had vergrepen, waar over in strenge banden en in het galjoen gelogeert was; deze zes personen aanziende, zagen slecht neer en op den anderen, verzoekende om genoemden Guerra. Wij lieten ons voorstaan de wet der courtoisie genoeg gedaan te hebben, en dat dezen vagebond daarbij wel zouden gelargeert hebben, ten ware zich zoo beestelijk (niet) had aangestelt; op deze repliceerden zeer discretelijk, het om hunnentwil bekennende, dat hij een ongeregelt persoon ware, maar om de liefde van den Gouverneur wilden het zelve consenteren. Zoo dat eindelijk hem Guerra (nadat een aspere reprimendis had afgestaan) mede ontslagen en zeven Portugezen tegen vier Nederlanders geransoeneert zijn, zoo dat met goed contentement vertrokken.

Nadat de borsten op de gezondheid van den persoon die binnen 's jaars Gouverneur van Malakka wezen zoude, hadden omgedronken, welke conditie bij onze partij niet wel konde doorgezet worden, dienende tot antwoord niet anders, als dat Europeesche resistentie vinden zouden. Deze gecommitteerden en Diego Garcia zaten den anderen wakker in 't haar, en toonden zich hun niet een voet te willen wijken. Staande deze handeling hadden gedurig het oog en onze speculation op deze fusten, die gaarne van de wal gehaalt of ten minste verbrand zagen; over zulks hebben gearresteert daarop een exploit te doen ondernemen, welke volgende, voorleden .... omtrent middernacht vijf wel gemonteerde chaloupen, met de vuurroers onder den vice-commandeur Thibault afgezonden zijn om wel geroerde fusten af te brengen of te distrueren. De onze naar land roeijende, zijn van de buiten wacht ontdekt, echter met hun werk voortgaande, zijn aan 't grootste fust geraakt, 't volk daaruit gedreven, dat met twee ingeheide palen vast en in de grond geboort vonden, zoo dat den brand die daarin gesticht werd, weinig werk gedaan en kort daarna weder uit geraakt is. De uitgeleidde wachten (onder dien) de perda op het Roode ei-

[pagina 149]
[p. 149]

land, vernemende de onze tusschen het kasteel en hun doende waren, kwamen met hun vaartuig af, de andere ter hulpe. De onze ontvangen hun op de trompen van de vuurroers (waarmede misleid waren) en doen eene charge op de vaartuigen, zoo dat er veele overboord geraakten, die het wederkeeren vergaten, zonder te kunnen weten hoeveel. Intusschen schooten de onze met de prince stukken in de voorstad, waarop een generaal alarm volgde, en signor overal en reveille gemaakt werd. Het kanon van 't kasteel, dat tot dien tijd niet gehoord was, begon nu mede te donderen, dat vrij een goede resonnance gaf, doch wat langzaam voortging. Verrigter zake zijn de onzen afgeroeyt, als wanneer, zijnde het laatste schot op een na, die uit het kasteel gedaan werd, de ongelukkigste, die een van de chaloupen trof, twee matrozen en een soldaat wegnam, zonder andere te kwetsen. Boven die in de furie gebleven (gesneuvelt) waren, bragten de onzen mede negen gevangenen, waaronder drie blanken die alle zwaar waren gewond; rapporterende dat er van 't land weinig wederstand met klein schietgeweer was gedaan, en in alles geen twintig muskettiers vernomen hadden; dat ons dede presumeren het grootste aantal van hun volk op de buiten wachten en in embuscade waren gecommandeert; welker zekerheid met het aanbreken van den dag zich wel ontdekte, doende uit alle hoeken van het bosch gekwalificeerde charges met roers en musketten, en werden wij met twee zware kanonschooten op de schepen tot afscheid vereert; onze zaken alhier afgedaan wezende, hebben onze ankers geligt en de reize gevoordert, waarmede meenen dwarsvoet geen rouwe bedreven heeft.

Malakka's afwerpsel (afteekening) van Batavia medegebragt, accordeert weinig met 't geene nu geobserveert hebben, waarvan 't ontwerp hier nevens zenden. Uit hetzelve zullen Haar Ed. de situatie van het territorium en de verdere gelegenheid van de fortificatien aan de Noordwest en de Zuidzijde kunnen conjectueren, en ook genoegzaam afnemen op veel na

[pagina 150]
[p. 150]

zoo inaccessibel als daar van gerucht zij, in effect niet is. Overzulks wij opinïeren, met een overval van een goed getal wel geresolveerde soldaten, korter expeditie als met een formeele belegering zoude verkregen worden; 't welk ons zoo- danig verrukt heeft, dat distincte malen het exploit in Rade wel ernstig aangebonden, doch doorgaans op 't subject van repouche, verlies van tijd en de geduchte verslagenheid, hetwelk uit deze actie onder 't vulgair, om de successive exploiten met reputatie uit te rigten, te groeijen stonden, geexcuseert, doch meest bij de zulke welke ook de minste eer daarvan medenemen. Waren dezulke van 't natureel als den Commandeur Coster (van wiens persoon zeer ijverige diensten trekken) geweest, 't zoude naast Godes ordonnantie zeer disputabel geweest zijn, onder wiens jurisdictie Malakka heden zoude gestaan hebben; patientie, het schijnt den gestelden tijd noch niet vervult en nog zal moeten afgewacht worden, zoo dat alles na de Ceilonse successen zal moeten worden gedirigeert.’Ga naar eindnoot(26)

Het ware te wenschen geweest dat het voorstel van den Directeur-Generaal Philip. Lucasz. ingang had mogen vinden, en dat er in den Raad vele mannen als de Kommandeur Willem Jacobsz. Coster waren geweest, de aanslag ware hoogstwaarschijnlijk gelukt en de Compagnie had het verlies van zoo vele zijner dienaren, door eene zoo langdurige belegering niet te betreuren gehad.

Op den 22en October vertrok Philip. Lucasz. met de vloot naar Ceilon, na alvorens bij eene uitvoerige instructie, den Kommandeur Jacob Cooper gelast te hebben, wat hem in deze zijne betrekking te doen stond, en die hij op de volgende wijze eindigde.

‘Ten principale op het papier gebragt en voorgeschreven wezende, 't geene op deze bezetting of andere zaken in consideratie komt, zullen nog voor deze besluiten, UEd. zoo duur en hoog als vermogen, de vigilantie tot afbreuk van den algemeenen vijand, en het verkrijgen van considera-

[pagina 151]
[p. 151]

ble prijzen in serieuse achting bevolen laten; doch specialijk de vesting van Malakka zoo digt beslooten, en alle noodwendigheden onthouden worde, dat wanneer de tijd geboren zij, 't zelve bij nader order van welgemelde Gouverneur-Generaal en de Raden van Indiën aan te grijpen, met minder bloed, arbeid en kosten victorie bevechten mogen, 't welk UEd. en ons te gelijk den grooten God verleene.’Ga naar eindnoot(27)

Uit het vorenstaande heeft men kunnen zien, wat er sedert het jaar 1636 in het werk is gesteld, om de Portugezen in het vaarwater van Malakka alle mogelijke afbreuk te doen. Wij hebben reeds gezegd dat vooral hoogen lof toekomt aan den Kommandeur Cornelis Symonsz. van der Veer, die, door zijne gepaste maatrelen en persoonlijken moed, veel tot dien gunstigen uitslag had bijgedragen, maar zich ook op eene andere wijze zeer verdienstelijk had gemaakt, namelijk, door het maken van kaarten van dat vaarwater, waarin, zoo als de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië bij hunne missive aan de Bewindhebberen dd. 23 Dec. 1642 schrijven, ‘alle diepten, ondiepten, eilanden, steenen, zanden, hoeken enz. wel geobserveert staan en op de behoorlijke strekking gelegen zijn, zoo dat die nagetrokken en eenige herwaarts gezonden wordende, ons in dat vaarwater zeer dienstig zullen zijn.’

Zien wij nu op welke wijze de belegering van Malakka een aanvang heeft genomen en is voortgezet en eindelijk door de volharding en den moed onzer dapperen die stad in ons bezit is gekomen.

De belegering en verovering. 1640-1641.

Het was op den 5en Mei 1640 dat de Hooge Regering te Batavia, het gewigtige besluit nam om dat jaar Malakka, hetzij door het zwaard of bij accoord te vermeesteren. ‘Dezen morgen vroeg van Atchin door Malak's vaarwater

[pagina 152]
[p. 152]

per het jacht Welsing hier verschenen wezende, den Sergeant-Majoor Adriaen Antonisz., welke vermits het overlijden van den Commandeur Cornelis Symonsz. van der Veer zalrGa naar eindnoot(28), (die bij den Ed. heer Directeur Philip Lucasz. zalrGa naar eindnoot(29) geordonneert was te zijner verschijning van omtrent Goa, op Ceilon naar Atchin te varen, om de ware genegenheid van dien koning tot Malakka's devalisatie te onderzoeken, en wijders onze nadere order in te wachten, gelijk hem ook bij missive van 27 Maart passo hadden geordonneert, tot die stads verovering daar te verblijven) door den President Willem Jacobsz. Coster en den Raad op Ceilon in gemelden Van der Veers plaats derwaarts gecommitteert geweest. Brengende voor rapport de Mayt van Atchin tot de vermeestering van Malakka nog gansch genegen blijft, en ten dien einde in korten zijn zekere adsistentie bij onze magt op Malakka wilde voegen; alwaar gemelde Majoor boven de aanwezende jachten de Vos, Veenhuizen, Rijswijk, Roemerswaal, Langerak, Klein Zutphen en de Draak, gebragt en onder het commando van den Commandeur Jacob Cooper gelaten had, de oorlogs jachten Rijnsburg en Bredam, daartoe eerlang van Ceilon nog te verschijnen stonden de schepen Egmond, Valkenburg en Oudewater; gezamenlijk boven het zeevarent volk, na ruime overslag bemand met 400 soldaten, om Malakka ondertusschen zoo veel mogelijk te benaauwen en den toevoer aftesnijden.

En alzoo wij van tijd tot tijd meer en meer ondervinden, hoe gansch dienstig en noodzakelijk voor de Generale-Comp. is, meester van Malakka worden en onze vijanden de Portugezen van daar te verdrijven, zoo blijven wij als nog bij onze voorgaande resolutie dato ultimo April en 20 Augustus 1639, mitsgaders 27 Maart dezes jaars, zonder verandering persisteren, om dat werk dezen jare ten principale bij der hand te nemen, en met Godes hulpe te effectueren. Waartoe vaststellen van hier derwaarts te schikken, zoo veel magt en middelen als uit maken kunnen en binnen kort van het patria of eenige andere kwartieren verwachten. Maar overmits

[pagina 153]
[p. 153]

wij gansch geen genoegen kunnen nemen aan het slecht beleid en devoir van den Commandeur Jacob Cooper boven gemeld, veel minder ons gerust stellen om hem dit important exploit te bevelen; zoo is noodig geacht en diensvolgens geresolveert met den eersten wederom derwaarts te zenden den Ed. Adriaen Antonisz.Ga naar eindnoot(30) voren gemeld, van wiens manhaftigheid en goed beleid, principalijk in oorlogszaken wij beter verzekering hebben, om over alle schepen en jachten, mitsgaders het volk daarop bescheiden te commanderen, en Malakka's vermeestering door middel van oorlog of accoord te bevorderen, achtervolgens onze Commissie en InstructieGa naar voetnoot1) tot dien einde aan hem te verleenen; transporterende zich derwaarts met het schip Utrecht, nevens de jachten Welsing, Waterloose Werve en het galjoot de Jager, zoo haast een weinig gerepareert en voorzien zullen wezen.

Ondertusschen word goedgevonden vooruit te zenden, het jacht Limmen dat nu bijna ontladen is, met 40 zeelieden en 20 soldaten, geproviandeert van alles voor 8 maanden, benevens zoo veel meer noodwendigheden en victualie voor de vloot als bergen kan. Ten principale om den meergemelde Commandeur Cooper te waarschuwen, van het voornemen van de Matarâmse Javanen, die na gerugt word, van meening zijn met omtrent 100 stuks ligte vaartuigen vol rijst en andere provision, (waarin Malakka destituut is) derwaarts te navigeren, gelijk ook verstaan al eenige vertrokken zijn, en genoemden Commandeur per de van hier vertrokken Johorsche gezanten (die wel te laat verschenen mogten wezen) in dato 20 Maart pass. hebben aangekondigd, ten einde daar vlijtig op passen en Malakka dat secours afsnijden zoude.’

Den 20en Mei vertrok de Sergeant Majoor Adriaen Antonisz. met de vier bovengenoemde schepen, op hebbende 242 varensgezellen en 90 soldaten, van de reede van Batavia naar Malakka, waar hij in het begin van Junij aankwam en de stad

[pagina 154]
[p. 154]

(versterkt zijnde door de schepen onder het bevel van den Commandeur Jacob Cooper) ten naauwsten insloot.

Volgens de beschrijving van den Kommissaris Justus SchoutenGa naar eindnoot(31) was Malakka ‘na de komst der Nederlanders in Indiën en inzonderheid na het beleg van den Admiraal Cornelis Matelief in het jaar 1605, na d'Europesche wijze meetkunstig in groote harde steen en kalk gelegd en na dat concept noch niet al voltrokken; hebbende drie punten, twee rondeelen, een hoek en twee trappen of halve hoeken, waarvan de muren elkander met geschut konden bestrijken. Zijnde aan de landzijde 32 voeten hoog en aan de zeekant weinig minder, de circumferentie is buiten de muren en bolwerken omtrent 420 Rijnlandsche roeden, doch binnen niet meer als 330 dito roeden, de stad was met 70 (meest al zeer zware) metalen stukken, 40 à 50 bassen en veel haken wel gemonteert; waar van lagen,

op de punt Curassa 16 stukken
het rondeel St. Jago 8 do
den hoek Hospitaal de Poveres 2 do
de punt Onze Mille Virgines 11 do
het rondeel Madre de Dios 12 do
de punt St. Domingo 8 do
de trap St. Domingo 2 do
de trap Hospitaal del Rey 3 do
op de toren van de Fortalesso Veljo 3 do
op een batterij boven de Hoofdkerk 3 do
te zamen 68 stukken.

De bassen en haken waren alom op de punten, gordijnen, het oude kasteel en de toren verdeelt; zoo dat deze fortresse extraordinair met kanon en alle toebehoorende amunitien van oorlog was geprovideert. Het guarnizoen was gewoonlijk 260 soldaten, bestaande in 4 compagnien Infanterie, ieder, met de officieren, van 63 man; de meeste magt bestond in de Portugesche Mesticen en Zwarte burgerij, welker getal tusschen de twee à drie duizend strijdbare, immers defensive

[pagina 155]
[p. 155]

mannen was. Zoo dat deze sterke stad, door treffelijke fortificatien en magt van volk, voor alle Indiaansche Princen onverwinnelijk en niet dan van Europeanen door groote magt en geluk te vermeesteren was.

Ruim eene maand ging er voorbij alvorens men tot eene landing kon overgaan, op welke wijze die plaats vond zien wij uit den volgenden brief.’Ga naar eindnoot(32)

‘Wij hebben gelegenheid gevonden om UE. ons verrigten alhier te deelachtigen, hetwelk is, dat op den 3en der voorleden maand Augustus, 's morgens bij lichten dage om de Noord van de stad met 12 Compagnien soldaten, bestaande in 600 koppen, waar onder 130 matrozen, met hoog water te land gekomen zijn; en aldaar op een ruim veld buiten schoot van 's vijands kanon, de compagnien in order gestelt en in drie troepen, ieder van 4 comp. verdeelt hebben. Stellende daarover, namenlijk over d'avantguarde, de Ed. heer oud Commandeur Jacob Cooper, geassisteert met den capitein Lourens Forcenburgh, de bataille, Schout bij nacht Minne Willemsz. Caertekoe, benevens den capitein Lamotius, en d'arrière guarde, den Opperkoopman en Advocaat fiscaal Gerardt Herbers met den capitein Maximiliaen Bontems. De Javanen en Bandanezen in de bataille en de Mardijkers, zijnde te zamen 95 zwarte koppen, in d'arrière guarde; waarna volgden de Johorsche, (Laxamana's troepen), na hun zeggen 5 à 600 koppen sterk. Hebben mede aan land gebragt 7 veldstukjes, te weten, 2 van 8 ā„”, 2 van 6 ā„” en 3 Prince stukjes. Aldus geland en ons volk in orde gestelt, mitsgaders de vaartuigen tot het af- en aanvaren, geordonneert met 254 en de schepen met 208 koppen, (makende te zamen 1263 blanken en 95 zwarten) bezet gelaten hebbende, zijn langs de zeekant op 's vijands buiten werken, (die zich buiten hun uitterste trenché met 200 blanken en ongeveer zoo vele zwarten, onze troepen verwachteden, ter defentie hadden gesteld) aangemarcheert, en niettegenstaande den vijand met hun kanon uit de stad, 4 metale stukjes van de buitenwerken en musket-

[pagina 156]
[p. 156]

ten gestadig schooten en chargeerden, hebben dezelve met couragieusen moed niet alleen binnen de voorschreven buitenste, maar ook van daar binnen de tweede trenché, zijnde eenen steenen muur van de voorstad, vervolgt en uit een nader buitenwerk tot aan de rivier en onder de stads muren gedreven; bekomende 4 metale stukken, schietende 3 à 4 ā„” ijzer, 2 metale klokken, en gevangen een mesties soldaat, 2 blanke vrouwen en 2 blanke kinderen, waarvan het eene niet meer als een jaar oud was, die door het vertsaagd vluchten der ouders achter gelaten is.

Ondertusschen heeft den vijand de huizen naast aan de stad gelegen in den brand gestoken, gelijk wij ook dienzelfden dag 7 groote jelias en 5 kleine vaartuigen van den vijand, liggende ten deele in de rivier en op het land gedaan, en een trenché, tusschen de St. Thomas kerk en de stad voor een aanloop haast gemaakt en 4 stukken daarin gelegd hebben, waarmede ons met den eersten behelpende. Voorts 2 treffelijke batterijen met een brug over de rivier, om somtijds eenige soldaten naar den Kloosterberg te zenden met behulp der Maleijers, benevens eenige andere werken tot onze versterkinge opgerigt, zoo dat nu heel aan de Noordzijde vast leggen en dagelijks op de stad met stukken van 24 en 18 ā„” ijzer chargeren.’

Intusschen ging men te Batavia voort zoo veel mogelijk schepen en volk, zoo mede krijgs- en mondbehoeften naar Malakka te zenden. Zoo vertrok derwaarts op den 24en Julij het jacht Klein-Amsterdam en op den 5en Augustus

het schip Wassenaar met 65 zeel. en 180 soldaten,  
het jacht Grijpskerke met 40 zeel. en 65 soldaten, en
het galjoot 't Quelpaert met 15 zeel. en 15 soldaten,  
te zamen 120 zeel. en 260 soldaten.  

Deze schepen stonden onder het bevel van den Kommandeur Pieter van den Broecke, een man die zich door zijn heldhaftig gedrag bij de verovering van Jacatra in 1619, eenen wel verdiende naam had verworven. Hem werd tevens eene

[pagina 157]
[p. 157]

acte verleend, om als derde persoon stem in den Raad te hebbenGa naar eindnoot(33)Ga naar voetnoot1). Den 9en derzelfde maand (Augustus) zeilde naar Malakka, het jacht Cabo de Rama, ophebbende 130 soldaten, terwijl toezegging van meerder volk te zenden, werd gedaan. ‘Onze jongste is geweest per Klein-Amsterdam in dd. 29 Julij passato, met verversing en varkens geladen, ophebbende 20 soldaten, wij willen niet twijfelen of zal vóór dezen bij U E. verschenen en de verversing wel van pas gekomen zijn. Sedert zijn nog uit het vaderland hier ter reede gekomen (den Almogende blijve gedankt) de Zeehaan, Berkhout en het Quelpaart, die het schip Amboina, buiten de straat, aan de Kokos-eilanden versproken hebben, en wordt gezegd met den Oranienboom in de straat te wezen, zoodat niet lang tarderen kunnen om in ons gezigt te komen. Ondertusschen, volgens toezegging in onze jongste gedaan, komen U E. ter renforce voor uit toe met de schepen Wassenaar, Grijpskerke en het galjoot 't Quelpaart, onder de vlagge van den Commandeur Pieter van den Broecke, 260 soldaten in 4 vendelen, onder competente officieren en als kapitein over dezelve Hendrik Dobbertijn, verdeelt. Met Cabo de Rama, dat in drie dagen zal gereed wezen, heeft U E. nog 150 soldaten te verwachten en voorts successivelijk alzulke adsistentie meer, als ons dagelijks uit het vaderland toe te komen staat. Zoo dat verhopen na lang en verdrietig wachten, onze desseynen, eindelijk gelukkig zullen uitvallen, dat God geve. Het schip Utrecht hebben tot heden niet vernomen, wij wenschen het te voorschijn kwame, om weder met volk derwaarts te retourneren, anderzins vallen welligt verlegen.

Het verdriet ons ten hoogsten den tijd dus lange vruchteloos zien passeren en bij gebrek van magt, door het sammelen der Atchinezen en Johoriten, het tarderen van den achteloozen Thibault, Egmond met het Serpent's absentie,

[pagina 158]
[p. 158]

mitsgaders de late paresse der vaderlandsche schepen tot heden niet anders is verrigt kunnen worden, als des vijands stad zooveel doenlijk besloten te houden, waar door te meer van alles ontbloot blijven en hun met ernst aangetast vindende te eerder overgeven zullen; ondertusschen zijn dapper beducht, bij faute van behoorlijke verversing meer volk van ziekte staan te verliezen, als door den vijand. Met Cabo de Rama zullen U E. niet minder als 50 levendige varkens, orangien, zuiker, loog, enz. beschikken.

Wij vertrouwen zoo de rapporten uit Malakka en elders aannemelijk zijn, die stad geen twee maanden zal tegenhouden en zonder volk te pericliteren te bekomen wezen; maar het is zeker, dat die ziekte ons zal kwellen, daarom de zaak wat verhaast dient, en den vijand forcelijk aangetast; hetwelk echter U E. niet preciselijk in mandato geven, maar als bij instructie gezegd, met goed overleg van den Raad, en na zich de occasion presenteren. De zaken ..... zult ons van tijd tot tijd van het passerende advys geven, opdat bij verovering (hetwelk God geve) van de bij hebbende magt, nader ten dienste van de Compe mogen disponeren en doenlijk zijnde na verrigter zaken, nog eenige secours naar Ceilon schikken.

Hier nevens gaan extracten uit de veroverde onderschepte brieven, door U E. herwaarts gezonden; des vijands slechte gestalte is daar naaktelijk uit te merken, God geve de andere twee fusten mede in onze handen zijn gevallen. U E. doen wèl de achtelooze schippers van Limmen en Roemerswaal voor den Raad laat brengen, tot voorbeeld van andere. Wij wenschten, dat het jacht en den ambassadeur naar Japan gedestineert, in ons geweld bekomen hadden; wij vertrouwen zoodanige vigelante wacht zal gehouden zijn, dat gemelde amb. (wezende een man van 60 jaren) met de geprepareerde jelias niet zal zijn ontsnapt, maar binnen gehouden of gekregenGa naar voetnoot1).

[pagina 159]
[p. 159]

Met verwondering vernemen den 23 Junij 11. geen advysen van den heer Commissaris Jan de MeereGa naar eindnoot(34), veel minder secours uit Atchin werd vernomen; twijfelen mede aan de beloften van den Johoreschen Laxamana, te meer zijne komst uitstelt en zich ontevreden betoont, vermits U E. hem bij uwe komst niet geschreven hebt. Ons op zijne Excellentie's solemnele beloften en toezegging vertrouwende, hebben onnoodig geacht, dewijl persoonlijk uit onze naam aldaar verschenen zijt, tot incorporatie van Malakka, verder aan zijn-Exc. te schrijven, te meer voornemens blijven na Malakka's verovering (dat God geve) persoonlijk, tot accomodatie van zaken, mitsgaders de rijken van Atchin en Johor te bevredigen, aldaar te verschijnen.

De Commandeur Cooper heeft kwalijk gedaan Batasouwer door hun te laten fortificeren, meenen nu dat bestaan kunnen, worden insolent en wij omtrent hen in minder respect; daarbij komt nog de vriendelijke nooding der Portugezen, gelijk in de onderschepte brieven van Antonio Telles gezien kan worden.

Edoch willen vertrouwen constant zullen blijven, den overwonnen vijand als voor dezen geen geloof geven, maar dat Laxamana, met zijne magt persoonlijk zal hebben geresolveert, tot onze adsistentie te komen, zoodat als nu onnoodig achten daarover aan zijne Exc. meer te schrijven; bij gebrek van zijn woord kan ligt considereren wat het Johorsche rijk nakende is, namelijk, dat beide ons en den Atchinees tot vijand zal hebben. Jan Menie begrijpt onze maximen niet ten regten, maakt te veel staat op deze lieden; den Ed. Commissaris heeft hem onze meening bij missive van 30 April wel aangeschreven, en moet dit altijd considereren, dat de vrienschap van Atchin vóór die van Johor prefereren; edoch doenlijk zijnde zoude die beide wel willen conserveren.

Het is slecht van den Commandeur Cooper gedaan, met Egmond zoo merkelijke partij buskruid en kanon uit de vloot te zenden, en nog meent dezen man dat alles zeer wel be-

[pagina 160]
[p. 160]

schikt; ondertusschen is meest alles ontkomen, het welk gedurende zijn commando naar Malakka getendeert heeft. Wij vertrouwen volgens zijn schrijven, voor den ontvang dezer herwaarts vertrokken is; bij zijn absentie zal U E. den Commandeur Pieter van den Broecke, als derde persoon nevens U E. in den Raad gebruiken, hem vóór Orlando Thibault prefererende, en zal voorschr. Thibault voor U E. of hier, zijn verblijven omtrent Quedah, contrarie onze order, verantwoorden; ondertusschen gebruikt hem, en laat hem zijn vervallen eer, door wel doen repareren, want er vrij veel op hem te zeggen valt

Met Wassenaar bekomt U E. het geen van ons zijt eisschende, behalven d'affuiten, die met ropaarden suppleren, verhopen de presente met repareren tot gebruik geschikt zult maken; wonder wel is het buspoeder van Choromandel U E en ons te pas gekomen.

Verder willen U E. de uitvoering van zijn Instructie bevelen, en God alom om victorie aanroepen, ten welken einde op Woensdag aanstaande, eenen algemeenen bededag hebben geordonneert.

Laat doch naarstig letten, dat Malakka afgesneden wordt; en verhopen Ambrosia Veloza, kapitein van de drie fusten uit Goa, den 3 Mei pass. gezeilt (daarvan een bekomen is) mede zult verovert hebben. Deze man is hier wel bekent, hij heeft verscheiden remonstrantien tot nadeel van onzen staat en restauratie van de hunnen aan den Koning van Spangien en den Vice-Rey van Goa overgegeven, gelijk daarvan eenige onder ons berustende zijn.

Het schijnt Antonio Telles voornemens is, in 't laatste van September of begin van October aanstaande, eenig secours uit Goa naar Malakka te zenden, doch de renforce word nog van Portugal verwacht, ondertusschen heeft UE. daarop te letten bijaldien Malakka zich intusschen niet overgeeft.’Ga naar eindnoot(35).

Eenige der vaderlandsche schepen, waarvan in bovenstaanden brief gesproken wordt, kwamen in den loop der maand Augus-

[pagina 161]
[p. 161]

tus voor Batavia ten anker, zoo dat bij besluit van den 1 September, het schip Egmond, het jacht de Engelsche Anna en de boot Banda bestemd werden, om weder versterking van volk naar de belegerde stad over te brengen. Op de laatste twee werden 55 soldaten ingescheept, die onder de bevelen stonden van den Luit. Gerrit Wolfshagen en den Vaandrig Jan Anthony Francken, en den 2 Septr. de reede van Batavia verlieten.

Den 10 September ankerde het jacht Sandfoort voor Batavia, met brieven van den Opperbevelhebber voor Malakka, van 7. Augustus, met berigt dat den 29 Julij, de hulptroepen van den vorst van Johor, te water en te lande waren aangekomen, en men den 30 Julij geresolveert was Malakka aan te tasten, en dat dit op den 2en had plaats gevonden, op de wijze zoo als hier voren reeds is vermeld. In antwoord op dezen brief, schreven Gouv.-Generaal en Raden van Indië onder anderen het volgende: ‘Zeer gaarne hebben gezien de legerplaats reeds zoodanig verzekert had, dat geen zwarigheid van des vijands uitvallen te duchten was, en alleen op nader secours, om de stad ernstig aan te grijpen, met verlangen bleef wachtten, het welk verhoopen 11 à 12 dagen na dato verschenen zal wezen, te meer het jacht Klein-Amsterdam, dicht bij de werken was, en Wassenaar met het Quelpaert omtrent Camphar, door die van Santfoort gezien zijn, waartoe in kort nog stonden te volgen Grijpskerke en Cabo de Rama, nader nog de Anna en de Boot Banda, te zamen ophebbende 253 matrozen en 467 soldaten, met de verzochte noodwendigheden en verversing. Wij verhopen dat volgens resolutie op de verschijning van aangetogen secours, iets remarkabels zal wezen verrigt en de stad in onze handen gekomen; echter zoo niet uitgevallen zijnde, dewijl een wel gefortificeerde en oude stad is, met kanon en (achtervolgens UE. schrijven) van blanken en mestiezen ter defentie redelijk wel voorzien, en dientengevolge langer tegenweer deden als wel opinieerden, dient de belegering gecontinueert, en bij alle middelen tot overgave geconstringeert. Ten welken fine UE. volgens belofte, met

[pagina 162]
[p. 162]

Egmond zijn toezendende 110 soldaten, onder twee vaandels verdeelt, nevens 100 man varensvolk; item 50 vaten kruid, lont, musketten, rijst, vleesch, spek etc.; diverse scheepsnoodwendigheden, ankers, touwen, zeildoek etc.; terwijl voornemen kort na dezen, de resterende schepen uit het vaderland verschijnende, die nog 9 in getal zijn, UE. nader te secoureren; zoo bekomt UE. mede kleeding voor 300 koppen en daarenboven 1000 stuks hemden.

Op voorschr. Egmond komt UE. toe den Opperkoopman Nicolaes Jansz. Houtkooper van Vlissingen, die geëstimeert word te wezen een Fabriekmr en Ingenieur; Isaac Jacob Dachin van Amsterdam, een expert Constapel en Vuurwerker, gelijk daarvan de preuven gezien hebben; wijders Willem Ketelaar een kloek Chirurgijn en goed Medicus; UE. gelieve deze personen in achting te nemen en ieder in zijne faculteit te emploijeren.

Den aangetogen Mr. Willem Ketelaar, zal UE. na Malakka's verovering weder herwaarts zenden en den Constapel Isaac Jacobsz. kan in Malakka gehouden worden.

Bij verovering (bij den ontvangst dezer) word de regering der stad en landschap Malakka enz. opgedragen aan den Ed. Adriaen Antisz., en bij non acceptatie den Ed. Commissaris Johan de Meere, om als Gouverneur te commanderen; tot bezetting der stad dient vooreerst niet minder als 300 soldaten vereischt, onder goede officieren.

Bij verovering van Malakka tegen October, zal UE. eenige schepen afzenden naar verschillende plaatsen, alles met dien verstande, wanneer Malakka in onze handen zal gebragt wezen, alzoo daar niet gaarne met schande of onverrigter zake zouden afscheiden, genomen wat langer duurde als wel geopinieert werd; ondertusschen dient de Johoriet geanimeert en zorg gedragen, dat onder pretext van rijstgebrek geen afsteeker maken, al zoude men dezelve provisie ten laste van de Comp. verstrekken.

Uit brieven van den Commissaris de Meere en de gezanten

[pagina 163]
[p. 163]

overgekomen uit Atchin, zijn de miscontentementen bij die Mayt, over de onderhandeling met die van Johor, ons niet geheel vreemt noch onverwagt geweest, te meer van tijd tot tijd, de onverzoenlijke haat tusschen deze twee rijken meer en meer g'apprehendeert hebben, en des Atchinders intentie te zijn, met onze adsistentie, bevorens Malakka's incorporatie, die van Johor tot gehoorzaamheid te constringeren, tegen onze maxime, welke is, deze twee Koningen in vriendschap tot vrede te verbinden en beide in statie te houden, mitsgaders ons met hunne adsistentie meester van Malakka te maken, 't welk den Atchinder (zoo aanmerken uit de voorgevallen onderhandeling met onzen Commissaris) als de Mayt. missiven aan ons geschreven, in dier voegen niet begrijpen kunnen, en gevolge genoegzaam bij hun gesuspecteert worden, en te dier oorzake zijne toegezegde adsistentie plat uit geweigerd heeft; zich gansch te onvreden en misnoegt gelatende, hetwelk nu zoo moeten aanzien, en zoo vertrouwen Malakka verovert zijnde, wel geaccomodeert zal worden.

Het heeft zeker perykel geloopen van beide derzelver adsistentie te missen, 't is kwaad twee heeren te dienen; echter geheel voor onzen Staat ongeraden den Johoriet, tot contemplatie van den Atchinder te helpen verdelgen, en onzeker van zijne hulp tot Malakka's bemagtiging te wezen, zoodat deze gewigtige zaak niet wel anders is te dirigeren geweest. En dewijl de Atchinse Mayt. buiten die questie, onzen Commissaris zeer minnelijk heeft bejegent, liberale geschenken aan den Gouvern.-Gener. gedaan, onze verzoeken op de Westkust van Sumâtra ingewilligd en de privilegiën op nieuw geconfirmeert, willen alles goeds blijven hopen. Edoch dit moet wel worden begrepen, den Atchinder voor den Johoriet te prefereren, ten aanzien van 't groot beneficie, dat van denzelven in 't stuk des handels genieten en nog blijven verwachten. Zoodat om deszelfs gunst te capteren en alle suspitiën te weren, zal na Malakka's verovering (dat God geve) bij alle middelen en persuasive redenen omtrent den Johoriet

[pagina 164]
[p. 164]

bevoordert dienen, zijne ambassadeurs nevens d' onze naar Atchin zenden, om de differenten tusschen de twee rijken te vereenigen en een vast verbond te ramen. Ingeval den Johoriet daartoe kan worden gedisponeert, hebben aan de Atchinse gunst en verdere preëminentie niet te twijfelen, daar om deze zaak met groote naarstigheid dient uitgewerkt, maar staande Malakka's belegering, moet dit stuk niet gemoveert worden, om den Johoriet niet ontijdig te altereren of misnoegen te geven. Maar den tijd geboren wezende, dat is, als Malakka zal wezen genomen, dient den Johoriet daartoe aangemaand en klaagswijze geinduceert, vermits contrarie onze beloften (zoo sustineert) henlieden onder onze bescherming zijn nemende, daar over te resolveren, opdat des Atchinders gunst en profijt die uit zijn land trekken, mogen blijven genieten. En ook niet gaarne zouden missen, nevens ons naar Atchin varen, tot vereffening der differente, en treffen van goede eenigheid, daaraan (bijaldien tot bezending derwaarts resolveren) niet te twijfelen zij, en van dien liberale Koning meer zullen obtineren als hen kunnen imagineren.

Wij kunnen ons niet inbeelden, den Atchinder staande Malakka's belegering, vijandelijk omtrent Malakka of zelfs op Johor en elders tegen den Johoriet iets ondernemen zal, onaangezien eenige galeijen, op des Commandeurs vertrek, gelaste klaar te maken en zich bij gelijkenis dit te kunnen doen verluiden liet. Echter om 't zelve ongevoeglijk voor te komen en de Atchinse gunst te capteren, zal UE. 1 à 2 jachten met de Atchinse rijst naar Pahang brengen, om die nooddruftige stad te secoureren, en onder dat pretext letten of daaromtrent Atchinder mogten wezen, en alzoo de dreigende onheilen in der minne voor te komen. Het konde mede wel geschieden 3 à 4 galeijen, met provisie naar Pahang afzond, en Malakka om convoij aandeed, hetwelk zonder uitstel zult presteren, om den Koning geen grooter misnoegen te geven, en ons te last te leggen, al te zeer met zijn vijand aanspannen, maar bovendien nog trachten zijn volk van honger te doen vergaan.

[pagina 165]
[p. 165]

Zoo spoedig als het den Alvermogende zal gelieven, Malakka in ons gewelt te geven, zullen U E. de Atchinse Mayt. daarvan per expres jacht adverteren, met een vriendelijke brief; nevens twee redelijke metale- en vier goede ijzere stukken toeschikken, hope gevende de zake daartoe te beleiden, met Johorsche gezanten aan 't Hof te verschijnen. Met dezelfde gelegenheid, namenlijk bij Malakka's incorporatie, zult den Johoriet eerlijke erkentenis doen, met kanon, kruit, lood en scherp, verzoekende doorgaans uwe propoosten tot vrede met den Atchinder aan te gaan, te derigeren.

Wij hebben ongaarne gezien den persoon uit Goa in gezantschap over Macao naar Japan gecommitteerd, geechappeert en primo Julij uit Malakka geraakt is; wat operatie deze bezending omtrent den Keizer van Japan doen zal, staat ons ter zijner tijd te vernemen, deze vijanden arbeiden zeer om weder voet in Japan te krijgen, maar hopen en vertrouwen niet meer op doen zullen, als den Spanjaart van Manilha, die hoe ijveriger hunne entrance solliciteerden, des te strikter ontzegging bekomen hebben.

Veele der Matâramse vaartuigen zijn naar Jamby en Palembang geloopen, wanhopen binnen Malakka te komen; ze waren zeer buitengewoon bemand en van schietgeweer redelijk voorzien, Het is altijd zulks den Matâram groote devoiren heeft aangewend, Malakka te secoureren en ons van daar, (met uit te stooijen Batavia te willen beoorlogen) te willen diverteren. Wij vertrouwen Malakka gewonnen zijnde, dezen ongerusten gast, ons zelven tot vrede zal aanzoeken, dat God geve.

Zeer gaarne hebben gezien den oud-Commandeur Jacob Cooper tot verblijf geresolveert heeft; wij lauderen zijn couragie en verhopen Godes genade participant zal worden, in de eere van Malakka's veroveringGa naar voetnoot1).

Bij voorvallende gelegenheden van vacante plaats, zal U E.

[pagina 166]
[p. 166]

ook nevens andere indachtig gelieven te wezen Jacob Jacobsz. van Twist, adelborst onder de compe van den Luitent. Mathijs Riel, zijnde denzelven persoon een ervaren soldaat, en cousijn van den E. Johan van Twist.’Ga naar eindnoot(36)

De schepen Santvoort, Neptunes, het fregat de Liefde en de Lek, bestemd naar Ceilon, hadden in last om op de reis derwaarts, Malakka aan te doen, en aldaar acht dagen te verblijven, ten einde den Portugees te doen zien, dat men niet van voornemen was om de zaak spoedig op te geven. De Opperbevelhebber kon tevens gebruik van het volk, op deze schepen aanwezig, maken; tegen het einde der maand September, vertrokken de genoemde schepen naar hunne bestemming.

Den 28 September kwam er berigt van den Opperbevelhebber voor Malakka, waar op de volgende brief tot antwoord strekte: ‘Als den 27 pass, de aangetogen vier schepen en jachten deze reede hadden verlaten, verschijnt daags daar aan 't Quelpaerd, met U E. advysen en bijgevoegde papieren van den 5 derzelfde maand September, waardoor fundamenteel berigt worden van het gepasseerde derwaarts over, mitsgaders hoe verre met de belegering tegen Malakka gevordert waart. Het impediment des riviers, snijdende de stad en ons leger van den anderen, de trouwloosheid, eer- en eedverzaking van vijf onzer soldaten, bij den vijand overgeloopen, waardoor van onze gelegendheyd en legerplaats geinformeert zijnde, door 't verzetten hunner stukken en furieus schieten, meerder schade als voor dato veroorzaakte, hetwelk de belegerden naar het schijnt wat moedig had gemaakt. Echter dat door Godes genade, onaangezien des vijands continued chargeeren met groot en klein geschut, zoo mede derzelver verscheide gedane onvruchtbare uitvallen, tot dato niet meer als 49 dooden en 43 zware gekwetsten bekomen waren; hetwelk vertrouwen met des vijands verlies niet in comparatie komt; ons vastelijk inbeeldende, als onze nieuwe batterij No. 14 zal hebben begonnen te speelen en effort te doen, het bolwerk St. Domingo

[pagina 167]
[p. 167]

en daaromtrent, gelijk 't Curas en den Toorn geruineert, des vijands kanon in ons leger zoo grooten geweld noch schade niet meer zal hebben gedaan, maar hun gedecourageert. U E. meester van de rivier geworden zijnde, zal de stad met der tijd mede wel renderen, dat God gunne, waartoe het ontzet met de Anna en Egmond, insgelijks de vertooning der vier aangetogen schepen goede operatie zal hebben gedaan. Zeer wel begrijpen de oorzaak (dat) dit beleg vrij bekommerlijk valt, insgelijks de verscheiden voorgekomen obstakelen, waar uit besluit maken de stad buiten expectatie zal tegen houden, het welk ons niet geheel vreemt voorkomt, als uit onze jongste brieven zult gezien hebben, dewijl een oude en wel gefortificeerde plaats, met redoutabel kanon en contrarie onzer opinie, van rijst nog redelijk voorzien is, daar met couragie en goed beleid tegen gearbeid dient, en doenlijk zijnde de zake tot een goed einde gebragt, alwaar het ook, gelijk in onze vorige zeggen, de belegering vrij langer als geopinieert hebben, ons geweld wederstonden. Waartegen alleen in consideratie komt, gelijk U E. mede wel aan wijzen de verandering des mousons, zoo dat U E. na dezen zeer langzaam van volk, provisien, ammûnitie van oorlog etc. zullen kunnen seconderen, zoo mede het ongezonde klimaat des regentijds, de schaarschheid van verversing, waardoor 't eene toenemende en 't andere ontbrekende, mitsgaders de gedurige travaille, zal ongetwijfelt ziekte, consumptie en moedeloosheid onder de onzen causeren, en obstakel van goed succes wezen. Weshalve 't exploict (voordeel ziende) wel wat verhaast, en de stad, middelen (daartoe) hebbende ter wederzijden aangetast dient; hetzelve apprehenderen wel, vermits de sobere magt bezwaarlijk te ondernemen zij. Ter contrarie zijn de zwarigheden die U E. moveren, in cas van Malakka te verwachten secours van geene consideratie, dewijl van Goa noch Macao zoodanig ontzet niet magtig zijn uit te zetten, dat tegen Utrecht, Egmond en Wassenaer, versterkt met 2 à 3 kleine jachten als Venhuizen, de Vos, etc. kan bestaan. In Goa zijn

[pagina 168]
[p. 168]

geen galioenen om naar Malakka af te steken, het secours dat van Portugal verwachten is sober, daar ook onze vloot van defentie op let, en die van Goa wel zoo omzigtig zal maken, dat niet ligt onderwinden zullen zich te ontblooten, met Malakka of Ceilon te seconderen. Macao heeft geen galioenen, Manilha is destituut van schepen, gelijk bij de extracten van de nevensgaande geintercipieerde Spaansche brieven vernemen zult, ons op den 27 pass. uit de Molukken toegekomen. Bij aldien den Spanjaart in Manilha iets over heeft, wordt genoodzaakt het naar Tidor te gebruiken, alwaar in de uitterste extremiteiten van hongersnood zijn vervallen; daarbij komt den Ternataan beide met Spangien en Tidor in ernstige oorlog vervallen is. Gedenkt nimmer dat Goa, veel minder Macao, zal durven ondernemen omtrent Malakka met fusten en klein vaartuig, (daar weten zoo aanzienlijke armade houden) te komen; God gave met 30 of 40 roeivaartuigen (daartoe nog van volk ontbloot zijn) te voorschijn kwamen.

Wij hebben, God de voorste, nu geen aanstoot te verwachten, gelijk Matelief, wanneer met 18 galioenen van Goa verschenen en hunne armade de rimas zoo al iets konden uitmaken, niet te vrezen, vermits wel weten met geen Atchinder te vechten hebben als Ao 1639 toen (zij) Malakka, ontzette en den Atchinder met behulp der Johoriten destrueerden. Zoo dat (wij) als voren gezegd aan Malakka's verovering geenzints dubiteren, bij aldien maar niet geobsteert worden door grooten overval van ziekte, gebrek van vivres, en vooral buskruid, 't welk aanmerken dapper geconsumeert word, en ook in deze gelegenheid niet kan gemenageert worden. En dewijl alle deze zwarigheden wel overwegen en geconsidereert Malakka een vaste vesting zij, tengevolge de vermeestering zwaar vallen en langer als geprojecteerd hebben duren zal, zoo zullen ons des getroosten, onaangezien alle bijhebbende schepen en jachten, als mede de magt en dat U E. nog tot secours toekomen zal, voor 4, 5 à 6 maanden

[pagina 169]
[p. 169]

zouden moeten missen, en de bezending inwaarts daarom bekrimpen. Weshalven ook niet goed hebben kunnen vinden, iemant uit onzen Raad derwaarts te committeren om inspectie van zaken te nemen, en dat om drie pregnante redenen: Eerstelijk, dat U E. de zaken en uitvoering van dien vertrouwen, ten anderen, dewijl zoo zwak zijn, dat niemand knnnen missen, en de vaderlandsche depeche begint te genaken; eindelijk en ten derde dat vermaken U E. dezen eisch doen, ten opzigte bij ons gepresumeert word, de belegering zoo lang niet behoorde te duren, als apparent wel doen zal, 't welk nu mede in dier voegen apprehenderen en volkomen geloof geven, wel wetende, Malakka geen kat is (om) zonder handschoenen aan te grijpen; te meer 's Konings magazijnen nog van rijst wel of redelijk zijn geprovideert, item van kruid, kogels etc. mitsgaders door onze sobere magt, de stad ter wederzijden niet wel vermogen aan te grijpen, dat voor de belegerden groot soulaas is. Deze belegering dan in termen als van U E. vernomen wezende, verstaan wij en is onze resolutie dezelve te continueren, tot dat de belegerden zich renderen, hetzij bij appoinctement of gewelt, ten ware de ziekte of eenige andere onbedenkelijke voorvallen U E. en den Raad anders deden resolveren, dat God niet geve! De zaak word U E. vertrouwt, om daarin ten meesten dienst der compe en des lands reputatie te doen en te resolveren, wel wetende 't ijs (ijzer) met handen niet te breken zij, maar gelijk U E. ons wel en regtmatig de zwarigheden voordraagt, zoo apprehenderen ook tot ons overgroot genoegen, de apparentien en groote couragie in 't generaal om victorie te bevechten en Malakka te vermeesteren, hetwelk ons te meer geanimeert heeft, de effectuering van dien als pr. Instructie te differeren, den Almogende geve ons zijnen heiligen zegen, mitsgaders U E. gezamenlijk couragieuse gemoederen en gewenschte eendragt, dat in deze expeditie ten hoogsten vereischt.

Wij blijven nog in dezelfde opinie Malakka geen overvloed

[pagina 170]
[p. 170]

van kruîd heeft, onaangezien aan hun doen blijkt daarvan wel zijn voorzien. Het is zeker dat opinieeren geen lange belegering uit te staan hebben, en door de overloopers geinduceert worden, door het kanon onze legerplaats zullen moeten quiteren, daarom welligt meer geschoten hebben als hunne provisie toelaat, dat U E. aan het gevolg best zult gewaar worden. De overloopers rapporteren 's Konings provisie van kruid sober is, maar de particuliere, de stad wel voorzien zijn, dat hun kruid in de kerk St. Anthonio No. 4 geborgen hebben, daarop U E. nader bij gelegenheid kunt informeren, en eenige granaten, doenlijk zijnde, naar toezenden. Zoo vernemen mede, de principaalsten hunne vrouwen naar Rambou en Nanning verzonden hebben, wij vertrouwen den vijand vóór den ontvang dezer, den moed dapper zal wezen ontzonken, wanneer uit Goa, buiten hoop van ontzet blijven. Van Macao, als gezegd, kan niets komen dat te duchten zij, ten ware onderleiden de stad door 2 à 3 galjoots of minder vaartuig met ammunitie van oorlog te seconderen, hetgeen in Macao niet ontbreekt, daarop onze wachtschepen dienen te letten, gelijk wij vertrouwen dat geschied, en behooren wel gestadig 4 jachten ten O. en W. van Malakka te kruisen, te weten: ter wederzijden twee van de best bezeilste, om alles tijdelijk te ontdekken.

Wij lauderen den inhoud der brieven die U E. in Malakka hebt doen strooijen, dat den Gouverneur dezelve ongelezen heeft doen verbranden, is een zeker teeken bij divulgatie onder de gemeente tot nadeel des Konings van Spangien opereren zoude; de tijd en gelegenheid geboren zijnde, zal U E. de aanwezende papen en hun gevolg, met onze missiven tot de belegerden zendenGa naar eindnoot(37) en hun de toezegging zoo die aannemen, presteren en contrarie, bij weigering het het regt des oorlogs laten smaken.

Die van Moar, Rambou en Nanning dienen gedurig door ons en de Maleijers geinsinueert, de Portugezen de minste adsistentie niet toevoegen, of dat hun voor vijanden zullen

[pagina 171]
[p. 171]

houden, en daarvoor aantasten. Zoo dient door de Maleijers gewerkt, die van Nanning en Rambou hunne beloofde adsistentie voor Malakka zenden, de Portugeesche vrouwen uitjagen of overleveren, of dat hunne ruine te verwachten hebben; scherp en met ernst dient hen dit te kennen gegeven, 't is zeker dat Malakka door deze boeren groot sustent bekomt.

Insgelijks gevalt ons wel de Johorieten met kleine verversing onderhoud; tot continuatie van dien bekomt U E. bij dezen als bij de factuur blijkt, het geeyschte; vriendelijk dienen (zij) getracteert en bij wijlen met grave mine tot meerder magt aangemaant, op dat Malakka ter wederzijden infesteren, des te eerder meester worden en zich van der Portugezen dominie geheel ontlasten mogen. Zij kunnen wel considereren, dat hun behoudenis of ondergang van Malakka's belegering dependeert, zoo dat niet te presumeren zij een afsteker zullen maken, maar wel eer met magt continueren; en behooren met hun klein snedig vaartuig, alle schuilhoeken en retraiten der Javanen en andere naar Malakka tenderende te ontdekken. Met chaloupen kunnen U E. van hier niet helpen, behooren die van Laxamana te koop of anderzins te procureren, alzoo ons dezelve voor dezen belooft heeft te bezorgen.

Over de loopende geruchten van de mishandeling aan den Opperkoopman Jacob Compostel op Atchin gedaan, kunnen dit kwalijk voor waarheid aannemen, dat de superbe Koning dit had gedaan door Compostel's onverdraaglijk humeur, mogelijk een leugen door den Johoriet verspreid, om onder ons en den Atchinder verwijdering te veroorzaken.

Anthony Hurdt komt met deze vloot, om naar Atchin te gebruiken, daar niet gaarne met den Koning in verwijdering zouden willen komen. Zeer gaarne hebben gezien 20,000 ā„” buskruid van den Gouverneur Gardinijs geeyscht en met Grijpskerke 130 leege vaatgens derwaarts gezonden waren. Willen niet twijfelen gemelde Gouverneur zal den hoog wigtigen eysch en meer bestellen, wenschten maar de zaak

[pagina 172]
[p. 172]

serieus en met meer authoriteit gerecommandeerd waren, en alzoo U E. 5 à 600 vaten verzoekt, en wij van hier niet meer als 120 kunnen suppleren, zal het noodig wezen andermaal expres een jacht met leege vaten derwaarts afzend, met order uwen eysch op 't spoedigste contribueert, zijn Ed. aanschrijvende, deze bezending voor alle andere zaken geprefereert werd. Want ongaarne zouden zien Malakka bij faute van die spetie zouden moeten verlaten, zeggen andermaal te wenschen, den Ed. Commissaris de Meere uit kracht zijns ampts deze pregnante zaken ernstiger had gerecommandeert. Wij vertrouwen dat Malakka van de kust (van Choromandel) door snedige jachten wel bezeilt zal worden, en van daar tijdig secours zult bekomen, doch ingeval onze jachten uit dien oord Malakka niet kunnen aandoen, zal het secours van Goa nog minder kans hebben. U E. moet staat maken van hier geen kruid meer te verwachten hebt, blijven sober voorzien, Molukko's eisch, 200 vaten, Amboina en Banda moeten geprovideert worden, dat met Haarlem verwachten; per Egmont hebben gezonden 50, en zijn provisie is 30 vaten, nu bekomt U E. als gezegd behalven de scheepsprovisie 120, te zamen 200 vaten. Wij weten dat in deze occagie geen menagie geld, weshalven 't zelve niet willen recommanderen, maar tracht den vijand te beschadigen, en kruid en lood wel te besteden; lonten vermeenen niet gebreeken zullen, scherp kunnen mede niet meer missen, echter verhoopen daaraan niet mankeren zal; na dezen hebt nog te verwachten.

En alhoewel zedert onze jongste geen vaderlandsche schepen vernemen, dat in deze gelegenheid wel anders wenschten, zoo hebben ons echter willen evertueren om UE. de geeyschte noodwendigheden, als volk na uiterste vermogen toe te schikken, en daartoe geen ander middel vindende, gaat alles geladen en verdeelt in de lekke en meest afgevaren schepen als jachten, namenlijk, der Goes, Klein-Bredam, Wachter en 't Quelpaart; daarop gescheept, en van ons sober guarnizoen afgestoken hebben eene troep soldaten van 35

[pagina 173]
[p. 173]

koppen, daarenboven is dit vaartuig met 120 matrozen zoo kloek als die hebben kunnen uitmaken, gemand en te zelver behoefte geprovideert, van alles voor 6 maanden als bij d' inventaris blijkt

Dapper regneert de ziekte onder de onzen, en liggen zoo in het Hospitaal als ter reede, over de 300 persoonen impotent, hetwelk ons zeer verachtert. Wijders hebben in deze onbekwame schepen geladen, ten behoeve van het leger en op rekening van het geëischte, als bij factuur specific nader blijkt, namelijk:

120 vaten buskruid van 100 ā„” ieder.
5 kassen met lont.
2400 stuks scherp van verscheiden zwaarte.
300 stuks handgranaten.
12 stuks vuurballen tot mortiers.
400 heele spietsen, te weten 376 fijne en 24 gemeene.
100 halve pieken.
2 affuiten tot halve Duitsche cartouwen, die nog van onze fortresse hebben geligt, om UE. naar vermogen te seconderen; als hout bekomen, zullen andere maken; die uit Nederland zijn vergaan en onbekwaam.
2 nieuwe rampaarden tot Fransche halve cartouwen.
1 groote kist met geeijschte medicamenten.
200 vaten vleesch en spek.
250 ijzere pannen om in te koken.
30 lasten witte rijst.
27 leggers arak, daaronder 2 sterke.
1 pak met kleeding en diverse tot schenkagie.
1000 realen van 8o, namelijk 500 in specie en 500 in paijement, om bij occagie te gebruiken en tot opkoop van verversing te dienen.
72 levendige varkens; ajuin en look etc.

d'Almogende late UE. alles wel geconditioneert behouden toekomen, en ten dienste van de Comp. orberen; de mesnagie deszelfs na de gelegenheid medebrengt, zij en blijve UE.

[pagina 174]
[p. 174]

gerecommandeert. Present houden geen andere schepen ter reede als Banda, Zutphen, Frederik Hendrik, Middelburg en Leeuwarden, die ten principale met vaderlandsche retouren zijn beladen, en December aanstaande God de voorste zullen vertrekken, zoo het aan geen oud volk komt te gebreken. UE. heeft staat te maken zoo haast de vaderlandsche schepen, die nog negen zijn, opdonderen, meer rijst, vleesch, en spek als de verdere noodwendigheden bekomen zult, maar als gezegd, zullen geen buskruid kunnen afsteken, 't welk nogthans tot Malakka's bemagtiging noodig is. Een secours van 200 à 300 man, staat UE. daarmede te verwachten, edoch bij lange tardance, als wanneer de Noordweste winden zullen beginnen door te waaijen, zal dit secours UE. langzaam bijkomen.

Wij hebben hiervoren verhaald van de slechte gestaltenisse der schepen, waarmede dit secours komt, zijnde onze intentie alleen om UE. zooveel doenlijk is te seconderen, 't volk en provisie derwaarts te schikken. Weshalve bij dezen ordonneien, om zich van het ophebbende scheepsvolk te bedienen, om deze schepen en jachten (except 't Quelpaerd) aan den wal te halen, en alles UE. dienstig daaruit gelost zijnde, in het gezicht der stad Malakka te verbranden of te sloepen, naar de gelegenheid presenteert. Wij zeggen niet alleen Goes, Klein-Bredam en Wachter, om het volk te gebruiken sloopen zult, maar ook des noodig oordeelende Langerak, Quedah, Draek, Serpent, en meer andere onbekwame; andere derven kunnende, als de boot Banda, de Jager, eenige van de kleinste jachten, met de Engelsche Anna zullen over Jamby verwachten, op dat middel bekomen UE. weder met advijzen en secours te dienen naar vermogen, bij welke gelegenheid de herwaarts komende jachten van volk zult ontblooten en daar gebruiken, zoo dat maar pas magtig blijven 't vaartuig te regeren.

Den Ed. Commissaris Johan de Meere is bij particuliere missive, zeer ernstig Zijne verlossing solliciterende, daarover in

[pagina 175]
[p. 175]

Rade gedelibereert zijnde, word verstaan om pregnante redenen niet kan worden gemist; zoo dat zijn Ed. verzogt word aldaar in zijn kwaliteit, als tweede persoon en onzen Commissaris te continueren, den Raad bij te wonen en met zijne salutaire advyzen te sterken, zich in exploicten niet begeven, maar zal op alles, de materie van rekeningen aangaande, de consumtie, verzending van schepen, te geven advyzen en wat des meer zij, buiten het actueel militair, letten en daarover behoorlijk zorg te dragen; zich aan land en boord ophoudende, na de dienst van de Comp. vereischt, en zijnen goeden raad gedraagt, gelijk zijn Ed. ook tot Gouverneur in Malakka (verovert wezende) hebben geordonneert, zoo de Heer Veldoverste Adriaen Antonisz. het zelve kwam te refuseren. Wijders dewijl alle sterfelijk zijn en die het vuur 't naaste is, zich eerst brand, voornamelijk in al zulke expeditien als UE. zich present laten vinden; zoo is in Rade van Indiën gearresteert, bij aflijvigheid van den Veldoverste, (dat den goeden God genadiglijk verhoede) bij den Raad waar in den meergen. Commissaris zal presideren, dadelijk een ander persoon van de voornaamste en bekwaamste aldaar, als Veldoverste, in des overleden plaats zal worden gesurrogeert en van behoorlijke Commissie voorzien, met zulken verstande, dat den Commissaris op zijn verzoek van deze charge zal worden geexcuseert.Ga naar voetnoot1)

Echter nogthans zoo het kwame te geschieden, den gezegden Commissaris in het eligeren van den Veldoverste wierd overstemt, zoo qualificeren zijn Ed. bij deze de resolutie te rejecteren, en al zulken persoon tot gemeld ambt te promoveren als zijnen goeden raad gedr..... en zich verzekert houd, den besten dienst van zal worden getrokken, daar een ieder een zich mede heeft te conformeren. En verstaan wij de electie behoort te geschieden, in de persoonen van den oud-Commandeur Cooper, Minne Willemsz. en Pieter

[pagina 176]
[p. 176]

van den Broecke, ten ware eenige der aanwezende Capiteinen in aanmerking kwamen.

Den Commissaris wordt gecommandeert, dat de persoonen zoo varensvolk als soldaten, die gedurende deze belegering komen te overlijden, bij ziekte of van den vijand, behoorlijk op de boeken van de schepen, daarmede naar Malakka zijn gevaren, aangeteekend, zoo mede op hunne na te laten goederen, beter regard als op de Ceilonse togt genomen wordt. Vooral diend behartigt de overloopers, bij verovering van Malakka, hetzij bij appoinctement of stormenderhand, in ons geweld worde gegeven, als wanneer parate justitie aan hen exerceren zult, except den provisionelen vaandrig en overgegeven booswicht Evert Jansz. van Kuijlenburg; denzelven zult wel strengelijk geslooten herwaarts zenden; zijn in het verkiezen dezes persoons schandelijk bedrogen, is in Tayouan voor diverijen ge (straft?) en uit de militie verbannen, en voor bootsman herwaarts gezonden.

Tot weering particulieren geen sterkendrank overvoeren, is ordre gegeven, scherpe visite te doen en 't geene bevonden word, op Compo vaten overgieten; insgelijks zal UE. op de aankomst dezer en andere te verschijnen schepen, de fiscus gelasten, alles dat bevindt en hierover gezien mogt wezen, van gelijken ten dienste van 't gemeene beste aanslaat; want het is gelijk UE. wel en te regte aangeven, uit den overvloed des sterkendranks veel onheilen hun oorzaak nemen.

Den predikant Johannes Schotanus, die zich daar van veel laat gouverneren, is andermaal van zijn predikampt gesuspendeert, en verdrietig deze persoon (hebbende zoo treffelijke gaven) zich dus verloopt; echter op hoop van beterschap zijn te rade geworden, hem UE. toe te schikken om het predikampt te bedienen, zijne leeringen zullen UE. wel contentement geven, en gave God deszelfs leven daarmede overeenkwam. UE. zij gerecommandeert dien persoon in achting te mainteneren, zoo lang hetzelve met stichtelijken handel en wandel waardig maakt, daartoe veel zal doen van den

[pagina 177]
[p. 177]

drank word geabstineert. Het zal niet geraden wezen bij verovering van Malakka, daar als predikant word gebruikt, want te beduchten staat te veel ergernis zoude geven, tot spot van de ware religie, daarvan professie zijn doende, ten ware zich eenmaal met ernst bekeerde.

Het gevalt ons wel den oud-Commandeur Cooper, de charge van onze navale magt bevolen bleef, wij vertrouwen hetzelve zoo vigilant zal waarnemen, dat Malakka weinig of geen ontzet uit zee toekome.

Het is gelijk UE. adviseren, te vrezen, dat des Commissaris advyzen per Atchins vaartuig, over Perah naar Malakka gezonden, in der Portugezen handen vervallen zijn; daarbij wel gezien hebben de Mayt. zijn adsistentie, vermits de onderhandeling met den Johoriet ons ontzegd heeft, dat hun ongetwijfelt zeer encourageert, en in hoop houdt, deze ontzegging en weigering van hulp, meer onlusten omtrent ons en den Atchinder zal veroorzaken. Mitsgaders zij deszelfs vriendschap te facielder zullen capteren, dat apparent te geschieden staat, bijaldien geen meester van Malakka worden, waartoe nog veele groote verachtering uit dat subject te gemoet zien, zoo dat als in dezen meermalen is gezegd, van Malakka niet dienen te scheyden dan door hoogdringende nood, en bij obtenue van ons dessein verklaren UE. dat de Compo. zoo lang India hebben gefrequenteert, zoo voorderlijke conquête niet heeft gedaan als zal wezen, het bemagtigen van dit Malakka. Daarom UE. en ieder in het bijzonder, tot manhaftige courage en volharding willen aanmanen, en in deze pregnante zaak ten hoogsten recommanderen, alle mogelijke devoiren aan te wenden, ten einde eere bevechten en victorie bekomen, dat den Alderopperste Kapitein ons gunne en geve, die wij daarom gestadig bidden. Ons oordeels behooren van het land niet op te breken, al zoude men de legerplaats defencif bewaren tot nader ontzet, edoch UE. aldaar in loco zijnde, blijft de uitvoering bevolen, en door Godes genade (die ons zoo merkelijk tot heden heeft gezegent) willen aan goed succes niet

[pagina 178]
[p. 178]

twijfelen, als wanneer wegen de Compo. niet zullen ondankbaar gevonden worden, zoowel aan de minste als de meeste, de gepresteerde diensten eerlijk met avancement en liberaliteiten te reconnaisseren, hetwelk gezamenlijk te vertrouwen hebben.

Achtervolgende UE. schrijven van 5 Septb., pass. bestond de magt vóór en omtrent Malakka uit blanke en zwarte koppen:

  Soldaten. Varensvolk. Koppen.
  955. 757. 1712.
Met de boot Banda, Anna en Egmond, heeft UE. bekomen in alles 167. 183. 350.
per dit secours 55. 120. 175.
item Bandanezen en Mardijkers, die met groote moeite hebben bekomen, om het getal te vermeerderen, gewapend 46. - 46.
zoodat UE. bij behouden overkomst, en zoo sedert geen merkelijke afbreuk in 't volk geleden hebt, een magt te land en te water zult vinden, van 1223. 1060. Zamen 2283.

als wanneer vertrouwen, zoo het voor dezen niet geschied is, middel zult hebben gehad aan twee oorden te approcheren en eindelijk te vermeesteren, daartoe den Almogende ons Zijnen zegen geve en ons aangename tijding zal zijn.

De dood van Doctor Tulp, zoo mede de 9½ ā„” alamber en drie zware ballen uit Malakka geschoten, zijn ons per 't Quelpaerd, door schipper Pieter Reyndertz wel ter hand gekomen; voorschr. schipper gaat nu andermaal derwaarts, die met advijs op 't spoedigste weder herwaarts verwachten.

In der Goes hebben doen schepen, kleeding ten behoeve van 60 koppen, laat die aan de behoeftigen uitdeden en behoorlijk op rekening stellen’Ga naar eindnoot(38).

[pagina 179]
[p. 179]

Bij deze gelegenheid werd ook aan den Commandeur Pieter van den Broecke geschreven, in antwoord op den zijnen van den 5en Septb .Ga naar voetnoot1).

Het jacht Klein-Amsterdam kwam den 22en October ter reede van Batavia, met de volgende depeche van den Veldoverste Adriaen Antonisz. van Malakka. ‘Onze jongste in dato 5 Septb. per 't galjoot 't Quelpaerd, waarvan de copie hier nevens gaat, die hopen al lang voor dezen costy zal aangeland zijn, daar in ZEd. largo aangewezen hebben, wat hier sedert het vertrek van Sandvoort gepasseert is, en wat hoog noodig tot ons leger en volk (ingeval met het beleg van Malakka ten uiterste zullen continueren) van doen hebben. Sedert zijn aangekomen op den 19en Septb. 't jacht de Engelsche Anna en de Boot Banda met het gezonden volk.

Wat belangt de acte aan van den Broecke, zal behoorlijk na gekomen worden, alzoo de Ed. Hr. Cooper nu nog continueert. Het gepasseerde alhier sedert het vertrek van 't Quelpaerd met fortificeren en den vijand t' approcheren, om onder de stad te komen, zal Zijn Ed. alles breder in het dagregister hier nevensgaande (waaraan ons refereren) kunnen zien.

Den 7en September kwamen er nog 200 Manikabers, inwoners uit het gebergte van Malakka, tot onze adsistentie, en naderhand nog van Rambou 300, die anders niet doen als het land helpen (tot nadeel der stad) onveilig maken.

Den 11en September is weder een van onze soldaten, zijnde een adelborst Antonie Gunder van Oldenburg, aan des vijands zijde overgeloopen, en den 23en daerna 5 Javanen.

Den 26en dito kwamen onze twee chaloupen, met de praauwen (die de Ed. Hr. Majoor nevens de Maleijers in Ringy gezonden had) wederom, nadat ze de rivier op, een batterij (daar een van de onzen voor dood bleef en twee gekwetst) geruineert hadden. De Maleijers bragten 5 gevangenen met 3 personen uit, maar om dat ze den vijand

[pagina 180]
[p. 180]

over deze plaats, van rijst en sago geprovideert hadden, wierden er 's anderen daags 2 levendig van geempaleert, en den derden naar Laxamana gevoerd, om meer van de lorrendraaijers aan te brengen.

Den 17en dito, na dat de nieuwe batterij ten naastebij voltooit, en met 4 metale halve cartouwen van 24 ā„” ijzer, en een Fransche dito van 18 ā„”, uit de oude batterij voorzien was, werd goedgevonden 2 papen, met zijn Ed. missiven aan den Gouverneur en aan den Raad van Malakka, met een wit vaantje te zenden om binnen 24 uren hun antwoord te bekomen. De Padres over de rivier, onder de stads muren komende, werden gelast wat te wachten tot dier tijd antwoord van den Gouverneur bragten; in het wederkeeren riepen Padres anda, anda anboree? en hebben zoo voorts op hun geschooten, en kwamen zoo druipstaartend weder binnen ons kwartier. Die van de stad verbrandden hunne achtergelaten kleeding, met de witte vaan en zettede weder een bloedvaantge in de plaats.

Des anderen daags met het krieken van den dag, begonnen wij van onze nieuwe batterij en de oude, zeer sterk op de stad te schieten, waar zeer veel van de zeepunten en wallen demoleerden, en werd van onze zijde over de 245 schooten met grof kanon, te weten 205 van 24 ā„”, 21 van 18 ā„” en in de twintig van 12 ā„” en 8 ā„” gedaan, kregen maar een doode op de nieuwe batterij.

Naderhand hebben goedgevonden (om een pas over de rivier te krijgen) dat de Maleijers, eene brug omtrent 500 treden van de nieuwe batterij, over de rivier zouden leggen, daarbij een hout wambuis gemaakt hebben, voorzien met 50 koppen en 1 metale stukje, om al te met van daar, met eenige onzer troepen naar 't klooster en onder de stad, eenige onzer vijanden (die veel tijds om kruiden als andere groentens te plukken uitkomen) te overvallen en te benaauwen, alzoo maar een poort van de stad, genaamt St. Jago openstaat, zijnde de andere toegebolwerkt.

[pagina 181]
[p. 181]

Den 20en dito ordonneerde de Ed. Hr. Majoor, den Kapitein de Vries en Lamotte, met omtrent 150 soldaten, de brug over in embuscade te gaan, om die van de stad, die er dagelijks kwamen ruigte en boomen afkappen, te attraperen. Hadden een harde schermutseling tegen den anderen, hoewel elkanderen naauwelijks zien konden. Wij kregen 5 dooden en 12 gekwetsten, van hunne zijde konden geen zekerheid bekomen, als dat er 5 dooden, 3 blanke en 2 zwarte op de plaats, van hunne zijde bleven liggen; enfin, de onzen bevonden de wegen zoo moerassig, dat er zonder moeite en perijkel, met zoo veel zieke en impotente soldaten, als er alreede in 't leger bevonden werden, niet mogelijk was naar het klooster te approcheren, te meer de wegen anders bevinden als de Ed. Hr. door Diego Keesje aangedient is.

's Daags daarna hebben weder een troep om te schermutselen buiten gezonden, die den vijand na weinig tijds op de vlugt dreven, bekomende wij niet meer als 2 gekwetsten, te weten 1 Nederlander en 1 Javaan. Alzoo verstonden uit de rapporten van de overloopers, dat de 9 vaartuigen, op den 12en dezer 's nachts uit Malakka, om rijst en sago geloopen waren, en in de rivier Ringy meenden te komen, om zoo over land de victualie binnen te brengen; is goedgevonden, het jacht den Draak en het Serpent met een onzer vaartuigen vóór de rivier Ringy zouden vertrekken, om op de gemelde vaartuigen te passen en het inkomen te verhinderen. Wijders dat de Ed. Heer Cooper als Commandeur, benevens den schipper Pieter Baeck, met de vloot zich slagvaardig, zoo dicht de stad zoude benaauwen als mogelijk is, om alle des vijands vaartuigen het uit- en inkomen te beletten, hetwelk wel de beste middelen zullen zijn, om hun de victualie af te snijden en door hongersnood tot (overgave?) te brengen.

De Maleijers en wij kregen dagelijks veel overloopers, zoo mannen als vrouwen, klagende van den grooten hongersnood in de stad; maar dat er nog over de 300 Konings soldaten, 250 cascados (?) en omtrent 300 ingeborene, die geweer han-

[pagina 182]
[p. 182]

teerden, in voornoemde stad Malakka waren, en na goed secours uit Goa wachten en onder het gemeene volk uitstrooiden, dat wij het niet langer als ultimo dezer maand zouden kunnen uit houden.

Het geene voor dezen in de missive, per 't galjoot 't Quelpaerd tot nooddruft geeyscht hebben, twijfelen niet of zal voor dezen al herwaarts gezonden zijn, zoo niet, zullen hetzelve met verlangen te gemoet zien, volk, kruit, kogels, inzonderheid van 24 ā„” ijzer, zal ons voor eerst, alzoo het meeste met schieten van kanon op de stad moet gedaan worden, ontbreken.

Het schijnt den vijand met het onder de voet schieten van hun zwaar kanon, en het dikmaal in het veld te komen decourageerden, schieten nu maar alleen met bassen en ander ligt schietgeweer, doch houden hun grof kanon op het Curas heel bedekt, vrezende wij bij nacht hun aldaar zullen komen bestormen.

Het is een miserie ons volk zoo haastig met koortsen en andere ziekten invallen, 't schijnt tot allen ongeluk, de twee ongezondste maanden, September en October, getroffen hebben, (als bij de Manicabers en inwoonders dezes lands geaffirmeert wordt), dat in dezen tijd het gewas van de boomvruchten, zware en ongezonde luchten, brandende koortsen onder het volk causeert, gelijk als blijkt ons overgekomen is, God betert, en bevinden zoo veel zieken in de vloot als aan land te kooi leggende, dat het jammerlijk is, en dagelijks nog meerder in zijn vallende, dat ons grootelijks te beduchten staat, wat daar verder uit spruiten wil. En deze ziekte regeerd zoo wel onder hooge als lage, tegenwoordig is de Ed. Heer de Meere om die oorzaak aan boord gegaan, hebbende wij mede wel ons deel gehad, als ook nog heeft den Advocaat-Fiscaal Herbers, en meer andere; ook veel gequalificeerde personen van de meeste tot de minste, niemand vrij gaande. Aangaande waterzugt en beri-beri, worden nu God lof weinig mede bezocht; doch verhopen dat half October naar costume des lands, alhier beter met God ten voorsten

[pagina 183]
[p. 183]

zullen gedisponeert zijn, 't Welk zijnde, vertrouwen vastelijk zoo ons geen merkelijk ongeval overkomt (hetwelk den Almogende verhoede) dat de stad metter haast genoodzaakt zal zijn, in onze handen te vervallen, waartoe ons devoir (zoo als UEd. ons toevertrouwt) tot het uiterste zullen vervolgen, verwachtende den zegen en goede uitkomst van God almagtig.

Wijders verstaan geen affuiten op Batavia zijn, die hier noodig van doen hebben, derhalve wenschten wel zijn Ed. ons dubbelde zwalpen daartoe, nevens ook houten tot de assen liet toekomen.

Mede dat zijn Ed. ons eenige Spaansche realen (alzoo alhier geen ander geld gangbaar is) in contant of in plaats daarvan eenige sortering kleeden, als te weten, zwarte breede baftas en Guinees lijwaat, die hier courante waren zijn, gelieve te zenden. Mitsgaders eenige rariteiten voor de grooten alhier, om verversing voor te bekomen; door dien op den 21en dezer genoodzaakt zijn geweest de Maleijers, die aan de brug en batterij het werk verrigt hebben, bij resolutie een pak kardoeskleden van 125 Gulden en een dito balaties, inhebbende 80 stuks (door den Commandeur Cooper verovert) hebben dienen te vereeren, om hun in gewillige dienst van den trein te houden.

Volgens zijn Ed. order, van alle veertien dagen preciselijk advysen, van het gepasseerde alhier aan Hun Ed. te remonstreren, heeft ons doen resolveren het jacht Klein-Amsterdam, daar schipper op is Michiel Claesz. van Monnikendam derwaarts af te vaardigen, met 14 Hollanders, 6 zwarten en 12 overgekomen vrouwen. Waar nevens gaat de copij van de missive met 't galjoot 't Quelpaerd en alle documenten; van gelijken als nu bij de nevensgaande monsterrolle, van alle gezonde en zieke soldaten, en van wat amunitie en victualie het leger en de vloot voorzien blijft; vertrouwen vastelijk zijn Ed. ons van het noodigste ter gelegener tijd voorzien zult, om het exploit naar wensch ten einde te mogen brengen.

[pagina 184]
[p. 184]

Hiernevens gaat de missive No. 8, uit handen van den Ed. Heer Commandeur Cooper, welker opschrift houd aan den Ed. Heer Lucasz. zaliger, daar UEd. om geschreven heeft, van gelijken ons model van het leger en de stad MalakkaGa naar eindnoot(39).

Bij besluit van den Gouverneur Generaal en Raden van India in dato 27 October, werd bepaald zoo spoedig doenlijk weder versterking van volk derwaarts te zenden, ten einde in de ontbrekende manschappen te voorzien, en werden de jachten Klein-Amsterdam en Zon gelast 100 kloeke soldaten daartoe in te schepen, die den 30en October de reede van Batavia verlieten, met den volgenden brief aan den Commandeur Adriaen Anthonesz. ‘Onze jongste aan U Ed. is geweest den 11en dezer, met de schepen en jachten Goes, Klein-Bredam, Wachter en 't Quelpaerd, dewelke, alsmede Egmond, item de gedestineerde naar Ceilon, verhopen ter behoorlijker tijd bij U Ed. zullen wezen verschenen, en het sccours voor Malakka geprojecteert, zijnde in alles 571 koppen, soldaten en matrozen; mitsgaders de geeyschte noodwendigheden, bestaande uit vivres, amunitie van oorlog, contant en andere kleinigheden, zoodanig tot renforce hebben gediend, dat de belegerden vóór den ontvangst dezer, tot overgave zullen zijn geforceerd, hetwelk God gunne. Met de jongst vooraangetogen oude schepen, hebben U Ed. dubbel geschreven, weshalven nu excuseren copij te zenden, met vertrouwen onze meening daaruit wel zult hebben begrepen, gelijk aan 't zelve ons schrijven bij dezen conformeren, U E. recommanderen de inhoud wel te incorporeren en onze order naar vermogen en middelen aldaar in effect te stellen, hetwelk ten principalen zij, de bemagting van Malakka's incorporatie.

Sedert arriveert hier op 22o courant, het jacht Klein-Amsterdam, met de uwe van primo dezer maand October, en daarbij gevoegde papieren, die exactelijk hebben geresumeert, en omstandig begrepen het gepasseerde en den toestand derwaarts over, mitsgaders de goede aangewende devoiren in het approcheren, tot afbreuk der belegerden. Het voltrekken

[pagina 185]
[p. 185]

der nieuwe batterij en de brug over de rivier, is ons ten hoogste aangenaam geweest; wijders dat tot uwe adsistentie gekomen waren, die van het gebergte en Rambou met ruim 500 man. Hetzelve en de rencontre in de rivier Ringy, insgelijks de straf aan de lorrendraaijers van Moar gepleegt, zal den vijand zeer decourageren, in gebrek van vivres brengen en voor het einde dezer maand (als van ontzet en ons vertrek despereren) anders doen resolveren; het is ook zeker dewijl hun buskruid menageren, vóór dezen meer geschoten hebben als hunne provisie gedoogt.

Zeer gaarne zien uit de modellen, ons leger zoo wel geproportionneert in defensie was gebragt, en genoegzaam meester zijt van het klooster Madre de Dios, anders Boekit Tjina genaamt; verhoopen door het gevolgde secours en met adsistentie der Johoriten, derwaarts met geschut zult zijn genadert, en de stad uit gezegd klooster hebben beschoten, van waar hun merkelijken afbreuk doen kunt. Hiernevens gaat de afteekening der stad Malakka ons vóór dezen bij den Commandeur Cornelis Symonsz. ter hand gesteld, nevens beschrijving der stad, als deszelfs fortificatien en gelegenheid; en word daarin aangewezen, voorschreven klooster uit twee stads bolwerken dapper kan beschoten worden, item bij wat middelen de stad te blokkeren zij. U E. resumere gemelde kaarten en derzelver beschrijving, niet tot order, maar om bij gelegenheid uw voordeel mede te doen. Zoo vermerken is Malakka's Oostzijde mede wel gefortificeert en omtrent de muren moerassig; U E. heeft de avantagieuste plaats in het landen getroffen. Zoo lauderen mede de order aan de navale magt gegeven, verhopen d'opperhoofden zoodanig vigileren zullen, dat groot noch klein vaartuig Malakka genaken, en het vaartuig dat uit Malakka voornam te vertrekken, zonderling de Javanen geintercipieert zijn, als wanneer eenmaal ten regte van hunne gelegenheid zult worden geinformeert; het welk wenschelijk ware, te meer aanmerken op de rapporten van de overloopers (dat ten principale gemeene personen zijn)

[pagina 186]
[p. 186]

geen staat te maken is. Weshalve alle devoiren dienen aangewend, om gevangenen van aanzien, te water of te lande te bekomen, en zijn wij ten hoogste over de ontrouw eeniger eervergeten schelmen verwondert; ook niet zonder alteratie gelezen, alweder zeker adelborst zich tot den vijand begeven had; doch vertrouwen hun welverdiende straf erlangen zullen, daarop bij appointement of anderzins te letten hebt. De vijf gemiste Javanen, dewijl in Malakka noch hier niet vernomen worden, zullen apparent met de verschenen gelicentieerde vaartuigen naar Perah en elders tenderende, verloopen zijn.

Zeer ongaarne hebben vernomen, de koortsen en bloedgang grasseren, zoo wel onder de principale als de gemeene; dat het leger daardoor buiten proportie werd verzwakt en toenemende, wel mogt obstakel causeren onze desseinen niet kwamen te erlangen, dat den goeden God genadig verhoede, die wij bidden zijn slaande hand van ons te weren; de infectie, gelijk verhopen met de helft dezer maand, wanneer den ongezonden tijd komt te cesseren, uit ons leger geheel wegneme en de geaffligeerde hunne gezondheid bekomen. Want wel weten een harde zaak te wezen, tegen den vijand te strijden en daarenboven van ziekte overvallen te worden; de standvastigste hebben in deze gelegenheid genoeg te doen, hun couragie behouden. God geve den Commissaris de Meere en Fiskaal Herbers reconvaliseren, dat ons te vernemen aangenaam werd, want bij aflijvigheid zeer gemist zullen worden, en zijn hier zoo destituut van aanzienelijke personen, dat hunne plaatsen niet vermogen te suppleren, en willen vertrouwen den Almogende alles ten beste zal dirigeren, en de secoursen die U E. successive toekomen, de discouragie, welke den overval van ziekte zoude mogen causeren, weder nieuwe moed verwekken zal, en eindelijk ons dessein ten effecte brengen, dat met patientie verzet en afgewacht moet worden. Voor zoo veel uit de generale advyzen vermerken en van de overkomende vrienden vernemen, manqueert het aan geen couragie, zijnde den wensch ten principale de stad

[pagina 187]
[p. 187]

buiten accoord mogten bemagtigen, om van den buit niet gefrustreert te worden. God geve hun intentie bekomen, dewijl de belegerden goede conditien worden aangeboden, die dezelve niet accepteren, maar contrarie de krijgsorder de afgezondene papen kwalijk hebben bejegent, naar hun geschoten, hunne klederen en witte vlag verbrand en op die plaats een roode geplant. Vertrouwen op de naaste bezending meer gematteerd zijnde, beter koop zullen geven, zoo hun berouw dan niet te laat komt; echter als tot overgave onder goede conditien komen te verstaan, dienen aangenomen om het bloedvergieten te excuseren, en vereysschen de artikelen gemaakt naar dat gesteld zijn; uit alle omstandigheden bemerken den Gouverneur Manuel Sousa de Coutinho couragieus is en beleid heeft.

Het jacht Franeker op de kust van Indiën, in Dabul overwintert, is den 10en September pass. van daar gescheiden, en 23 dezer hier gearriveert, met brieven van den Koopman Pieter Paets, dato 15 Augustus. Adviseert onder anderen, in Goa zeer groote alteratie en droefheid was, over het verlies van Negumbo en Punte de Gale;Ga naar eindnoot(40) dat eenige fregats equipeerden tot secours van Columbo, gemand met Kaffers en Canarijns, bij gebrek van Portugezen; dat het in Goa en Columbo zeer slecht gesteld is. Een vaartuig uit Malakka in het jongste van Mei pass. tot Goa aangeland, bragt tijding den Atchinder met onze adsistentie, zekerlijk Malakka voornam aan te tasten, welke novos Goa zoodanig begrepen, dat geen staat maken Malakka meester zijn; ingevolge geen preparatie tot ontzet voornamen, eeniglijk zoo als gezegd, sober secours voor Columbo prepareerden. Invoege Malakka te vergeefsch op secours wacht, gelijk voor den ontvangst dezer wel zal gebleken zijn. Echter dient niet verzuimt doorgaans goede wacht gehouden worde, alzoo ligt een, twee à drie fusten zouden uitmaken, bij aldien over land of anderzins, naderhand mogten verstaan hebben, den Atchinder niet geparesseert was en wij half Julij geen voet aan land

[pagina 188]
[p. 188]

hadden, om dezelve en dat van Malakka verschijnende, en op uwe eerste insinuatie niet vertrekkende, zult vijandelijk aantasten en opzenden, vermijdende zoo veel doenlijk bloedstorting.

In Goa was in het laatste van Mei mede aangeland, een caravelle d'aviso, komende uit Portugal, tijding brengende zoo uitgaven, tegen September dezes jaafs acht galioenen te gemoet zagen, daar van contrarie en zeker advys hebben, dat niet meer als twee kleine galioenen met twee patachen, te Lissabon voor Portugals Indiën werden toegemaakt, en tegen April vertrekken zouden. Zijnde het eene het galioen en patache dat Ao Po de reis naar Indien niet hebben kunnen winnen; God geve van onze vloot, onder den Commandeur Bouwens bejegent worden. Het galioen van Bassin gekomen, lag binnen Goa, en den nieuwen Bon JesuGa naar eindnoot(41) verhoopten tegen September gereed te hebben, dat dubieus is; bovendien zijn van volk onvoorzien, om die of een derzelven in zee te brengen, ingevolge geen remarquabel ontzet te vrezen hebt, en die stad, zooveel mooglijk is, allerwegen approcheren moogt.

Wijders had gemelde caravelle advyzen gebragt, de magtige Spaansche vloot, tot repouchement van Brazil uitgezet, afgeslagen, verstrooit en ten principale gedestrueert is, dat uit Nederland geconfirmeert word, uitwijzende nevensgaande couranten; van den slag in Duins wordt in Goa niet gerept, hoewel vertrouwen het caravel om die tijding ten principale is afgezonden, en konde wel wezen de geprojecteerde twee galioenen naar Goa tot Lissabon worden opgehouden.

Op vooraangetogen Klein-Amsterdam's verschijning, uwe advyzen in rade geventileert zijnde, en tot dato de resterende vaderlandsche schepen niet vernemen, echter geconsidereert ten aanzien van de toevallende ziekten, de magt aldaar zeer verzwakte, zonder op nader ontzet te wachten, te meer het mousson op het einde gaat, hebben goedgevonden, uit ons guarnisoen af te steken 100 soldaten, overleggende het vaderlands secours voor de deur te wezen, en UE. hetzelve

[pagina 189]
[p. 189]

met de Kleine Zon (den 9 dezer uit Amboina gekomen) en Amsterdam, door gebrek van andere schepen tot recreu toe te schikken. Ondertusschen de jachten prepareerden en de rekening des volks geschreven wierden, arriveerde alhier ady 27 dezer, en op heden de retourschepen Salamander en Walvisch, zwak van volk; op ieder schip 80 soldaten en omtrent 160 matrozen. Zijn den 3 Mei uit onze landen vertrokken en met Maastrigt, Kievit, Heemstee en Buis tot omtrent de linie gezeilt, verhopen alle dagen mede opdonderen zullen; insgelijks de vier Zeeuwsche schepen, daar geen tijding van vernemen. Zoo dat staat maken moogt zoo haast een derzelver fluiten paresseren (buitendien geen middelen vindende, ten ware Franeker ondertusschen gereed werd) andermaal een getal van 100 soldaten te verwachten hebt, en bij arrivement van de resterende schepen, nog ruim 150 koppen, met zoo veel provisie en noodwendigheden, als eenigzins kunnen afsteken, buiten verkorting der kwartieren inwaarts.

Zoo komen UE. dan als gezegd vooruit, tot renforce met deze jachten toe, 100 soldaten onder twee sergianten, alzoo aangemerkt hebben de vaandels eosty zeer verzwakt zijn, en onnoodig officieren te sturen, en 50 man varensvolk, te zamen 150 koppen; van alles voor 6 maanden geproviandeert, en bovendien in de jachten geladen, als per factuur hiernevens gaande, 30 vaten Hollands buskruid, na dezen verhopen UE. met andere 30 vaten te adsisteren. Wijders bekomen UE. 792 kogels van 24 ā„” en 1285 van diverse groote, 12½ lasten witte rijst, 6 dito Javaansche boontjes, 2 leggers wijn, 75 vaten vleesch, spek enz.; de Almogende laat UE. dit secours en dat te volgen staat spoedig toekomen. Zeer gaarne zouden op UE. voordragen eenige baftas, Guinees linnen, schoenen en koussen per dezen toeschikken, maar de jachten hebben het niet kunnen laden, over zulks nog 500 realen van 8o met 80 ps. smalle zwarte baftas in de kisten van de schippers op de Zon en Amsterdam zijn zendende. Per de volgende zullen alles voldoen, en verstaan met UE. de Johoriten, Mani-

[pagina 190]
[p. 190]

cabers en die van Rambou, bij wijle met vereering, zoo aan de groote als gemeene man te doen, in devotie dienen gehouden, om te onzen dienst te beter geanimeert te blijven; wenschten gebruikt en geanimeert konden worden, om kanon naar Madre de dios te brengen, vertrouwen het moeras gepasseert zijnde, den weg hoewel klimmende, bekwaam zal gevonden worden.

UE. zal genoegzaam bespeuren, uit de devoiren die aanwenden om UE. boven vermogen te seconderen, hoe ernst ons de incorporatie van Malakka zij. God geve onzen wensch erlangen, daaraan niet twijfelende, als eeniglijk onzen overval van ziekte mogt obsteren, daar nu zien dapper van gedreigd worden. Ondertusschen zal UE. genoegzaam uit onze jongste advyzen begrepen hebben, dat niet van meening zijn de belegerde te verlaten, tenzij de hand Gods ons diverteerde; weshalve Malakka op den ontvangst dezer niet gewonnen zijnde, de ziekte toenemende, dat niet magtig waart wijders op de stad te attenteren, zal UE. zijn legerplaats intrekken, en de zaak daarmede beleiden, defensief zijt, voet aan land behouden, het Roode Eiland fortificeren, en alle aankomst, achtervolgens nevensgaand kaartje, wel bezet houdt, en Malakka alzoo geblokkeert word, tot de zaak met nieuw secours hervatten. Want om onze reputatie te maintineren, Atchin, Johor en alle omliggende Koningen in ontzag te houden, en Batavia's progres te voorderen, dienen Malakka niet te verlaten, maar te vermeesteren, of vooreerst zonder van het land, als om inexcusabele redenen te wijken, tot gouverno.

Ondertusschen heeft UE. als gezegd, zoo veel adsistentie te gemoeten, als eenigzins vermogen te derven, geeft maar order den vijand zoo veel mogelijk word geinfesteert, en de Maleijers dagelijks continueren het land te onvreyen en den toevoer te verminderen, als wanneer het met Malakka niet lang zal duren kunnen, want het is zeker hun reeds veele noodwendigheden ontbreken. Wij vertrouwen Oudewater voor dato, naar Arracan zal wezen verzonden, dit zoo zijnde en

[pagina 191]
[p. 191]

Bredam op den ontvangst dezer derwaarts genavigeert is, zult dito jacht daar behouden of herwaarts zenden, zoo gemist kan worden, alzoo sedert onzen jongsten de toevoer der rijst zeer opulent heeft toegenomen, en wordt ons uit des Mataârams land alles toegebragt, dat voor Malakka geschikt hadden, gelijk de aangekomen Javanen zelve bekennen, zijnde hier in twee dagen 18 Lamboas? verschenen, het schijnt nader kondschap van Malakka's gelegenheid hebben, als ons bekend is.

Het jacht Rijnsburg als geschr. blijven te gemoet zien, om naar Ternate te gebruiken, houdende Bredam daartegen op, zoo niet verzonden of gemist kan worden; wenschten de Zon en Klein-Amsterdam de retour, om middel te hebben UE. van advys en secours te dienen.

Wij geven UE. in consideratie, bij continuatie der belegering, en de ziekte (dat God verhoede) niet afnemende, of geraden is de kranken herwaarts te schikken, ten ware de consequentie schadelijk oordeelde, en de kloekmoedige, om naar Batavia te komen, ziek te wezen voorwendden.

Met groot verlangen zien dagelijks naar tijding van Atchin uit, God geve daar geen zwarigheid zij; bekwame schepen bekomende, dat niet lang kan duren, zullen de gezanten van Zijne Mayt. demitteren over Malakka. De juweelen van de Mayt. geeyscht, zijn op het voorstel van den Commandeur Jochem Roelofsz. doen maken, en met de schepen Walvisch en Salamander herwaarts gezonden, bestaande in acht stuks, kosten omtrent 74,000 gulden, bij aldien de Mayt. dezelve nu niet zoude begeeren, zal de Compe groote schade doen, doch verhopen dewijl die verzogt heeft, tot avance zal aam nemen en met peper als tol betalen.

Den Kapitein Maximiliaen Bontemps, zal UE. op zijn verzoek licentieeren herwaarts te komen, om bij zijn huisvrouw in Ternate te varen, die met de Ed. Heer Caen derwaarts is vertrokken, gelijk UE. kennelijk zij.

Het is een slecht krijgsman die zijn kapitein zuchtende

[pagina 192]
[p. 192]

volgt, van deze soort toont zich te wezen, een der Raadspersonen Pieter van den Broecke, die herwaarts aan heeft geschreven, dat om zijn zondenhalve naar Malakka is gezonden, niet bede, dat den Almagtige dezulke wil vergeven, die daarvan oorzaak zij, gelijk bij geauthentiseert extract uit deszelfs missive, hiernevens gaande, nader blijkt. En dewijl dergelijke propoosten procederen uit een gedecourageert gemoed of loszinnige hersenen, die in een persoon van zijn qualiteit niet betamen, en door zoodanige propoosten, een geheel leger tot discouragie zoude kunnen vervoerd worden, gelijk door het gemelde schrijven onze aanzienlijke magt aldaar intituleert een ziek leger, daar immers veel meer gezonden dan zieken zijn, en in Batavia groote alteratie onder de patriotten heeft veroorzaakt, en Compe. kwaadgunstige, stof tot schimpen gegeven. En dewijl in goeden aanzien (om te helpen verrigten zoo wigtige zaak, daar zoo veel eer bij te halen zij, als op eenige kwartieren van India) derwaarts gezonden is, en dezelve zoo vil estimeert, verstaan zich die kwaliteit onwaardig maakt, zult derhalven den Kapitein Minne Willemsz. in zijne plaats surrogeren en hem aan boord zenden, supplerende de plaats met een van de meest meriterende en verstandige Kapiteinen. Het schijnt dat dezen man alle zaken wel berispen maar niet verbeteren kan; het is daar met geen gabben te doen, salutaire raad vereyscht in deze expeditie, en kloeke gemoederen tot uitvoering van het geresolveerde. Het verdriet ons dezen bedaarden persoon in hoogstgewigtige zaken zoo los gaat, (en) oorzaak van zoo groote discourage en eigen schande geeft, de geringste soldaat in hunne brieven herwaarts geschreven, betoonde meer overleg te hebbenGa naar eindnoot(42).

Over de nevensgaande 100 soldaten, hebben, als voren gezegd, geen kapitale officieren gesteld, maar eenelijk partisaans, vaandrig en hellebaarden, provisioneel en om goede order te houden, de meriterende in handen gegeven; zoo dezelve buiten supplement der verzwakte compe. kunt plaats geven,

[pagina 193]
[p. 193]

moogt hen gebruiken, of anders tot nader gelegenheid in hunne permanente bedieningen continueren.

Hier mede aflatende, zeggen andermaal in kort onze nadere secoursen te verwachten hebt; ondertusschen recommanderen U Ed. zeer ernstig de praktijk en mannelijke couragie, tot de incorporatie van Malakka, mitsgaders dat ons van het passerende continued en pertinent advijs geeft, waartoe verlatende U Ed. gezamenlijk naar vriendelijke groete in de genadige protextie van God Almagtig bevolen latenGa naar eindnoot(43).

Op den 14en en 17en November, kwamen de volgende berigten uit het leger vóór Malakka te Batavia; na den inhoud der vorige bij hen ontvangen beandwoord te hebben, schrijven zij over den stand der zaken aldaar in dezer voege: ‘Dus verre U Ed. missive beandwoord hebbende, zullen voortgaan tot het gepasseerde alhier sedert het vertrek van Klein-Amsterdam (1 October). Het is dan zulks Ed. Heeren, dat den Commissaris Johan de Meere, den 3en dezer, op het schip Rijnsburg, (alwaar zijne residentie, om beter gemak en eerder te reconvaliseren genomen had) in den Heere gerust is, den goeden God wil zijne ziel genadig zijn en eene gelukkige opstanding ter zaligheid verleenen. 's Anderen daags, zijnde den 4en dezer, hebben het doode ligchaam, volgens krijgsgebruik, alhier aan land in de St. Thomas kerk, eerlijk ter aarde gebragt, en den Commandeur Jacob Cooper en Pieter van den Broecke geordonneert, deszelfs nagelaten goederen te inventariseren, om aan zijne huisvrouw te zenden.

Op den 4en dezer hebben de jachten Rijswijk, Welsinge en Langerak, onder het commando van Lambert Jeronimusz. naar Cabo Rachada afgevaardigd, met order op de schepen der Portugezen, die tot adsistentie van Malakka mogten komen, te kruisen, het inkomen van Malakka te verhinderen enz.

Onderwijl hebben alle uiterste naarstigheid aangewend, om de stad zoo veel mogelijk te benaauwen en in ons geweld te bekomen, en tot dien einde geordonneerd, twee metale Fransche halve kartouwen met 80 soldaten, onder 2 Compe.

[pagina 194]
[p. 194]

op het Roode eiland, alwaar de Portugezen voor dezen eene sterkte gemaakt en hetzelve verlaten hebben, te leggen, om de stad met dit kanon, aan die zijde daar de meeste inwoonders gevlugt zijn, mede te beschieten, als ook te beter het uit- en inkomen der vaartuigen te beletten.

Uit de rapporten van de dagelijks komende overloopers, verstonden dat er goede apparentie was om de stad eerstdaags in ons geweld te krijgen, door den grooten honger die door gebrek van victualie geleden werd; ja, alreede zoo ver gekomen was, dat den Gouverneur de vrijburgers of Cassados, ieder naar hunne kwaliteit en vermogen constringeerde, 2, 4 of 6 konings soldaten op hunne kosten te moeten onderhouden. Ten ware het subyt secours van zekere bantings en een jelia met rijst en pady van Raccan, die tusschen den 7en en 8en 's nachts, door onze bezetting binnen gekomen waren, dat den vijand vrij wat gestijft en gecourageert heeft, en waarvoor de opperhoofden der kruisende jachten in hechtenis zijn gesteld, om bij den fiskaal zoodanig geprocedeert te worden, als bevinden zal te behooren.

De Maleijers continueren nog gewillig met ons in den oorlog en zijn welgemoed, geven hun goede hoop en courage, en houden onderling vriendschap met dezelve; doen den vijandt met 't landt overal te verwoesten en van vruchten en vee te berooven, grooten afbreuk. Waren op ons verzoek op den zevende dezer, met 13 à 14 vaartuigen naar Ringy, beneffens een compagnie soldaten gezeylt, om die van de jachten den Draeck en het Serpent, in 't verdelgen en uitroeijen van de rijstvelden, die aldaar zeer schoon staan, te adsisteren; ten eynde de hongerige Malakkesen, haar daarmede niet en comen te verzaden, welk zoo soldaten als Maleijers op 11 dezer onverrichter zaken, door dien den rijst onder water stondt, en overzulks in 't vernietigen van dien, niet konden uitrechten, weder terug gekomen zijn. Het ware te wenschen geweest, God de Heer ons volk in gezondheid had gelieven te preserveren, en meerder kruid en kogels van 24 ā„” gehad,

[pagina 195]
[p. 195]

zouden dan aan de andere zijde van de stad mede geland en ons aldaar sterk gemaakt hebben, om den vijand alzoo meerder te benaauwen en die stad haast tot overgave te dwingen, dat om voor aangetogen redenen is moeten achter blijven. Deze stad is gelegen, zoo onze partije als de Maleijers bevinden, in een poel of moeras, daar niet door kunnen komen als tot de buik, principaal bij hoog water, als wanneer alle kreken volloopen en als dan de wegen niet te passeren zijn. Wij hebben op den llen dezer 's avonds uitgezonden naar het klooster, den Luitenant La Force om nader onderzoek te doen, met 60 musketten, doch was gedwongen door den regen dien nacht aldaar met zijn volk zich te onthouden, zijnde 's morgens met den dag tot den halven middel toe, door het moeras weder in het leger gekeert. De sterkte is tegenwoordigGa naar voetnoot1) 2063 koppen, in voege alhier aan gekwetste, zieken en impotenten hebben liggen over de 400 personen; daarbij te beduchten staat nog dagelijks veel, vermits het ongezonde weder van regen en wind, mitsgaders groote wachten, die zoo aan land als in de chaloupen en kleine vaartuigen, moeten gehouden worden, zullen bijkomen (dat God verhoede). Daarbij U Ed. zullen kunnen considereren hoe noodig hier volk is; en zullen U Ed. kunnen beoogen de schaarschheid van amunitie en voornamelijk van kruid en kogels van 24 ā„”, zoo mede groote granaten, daar alhier groot kwaad mede kan worden gedaan. Zijn derhalve eysschende 6 à 700 vaten kruid, 1000 à 1500 kogels van 24 ā„”, zoo veel groote granaten als U Ed. zult kunnen missen enz., zoo mede eenige artikelen voor den chirurgijn.

Hier nevens gaat mede een kaartje van Malakka en het Nederlandsche leger, waaruit U Ed. kunnen zien hoedanig wij ons aan de Noordzijde van dezelve verspreid hebben.

Door den gestadigen regen beginnen alle vruchten hard uit te loopen en kunnen genoegzame verversingen bekomen,

[pagina 196]
[p. 196]

hetwelk de Maleijers dagelijks in het leger brengen, alleen ontbreekt het ons aan contanten om dezelve op te koopen, daarvan wel vereyscht voorzien.

Den schipper Louis Louisz. van de Vos, en Jacob Cornelisz. van Bredam en Hendrick Hendricksz. van Klein-Zutphen, welke over het laten passeren van 13 vaartuigen binnen Malakka, gevangen gehouden hebben, zijn op den 18en dezer te regt gesteld, en naar overweging van zaken, van gagie en kwaliteit gesuspendeert, en ieder bovendien in een amende van vier maanden gagie gecondemneert; zoude hun wel harder aangetast hebben, maar om de weinige vaartuigen die hier hebben, nagelaten.

Den vijand heeft nu drie nachten achtereen met een jelia zoeken uit te komen, doch zijn van de onzen, die nu schijnen beter wacht te houden als vóór dezen, telkens weder binnen gedreven, ware beter dezelve in ons geweld bekwamen; het schijnt den vijand nog grootelijks om rijst verleggen is.

Dewijl die van de stad onze mede gebragte papen niet wilden hooren of aannemen, hebben wij eenige brieven met vuurpijlen als mede aan platlood vast gemaakt, in de stad geworpen, waarvan copye onder No. 6 hiernevens gaan, wat operatie dezelve gedaan, en of iemand in handen gekomen zijn, kunnen niet vernemen. Den Commandeur Lambert Cornelisz., die als Opperhoofd over de vooraangetogen kruisende jachten hadden gesteld, is den 17en dezer overleden. Wij hebben in zijne plaats bij provisie geordonneert, Schipper Dirck Gerritsz. varende op Langerak, een gansch vigeland persoon. Minne Willemsz. Caertekoe word uitgezonden met de jachten Roemerswael, Blijswijk en de Engelsche Anna, mitsgaders Klein-Zutphen, die alrede een dag of drie omtrent Papoe Kasa gekruist heeft, om tusschen die reede en de kusten van Sumâtra dwars over, gestadig in het gezigt van de reede te kruissen, en daardoor het inkomen van 's vijands vaartuig zoo veel mogelijk te beletten. Gelijk ook de kleine

[pagina 197]
[p. 197]

vaartuigen, zijnde vijf chaloupen, vóór Malakka bij nacht continued op de brandwacht gehouden worden; in voege verhoopen het inkomen van 's vijands vaartuigen, is 't doenelijk, te stutten’Ga naar eindnoot(44).

De berigten met het galjoot het Quelpaerd den 17en November ontvangen luidden aldus: ‘Aangaande Malakka's bemagtiging willen daar aan in het minste niet dubiteren, God gave maar de ziekte onder de onzen zoo zeer niet grasseerde, en meerder kruid hadden; zouden de stad aan de andere zijde mede wel haast aantasten en (door Gods hulp) met ons schietgeweer tot overgeven dwingen, daarmede als nog moeten supercederen en vernemen of men dezelve niet uithongeren kan, hetwelk (zoo de overloopers verklaren) wel doenelijk zal zijn, zoo geen secours van buiten bekomen; waartoe goede order met jachten zoo om de Zuid als benoorden de stad te kruissen, als ook onze kleine vaartuigen, waarvan te sober voorzien zijn, met 's nachts op de brandwacht te houden is gesteld.

Die van Moar, Rambou en Nanning, hebben genoegzame devotie en doen den vijand overal groote schade; zoo heeft ook Sibidoe Radja over eenige tijd, een expres aan die van Raccan afgevaardigd, om dezelve te insinueren, de Maleijers geen rijst noch pady te verkoopen, maar eenige aldaar verschijnende, aan te houden en tot slaven te maken, of aan ons over te leveren, op poene van in onze ongenade te vervallen.

Dat de gevangenen U Ed. hebben aangedient in Rambou en Nanning hun eene partij vrouwen, die uit de stad geweken zijn, zouden onthouden is abuis, en hetzelve van niemand kunnen vernemen. Gelijk mede dat Malakka wel haast kruid zoude komen te manqueren, want na ieders zeggen is genoegzaam daarvan voorzien, en dit nog dagelijks in Si. Anthonis kerk, zijnde nu hun kruidhuis, gelijk U Ed. wel schrijven, maken, van de 10 à 12 lasten salpeter, met eenige vaartuigen vóór ons landen ingebragt, waarna somtijds van het

[pagina 198]
[p. 198]

Roode eiland geschooten word. Wat hun scherp aangaat, schieten veel met gesmeede en steenen kogels.

Wij kunnen niet resolveren de papen andermaal in de stad te zenden, en dat om twee pregnante redenen, eerstelijk vermits zij onze tegenwoordigen staat en hoe deerlijk ons volk liggen, wel bekend zijn, en ten anderen om die van de stad, waarvan dagelijks veele gemeene lieden (zoo de overloopers verklaren) van honger sterven en vergaan, het vuur wat heeter aan de voeten te laten komen, om ondertusschen te zien, of ons niet zelver tot accoord zullen verzoeken; wanneer de overloopers, die met hun vieren nog in het leven zijn, zoodanig straffen zullen, als met hun schelmsche daad gemeriteert hebben; doch den vaandrig Evert Jansz. van Kuilenburg, U Ed. volgens derzelver order, wel gesloten toegezonden worden zal.

Den opperkoopman Anthonie Hurdt hebben bij provisie tot een lid van onzen Raad gecommitteert, en zullen hem in het houden van de generale boeken als anders gebruiken.

Den predikant Johannes Schotanus hebben naar zijne kwaliteit in de St. Thomas kerk gelogeert; zullen denzelven ook in achting houden en daarin mainteneren naar behooren, immers zoo lang zich hetzelve waardig maakt; voor als nog kunnen daarvan niet oordeelen, dewijl het nieuw en zich nog modest houd.

Met het galjoot het Quelpaerd in handen van den schipper Reyndertsz., zenden UEd. weder terug de 500 realen in payement, volgens cognossement, welke alhier ondienstig en bij de Maleyers niet gewild zijn. Wij hebben tot dien einde Sebidoe Radja, door den Commandeur Pieter van den Broecke laten presenteren, ingeval zijn volk om die te ontvangen konde bewegen, men hun op hun vertrek daarvoor weder Spaansch geld zouden geven; doch gaf ten antwoord, hetzelve niet konde te weeg brengen door dien zijn volk niet zoude durven openbaren wat geld onder hun hadden.

Den heer Commandeur Majoor heeft omtrent 15 à 16 dagen

[pagina 199]
[p. 199]

plat te kooi gelegen, en is dezelve tegenwoordig zoo slecht gesteld, dat naar menschen oordeel onmogelijk schijnt optekomen, doch God de Heere kan het haast voorzien. Den Advokaat fiskaal, die mede lang aan boord heel ziek gelegen heeft, begint nu weder een weinig op te kwikken; Minne Willemsz. Caertekoe word mede hoe langer hoe slechter, gelijk ook veele andere voorname officieren, soldaten en bootsgezellen. Zoo dat het een miserie is de menschen in zulke gestaltenis te zien. Echter zijn welgemoed en nog vol couragie, vertrouwende den Almachtigen God het haast veranderen zal wien daarom gestadig zullen bidden; uit het voorverhaalde kunnen UEd. wel considereren, waarom alhier benoodigd zijn.

Wij kunnen pligtshalve niet nalaten het voornaamste van hetgeene gepasseert is, in het kort te overloopen, en UEd. aantekondigen, dat den vijand alle naarstigheid aanwend om zijne vaartuigen uit te krijgen, en dezelve naar Raccan om rijst en pady, zoekt te zenden; te dien einde met de jelias tot drie nachten achtereen hebben onderstaan, dan zijn telkens van de onze, vermits de maneschijn ontdekt en weder binnen gejaagt. Echter weten de overloopers, op gisteren alhier gekomen, te zeggen, dat een vaartuig vóór met een pen tusschen 5 en 6 dezer, des nachts uitgeloopen zoude zijn, dat door donker en kwaad weder van regen en wind wel gebeuren kan, alzoo weinig klein vaartuig tot die bezetting hebben; doch hoe te Raccan onthaald zal worden en of het voorgaande zeggen waarachtig is, staat ons den tijd te ontdekken en UEd. hier na te vernemen. Het is altijd, zoo dat groot gebrek aan vivres in de stad hebben, zoo alle overloopers als gevangenen verklaren en daar in accoord gaan; hun meeste vertrouwen, zoo in de stad de roep gaat is, dat meenen van Goa zullen worden gesecondeert, daar wel op uitzien, gelijk ook op alle andere vaartuigen. Ons volk, geadsisteert met de Maleyers, hebben korts alle de rijstvelden omtrent Ringy verdistrueert en vernietigd, ten einde de burgerij van Malakka hun daar aan niet zouden komen te ver-

[pagina 200]
[p. 200]

zadigen. Alle zwarten zijn zoo mager en aangedaan, dat zonder mededogen niet kunnen aanschouwt worden, want dezelve geen eeten niet alleen krijgen als hetgeen in 't bosch rapen, zoo dat er dagelijks veele van honger sterven; en zoude de stad nog één maand voor de grooten en soldaten geprovideert zijn, na welke tijd zeggen in onze handen te moeten vervallen, of ten ware secours bekwame, dat God verhoede.

Op den 5 dezer had den ouden Gouverneur van Malakka in Rade verhaald, hoe onze meeste magt aan boord, en de werken weinig met volk bezet waren, derhalve goed dacht met hunne magt een aanval op dezelve te doen; het welk den tegenwoordigen Gouverneur tegen strevende, daarover met den anderen in contentie en handgemeen geraakten, doch weder gescheiden zijn geworden. Gelijk UEd. uit eenen Mestis op gisteren, en het verdere van eenen Antonio da Sousa, naturel Portugeesch van omtrent Lissabon geboortig, op den 30en October voorleden overgekomen, genoegzaam zullen kunnen verstaan, die tot dien einde UEd. met dit galjoot het Quelpaert toezenden, waaraan ons, als aan ons dagregister als voren, refereren.

De Maleyers gaan dagelijks nog uit en bekomen veel gevangenen, zoo dat eenige van hun een Johorsche rijkdom daar uit zullen halen. De Luit. La Force, is den 23en Oct. pass. overleden.’Ga naar eindnoot(45)

Het volgende uittreksel van een brief van den Commandeur Jacob Cooper, maakt ons met eenige bijzonderheden bekend, omtrent de Johoriten, Maleyers enz.

‘Aangaande de bemagtiging van de stad Malakka, daar onze uiterste devoiren nacht en dag toe doen, zoo wel te lande met het verdistrueren van padi, rijst, vruchten en groenten, daar ons de Maleyers zeer in dienstig komen, en te water nevens ons 5 chaloupen, 2 praauwen, 15 à 16 praauwen of vaartuigen om de zeekant te besluiten, dat er niets uit of in kan komen zonder gezien te worden. De Maleyers het is waar, het zijn geen goede soldaten, maar alleen goed om wacht te

[pagina 201]
[p. 201]

houden; iets vernemende groot gerucht makende, gelijk alrede drie malen, die van Malakka met een jelia onderwonden te vertrekken, dat door het groote geraas der Maleyers (waarop d' onzen tot tweemalen gechargeert hebben) weder binnen gekeert is, met verlies van volk, daar anders apparent wel zouden hebben geechappeert. Uit welke besluiting verhoopen, zoo indien binnen de 14 dagen niets bestand uit Goa en andere kwartieren binnen komt, dat met God de voorste wel zullen beletten, met het einde van deze maand in onze handen moeten overgeven. De Johoriten zijn hier met de Manicabers sterk, omtrent 2 á 2500 personen, daar onder wel 6 à 700 zieken. Alle dagen verzoeken Maha Radja en Sebidoe Radja, dat ons zouden aan de Zuid zijde van de stad vast maken, dat aan geen werk van hun zouden laten verdrieten, gelijk tot nog toe niet hebben gedaan, in het dragen van 7620 klapperboomen en 14 à 15 pinangboomen tot onze werken; als ook geaccomodeert met riemen, paguaayers kadjangplanken tot affuiten, en zwalpen tot assen als anders; somma, al wat op hun begeert hebben, hebben het naar vermogen achtervolg. Daarbij gemaakt vier vlotten, suffisant om ieder 100 masten te dragen, met een brug over de rivier. Presenteren tot Malakka's ruine zoo veel in hun vermogen is nacht en dag te arbeiden, willen klapperboomen van de Noord naar de Zuid leveren en ons de werken helpen oprigten, daar in niet kunnen tot nog verstaan, door de zwakte van ons volk, die in groote abondantie ziek aan land en in de schepen liggen, maar uitgesteld tot de tijd ons volk wat op de been zijn. Die van Quedah zijn hier ook met 8 à 9 vaartuigen op den 30en verleden gearriveert, met missive aan den Kapitein Minne Willemsz. die UE. word toegezonden; komen hier om ontong (fortuin) te zoeken, onthouden zich bij onze Maleijers en Manicabers. Als mede Maha radja en Sebidoe radja, hebben een vaartuig, door het aanraden van Jan Jansz. Menie, (die d' Ed. Compe grooten dienst alhier doet, zonder dewelke ons niet zoude kunnen behelpen en ook de

[pagina 202]
[p. 202]

Maleijers hier niet gekomen zijn, maar het schijnt houden hem voor hun opperhoofd, alles dat hij zegd word achtervolgt) naar Raccan gezonden, verzoekende aan de Portugezen geen meerder onderstand te doen, alzoo de stad Malakka door de Hollanders en Johoriten was belegerd en niet konde echapperen, gelijk drie punten en het hooge fort onder den voet waren geschooten; dat alle Malakkezen daarkomende, zouden vangen, verkoopen en doodslaan, en zoo weigerachtig daarin bleven, zoodra Malakka was verovert, hun met alle de magt bij te komen, en niemand zouden sparen, groot noch klein, zonder dood te slaan en tot slaven te maken. Welk vaartuig tot als nog niet was verschenen, maar den 30en voorleden, volgens loopende geruchten uit Bankalis, dat die van Raccan de Malakkezen daar liggende om te handelen, hadden gevangen genomen en verkocht, wat er van is zullen als het vaartuig daar van daan komt, wel vernemen.

Wat verder belangt van het inkomen der fusten en Javaansch vaartuig, is in de tijd van den Heer Commandeur Majoor geschied, die daarvan volkomen informatie heeft genomen, en van het galjoot is de schipper, die het zijn meeste verzuim was, bij den Raad gedeporteert, van alle welke inkomen het mij niet te wijten staat, alzoo daar ver van daan lag.

Aangaande mijn verblijven alhier is om deze consideratie, alzoo een langen tijd voor de stad heb gecontinueert, dat ik mede de eer mogt dragen, de voorschreven stad in ons geweld heb helpen bekomen, dat den Almogende in korten geve, daartoe mijn en ons uiterste devoir doe, met goede correspondentie en eenigheid, zoo veel in ons krank vermogen is te houden.

De Heer Majoor is tegenwoordig tot der dood toe krank, God geve hem zijne vorige gezondheid, heeft nu al 10 à 12 dagen zoo ziek geweest dat niets nuttigd, vrees dat God hem haast uit deze bedroefde wereld zal halen, bidden God dat het anders gevalle, doch zijn vaderlijke wil geschiede.’Ga naar eindnoot(46)

[pagina 203]
[p. 203]

Tengevolge dezer ingekomen berigten, werd door den Gouverneur-Generaal en de Raden van Indien, op den 19en November het volgende besluit genomen. ‘Met het jacht de Waterloze Werve, op den 14en en het galjoot het Quelpaerd op den 17en dezer, uit onzer Nederlandsche belegering voor Malakka, vernomen hebbende, hoe niet alleen den Commissaris Joan de Meere, 3 October pass. in den Heer gerust is, maar dat ook den Commandeur Majoor en Veldoverste van het Leger den Ed. Adriaen Antonisz. op 9 stanty, als wanneer geroerd Quelpaerd van daar scheidt, ter dood toe krank en gansch buiten apparentie van weder op te staan lag, waartoe nog veele van de resterende officieren, en naar advenant niet minder soldaten en matrozen, door de grasserende plaag geinfligeert waren. Daarentegen de gezonde hun courage niet minder, en groote apparentie was, door Godes genade eerlang meester van de belegerde stad te worden, als wanneer daar op verscheiden zaken order dient gesteld, zoodat er noodzakelijk een ander bekwaam opperhoofd derwaarts vereyscht; te meer vernemen genoemde Commandeur Majoor over zijne mindere officieren en soldaten vrij wat hard en onverdragelijk is. Waartoe de weinige hier aanwezende capabele personen die eenigzins gemist kunnen worden overzien, en de importance van Malakka's verovering geconsidereert zijnde; zoo is naar goede deliberatie eenstemmig geresolveert en gearresteert, met den eersten derwaarts te committeren, den Ed. Johan van Twist, Extra Ordinair Raad dezer vergadering. Met commissie om te zijner aankomst, hetzij den ouden Majoor overleden en Malakka vermeestert is of niet, uit handen van denzelven of die zijn Ed. zoude wezen gesuccedeert, het gansche commando der Nederlandsche Magt daaromtrent over te nemen, en op alles het zij tot incorporatie of behoudenis goede order te stellen, volgens de geschriften van tijd tot tijd derwaarts gezonden, als de nader Instructie aan hem mede te geven. En om gemelde Ed. van Twist in dezen tijd, dat het Wester-mousson begind te waai-

[pagina 204]
[p. 204]

jen, spoedig derwaarts te transporteren, word goed gevonden te gebruiken, het bekwaam en wel bezeilt jacht Franeker, dat nu gekielhaald en naar eysch treffelijk voorzien zijnde; item nog in compe van do Franeker tot verder gebruik, de fluit de Duif en het galjoot het Quelpaerd voren genoemd, met zoodanige provisiën en noodwendigheden, als voor het leger vereyscht worden, mitsgaders zoo veel kloeke soldaten, als van hier tot supplement der zieken en volvoering van het exploit op Malakka, eenigzins afsteken kunnen. In diverse bijeenkomsten en inzonderheid deze (vergadering) gelet hebbende, op de onderhandeling, nu eenige jaren herwaarts met den Koning van Atchin gehouden, zoo in het bevorderen van profitabele conditien, tot onze negotie in de landen onder zijn gebied sorterende, als ten principale om met den anderen, zijnen en onzen vijand de Portugeesch uit Malakka te verdrijven en meester van die sterkte te worden. Waartoe gemelde Koning eerst ons en daarna wij hem verzocht hebben, doch aan zijne zijde tot nog toe in gebreke gebleven, om reden, dat alvorens die van Johor met onze hulp wilde verdelgen en tot gehoorzaamheid brengen. Waarop gevolgd is, dat de Johoriten zulks merkende, niet alleen bij gecommitteerden herwaarts en omtrent Malakka, onze vriendschap verzocht, bun vijanden van den Portugeesch verklaren; maar daarenboven het presente leger voor Malakka, met omtrent 2000 man geadsisteerd hebben, en resolutie daar niet van te scheiden, bevorens tot ons geweld gebragt zij. Welke aangenomen vriendschap en adsistentie der Johoriten den gemelden Koning zoodanig opneemt, dat zich onlangs heeft laten verluiden, (dat) bij aldien na Malakka's verovering, den Johoriet niet afsneden, nimmer in Atchin verschijnen zouden. Wijders ondervragende of wij na Malakka's bemagtiging niet voornemens waren, hem met den Johoriet den oorlog aan te doen, met meer andere redenen van diffentie.

Zoo is het, dat wij considererende de voorderlijke conditien en préeminentien die geroerde Mayt, ons bij formeele schrif-

[pagina 205]
[p. 205]

telijke akten, door de Commissarissen Jochim Roelofsz., Paulus Croock en ten principale bij Johan de Meere zalr. geobtineert, heeft vergunt, namenlijk, dat geene andere Europeesche natien als wij op de Westkust mogen handelen; het jacht Grol tols verpacht; eenmaal 's jaars op de kapitale peperplaatsen Tikoe, Priaman en Indrapoera, het bedragen van zijne verdere geregtigheden, om deszelfs schuld over gekochte juweelen of andere goederen van ons te korten of met Nederlandsche rijksdaalders te mogen betalen enz., gansch noodig en dienstig bevinden, gemelde Koning te vriend en zijne gunst blijven behouden. Zoo word eendrachtelijk gearresteert, in compe van de Atchinse ambassade, die 10 September pass. per het jacht Zandvoort hier verschenen en tot nu toe verbleven zijn, naar het gerucht dat de Mayt. onzen aldaar residerende Koopman Jacob Compostel zoude mishandelen, doch onwaarheid bevonden hebben, voorbij Malakka derwaarts te zenden, den Commissaris Justus Schouten in kwaliteit van Commissaris, om de Atchinse Mayt. met onze missive en aanzienelijke geschenken te begroeten; van de aangename alliantie met den Johoriet grondig berigt doen; zoo mede dat ons sterk maken, des Mayts. regtvaardige pretentien tegen die van Johor of andere, na de verovering van Malakka (hetwelk als nog de hinderpaal is) te doen geworden; hem wijders van onze ware genegenheid en vriendschap te verzekeren, mitsgaders te bevorderen dat in goede wil te onswaarts als verhaald blijft continueren.’

Het jacht Franeker werd bemand met 50 zeelieden en 50 soldaten, de Duif met 40 idem en 34 sold., en het Quelpaerd met 13 idem en 6 soldaten; tot officieren der soldaten werden aangesteld Hans Ossenburger als Luitenant en Pieter Vos van Utrecht als Vaandrig; en werd op den len December vastgesteld: ‘Dewijl het bekwame saisoen ten einde gekomen en de Atchinse ambassadeurs nu aan boord zijn gebragt, na wiens sammelen wel drie dagen gewacht zij, dat gemelde Heeren (Johan nan Twist en Justus Schouten) op morgen vroeg hunne reize door

[pagina 206]
[p. 206]

de straat Palembang, in goede orde zullen aanvangen, met nader order, dat den Commissaris Schouten voor Malakka gekomen wezende, zich met zijne suite op het jacht Franeker in compe van de Duif naar Atchin zal begeven.’

Het volgende werd door den Gouverneur-Gener. en de Raden van Indien, naar aanleiding der ingekomen berigten van Malakka aan de Bewindhebberen gerapporteerd. ‘Sedert verschijnt alhier den 4en courant van Malakka, het oorlogsjacht Rijnsburg, met den Fiskaal Gerrit Herbers en den Kapitein Maximiliaen Bontemps, rapporterende in conformité als de advyzen van 29 Novr pass. ons communiceren, die van de stad nog redelijk tegenweer deden, niet willende naar conditien luisteren, hoewel (zoo de overloopers geloof meriteren) op het uiterste gekomen zijn, en waren de onzen van gedachten geen twintig dagen lang uithouden zouden; sulks zoo zijnde behooren eerlang de verovering te verstaan, dat van harten wenschen, om de overige magt die zeer verzwakt, elders te emploijeren. Den Veldoverste of Majoor Adriaen Antonisz. is den 13en November, nadat 18 dagen plat zonder iets te nuttigen gelegen had, in den Heere ontslapen en in de St. Thomas kerk begraven. Den Oud-Commandeur Jacob Cooper is in deszelfs plaats gesuccedeert en Kapitein Lamotius als Sergeant-Majoor gecreëert. Pieter van den Broecke en Minne Willemsz., secrete Raadspersonen, bleven vrij ziekelijk, en word op dato, zoo te water als te land, bij monstering niet meer gevonden als 1707 koppen, daaronder 115 Mardijkers, Javanen en Bandanezen, mitsgaders 471 zieken, zoodat onzen omslag waarmede Malakka te water en te land belegert houden, bestaat uit 1236 gezonde koppen, God geve de ziekte afneme, opdat niet genoodzaakt worden die importante plaats te verlaten.

De Kleine-Zon en Amsterdam, den 31 October van hier met 100 kloeke soldaten en 60 matrozen derwaarts gelargeert, waren op Rijnsburg's afscheid niet geparesseert, maar moeten kort daaraan de reize gewonnen hebben, waarmede de onzen gesterkt en gecourageert zullen zijn geworden, dat eerlang

[pagina 207]
[p. 207]

hopen te vernemen. Zoo waren mede 600 versche Johoriten tot onze adsistentie verschenen, willen niet twijfelen of zullen met dit secours de stads Zuidzijde ook geblokkeert en ingevolge de belegerden tot overgeven geconstringeert hebben, God geve hetzelve UEd. per dezen nog aanschrijven mogen, daartoe de hoop groot is.’Ga naar eindnoot(47)

Een paar dagen later kwam ter rede van Batavia het jacht Langerak, met latere tijdingen uit Malakka, en schreven zij dien ten gevolge:

‘In onze vorige brieven is UEd. successivelijk gekondigt de gestaltenis van ons leger en de belegerden in Malakka; sedert arriveert het jacht Langerak met advyzen van den 6en courant (Januarij) daarbij vernemen den Opperkoopman Pieter van den Broecke primo December en den Commandeur Jacob Cooper ady 3 dezer maand Januarij, aan brandende koortzen waren overleden; item de ziekte aldaar nog zeer grasseerde, onaangezien het bekwaam en droog weder. Den Ed. Minne Willemsz., een vigelant man en tweede persoon in het leger, was den Commandeur Cooper gesuccedeert, en als Veldoverste bij den Raad gecreëert. De ellende en hongersnood continueerde, en de stad genoegzaam ten einde raad zijnde, ondernamen de belegerden op tweede Kersdag, zijnde den 26en December, des avonds met vijf jelias en zeven bantiengs door onze bezetting te water te breken, om in Raccan aan de Sumâtrase Westkust, rijst te procureren; de bantiengs, zijnde klein vaartuig, echappeerden, en de jeliassen wierden onder furieus gevecht met geweld gestuit; een verovert, gemonteert met 4 bassen en een metaal stuksken, nevens 20 Portugeesche soldaten; een gesprongen, ophebbende twee metale stukskens en 26 blanken. De resterende drie door onze chaloupen weder binnen gejaagd, den vijand werd meest dood geslagen en bekwamen aan onze zijde 18 dooden met 30 verwonde; naderhand den 2en dezer, zijn aangetogen drie jelias, met een aflandige wind, onze bezetting ontkomen, in groot perijkel. Na dato is een schoe of kleine jonk van Macao, met rijst ge-

[pagina 208]
[p. 208]

laden, omtrent Malakka gejaagd wordende, gestrand, die van hun eigen volk werd in brand gestoken; de Portugezen, onder anderen de zoon van Lopez Sermento, zijn onze gevangenen gebleven. De onzen nu door de gevangen Portugezen, den soberen stand der belegerden zekerlijk verstaande, en dat met de aangetogen drie jelias omtrent 100 van de kloekste soldaten vertrokken waren, schreven ons dat geresolveerd hadden, binnen kort met of buiten het secours, dat van Batavia en Taijouan, dagelijks te gemoet zagen, de stad stormenderhand aan te grijpen.’Ga naar eindnoot(48).

Het besluit van den Raad, waarbij de Commandeur Minne Willemsz. Caertekoe, tot opvolger van Jacob Cooper werd benoemd, was van den volgenden inhoud:

Zaturdag, ady 5 Januarij Ao 1641, ter vergadering van den Secreten Raad.

Gemerkt het God Almagtig gelieft heeft, onzen Commandeur Jacob Cooper zalr. uit dezer wereld te halen, waardoor andermaal het presente Leger en de Vloot, van hun Opperhoofd ontbloot zijnde, hoog noodig geacht word, een goed zorgdragend en vigelant persoon in deszelfs stede gesteld worde. Zoo is bij gemeen advijs van Raden, tot Commandeur en Veldoverste dezes Legers en Vloot, bij provisie en op approbatie van den Ed. Heer Gouverneur-Generaal en Raden van India, gekozen en gesteld, den Ed. Minne Willemsz. Caertekoe, om in alle voorvallen voortaan tot welstand van het Gemeenebest, en afbreuk onzer algemeene vijanden, met Goddelijker hulp te doen en ten einde te verrigten, het geene volgens Instructie en successive aanschrijving, van hun Ed. van Batavia, den Ed. Adriaen Antonisz. als ook den Ed. Jacob Cooper zalr. voornoemd, in leven zijnde, te doen stondt en als nog te verrigten resteert. Is mede in Rade goedgevonden en gearresteert, ten aanzien alles tot stormen bijna vaardig is, dat men op woensdag toekomende, eenen algemeenen vasten- en bededag, in het presente Leger en Vloot zal houden, opdat den Almogende ons wijder voornemen zegene, en ons tot grootmaking

[pagina 209]
[p. 209]

Zijns Heiligen naams, de overwinning tegen onze vijanden verleene.

Actum ter vergadering, jaar en dag als boven, in het Nederl. Leger voor Malakka.

(Get.) Hendrick Sievertsz. Spanhem.

Anthony Hurdt.

Nicolaes Jansz. Houtcoper.

Johannes Lamotius.

Pieter Baeck.

In Margine stond:

Mij present, Joris Schilderhuyzen, Secret.

 

Het was onder het bestuur van den Commandeur Minne Willemsz. Caertekoe, dat de belegering van Malakka door verovering een einde nam; het extrakt uit zijn dagregister is tot dus verre het eenige, wat men over de dagelijks gehouden aanteekeningen gedurende het beleg, in het oud Koloniaal Archief heeft gevonden, en dat met de besluiten van den secreten of geheimen Raad, ons belangrijk genoeg is voorgekomen, hier in hun geheel te laten volgen, ten einde daaruit te zien op welke wijze die stad in onze magt is gekomen.

Extract uit het dagregister van den commandeur Minne Willemsz. Caertekoe, gehouden in het Nederlandsche leger voor Malakka, alsmede binnen derzelver stede, beginnende van den 5en januarij 1641, en eindigende den 28en der zelfde maand.

Ady dito, niet zonderlings noterens waardig voorgevallen.

Ady 6 dito, is het jacht Langerak tegen den avond, met 154 gevangenen en 58 overloopers, naar Batavia gedepecheert. Ook zijn de Maleijers gelijkelijk onzen nieuwen Commandeur

[pagina 210]
[p. 210]

komen begroeten; zeiden hun voor Laxamana toe, de veroverde jelias, tot eene vereering, alzoo dezelve ons niet dienstig is, aangezien hunne oudheid; nevens 2 bassen, die op den 26en 's nachts, uit de verbrande bekomen hebben, en nog zoo eenige geringe schenkagien aan de gemelde Orangkaya.

Ady 7 dito, is het jacht Langerak onder zeil gegaan. In den avond is Hendrick Sieversz. Spánhem, Sr. Anthony Hurdt, Nicolaes Jansz., Jan Jansz. Monie en den Kapitein van de jelia, genaamt André Ferdinandus, nevens 10 à 12 soldaten, in twee prauwen geembarqueerd en daar mede digt onder de stad gegaan, alwaar geland zijn en zoo voorts gemarcheert, tot onder de punt St. Domingo, alwaar digt onder de pagger zijnde, ons gewaar werden, waarop de onze dadelijk retireerden, en in de stad voorts alarm werd gemaakt, luidende met eenen de klokken, zoo dat de onzen onverrigter zake weder retireerden.

Ady 8 dito, op heden is den Ed. Heer Commandeur aan boord van alle de schepen mede geauthoriseert; ook is de chaloup, welke dus lange gemist is geweest, van daag wederom verschenen, verhoopen op morgen mede bededag te houden, en den Almogende God om zijne genadige hulp en bijstand ijverig te bidden.

Ady 9 dito. Na dat den Ed. Heer den Raad beroepen had, is geresolveert, het volk van de gansche vloot of te laten komen, en naar bevinding van zaken op morgen verder te resolveren.

Woensdag, ady IX Januarij Ao XVIcXLI, ter vergadering van den Secreten Raad.

Aangezien tegenwoordig tot stormen meest alles vaardig is, en billijk geoordeeld word, dat men onze belegerde vijanden tot meerdere ontlasting onzer conscientien, andermaal een billijk accoord en redelijke conditien aanbiede, eer men met de extreme middelen van stormen voortvare. Zoo is in Rade goedgevonden en eendrachtelijk geresolveert, dat op morgen den Opperkoopman Anthony Hurdt en den Schipper Pieter Baeck, van het Roode Eiland, met een vredevaan naar de stad varende,

[pagina 211]
[p. 211]

dezelve zullen opeysschen en aanbieding doen van redelijk accoord.

Ten 2en, dat den Commissaris Hendrik Sievertsz. Spanhems en den Opperkoopman Nicolaes Jansz. Houtcoper, op morgen het volk aan alle de scheepsboorden zullen gaan monsteren, om correct te weten, hoe veel volk met de minste hinder uit de schepen, tot het stormen, het leger zullen kunnen worden toegevoegd.

Ten 3en, dat men den Kapitein Forsenburg, liggende op St. Juan, de weet zal doen, dat zijn volk cito monsterende, op overmorgen goed tijds maakt alhier present te zijn, om breder tot vervolg onzer voornemens te helpen resolveren; en dat men ondertusschen aan deze zijde in het leger mede alom perfect kan weten, hoe veel koppen in het leger, tot stormen (met Goddelijker hulpe) suffisant bij den anderen zullen kunnen worden gebragt.

 

Actum enz. Geteekend als voren.

Ady 10 dito, 's morgens vroeg zijn de gecommitteerden Sr. Hurdt en Pieter Baeck, van het Roode Eiland naar de stad gevaren, om dezelve voor de derde maal op te eysschen, doch zijn onverrigter zake weder gekeerd, alzoo die van de stad, dezelve niet hooren, noch te spraak wilden staan.

Ady 11 dito, den Raad gezamenlijk vergadert zijnde hebben goedgevonden, de stad met de eerste gelegenheid stormenderhand aantetasten, gelijk in de resolutie daarvan op heden getrokken, largo geextendeert staat.

Vrijdag, ady XI Januarij Ao XVIcXLI, ter vergadering van den Secreten Raad.

Aangezien het notoir is, dat de drie jelias en acht bantiengs, die op den 26en jl. uit de stad geloopen zijn, om voor onze belegerde vijanden victualie te procureren, waardoor die van binnen, boven den hongersnood, tegenwoordig merkelijk van volk ontbloot zijn, en berigt worden dat in weinige dagen de voorschr. uitgeloopen vaartuigen, staan binnen te tenderen; zoo

[pagina 212]
[p. 212]

is in Rade goedgevonden, en op het voorstel van den Ed. Commandeur Minne Willemsz. Caertekoe, geresolveert en gearresteert, dat men op maandag toekomende, zijnde den XIIIIen dezes, vóór dag de stad Malakka en de belegerde inwoonders van dien, in den name Godes, met al onze magt die gevoegelijk bij den anderen gebragt zal kunnen worden, met stormenderhand zal aantasten, daartoe ons den Almogende zijnen genadigen zegen en victorie wil verleenen, Amen.

Word wijders tot ordentelijke voortgang van dien goedgevonden, de compagnien der soldaten al te zamen te stellen op XLV koppen, de officieren daar onder gerekend.

Ten 3en, dat men onze magt in drie troepen zal verdeelen, namelijk de Avantguarde, die gevoerd zal worden bij den Kapitein Leonart Forsenburg.

De Bataille, die gevoert zal worden bij den Opperkoopman Anthony Hurdt en

De Arrière guarde, die gevoerd zal worden bij den Opperkoopman Nicolaes Jansz. Houtcoper; ieder der beide Opperkooplieden, geadsisteert en bijgestaan door een der presente Kapiteins, of bij faute derzelver gezondheid, van een der kloekste Luitenants van de compe dezes legers; den Ed. Sergeant-Majoor Johannes Lamotius over het geheel kommanderende.

Ten 4en, dat men van nu voortaan de stad uit onze oude en nieuwe batterij gestadig zal beschieten, om de bekwame bres te vergrooten en den vijand gedurig te matteren.

Ten 5en, dat men met de chaloupen, zoo veel als met de minste hinder zullen kunnen bijbrengen, den loozen allarm tijdelijk onder of vóór het Curas, en van gelijken door de Maleiders, aan de Zuidzijde van de stad zal maken, en ondertusschen onze principale magt aan St. Domingo voeren, en aldaar met Goddelijker hulp den storm en inval bij der hand vatten.

Ten 6en, dat men CCL matrozen zal armeren met granaten, pieken, houwers en leerenGa naar voetnoot1) om dezelve voor de guarde, ter

[pagina 213]
[p. 213]

bestemder plaats aantebrengen, over welke matrozen als Opperhoofd zal kommanderen, den Commissaris Hendrick Spanhems, en tot onderhoud van des te beter order, voor ieder XXV mannen der voorschr. matrozen, nog een Schipper of Stuurman.

Ten 7en, dat men het volk alles tot buit zal geven wat in de stad is, uitgenomen het geschut, amunitie van oorlog en den aankleve van dien.

Aldus gedaan enz. Geteekent als voren.

Ady 12 dito, niet noterenswaardig gepasseert, dan alleen dat gestadig op het Curas en St. Domingo geschooten hebben, om nu alzoo de bres te vergrooten; als mede eenige oude ladders te voorzien, om ons in den storm te dienen. Kwam mede tegen den avond een overlooper over, verklarende geen honderd gezonde koppen binnen de stad te zijn, als ook de onlijdelijke hongersnood.

Ady 13 dito, zijnde zondag, is in het krieken van den dag ons volk, zoo matrozen als soldaten, aan land gekomen om op morgen gezamenlijk te stormen. Is mede een placcaat gepubliceert, dat alles wat in de stad bevonden werd (uitgenomen het geschut en alle andere amunitie van oorlog) voor goeden buit zoude gehouden worden; wel verstaande, dat niemand op lijfstraf zoude vermogen te plunderen, voor en aleer zulks met tromslag zoude zijn afgekondigdGa naar voetnoot1).

Ady 14 dito, zijn de geprepareerde gereedschappen, dienende tot den storm, door de matrozen onder het kommando van den Commissaris Hendrick Sievertz. Spanhem, nevens het geheele leger, in den morgenstond naar de stad gemarcheert, om met de hulp van God Almagtig, dezelve stormenderhand aan te tasten en zoeken te vermeesteren, dat door de genade Godes gewenscht tot onzer gelukken is uitgevallen, alzoo dezelve omtrent ten tien uren al over is geweest; de goede Almaglige God zij voor zijne groote victorie van harten daarvoor gedankt.

De Kleine-Zon werd den 17 dito naar Batavia afgezonden.

[pagina 214]
[p. 214]

om deze heugelijke tijding over te brengen, die onder andere in de volgende brieven vervat was.

Laus Deo, Deo, Semper, Semper.

Edele, Erentfeste, Manhafte, Wijze Heer, de Ed. Heer Anthonio van Diemen, Generaal der Nederlandsche Indien in Orienten.

Met blijdschap laten UEd. met toonder dezes weten, hoe God Almagtig ons op den 14en Januarij, anno 1641, de stad Malakka in onze handen heeft gegeven, waarvoor in eeuwigheid moet gedankt zijn. In het marcheren heeft het heel ordentelijk en met goede orde toegegaan, als mede in het stormen; de brug is 's nachts ten elf uren over de rivier gelegd, en ten drie uren in den nacht begonnen met onze magt te marcheren, als volgt:

Eerstelijk, de Avantguarde.

Luitenant Jan de Moff met 25 vuurroers. Daar waren bij 12 timmerlieden.

Willem Gerritsz. Schipper van de Vos.

Schipper Cloeck van het Zonnetje.

Id. Jan Jansz. van de Engelsche Anna.

Deze hadden ieder een compe matrozen van 24 man en bragten de leeren aan 72 koppen.
Tusschen de leeren gingen 50 granaatdragers, daar opzigt van had de Schippers van der Goes en Bredamme. 50 koppen.
Toen volgde de Vaandrig van (......) met 28 koppen.
Toen Luitenant Christoffel met 45 koppen.
Toen Luitenant Backer met 45 koppen.
Toen Luitenant Hendrick van Norden. met 45 koppen.
te zamen 285 koppen.

Hier over kommandeerde den Kapitein Luit. Forsenburg, en den Commissaris Spanhems over de matrozen.

Ten tweede, de Bataille.

Den Schipper Pieter Baeck met 2 comp. matrozen, ieder

[pagina 215]
[p. 215]

sterk 24 man, die de groote leeren droegen; daar onder waren 12 man met granaten, daar paste op Schipper Dons elaer met Schipper Cornelisz.; nog 24 matrozen, om de dooden en gekwetsten af te dragen, waar over opzigt had den Schipper

Jochem van Klein-Bredamme, sterk 84 koppen.
Toen volgde Luitent. Richard Wils met 45 koppen.
Toen volgde Luitent. Govert Calphers. met 30 koppen.
Toen volgde Luitent. Vincent Schoorder met 45 koppen.
De Compo. van de Mardijkers met 50 koppen.
De Compo. van de With met 30 koppen.
te zamen 284 koppen.

Hierover kommandeerde: Sr. Anthony Hurdt met Kapitein Cuylenburch.

Ten derde, de Arriereguarde.  
Den Luitenant Bruyn met 40 koppen.
Den Luitenant Jacques van de Woestijne met 40 koppen.
Den Luitenant Duyvel met 38 koppen.
Kapitn Cleyn, met Javanen en Bandanezen met 34 koppen.
Luitenant Harderwijck met 40 koppen.
te zamen 192 koppen.

Hierover kommandeerde Sr. Claes Jansz. Houtcoper, met den Luitent. David Vinck, alzoo den Kapitein gansch ziek was.

Edel Heer, deze magt in order gesteld hebbende, en den Almogende aangeroepen, zijn met goede couragie en orde, in het lumieren van den dag aangevallen, en den vijand totaliter aan het retireren gebragt, jagende hun rondom de stad, en zijn zoo meester geworden van de vermaarde stad Malakka.

In dit gevecht, zijn meest alle de Portugezen, die op de punten waren, ter neder gehouwen; van onze zijde zijn van de soldaten gebleven, (maar weet den Heer niet pertinent te schrijven, door de groote roesie?) den Luitenant Backer, een Vaandrig, twee sergeanten en omtrent 25 soldaten. Met deze heerlijke en groote victorie, wensch de Ed. Heer Gouverneur-Generaal en de Heeren Raden van India, veel geluk en zaligheid, met haast.

[pagina 216]
[p. 216]

Actum binnen Malakka, in het klooster van de Paulisten, ady 15 Januarij, Ao 1641.

UEd. onderdanigen en demoedigen dienaar (Get.) J. Lamotius.

 

Edel Heer Generaal. De Luitent. Jan de Moff, heeft zich gedurende deze togt, in alle voorvallende gelegenheid, zoo te water als te land, gedragen, als een vroom en eerlijk cavalier toestaat.

 

De brief van den Raad luidde aldus:

Edele, Manhafte, Welwijze, Genereuse Heeren, de Hr Gouverneur-Generaal en de Raden van India.

Edele Manhaftige Heeren; onze jongste is geweest op den 6en dezes, waarin U Ed. lang en breed hebben geschreven, als ook dat wij volkomenlijk geresolveert waren, zoo gaauw wij eenige adsistentie, hetzij van Java of Japan bekwamen, de stad Malakka stormenderhand aan te tasten.

Sedert heeft de Ed. Commandeur Minne Willemsz. Caertekoe, en zijnen Raad goedgevonden, op woensdag zijnde den 9en dezer, een algemeenen Bid- en Vastendag te houden, om God de Heer te bidden, dat Hij ons exploit gelieve te zegenen.

's Anderen daags den 10en dezer, den Ed. Commandeur ziek op zijn bed liggende, heeft den Raad wederom bij elkanderen doen roepen, en is met eenparige stemmen goedgevonden, alzoo wij de groote hongersnood van die van Malakka wisten, de stad andermaal op te eysschen, waartoe gecommitteerd is, den Opperkoopman Anthony Hurdt, den Schipper Pieter Baeck (en den Commissaris Hendrick Sievertsz. Spanhem, en Nicolaas Jansz. Houtcoper, om op de reede het volk te monsteren), maar zij hebben geen gehoor willen geven, en staken een bloedvlag op daar zij zouden aankomen.

Den 11en dezer, heeft de Ed. Commandeur den Raad wederom doen roepen, en heeft voorgedragen, dewijl alles vaardig

[pagina 217]
[p. 217]

was tot den storm, of niet raadzaam was, de stad op zondag nacht stormenderhand aan te tasten, hetwelk eenparig is geresolveert.

Ons volk in order stellende als volgt, de Avantguarde zij gevoerd, over de soldaten bij kapitein Forsenburg, die twee vingers aan de regterhand zijn weggeschoten, als mede Hendrick Sievertsz. Spanhems over de matrozen. Den Opperkoopman Anthony Hurdt de Bataille. Den Opperkoopman Nicolaes Jansz. Houtcoper de Arriereguarde. Den Sergeant-Majoor Johannes Lamotius het kommando over het heele leger.

Zoo zijn zondag, in den nacht ten twee uren, met onze magt die in 650 koppen bestond, naar de stad gemarcheert, God Almagtig heeft ons zoo gezegend, dat wij ten 10 uren al meester van de stad waren, ons volk vocht als leeuwen.

Wij hebben alles tot goeden buit bij placcaat verklaard, zondag achtermiddag, uitgenomen kanon, kruid en lood. Wij hebben in alles verloren 30 man en omtrent 60 gekwetsten, daaronder de Schipper van der Goes; den Schipper Tobias Cloeck op het Zonnetje, en den Luitenant Backer.

Wij zullen UEd. Heeren over 6 à 7 dagen, van alles lang en breed schrijven, en alles particulier laten weten hoe de zaken hier gesteld zijn, dit geschied alleen maar om UEd. de tijding in het kort te laten weten.

De Padres verklaren omtrent 7000 menschen gestorven te zijn, en hebben gegeten honden, katten, ratten en beestehuiden. Onze chaloup van Egmond is (God lof) met 28 koppen weder in salvo gekomen; zij was bij twee Maleijers.

Hier nevens gaan 30 gevangenen; alzoo den Luitent. Jan de Moff den Raad heeft aangediend, dat hij consent heeft van UEd. zoo gaauw Malakka over is, om zijne verlossing te verzoeken, in zulken inzigt hebben hem gelicentieerd.

Wij hebben op de stadswallen bevonden 107 stukken, als bassen enz. volgens deze inventarisGa naar voetnoot1), en in een straat nog 5

[pagina 218]
[p. 218]

metale en 4 ijzere; hetgeen meerder zullen vinden, zal UEd. Heeren met den naasten vernemen, als ook hoe veel klokken. Het is zoo vaste fortificatie, dat men zoude zeggen onmogelijk te zijn, stormenderhand in te nemen, het is waardig om zoo een vaste stad te zien.

Daar is uitdeeling aan het volk van het jacht het Zonnetje gedaan van 6 maanden; bij deze zenden de kist van Schipper Tobias Cloeck, de inventaris ligt er in.

Wij hebben tot dato geen schepen vernomen van eenige kanten. Hier mede

Erntfeste, Welwyze, Zeer Genereuse Heeren, wenschen wij al te zamen UEd. heden geluk met de stad Malakka.

Actum in het klooster St. Paul, den 16en Januarij, Ao 1641.

(Get.) Minne Willemsz. Caertekoe.

Hendrick Sievertsz. Spanhems.

Anthony Hurdt.

Nicolaes Jansz. Houtcoper.

Johannes Lamotius.

Lourens Forsenburg.

Pieter Baeck.

 

Vervolgen wij het dagregister van den Commandeur Caertekoe.

In de stad Malakka.

Ady 15 en 16 dito, (Januarij) niets zonderlings gepasseerd, anders als dagelijks alle de Portugesche woningen en huizen te gaan visiteren, en de goederen daaruit in verzekerde pakhuizen te brengen.

Ady 17 dito, zijn de schepen den Oliphant, Paauw, Lis en den Otter, alhier ter reede verschenen, komende uit Tayouan, waarover als Opperhoofd was den Commandeur Hendrick Nagtegael, gedestineert met den Oliphant, Paauw en Otter naar Suratte en Persië, en het jacht Lit naar Coromandel te gaan.

Ady 18, 19 en 20 dito, zijnde nog dagelijks bezig om de goederen uit der Portugezen huizen te halen, en dezelve in

[pagina 219]
[p. 219]

verzekerde bewaring te brengen, ook zijn de bovengementioneerde schepen, naar hunne gedestineerde plaatsen vertrokken; alsmede het jacht Roemerswael, die dezelve buiten de vuilen zal convoijeren en alsdan weder herwaarts keeren.

Ady 21, 22 en 23 dito, niets zonderlings noterenswaardig voorgevallen.

Ady 24 dito, heeft de Ed. Heer Commandeur, bij tromslag aan alle de Portugezen laten omroepen, dat degeenen die van meening waren zich naar Negapatam te transporteren, zouden dadelijk met hunne slaven, in de kerk van St. Paulo verschijnen, hetwelk van stonden aan geschiedde, en worden door den Commandeur alle de voornoemde slaven afgenomen.

Ady 25 dito, omtrent den middag is den Schipper Pieter Baeck, nevens 6 soldaten en een sergeant, naar Vriezenberg gegaan, om een Portugeesch, Pierre Dabre, die met omtrent 200 zielen (zoo mannen, vrouwen als kinderen) van Ringy gekomen was, bij den Commandeur te brengen, het welk dadelijk geschiedde, zoodat de gemelde Pierre Dabre, nevens 10 à 12 van zijn eigen slaven binnen bragten, latende de anderen tot op morgen buiten de stad blijven. Ook is het jacht Klein-Bredamme, door ons aan de Portugezen gegeven, met omtrent 350 zielen, zoo mannen, vrouwen, kinderen als slaven, naar Negapatam vertrokken, waarop als hoofd is eenen Portugeesche Kapitein, genaamd Lopez de Mello, zijnde mede door onzen Commandeur van een goede pas voorzien, hun dienende voor eenige onzer ontmoetende schepen.

Ady 26 dito, zijn door de Ed. Heer Commandeur omtrent 60 stuks slaven, zoo mannen als vrouwen, uitgezogt, van degeene die op gisteren door den Portugeesch, Pierre Dabre, alhier aangebragt waren, dienende tot dragen der kalk, steen en andere materialen, om de vervallen werken weder op te bouwen. De resterende zijn buiten de stad gelaten, alzoo dezelve meest impotent zijn, en hun gelast aldaar woningen te maken, ons alzoo het verdistrueerde weder te repareren.

[pagina 220]
[p. 220]

Is mede op heden den Schipper Anthony...... met alle behoorlijke solemniteiten begraven, zijnde op gisteren nacht, op het schip Utrecht overleden.

Ady 87 en 28 dito, niets zonderlings gepasseert dat noterenswaardig is.

De Kleine-Zon den 17en Januarij van Malakka vertrokken, kwam den 24en derzelfde maand ter reede van Batavia. Hoedanig de belangrijke tijding, die zij overbragt, opgenomen werd, zien wij uit het besluit van den Gouverneur-Gener. en Raden van Indiën op den zelfden dag genomen.

Donderdag den 24en Januarij, Ao 1641.

‘Na alle aangewende devoiren en bijgebragte oorlogsmiddelen, zoo veel de Compe herwaarts over, tot de belegering en conquête van Malakka, eenigzins heeft kunnen lijden en gecontribueert worden, gelijk de hiervoren staande successivelijk genomen resolutiën doceren, en met groot verlangen tot op heden uitgezien hebbende, naar het verhoopt effect en succes der gemelde belegering, die sedert 2 Augustus passato, met consumptie van veele onzer capitale officieren en soldaten, meest door ziekte te lande, geduurt, en bijzonder niet minder in hoop als vrees gebleven zijnde, naar de komst van het jacht Langerak op 16en stanty, waarbij den nieuw gesuccedeerden Commandeur Minne Willemsz. Caertekoe en deszelfs Raadspersonen advyseerden, ten aanzien hunner en inzonderheid des vijands zwakheid, geresolveert bleven, zoo haast eenig secours van hier of de schepen uit Tayouan (naar de kust van India gedestineert) vernamen, in Godes naam met de bijeen wezende magt, den storm op Malakka aan te vangen.

Zoo verschijnt hier heden vroeg, den Schipper van het jacht de Kleine-Zon, met de lang gewenschte tijding van Malakka's verovering, op 14 dezer couragieuselijk met 650 koppen, zoo matrozen als soldaten, gezonde en zwakke, buiten adsistentie der Johoriten, stormenderhand aangedaan, vermeesterd en tot ons geweld gedwongen, vellende alles dat resistentie bood.

[pagina 221]
[p. 221]

Tot dat de vijanden geen apparentie van behouden meer ziende, hun (om bij het leven te blijven) voorts rendeerden en in onze handen overgaven, verliezende van onze zijde 30 man en daartoe omtrent 60 gekwetsten. In welker voege die importante sterke, en hier te lande onwinbaar geachte stad, met al zijn kanon en alle andere verdere oorlogsamunitiën, onder de gehoorzaamheid van de Hoog Mogende Heeren, de Staten Generaal der Vrije Vereenigde Nederlanden, mitsgaders Zijne Hoogheid en Vorstelijke genade, den Prins van Orangen, item vervolgens tot particulier gebied en dominie der Vereenigde Nederlandsche Oost Indische Compe gebragt, en wat daar voorders (het welk grootelijks geestimeert word) aan de exploiteurs en overwinnaars, bij voorgemelde Commandeur Minne Willemsz. tot buit gegeven is.

Voor welke gansch treffelijke victorie, den Almogende (die de onzen daartoe zoo merkelijk heeft gelieven te courageren en zegenen) eeuwiglijken dank en lof moet worden toegebragt. Dien volgens wij ook om des niet te vergeten, morgen na den middag, eene algemeene dankzegging en christelijke bijeenkomst zoo hier binnen het kasteel als buiten in de stad, zullen houden; mitsgaders des avonds met lossen van het kanon, musketten, trommelen, trompetten en vuurwerk, teekenen van triumf en vreugde bewijzen, gevende daartoe aan de een en de andere officieren, zoo ter reede op de schepen als hier aan land, behoorlijke order.

Actum in het kasteel Batavia, datum ut supra.’

(Get.) Anthonie van Diemen, Cornelis van den Lijn, Pieter Mestdach, Secret.

 

De fluit Heemstede werd ten spoedigste gereed gemaakt, om de tijding dezer voor de Compe zoo gewigtige gebeurtenis naar het vaderland over te brengen, die daartoe den 31en Januarij onder zeil ging. Uit den brief aan de Bewindhebberen geschreven, nemen wij nog het volgende over. ‘Het succes van

[pagina 222]
[p. 222]

deze resolutieGa naar voetnoot1) bekomen 24en dezer, per het jacht de Kleine-Zon, zijnde den 17en dito van Malakka herwaarts vertrokken. En word ons zeer aangenaam door de volgende personen, als hoofden van het leger, namenlijk den Ed. Minne Willemsz. Caertekoe, Commandeur en Veldoverste enz. enz., gecommuniceert, de heerlijke victorie en overwinning der vermaarde en welgefortificeerde stad en kasteel Malakka. Den grooten Kapitein zij eeuwiglijk geprezen, voor zijne aan ons bewezen genade en weldaden. De particulariteiten van dit exploit zullen kortelijk aanroeren, ons verder tot de bijgaande papieren gedragende. Den 9en werd in het leger vast en bededag gehouden, op den 11en volgende, geen schepen van Tayouan noch Batavia paresserende, en alle preparation tot stormen gereed wezende, werd vastgesteld, de stad des zondags nachts, met de presente magt aan te grijpen, gevende alles daarin zijnde buit, except het kanon, kruid en lood, hebbende bevorens de stad onder goede en voorderlijke conditien opgeeyscht, maar zonder gehoor te geven, afgewezen. De brug werd des nachts over de rivier gelegd, en voor het aanbreken van den dag, marcheerde de magt, bestaande uit 650 koppen, zieken en gezonden, in drie troepen verdeeld, als per missive van den Sergeant Majoor, in goede orde naar de stad, op het bolwerk St. Domingo daar bres geschooten was. Treffelijk is er gevochten, maar de onzen den vijand met bandgranaten van het bolwerk drijvende, werden zoodanig vervolgd, dat tot geen defentie konden komen, incorporerende drie punten, alles ter neder houwende, dat in den weg vonden. Het Curas hield lang tegen, maar die in de stad de couragie ontvallende, verzochten onder de witte vlag lijfsgenade, de stad en alles daarin zijnde aan ons overgevende, waarmede veel bloed vergieten geexcuseert bleef, hoewel het zelve ten aanzien van hunne opiniatriteit niet gemeriteerd hebben. In dezer voege zijn door Gods genade omtrent 10

[pagina 223]
[p. 223]

uren, wezende maandag den 14en dezer maand Januarij, met verlies van ongeveer dertig man, daar onder twee Schippers en een Luitenant, nevens zestig gekwetsten, meester van gemelde sterke stad geworden; wier muren omtrent dertig voeten hoog, en de wallen op het minste vier en twintig voeten dik zijn, voorzien met zeven bolwerken en 70 stukken metaal kanon, schietende 50, 36, 24, 18, 15 en minder ponden ijzer, behalven bassen en ijzere stukken, conform de lijst hierbij gaande.

De Johoriten hebben geen adsistentie in het stormen gepresteert, maar buiten dat groote diensten in het werken gedaan; op het verzoek der Portugezen blijven buiten de stad. Zoo gerucht word is den buit groot; goud, zilver en koopmanschappen ontbreken niet, zoo dat vertrouwen, hoewel alles ten buit gegeven zij, bij compositie de Compe rijkelijk de gedane onkosten zal worden vergoed, dat ons en UEd. na dezen te vernemen staat; op alles was goede toezigt gesteld, de pakhuizen verzegeld en het plunderen voorgekomen.

Het volk van de Kleine-Zon hebben voor hun vertrek, zes maanden contant, Malak's geld ontvangen, achten ieder zich daar mede vergenoegen zal laten. Omtrent 400 man meer als staat gemaakt hadden, is er binnen gevonden, en rapporteren gedurende de belegering, zijnde vijf maanden en twaalf dagen, gestorven, geschooten en weggeloopen zijn, ruim 7000 zielen; hebben honden, katten, ratten en beestenhuiden genuttigd; voor een hoen is 30 serafijns betaald. Sedert deze belegering, zijn van onze zijde aan ziekte en voor den vijand, omtrent of weinig miuder als 1000 menschen gesneuveld; dit groote schaarschte veroorzaakt, en des wegen andermaal niet kunnen nalaten, UEd. ten dienste van de Compe te verzoeken, ons tegen Ao 1642 met 6000 man te seconderen.

Deze victorie steld des Comps stand herwaarts over, in groot respect en verzekering; treffelijke negotie zal daaromtrent gevoordert worden, alle omliggende Princen zullen ons adoreren, Atchin onzen vriend blijven en apparent den tol

[pagina 224]
[p. 224]

van de geheele Sumatrasche Westkust schenken, den Matâram moet onzen vriend worden, den rijst in Batavia verkoopen, en deszelfs noodwendigheden uit onze handen halen.

Het heeft hier onder de gevangen Portugezen groote verslagenheid gecauseert, zeggen ronduit, nu Malakka verloren is geen Indiën meer hebben; en het is zeker, God de voorste, bij aldien UEd. resolveren het geijschte volk te zenden, den Portugeesch binnen kort geheel Indiën zullen doen ruimen; Engelschen en de Deenen moeten dan verdrogen en zal UEd. meester van deze rijke traffique blijven.

Het heeft zijn perijkel geloopen en zijn al dikwijls beducht in deze belegering geweest; zoo hadden moeten aftrekken, zouden veel vijanden gekregen hebben; doch den grooten God zij gedankt, dit ons heeft laten gelukken. Het respect en de eer is te grooter, om dat deze onwinbare stad, in ieders oogen buiten de adsistentie van den Atchinder zij gewonnen, en zonder hulp van den Johoriet met storm overloopen.

Op 25 dezer hebben eenen generalen dankdag gehouden, en den avond, over de victorie, treffelijk na onze gelegenheid geviert en kanon gelost; de Almogende zegene Compe affairen verder.

Den Ed. Johan van Twist en Commissaris Schouten, met Franeker en de Duif, van hier op 2 December naar Malakka en Atchin verzeild, waren den 29en dezer, tot omtrent Jambi geavanceert, zoo dat reize nu wel gewinnen zullen, het Quelpaerd is terug gekomen; gemelde van Twist blijft volgens zijne Commissie, Gouverneur van Malakka, en Schouten zal bij deze occagie buiten twijfel wat goeds omtrent den Atchinder verrigten.

Het zoude wel kunnen gebeuren, den Gouverneur-Generaal tegen Mei Malakka ging visiteren, om op alles goede order te stellen; doch hebbe U Ed. te vertrouwen, hetzelve niet doen zal, als met goede verzekering en buiten verachtering of verzuim van groote zaken.

Wijders rapporteren ons die van de Kleine-Zon, als van Malakka anker ligtte, wezende den 17en dezer maand, om-

[pagina 225]
[p. 225]

trent het Water Eiland, vijf zeilen vernomen werden, dat de schepen van Tayouan naar Coromandel en Suratte gedestineert, zullen zijn geweest, hetwelk ons binnen kort te vernemen staat; zoodat drie dagen te spade zijn gekomen, om participanten in deze victorie te zijn, diensvolgens de belegeraars te meer eer en profijt genieten’Ga naar eindnoot(49).

Inmiddels waren de benoemde Gouverneur van Twist en de Commissaris Schouten voor Malakka aangekomen; in den volgenden brief, door hen aan den Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië geschreven, geven zij een verslag, hoedanig zij den staat van zaken aldaar gevonden hebben, en wat reeds door hen ten dienste der Compe, zoo ten opzigte van het bestuur der stad en omstreken, als met de vorsten van Atchin en Johor verrigt is.

‘Onze aankomst voor Malakka (des God gedankt blijft) met de schepen Franeker en Duif, is geweest den laatsten der voorleden maand January, vindende de veroverde stad, niet in zoodanigen gewenschte als heugelijke staat, en den Commandeur Minne Willemsz. Caertekoe, den Opperkoopman Anthony Hurdt en verdere Raden, vermits de grasserende ziekte, die na de verovering, onder anderen den Opperkoopman Nicolaes Jansz. Houtcoper weggenomen heeft, en tot weinig verligting (God betert) zich laat aanzien, in onvermogen, om op alles naar behooren order te stellen. Veel minder met de aanwezende magt, bestaande te dier tijd uit de schepen Utrecht, Wassenaer, Bredam, Engelsche Anna, Blijswijk, Rijswijk, Venhuizen, Vos, Roemerswael en mindere jachten Klein-Zutphen, Amsterdam, dat aan den wal gehaald is, Draek en boot Banda, gezamenlijk bemand met 165 half gezonde en 291 zieken, mitsgaders aan land 5 zwakke Compagnien van 330 koppen, daaronder 93 zieken en ondienstige lieden, iets ten dienste van de Compe. aan te vangen. Zoo dat na den eersten dezer, volgens UEd. order, door den Commissaris Justus Schouten, met de vereischte solemniteiten geauthoriseert en in dit nieuwe Gouverno (dat den Almo-

[pagina 226]
[p. 226]

gende ten nutte van het gemeenebest wil zegenen) getreden waren, dadelijk hebben begonnen op middelen te denken, om de voorschr. zieken te reconvaliseren, en van dezelven met den eersten dienst te trekken, waartoe geen nader expedient konde uitgevonden worden, dan goede partij naar de naastbij gelegen ververschplaatsen af te zenden, gelijk gemelde Commandeur en zijn Raad, vóór ons arrivement, per de jachten Venhuizen, Blijswijk, Rijswijk en Roemerswael voorgesteld hadden, doch door zijn Ed. en andere Hoofden ziekten tot dier tijd uitgesteld. Enelijk verandering doende in de jachten Vos en Roemerswael, dat naar Ceilon geschikt hebben; mitsgaders met het ligten van 21 slaven als slavinnen, die tegen alle wetten en Christen gebruiken, geprojecteert waren, aan Quedah en het eiland Lada, tegen beesten en verversingen te verhandelen, en alzoo deze onnoozele menschen in de handen van de barbaarsche Mooren over te geven. Een zaak waar Godes toorn over deze nieuwe Stad en Gouverno, meer en meer te ontsteken en voor zegen, allerlei plagen te verwachten stond; daar in plaats van dien moest worden bevordert, dat door heusche omgang en Godzaligen wandel, de onderhebbende ingezetenen en lieden van de naastbij gelegen landen (zijnde meerendeels Roomsche Christenen) te onswaarts geneigd, en metter tijd tot de ware bekeering gebragt werden, wien ter contrarie door zoodanig exempel afgekeerd, hunne woonplaatsen en tuinen zouden verlaten, zonder welkers aanteeling, en toevoer van allerlei noodzakelijkheden, deze te stabuleren republyk niet zoude kunnen bestaan.

Volgens het voorschr. besluit, zijn de jachten den 3 stanty, van Malakka's reede, onder het gezag van den Schipper-Commandeur Pieter Baeck (dat een bekwaam man schijnt) te zeil gegaan, ophebbende 290 zieken en weinig gezonde personen, met instructie dat omtrent Quedah gekomen wezende, de jachten Venhuizen en Vos naar Lada verzeilen, Blijswijk en Rijswijk, met den Schipper Cornelis Louwerensz. Spanbroeck,

[pagina 227]
[p. 227]

de rivier van Quedah aan doen zal, onze missive en nevensgaande presenten de Mayt. overleveren, de gelukkige overwinning der stad Malakka en de ziekten door het langdurig beleg onder ons volk ontstaan (hetwelk ons gemoveert heeft deze jachten naar Z.M. havens af te zenden, om dezelve te ververschen en tot vorige gezondheid te brengen) Z.M. aan te kondigen; en wijders Z.M. onzen dienst en vriendschap aan te bieden. Verzoekende dat hij gelieve te verzorgen, voor ons geld of kleeden, niet alleen het volk verkwikt, maar goede partij koebeesten, met den eersten per deze jachten herwaarts gebragt werden, zoo mede van Poeloelada, waar veel buffels vallen, door welk renforcement verhoopen de 316 gezonde als zieke koppen, meest op de been komen en ons zwak guarnisoen, dat nog dagelijks afneemt, versterkt worden zal. Zonder welk of UEd. tijdig secours binnen korten tijd, niet mogelijk zoude wezen, de stad en fortres behoorlijk te bezetten, en tegen de attentaten der vijanden die onverwacht mogten voorkomen, te verzekeren. Om welke en andere consideratien, breder in de resolutie dato 12 dezer geextendeert, te onzer leedwezen niet vermogen volk of een bekwaam schip, tot lading van kwantiteit kaneel naar Ceilon af te steken. Doch om UEd. order zoo veel doenelijk na te volgen, hebben ons geëvertueert het jacht Roemerswael, met 30 zeevarende personen, 28 zakken rijst enz. vaardig te maken, dat met UEd. advyzen, aan den President Jan Thijsz. den 7en dezer, onder de hoede des Allerhoogsten, van deze reede vertrokken is. Zoo verder bezig waren het jacht den Draek, nevens 25 zieken en 10 gezonde matrozen, om te ververschen, over Ihor naar Pahan af te zenden, en bij dezelve gelegenheden, den voorschr. Laxamana tot het committeren van gemagtigden te bewegen. Om alzoo door onze tusschenkomst, beide deze nabijgelegen en der Compe. dienstige rijken, tot vrede met elkander te verbinden, als wezende nevens de verdelging onzer algemeene vijanden, het principaalste motif, waarom UEd. de belegering van Malakka,

[pagina 228]
[p. 228]

ten gemeenen oorbaar voorgenomen, en met zoo veel kosten als bloed onzer voornaamste officieren en soldaten (door Goddelijker hulp) ten laatsten verkregen hadden. Wijders geconsidereert de zwakheid onzes volks, die nog dagelijks instorten, zonder oogenschijnlijke apparentie van reconvalisatie, ten ware de Almogende daarin genadig geliefde te voorzien, is na gehouden deliberatie, aan gemelde Jan Jansz. Menie bij instructie gelast, omtrent den voorschr. Orang Kaya Laxamana aan te houden, en nevens de meerverhaalde Johorsche gezanten, spoedig herwaarts te brengen 150 of 200 arbeiders, tot het slegten van onze batterijen en approches, mitsgaders het repareren van de geschooten bressen, het demanteleren van alle vervallen en ondienstige huizen, uit welke grooten stank en besmetting ontstaan, onder belofte dezelve wel te trakteren, van rijst te voorzien en naar behooren contentement te doen. Niet twijfelende zoo die bekomen of zullen binnen korten tijd en voor de verwachte komst van den Ed. Heer Gouverneur-Generaal, de stad merkelijk versterkt en van de grasserende ziekte, door voortdurende zuivering, voortaan meer en meer bevrijd blijven, hetwelk God geve.

Bij deze gelegenheid en bezending naar Johor, hebben mede goedgevonden, nevens onze brieven en een smalle erkentenis, de 12 kojang of lasten rijst, bij den Majoor Adriaen Antonisz. zalr. in Atchin, op het verzoek des Konings aangenomen naar Pahan te brengen, met het jacht den Draek te laten effect sorteren, doende onze onschuld aan den Laxamana en Radja Bandara, Hoofden van den Majest. van Atchin meergemeld, vermits het langdurig beleg en sterke wachten op der Portugezen vaartuigen (waardoor onvermogend zijn geweest eenig jacht af te zenden) zoolang getraineert heeft. En om bij alle bedenkelijke middelen renforcement voor de zieken en versterking der gezonde te bekomen, hebben de Opperhoofden van dit jacht bij instructie geordonneert in Pahan of aan de eilanden Timaon en Loere, zoo veel hoenders, bokken en andere verversing, die tot matige

[pagina 229]
[p. 229]

prijzen aldaar te bekomen zijn, herwaarts te brengen als doenlijk word, tot welker einde den Schipper Arent Fransz. een cargasoentje van kleeden, monterende ongeveer ʒ 577.17. medegegeven is. Wat voornoemden Onderkoopman Jan Jansz. Menie en gezegden Schipper, volgens onze instructie wijders in mandato gegeven hebben zullen, enz.; vastelijk vertrouwende bijaldien de Johorsche gezanten konden bewilligd worden, nevens of kort na het vertrek van den Commissaris Schouten, naar Atchin te navigeren, of den aangename vrede tusschen deze twee Prinsen, zal in het minnelijke getroffen worden, zoo het maar aan den Atchinder niet ontbreekt, wiens Ambassadeur Toean Aga Musthapa (den ouden door ziekte absent) met de afgezondene van den Johorschen Orang Kaya Laxamana, hun zoo vreemt en abstract in de gehouden communicatie hielden, niettegenstaande die van Johor hun affabel en als tot den vrede genegen toonden, dat vermits deszelfs vreemt comportement, dadelijk al onze vriendelijke deductien en zoete persuasien, in de asch gelegen zoude hebben.

En om den voorschr. Laxamana alle ontschuldiging te onttrekken, is in Rade goedgevonden, het jacht Klein-Zutphen, dat gemeent hadden UEd. met een partij buskruid cito toe te zenden, hier te laten vertoeven, en in plaats de boot Banda te largeren, die den brenger is van dezen, om daar mede de Johorsche gemagtigden, die apparent op het afscheiden van gem. Commissaris Schouten alhier niet zullen geparesseert zijn, te doen volgen, en (als gezegd) de Johoriten alle excusen te benemen. Gelijk wij nog daarenboven meermaals, genoemden Onderkoopman Jan Jansz. Menie, mondeling als schriftelijk hebben gerecommandeert, zijn persoon (daar de Johoriten zeer veel van houden) tot geleide van dito gezanten, hetzij met hun eigen vaartuig of wel geaccompagneert van het voorschr. jacht naar Atchin, aan te bieden, of wel gedurende hun uitwezen in otage binnen Johor te blijven. Hoe het zij, zal dienen genoemde jacht, met of zonder den Johoriet uitgezet, om gemelden Commissaris

[pagina 230]
[p. 230]

van den Laxamana's resolutie tijdig wetenschap te doen.

Dus veel tot vervolg Uwer Ed. medegegeven Instructie op het spoedigste verrigt, hebben met den Commissaris Schouten begonnen op andere niet minder noodige zaken regel te stellen, en vooreerst tot lossen en laden der schepen, als gezag over de reede, vermits de indispositie van den Commissaris Hendrick Sieversz. Spanhems, gecommandeert den Schipper Jochem Pietersz. met den naam van provisionelen Equipagiemeester, den Opperkoopman Pieter Quaetgebuer over de vivres, en den Onderkoopman Arnout Post tot adjunct van Sr . Anthony Hurdt (die kwijnende gaat) waarmede vertrouwen, veel kwade koerssen, abuizen en onordentelijkheden voorgekomen, en beter reglement als gedurende het beleg en verovering dezer plaats geschied is, geobserveert zal worden.

Al te slechte toezigt en kwade order, is onder de Hoofden, na den dood van den Veldoverste Adriaen Anthonisz. en zijn successeur Jacob Cooper gehouden; inzonderheid na het bemagtigen van de stad stormenderhand, wanneer men niet gewoon is, iemand door wapenen en bloedstorting overwonnen, voorderlijke conditien intewilligen, gelijk de overgebleven Portugezen en geestelijke personen pretenderen hun is toegezegd; namenlijk dat hun leven verzekert en in vrijheid naar Negapatam zouden overgevoerd worden. Gelijk per het jacht Bredam, tot het getal van 200 à 250 koppen, waaronder veele van de voornaamste en aanzienelijkste onder hen lieden, die gezegd worden wel 100,000 realen van 8en aan kleinodiën, nevens eenige hunlieder slaven en slavinnen, zonder visiteren of dit den Raad te communiceren, weggevoerd hebben, is geschied. Of hier onder geen subornatie schuilt, heeft grootelijks zijn bedenken, te meer den Opperkoopman Anthony Hurdt en verdere Raadspersonen ter hunner ontlasting ons hebben te verstaan gegeven, dat er groote quantiteit van goud en zilver, gewerkt en ongewerkt, ook kostelijke juweelen en andere kleinodiën, in de kerk

[pagina 231]
[p. 231]

van St. Paulo successivelijk gebragt is, waarvan den Commandeur Minne Willemsz. Caertekoe, altijdt de sleutels van de kisten, kassen, kanasters enz. bij zich gehouden heeft, zonder iemand anders; zeggende daar benevens, dat meergemelde Commandeur met zijn jongen, per de schepen Egmond en der Goes naar Batavia gezonden heeft, twee groote kisten veroverde goederen, zonder te weten wat er in geweest zij. Item dat binnen het schip Utrecht stond een gelijke groote kist, met een klein kofferken daarin gesloten, mitsgaders 10 pakken onbekend goed, en ten zijnen huize 6 gelijke kisten met plunderagie; hetwelk naar genomen inspectie alzoo in der daad bevonden is.

En alzoo zoodanige buit verre alle maat en redelijkheden exederen, is bij den Raad, ten verzoeke van voorschr. Anthony Hurdt en de Kapiteinen Lamotius en Forsenburg, nadat den gemelden Commandeur Minne Willemsz. vriendelijk hadden vermaand tot ronde verklaring, van hetgeene boven de voorsz. somma van ʒ 13302Ga naar voetnoot1) nog aan goud, zilver, juweelen, onder ZijnEd. was berustende gehouden, goedgevonden, de voorschr. kist en 10 pakken, zijnde oude areka en mirre, binnen het schip Utrecht voornoemd, door Gecommitteerden ter wederzijden te laten openen, en het genoemd kofferken verzegeld aan land te laten brengen; waarin ten overstaan van gemelden Commandeur, den Commissaris Schouten en verdere Raadspersonen bevonden zijn, als per nevensgaande inventaris specifiek, hier onder in het kort blijkt, te weten:

23 Goude kettingen, wegen zwaarte, Realen 62.
12 Korale dito, 17.
125 Goude knoopen met een kruis 12.
1 Zilveren en gouden gordel 20.
26 Goude stiffen 10.
Verscheiden kleinigheden 10.
Somma zwaarte, Realen 131.

[pagina 232]
[p. 232]

Behalven nog twee zakken met geld, welke dito Commandeur ook pretendeert hun particulier toetekomen, en daarom verstaan, dat men voorschreven kastje wel verzegeld en behoorlijk gewogen, onder factuur en cognossement, nevens des Compo goederen in een kist No. per Wassenaer in compo van meermalen genoemden Minne Willemsz. naar Batavia schikken zal. Gelijk wij om gemelden Commandeur zoo weinig misnoegen te geven, als behoudens eed en eershalven geschieden konde, de voorschr. twee zakken geld, met Compo en andere Raden merken verzegeld, wederom ter hand gesteld hebben, om aan UEd. ongeopend te overhandigen, en de dispositie van het een als het ander hare vertrouwde redelijkheden bevelen.

Twee dagen na ons arrivement kwam den Canonicus Vicarius, genaamt Antonio Gonzalvo, vergezelschapt met de dertien overgebleven geestelijke personen van verscheiden ordens, den nieuwen Gouverneur ten zijnen huize begroeten, verzoekende conform de gedane toezegging van den Commandeur Minne Willemsz. Caertekoe, passagie voor hunne personen naar Coromandel. Hetwelk naar verscheiden deliberatiën, breeder in de resolutiën van dato 10 Stanty geëxtendeerd, niet konden toestaan; te meer gezegde Commandeur bekend, hun leven en de vrijheid om te vertrekken wel toegezegd heeft, doch dat dit behoord had te geschieden per het jacht Bredam, hetwelk tot voltrekking van het beloofde, generalijk alle de gevangen Portugezen om naar Negapatam te verzeilen, gegeven was. Wij hebben van verre de voorsz. Padres ondertast of genegen zouden wezen, mits genietende vrijheid van conscientie en libere exercitie van godsdienst, binnen of buiten de stad, in hunne huizen, tuinen of kerken, onder onze gehoorzaamheid te verblijven, daar eenige na schijnen te luisteren, andere niet kunnen verstaan, blijvende bij hunne oude maxime, dat twee religiën in een land niet kunnen geduld worden, ten ware hun zulks toegelaten werd, zonder restrictie van eeden,

[pagina 233]
[p. 233]

contra den Stoel van Romen en de magt van Spanjen, tegen dewelke geen wapenen voeren willen; daar geenszins geraden is naar te luisteren, maar ons van deze onrustige kwanten, wiens woelen en machinatiën al de wereld genoeg zijn bekend, te ontlasten, en UEd. toe te schikken, gelijk met het jacht Klein-Amsterdam (dat reeds aan den wal gelegd was, en weder hebben doen repareren) geresolveert is. Ten ware een of twee der genoemde geestelijken, van de orde der Dominicanen, te hunner verzoek, tot UEd. nader goedvinden ten platten lande, op de omliggende dorpen lieten verblijven, om van de gelegenheden, renten en inkomen derzelver grondige kennis te bekomen, en te onderstaan waartoe deszelfs desseinen metter tijd zouden mogen strekken.

Met voorz. Padres in nadere discoursen komende, en hunne obstinaatheden en het beschermen van de stad, buiten alle apparentiën van ontzet, vertoond wezende; bovenal de voorderlijke conditiën hun aangeboden, dewelke alzoo zij deze in de wind geslagen en moedwillens veracht hadden, oorzaak waren van alle de onheilen over deze stad ontstaan. Tot meerder verzekering, de brievenGa naar voetnoot1) van den Ed. Heer Gouverneur-Generaal aan den Gouverneur der stad Malakka particulier geschreven en onbeandwoord terug gezonden, in hunne presentie openende, en den voorz. Vicarius met verwondering te lezen gaven, die zijn schouders optrekkende, antwoordde, de schuld niet aan hunlieden, maar de groote courage van den overleden Gouverneur Manuel da Sousa Coutinho te wijten was. Dewelke met het verzekeren van het verwachte ontzet uit Goa, Macao enz., en dreigementen des Nederlandsche Veldoversten's (die in den wandel Tijger noemden) wreedheden, de gemeene tot het laatste zoodanig gepaaid had, dat geresolveert waren geworden, liever het uiterste te verwachten, dan op onze genade de plaats over te geven. Het welk eenigzins geloof meriteert, gemerkt des Majoors

[pagina 234]
[p. 234]

zalr rude humeur UEd. wel bekend zijn, en deszelfs aanzien meer. in een resolut soldaat, als bekwaam Veldoverste, om zijne onderhebbende officieren, met billijkheid en zagtzinnigheid te regeren, bestaan heeft.

En is het derhalven gevaarlijk, zoodanige hoogwigtige desseinen aan lieden, geen negotie of politie verstaande, te vertrouwen; om voortekomen de jalousiën en oneenigheden, die tusschen lieden van eenderlei nering (gelijk het spreekwoord zegd) tot merkelijke ondienst van het gemeenebest veeltijds ontstaan.

Wat voordeelen het de Generale Compe in verscheiden respecten zoude geweest hebben, van onze tijdige verschijning, vóór het overgaan of op het bemagtigen dezer stad Malakka, zullen in deze niet uitmeten, maar alles den tijd en het gevolg van zaken, nevens onze aantewenden devoiren bevolen laten, om niet te schijnen ieders doen te beschrollen of ons zelven eenige roem toeteschrijven.

Na het vertrek van den Onderkoopman Jan Jansz. Menie, zijn met een vaartuig alhier aangeland, de Orang Kaya's Padoeka Saranara Bindâra en Thoenindra Sacara; expresselijk van den Orang Kaya Laxamana herwaarts gezonden, te verzoeken (andwoord, op de Mayt. Missiven en schenkagiën) eenige maanden voorleden aan den Sergeant-Majoor Adriaen Antonisz. gezonden, en door het overlijden van den gemelden Majoor, bij den Oud-Commandeur Jacob Cooper zalr. aangenomen; nevens twee jachten, tot geleide van den Koning, wien eerstdaags uit Patani, met een gevolg van 23 Edelen, waarvan deze geen van de minste zijn, en een groot getal vaartuigen, die gereed gemaakt worden, binnen de nieuw gemaakte fortres Batasouwer te verwachten staat. Hetwelk hun Ed. met de ziekten van ons zeevarend volk, beleefdelijk is afgeslagen, en verder daarvan geen vermaan gedaan hebben. Wijders hebben de gemelde Mayt. ontschuldigd, wegens het achterblijven van voorsz. antwoord, door den dood van gemelde Overste veroorzaakt, in een brief te verstaan gege-

[pagina 235]
[p. 235]

ven, en tot een teeken van Malakka's overwinning, mitsgaders een bloemken onzer dienstvaardigheden, boven de 4 metale stukken en 41 bassen, item aan den Laxamana twee gelijke dito metale stukken, door den Commandeur Minne Willemsz. en zijnen Raad toegezonden, vereerd met een zilver vergulden kop en Persiaansch alcatijf; beleefdelijk excuserende zijn Mayt. verzoek niet verder kunnen genoegen doen.

Dewijl voorz. Orang Kaya's (zijnde de een, uit den naam Bindâra wel bekend en den anderen een aangenomen zoon van den Laxamana) hier verbleven, en met alle vriendschap gefêteerd werden, hebben nevens den Commissaris Schouten getragt, hun met de Atchinse gezanten in communicatie te doen treden, daartoe hun wel genegen toonden. Dan de grootschheid van de Atchinders op frivole excusen van des ouden ziekte en des tweeden's onmagt in zoo hoogwigtige zaak, hebben zoo goeden werk verhinderd; gelijk duchten bij aldien de Majt. van Atchin, de Johoriten (als doorgaans voorgeven) voor zijne vasallen en subjecten houden wil, nimmer deze twee arrogante en superbe natiën bevredigen, maar meer en meer het vuur van vijandschap tegen elkander ontsteken zal. Daar in wij (nadat alles tot beslegting dezer questën naar vermeenen gecontribueerd hebben) ons zoo omzigtig dienen te gedragen, dat de gunst en het genot van den Atchinder niet komen te verliezen, en ook niet buiten nood toelaten, dat de Johoriten, wiens behulp in het belegeren en veroveren dezer stad, zoo grootelijks te stade gekomen heeft, en derhalven zich al vrij wat op ons verlaat, onregtmatig verdelgd of tot slaven van den Atchinder gemaakt worden zouden.

Niettegenstaande deze onwaardigheden van voorz. Atchinse gezanten, zijn de twee Orang Kaya's, met den brief en geschenken, wel vergenoegd weder naar Johor vertrokken; belovende zoodanige rapporten aan den Laxamana en den Koning te doen, dat door hunlieder devoiren met den eersten, gemagtigden, nevens den Onderkoopman Jan Jansz. Menie her-

[pagina 236]
[p. 236]

waarts of naar Atchin zullen gezonden worden, om met de Mayt. van vrede te trakteren, die God geve tot vergenoegen van partijen getroffen worden mag.

De meergemelde Atchinse Ambassadeurs, die op UEd. verzoek, daags na onze bevestiging in het Gouvernement, door Gecommitteerden van boord gehaald, en met een compe. soldaten laten accompagneren hadden, hun begiftigende met eenige kleinigheden uit de veroverde goederen, zijn bovensdien zoo vil en ongemanierd geweest, dat zich niet geschaamd hebben, langs de straten als bedelaars te loopen, en van de soldaten allerlei barang-barang te koopen. Nemende onder schijn van zekere ordonnantie, om voor hunne personen en dienaren vrij en liber de waterpoort te passeren, (waarom ook het aangeboden huis met allerlei noodzakelijkheden hadden veracht), groote quantiteit van schoone kopere bekkens, ketels, gongs en andere goederen van waarde weg te slepen, gelijk de Johoriten aan de andere zijde mede onderstonden natevolgen. Om welke kwade meneën, zonder alteratie voortekomen, bij openbare trommelslag door alle kwartieren van de stad hebben laten affigeren zeker placcaat, verbiedende dat niemand hetzij officier, soldaat, matroos, Maleijer, Johoriet, verwonnen Portugezen, slaven of slavinnen zich zouden vervoorderen, eenige veroverde goederen te koopen of verkoopen, veel minder zonder speciaal bevel uittevoeren, op poene als bij hetzelve placcaat (hier nevens gevoegd) in het breede uitgedrukt. Waardoor de voorschr. Atchinders voornemen gestuit, en hunne onbeschaamdheden gebreideld zijn; dan om gemelde gezanten contentement te geven, hebben met advijs van den Commissaris Schouten, behalve eenige kopere lampen, potten enz. hun Ed. met 50 realen, in plaats van het gekochte, tot hun gastos geschonken, waarmede vergenoegd aan boord vertrokken; en aan boord van Franeker zich onthoudende zijn, niet weinig dolerende over de ongezondheid van het klimaat, waardoor den ouden Sri Nara Wangsa, en veele van hunne dienaren ziek liggen, met ver-

[pagina 237]
[p. 237]

langen de reize naar Atchin te mogen voltrekken, dat verhoopen over twee dagen geschieden zal.

De twee overloopers, genaamt Francisco de Fontes van Lissabon en Jan Jansz. Magerman van Amsterdam, zijn na formeele gehouden proceduren, bij den Raad gecondemneert ter dood, met confiscatie van alle hunne te goed hebbende maandgelden pro fisco. Welke sententie den 8en dezer, binnen de stad Malakka, ter presentie van veele der Portugezen, zoo vrouwen als anderen, die over der Hollanders orde in prompte justitie (waaraan het onder hunlieden het meerendeel schort) verwonderd waren, ter executie gesteld, en de doode ligchamen, ter exempel en afkeer van alle andere, op het Roode Eiland, aan eene galg met kettingen verzekerd, opgehangen; zoomede den dooden romp van den eervergeten vaandrig Evert Jansz., die als de aarde onwaardig, opgegraven en in eene kist op het rad, het hoofd op een staak gestoken is; blijkende breeder bij de sententien hier nevens gaande, daartoe ons refereren, om in deze hatige materie niet langer te blijven.

Wij hebben boven het geld onder de officieren gedeelt, bevonden 5300 realen Goasche geslagen munt, waarmede ons vooreerst zullen kunnen behelpen, zonder eenig geld van UEd. te vorderen, gelijk wij mede meenen intevoeren, dat binnen deze stad en het ressort van dien, geen andere munt als van Goa in zwang ga, om zoo veel doenelijk de realen van 8en te excuseren, en in profijt gevende koopmanschappen te besteden; hoewel de vreemdelingen daarin het eerst zeer tegen zullen steken, want de reaal in spetie, onder de Maleijers tegen Portugesche munt tot 1½ reaal opgewisseld word, en is als een courante koopmanschap.

Uit de nevensgaande rollen van het resteerende volk, op de respective schepen, en aan land in guarnisoen bescheiden, zullen UEd. gelieven te considereren, hoe noodig met den eersten van verdere magt dienen verzorgd, om ten allen tijde te staan in postuur van defentie, en de wakende vijanden geen voordeelen interuimen, alzoo het bij alle staat-

[pagina 238]
[p. 238]

kundigen voor meerder devoir gerekend word, eene veroverde plaats wel te bewaren en te verzekeren, dan te winnen.

Ook kunnen weinig staat maken op het volk naar Quedah en Lada gezonden, want ofschoon eenige door de verversing mogten op de been raken, zoo zullen evenwel dezelve vooreerst zoo zwak en magteloos wezen, dat geen zwaren arbeid daarmede zal kunnen worden gedaan.

In somma: Malakka (God betert) zal vooreerst veel volk consumeren, en derhalve altijd in voorraad daarvan, en alle andere zaken noodig dienen verzorgd, om bij gebreke van dien in geen extremiteiten te vervallen.

Wij nemen eerstdaags voor ons guarnisoen onder twee compe te reduceren, en bekwame officieren over dezelve te authoriseren; ten ware de verdeeling van dien, met UEd. order en de ad vijzen van den Sergeant-Majoor Lamotius en Kapitein Lourens Forsenburg niet discripeerde. Want gemelde Sergeant-Majoor en Kapitein blijven van gevoelen, dat tot Malakka's bewaring, onder het gezag van twee ervaren Kapiteinen, niet minder kunnen gehouden worden dan drie compo van 120 man, ieder voorzien van een goeden Lieutenant, Vaandrig, twee sergeanten, een korporaal van de adelborsten en twee gemeene korporaals; boven 70 of 80 gelijke soldaten, om op de kruissende jachten, sloepen en vaartuigen, als expeditien te land gebruikt te worden, dat zeer noodig achten. Doch zullen volgens medegegeven instructie, het presente guarnisoen, bestaande in 296 gezonde en 81 zieken, tot UEd. nader goedvinden, door de voorschr. twee absolute Kapiteinen laten commanderen, en in vieren deelen; te weten: de compe van den Sergeant-Majoor Lamotius, (die de preferentie heeft) sterk 160 koppen, de helft voor den Vaandrig onder het opzigt van den Majoor, en het ander gedeelte door den Lieutenant; item de compe van den Kapitein Forsenburg, die projecteren op 140 koppen, de helft onder ZijnEd. en des Vaandrigs toezigt, het ander deel onder de Lieutenant. De verbeteringe van alle derzelver maandgel-

[pagina 239]
[p. 239]

den, renvoyerende tot UEd. vertrouwende bescheidenheden, die verzoeken ten respecte hunner gedane devoiren, liberalijk daarin gelieven te disponeren.

Wat kanon binnen Malakka veroverd en aan de Johoriten als Atchinders vereert, item waar de resterende staan en wat tot dezelve behoord, blijkt bij de nevensgaande notitie door den Constapel-Majoor opgebragt, die boven andere noodwendigheden in voorschr. memorie geinsereert, ernstig verzoekt, drie goede constabels en 30 kloeke bosschieters, tot regering van het geschut, alzoo er hier geene te bekomen zijn. Wij blijven met den Sergeant-Majoor van advys, de stad met 40 goede stukken genoeg kan gedefendeert worden, en derhalve voornemen, wanneer de gelegenheid toelaat, UEd. de resterende, nevens al de overige amunitien van oorlog, vivres, koper enz., toe te zenden, waartoe, als meermaals gerepeteert ons tegenwoordig de magt ontbreekt.

Voorgemelde Kapiteinen achten hier zeer noodig 120 goede rustingen en zoo veel pieken, 350 morlioens, en 350 fourketstokken, om met zoo veel meer aanzienlijkheid de parade te doen, en bij tijden van nood tot defentie te dienen. Zoo zullen hier zeer dienstig wezen eenige paarden om het veld te ontdekken, (wanneer de werken geslegt en de boomen tot buiten kanonschoot afgekapt zijn), mitsgaders de Manicabers, als inwoonderen van de omliggende dorpen, die hunne ooren alreeds beginnen op te steken, in den toom te houden’Ga naar eindnoot(50).

Uit een particulieren brief door den Commissaris Schouten aan het Hooge Bestuur te Batavia geschreven,Ga naar eindnoot(51) blijkt dat er op de wijze waarop het beleg gevoerd is geworden, vrij wat aanmerkingen te vallen waren, zoo schrijft hij onderanderen: ‘Eerstelijk bevinde eenpariglijk dat Malakka's beleg tot een spoedig einde niet verstandig gedirigeert, maar eene korte, geweldige en gelukkige expeditie door stijve eigenzinnigheid van den Commandeur Adriaen Antonisz. zalr. verhinderd is; mede in het stuk van het gewenscht

[pagina 240]
[p. 240]

accoord, zijnde zijne faam van tijger enz., een groot deel van den vijand een afschrik geweest, die hen tot de uiterste tegenstand disperaat doen resolveren heeft.

Den Commandeur Cooper verneem ik met zekerheid, dat conform UEd. wel gefondeerde meening, versleten was, zoodat zijne regering zoo slecht (hoewel door Godes zegen niet ongelukkig) is geweest, wordende gestadig tot menigerlei opinien beweegt, en na hem van allerhande ongerijmde raadgevingen ingeblazen werd.

Onder den laatsten Commandeur Minne Willemsz. Caertekoe, is de zaak door aangenomen advyzen, en naarstige uitvoering zijner bijhebbende Raden, wijsselijker en gelukkiger belegd; doch kan deze victorie na goed onderzoek, niemand als de Goddelijke hulp en zegening toegeschreven worden, die de onzen met vrome onversaagde harten gesterkt, en den vijand met vrees en versaagdheid geslagen heeft. Zoo de beste en meeste Officieren te gelooven zijn, is den Commandeur Caertekoe dezen lof op zijn slaapleger toegekomen, zulks dat na het veroveren van de meeste punten eerst op de stads gordijn gekomen is, en de verwonnen vijand het leven en vrijheid, buiten raad en tegen krijgsgebruik en wetten heeft toegezegd, waarop de onordentelijke plundering en alleen (dat Christelijk was) maar het vrouwenschenden voorkomen is. Maar dat zijn Ed. de voornaamste gevangenen met het jacht Klein-Bredam naar Negapatam heeft durven largeren, oordeelen tot grooten ondienst van de Compe. alzoo bij velen word gerucht, een grooten schat (mits ongevisiteert vertrokken) mede hebben gesleept, die by eenige wel op 100,000 pardouwen of crusados word begroot, dat voor een deel aannemelijk is.

Nopends de Portugezen; deze zijn binnen Malakka, meer als wel geloofelijk is ter defentie geprovideert geweest, van alle amunitien van oorlog; alleen heeft hun door de menigte van het volk den lijftogt ontbroken, waartoe een pestilentiale ziekte geslagen zijnde, den ondergang van hunnen stad alhier veroorzaakt heeft.

[pagina 241]
[p. 241]

Van deze stad mag tegenwoordig wel worden gezegd:

M } Is eene plaats Magtig van muren.
A } Is eene plaats Aanzienlijk van gebouwen.
L } Is eene plaats Lustig van landdouwen.
A } Is eene plaats Aangenaam van tuinen.
K } Is eene plaats Kaal door plundering.
K } Is eene plaats Koortsig door besmetting.
A } Is eene plaats Arm, mits den oorlog.

Doch is te hopen, die door UEd. order toe te zenden hulp, goede regering enz., vermits de goede gelegenheid, tot voorspoedigen staat ten dienste van de Compe. geraken zal, hetwelk God Almagtig gelieve te zegenen.

Om deze stad te gouverneren en in goede orde te brengen, achtte den Heer van Twist, (door zijns active naarstigheid) een bekwaam persoon te zijn, die in korten tijd grondige kennis van alles inquireren zal, maar diend met een goed Opperkoopman geadsisteert te worden, die de Maleysche en Portugeesche talen verstaat, want alles door zijn Ed. alleen niet te beschikken is. Anthony Hurdt is (mijns oordeels) tot die charge onbekwaam, te slap, zorgeloos en van geringe ondervinding, meer genegen om eigen, als compe. profijt te procureren; den Sergeant-Majoor Lamotius en Kapitein Forsenburg zijn vaillante krijgslieden, matig van leven en goed oordeel, overzulks om hier te resideren, noodig en bekwaam; den Fiscaal Schilderhuyzen is tot dien dienst, en om den Gouverneur in het schrijven te adsisteren. dienstig; den Schipper Baeck, die met de jachten naar Quedah is, achten om als Commandeur van de hierblijvende jachten en vaartuigen te commanderen, zeer bekwaam; den Onderkoopman Arnout Post, doet in de pakhuizen en het opzamelen en afschepen der koopmansgoederen, goeden dienst, gelijk van den Onderkoopman Schoep, in het houden van de guarnisoensboeken, ook te wachten is. Jan Jansz. Menie zal ons als Sabandhaar te dienen (onder goede toezigt) dienstig zijn. Diego Keesje zoude als een regent van de

[pagina 242]
[p. 242]

Portugesche burgers gebruikt kunnen worden, maar is mijns oordeels niet veel te vertrouwen, gelijk mede niet den Mocka Merah die na de stadsverovering hier uit Ringy vrijwillig gekomen is; deze persoon is van Cooper tegen UEd. order gelargeert, en door zijne toevoer van vivres oorzaak geweest, de stad wel zes weken langer tegengehouden heeft. Den Koopman Quaetgebuer zal hier geen zonderlinge dienst kunnen doen, doch vooreerst om de goederen te helpen verzekeren, en op de provisie te passen nuttig zijn; in 't kort Malakka dient (om in goede orde te brengen) met bekwame taalkundige Kooplieden en Adsistenten voorzien.’

Zoo als wij uit de vorenstaande brieven zien, was er reeds vrij veel gedaan, om aanvankelijk de stad onder een behoorlijk bestuur te brengen en dienstbaar te maken aan de oogmerken die de Compe. met haar had. De berigten die in de eerste maanden na de verovering dier stad in Batavia kwamen, bleven zeer ongunstig, vooral wat den staat der gezondheid van het volk betrof; dit werd in de maanden Junij en Julij wel wat beter, zoodat de Gouverneur-Generaal, in zijn schrijven aan de HH. Bewindhebberen, in December van 1641, het volgende over den toestand dier stad, en de vooruitzigten die haar bezit der Compe. kon opleveren, alsmede het verslag over de verdeeling der buitgoederen kon rapporteren.

‘Per de fluit Heemstede, is UEd. de verovering van de magtige stad en kasteel Malakka aangekondigd; sedert zijn successivelijk van daar met veel zieken en dooden gekeerd de volgende schepen en jachten, nemelijk Goes, de Jager, Egmond, Klein-Zutphen, Wassenaer met den Commandeur Minne Willemsz., Bredamme, Limmen, de chaloup Amboina over Johor en de Engelsche Anna; daarvan eenige Jamby hebben aangedaan en dat comptoir van den peper ontledigd. Van de zieken met voorschr. schepen overgekomen, zijn weinig gereconvaliseert, meest gestorven, en de overige blijven kwijnende; des diverse met deze retourschepen li-

[pagina 243]
[p. 243]

centieeren of ander klimaat tot hunne gezondheid iets mogte contribueren. Miserabel is het in Malakka gesteld geweest, en heeft deze pestilentiale ziekte aldaar blijven grasseren tot in de maanden Junij en Julij, die nu begind wat af te nemen, alzoo door het opruimen en zuiveren der stad, mitsgaders den frisschen regen, de ongezonde en stinkende luchten, ten goede veranderen, en vertrouwen de meeste zwarigheid uitgestaan hebben. De lucht is daar zoodanig geinfesteert geworden, dat verscheide Indiaansche natien, derwaarts met hunne vaartuigen en koopmanschap gevaren, veel volk verloren en alle ziekelijk geretourneert zijn. Het zal UEd. ook niet vreemt voorkomen, als de bijgaande beschrijving over de Malakkase incorporatie, mitsgaders de miserien welke de belegerde vijf maanden en twaalf dagen uitgestaan en overgekomen zijn, leest. Het is bijna Jerusalems destructie gelijk, de stad is uitermate schadeloos door ons kanon gemaakt; het Curas, Hospitaal des Poves, St. Domingo en den Hoogen toren plat geschooten, dat alles reparatie vereyscht, daartoe van hier de hulpmiddelen contribueren. Wij hebben derwaarts twintig paar Javaansche kettingslaven, metzelaars gezonden, benevens eenige andere ambachtslieden; en advyseert ons den Gouverneur Johan van Twist, van den 10. Augustus jl. het bolwerk St. Domingo, nu Victoria genaamt, opgetrokken en in defentie te zijn, en voornemen nu het Curas mede onder handen te nemen. Wij zenden UEd. onder No. M. de afteekening van deze gerenommeerde stad, nevens des Commissaris Schouten's beschrijving en rapport, op zijn retour uit Atchin over Malakka in Rade van Indië overgeleverd, waarbij ten volle van die stads voorleden en presente gelegenheid, situatie, territoir, inwoonderen, derzelver geregtigheid, en domeinen, inkomen van tuinen en landerijen enz. geinformeerd word; ons daartoe gedragende, met verzoek daarop te resumeren onze brieven en order derwaarts, in dato ultimo April, 3 Julij, primo en 18 October passo geschreven. UEd. zullen

[pagina 244]
[p. 244]

daarbij grondig worden onderrigt, van wat importance deze conquete zij, en wat remarkabele profijten voor de generale Compe. door derzelver bezit, binnen kort te erlangen zijn, die van tijd tot tijd door goede directie te vermeerderen staan. Zoodat oordeelen het aanhouden van Malakka (waarop UEd. order en advys verwachten) geheel noodig te zijn, alzoo den handel van de Maleysche kust, bij Zuiden als Noorden Malakka, de overkust van Sumâtra, Borneo's Noordzijde enz., aldaar zonder Batavia's progres te stutten, met groote voordeelen kan gestabileert, en metter tijd tolsgeregtigheid gevorderd worden, van de Bengaalsche, Coromandelsche en meer andere vaartuigen, op den tinhandel tenderende. Vooral is deze conquete te estimeren, bijaldien met Portugal in vrede komen, ten aanzien van de prejuditien en Compe handel, die ons, als Malakka in vrede possedeerden zoude bevorderen, daar nu weinig voor te duchten, en des ook den vrede met hun te geruster aan te gaan zij. Alzoo verstaan de Portugezen welke Malakka frequenteren, en dat vaarwater naar Patani, Siam, Cambodia tot Maccao paisibel passeren, in Malakka moeten betalen de geregtigheden die den Koning van Spanje aldaar genoten heeft; en zullen in die gelegenheid, tusschen ons en den Portugeesch goede reglementen op den handel dienen geraamd, opdat den een den ander niet verkloeke en bederven, noch gepreviligieerde quartieren bevaren. Want der Portugezen handel hier te land, is van geheel anderen aard als die van de Compe., en waren niet vreemd den handel in Malakka aan particulieren geheel openstelden, mits voor de Compe. reserveerden den peper, diamanten, besoar, goud, amber, paarlen en een gedeelte der tin; wij zeggen alleen in Malakka, daartoe dan noodig ware treffelijke particuliere personen of derzelver factors uit Nederland,

Om nu den Portugeesch de proffijten niet alleen te cederen, zijnde zeker de Compe. het alles niet kan waarnemen, zullen bij accoord van vrede, den Portugeesch, noch de in-

[pagina 245]
[p. 245]

woonderen van Bengalen, Coromandel enz. in Malakka, met fatsoen den kleedenhandel verbieden, maar zullen onze guarnisoenen en de onkosten, uit de inkomst der tollen moeten vinden, die vrij meer in der tijd zullen opbrengen, gelijk het inkomen van Malakka, in florisante stand zijnde, ons klaar doceren.

Wij hebben UEd. geadviseerd den Raad in het Malakka's leger, bevoren den storm aanvingen, alles voor beurt hadden verklaard dat in de stad zoude worden gevonden, exept het kanon en amunitie van oorlogGa naar voetnoot1). Veel disorders zijn er na bekomen victorie in het plunderen gepleegd, en is den buit vrij ongelijk gedeeld, doch kort daarna beter order geraamd, de resterende goederen als grove waren bijeen verzameld en naar Batavia gezonden, om daaruit generalijk te genieten zes maanden gagie. Maar de principale Hoofden zich zelven buiten proportie van anderen beneficieerende, is in Rade van Indië, deze hunne dispositie gedesavoueert en zoodanige convenabele portie naar qualiteit toegekend, als onze resolutie dato 10 April expresseerd, met orders het overige uittekeeren, gelijk geschied is, om beter de beloofde zes maanden aan het gemeene volk te kunnen uitkeerenGa naar voetnoot2).

Het goud, zilver, juweelen en koopmanschappen ons sucsessivelijk uit Malakka toegekomen, bestaat in quantité als per de Bataviasche negotieboeken en nevensgaande specificatieGa naar voetnoot3) nader blijkt, bedraagt in alles volgens taxatie, exept 18 stukken van loopen en schadeloos metaal kanon, welke UEd. ongetaxeerd per deze vloot toekomen, behalven vier stuks, die benevens twaalf klokken hier behouden, als naar Suratte en Coromandel verzonden, blijven. ʒ 208,011,11,9.

Daartegen de gecommitteerden volgens specificatie aan diverse tot buit contant betaald is,

[pagina 246]
[p. 246]

voor hunne portie, zes maanden ʒ 66,713,16,-. ʒ 208,011,11,9.
Het guarnisoen in Malakka, met die in den storm zijn gesneuveld, als na dato zijn gestorven, waarvan noch geen notitie hebben, dat calculeren omtrent zal bedragen ʒ 40,000,-. ʒ 106,713,16.
Zoo dat uit deze conqueste voor gedane onkosten overblijft ʒ 100,000.-

en het profijt op de waren, zoo veel die meer renderen als getaxeerd zijn, daarbij de Indische winsten vergroot worden; vrij andere effecten waren uit die oude rijke stad verwachtende; maar door disordre is veel verloeren gegaan.

Zoo heeft den Commandeur en Raad in Malakka met ons oud jacht Bredamme omtrent 300 mannen, vrouwen en kinderen naar Negapatam gelargeerd, die gezegd worden, naar behooren niet gevisiteerd te zijn, en aanmerkelijken schat weggevoerd hebben. Deze lieden zijn na eene penible reize met veele dooden tot Negapatam aangeland, en word ons van Paliacate geschreven, in waardij wel 100,000 realen gesalveerd hadden; wat er van zij zullen apparent nimmer regt weten. Het is altijd zoo, den vijand zich over genoten traktament niet te ontdanken heeft; UEd. gelieve ons te ordonneren, waar deze overige 100,000 gulden zullen goed doen, hetzij op de veroverde goederen, of wel op de rekening van de generale onkosten of aan de generale Compagnie’Ga naar eindnoot(52).

Zoo als wij gezien hebben, was de Commandeur Minne Willemsz. Caertekoe met het schip Wassenaer van Malakka naar Batavia vertrokkenGa naar voetnoot1); den 3en April 1641 kwam hij ter reede van Batavia, en na van het door hem verrigtte, in den Raad van Indiën rapport gedaan te hebben, nam deze dienzelfden dag het volgende besluit:

‘Bovengemelde Commandeur en gewezen Veldoverste in het bestormen van Malakka, hier ziekelijk aangeland, ons vertoonende en presenteerende zekere gouden ketting van

[pagina 247]
[p. 247]

20½ realen van 8en zwaar, die hem den Portugeeschen Gouverneur Manuel da Sousa Coutinho, na het overwinnen van Malakka, van zijnen hals, heeft omgehangen en vereerd; waarop bij ons geconsidereerd wezende, de couragieuse diensten van gemelde Commandeur, die dezelve stad van eersten aan mede heeft helpen beleggen, en na het overlijden van drie zijner meerderen, als namelijk den Ed. Adriaen Antonisz., Johan de Meere en Jacob Cooper zalr. eerst tot het commando gekomen, en God lof de gelukkige gebleven zij; zoo werd eendragtelijk verstaan, hem dezelve ketting, (welke door zoo manhafte daad uit handen onzer vijanden heeft ontvangen) andermaal van wegen de Nederlandsche Oost-Indische Compagnie te vereeren, om die alzoo tot een teeken van eer te voeren, waarvan gemelde Commandeur zich aan ons ook dankbaar getoond heeft’Ga naar eindnoot(53).

Ook aan de weduwen van den Sergeant-Majoor Adriaen Antonisz. en den Commandeur Jacob Cooper, werd bij besluit van genoemde Raden van 5 October van dat jaar, de volgende vereering toegekend.

‘En alzoo de successive Veldoversten Adriaen Antonisz. en Jacob Cooper, loffelijker gedachtenis, de fondamenten tot de overwinning van voorschr. stad gelegd, groote perijkelen, arbeid en ongemak, gedurende de belegering uitgestaan hebben, en echter tot ons leedwezen van den dood geprevinieert, de gewenschte victorie en emolumenten van dien, niet deelachtig geworden zijn; zoo is insgelijks goedgevonden, uit het voorschreven aangeslagen goud, tot een honorabele gedachtenis aan derzelver nagelaten weduwen te vereeren, te weten aan Mejufvrouw Maria aux Brebis, weduwe van den Ed. Adriaen Antonisz., een zware en drie kleine kettings voor haar dochtertje, wegende te zamen 10ā…ž en Jufvrouw Barbara Pompen, weduwe van den Ed. Commandeur Jacob Cooper, een diergelijke van zeven touren, wegende 10ā… realen van 8en.’

De Leden, uitgemaakt hebbende den Raad, zoo vóór als na

[pagina 248]
[p. 248]

de verovering van Malakka, waren met het besluit van de Hooge regering te Batavia, den 10en April genomenGa naar voetnoot1), niet zeer te vreden; zoodat eenige van hen besloten zich bij request aan den Gouverneur-Generaal te wenden, met verzoek om restitutie, van het door hen teruggegeven van hun aandeel in de buitgelden; waarop het hier onderstaande besluit genomen werd.

Zaturdag den 4en Januarij Ao. 1642.

‘Door den Opperkoopman Anthony Hurdt, Johannes Lamiotius, Sergeant-Majoor, en Pieter Baeck, Schipper-Commandeur, onlangs per de jachten Venhuizen en Blijswijk van Malakka hier verschenen, mitsgaders Lourens Forsenburg, Kapitein over het guarnisoen aldaar verbleven, den Gouverneur-Generaal, met een beleefd briefje ter hand gebragt en gepresenteerd zijnde, zekere gouden ketting niet een medaille onder aan, wegende te zamen 28½ realen zwaar; die verklaren zijn Ed. op te offeren, ter gedachtenis van de heerlijke en treffelijke conqueste der gemelde gerenommeerde sterke stad en fortres Malakka, tot welke victorie zij gezamenlijk, als naaste Raadspersonen van den Commandeur en overwinnaar Minne Willemsz. Caertekoe, naar vermogen geadsisteerd hebben; en korts daaraan zijn Ed. ook overgeleverd hebbende, het onderstaande request, luidende van woord tot woord als volgd, te weten:

Aan de Ed, Genereuse Heer Antonio van Diemen, Gouverneur-Generaal over den Staat der Vereenigde Nederlanden in Orienten.

Remonstreren met alle behoorlijke eerbiedigheid UEd. dienstverpligte dienaren, Anthony Hurdt Opperkoopman en Ontvanger, Johannes Lamotius Sergeant-Majoor, Pieter Baeck, Schipper-Commandeur en Lourens Forsenburg, Kapitein. Hoe dat de supplianten gedurende het beleg in

[pagina 249]
[p. 249]

ziekten en travaillen (gelijk UEd. apparent wel bekend zij) als na de verovering, in het stellen van goede order, over zulk een nieuw geconquesteerde plaats, zich zoodanig (volgens schuldige pligt) hebben gekweten, als eerlijke Officieren van den naaste Raad betaamd en toekomt, mitsgaders den besten dienst van de Compe. vereyscht en den tijd toegelaten heeft. Het is nu zulks, dat UEd. heeft gelieven met deszelfs Heeren Raden goedvinden en te ordonneren, wij elk van onze toegevoegde portie een redelijke som moesten uitkeeren; en tegenwoordig UEd. hooge mededoogendheid tegen onzen vijand, zelfs in het restitueeren harer buitgoederen bevonden word; hoeveel te meer soulaas zouden alsdan de supplianten voor trouw gepresteerde diensten, ziekten en geleden travaillen te verwachten hebben. Verzoeken op het aller gedienstigste, UEd. gelieve hun met de restitutie hunner uitgekeerde penningen te gratificeren.

‘'t welk doende enz.’

‘Zoo is na examinatie van het een en ander goedgevonden, daarop te voegen de volgende apostille.

De diensten bij de Supplianten, zoo vóór als na Malakka's verovering gepresteerd, zijn ons aangenaam en verobligeren de compe, dezelve in tijd en wijle, met verbetering van staat en gagie te erkennen, gelijk eenige reeds genoten en andere nog te verwachten hebben.

En alzoo in Rade van Indien, op de verdeeling der veroverde goederen wel exactelijk is gelet, als per resolutie van 10en April passato over dat gearresteert, werd ingevolge van dien gemelde supplianten haar verzoek ontzegt; mitsgaders van den Gouverneur-Generaal voor den gouden ketting (wegende met de medaille 28½ realen zwaar) aan zijn Ed. gepresenteert, bedankt en hun bij dezen (exept de medaille die in goud weegt 1½ reaal) weder ter hand gesteld.’

Datum ut supra,

(get.) Antonio van Diemen.

Pieter Mestdach.

[pagina 250]
[p. 250]

Uit de hier voor genoemde brieven hebben wij gezien wat er reeds verrigt was, om de stad en omstreken in dien staat te brengen, dat ze weder bewoonbaar werd; uit het journaal van den Gouverneur, nemen wij echter nog de volgende bijzonderheden over, waarmede wij onzen arbeid zullen eindigen.

Met het schip Wassenaer, dat den Commandeur Caertekoe naar Batavia zoude overvoeren, vertrokken mede de oud-Gouverneur van Malakka en zijne echtgenoot; genoemd journaal maakt hiervan op deze wijze gewag:

‘Ady 6 Maart. Op den middagh kwam gemelten Gouverneur Louys Marten da Sousa met Dona Maria da Silva, zijn Ed. huysvrouwe, den Heer Gouverneur t'synen huyse begroeten, versoekende eenige slaven en slavinnen, als andere kleinigheden t'haerder gebruyk, dat bij zijn E. werd toegestaen, waermede naer gehouden middagmael, ende gedane danckzegginge, wegen de genoten eere en vrindschappen, wederom naar hun logement zijn vertrokken; gemelten Heer Gouverneur belooft hebbende, dezelvige op morgen vroeg in persoon aan boord te geleyden en van een goede plaats in 't schip te verzorgen.

Ady 7 dito, 's Morgens vroeg is den gewezen Portugeeschen Gouverneur Louys Marten da Sousa met zijne huysvrouw Dona Maria da Silva, geaccompagneert van den E Heer Gouverneur Johan van Twist ende den Oppercoopman Pieter Quaetgebuer, gebracht aan boort van 't schip Wassenaer, om daarmede naer Batavia te varen, tot congratulatie en welvaert van welke Portugesche Gouverneur en zijn gemael op't afscheydt van landt, drie schooten ..... met musket gedaen wierden.

Op den middag retourneerde den gemelten Heer Gouverneur weder aan land.

Ady 10 dito. Sondagh vertrekt den Commandeur Minne Willemsz. Caertekoe, wien van den Heer Gouverneur, Sergiant-Majoor, Commissaris Pieter Quaetgebuer, Fiscaal Joris Schil-

[pagina 251]
[p. 251]

derhuysen en andere Officieren, statelijken aan boord van 't schip Wassenaer g'accompagneert werd, staande de soldaten in wapenen, wien op zijn Ed. afscheyt van land, 3 chargen met musketten, en van de punt Curas, vijf schooten met grof canon tot congratulatie en vaartwel deede.

Tegen den avond, naer dat gemelde Heer Gouverneur de papieren en bescheyden voor Balavia als Jambi, den Commandeur Minne Willemsz. Caertecoe overgeleverd, en van denzelven, als den gewezen Gouverneur Louys Marten da Sonsa, en zijn gemael Dona Maria da Silva, met de verdere voornaamste Portugesen afscheyd genomen had, komt zijn E. weder aan land, vindende alles in goeden staat.

Ady 11 dito. Met den dageraed vertrekt 't schip Wassenaer en de boot Banda naar Batavia. God bewaer dat kostelijk geladen schip voor ongeval, en breng 't selve voorspoedelijk ter gedestineerde havens.

Ady 13. Verder gediscoureert op de naemen der punten en bolwerken, mitsgaders 't gewoonlijke zegel dezer stad Malakka, word verstaen, dat men de voorschr. punten en stads zegel, zal hernamen en veranderen, in volgende manier:

Eerstelijk, dat de punt St. Domingo, waer langs de overwinde binnen gekomen zijn, zal gebaptiseerd worden Victoria

De punt Madre Dios, Aemelia.
De punt Onze Mille Virgines, Henriette Louyze.
De punt Mora, Wilhelmus.
De punt Curas, Fredrick Hendrick.
't Hospitaal de Povres, Ernst Casimir, en
De batterij van Domingo Monte, Kijk in de Pot.

Dat men in 't stads wapen, wezende een Chineese jonk, omdat de Portugezen met een jonk, onder schijn van Chineese handelaars, de plaats eerst geconquesteert en bemachtigt hebben, zal voegen een gewapend man, met een gekroond zwaart in de vuyst, neffens 't merk van de Compe, ter gedachtenis der voorschr. stad Malakka, met den zweerde gewonnen, en aan de Vereenigde Nederlantsche Staet gebragt zij.

[pagina 252]
[p. 252]

Den 2e Juny, s'morgens Zondag, wierd door den nieuw gekomen predikant, Mr Johannes Loosvelt, gedaan d'eerste predicatie in de kerke van St. Paulo, nemende zijnen text 1 Tessal. Capo 5 vers 17, naar welcke voleyndige trouwden, den Sabandhaar Jan Janzs. Menie met Dona Isabella da Mora, weduwe van Manuel da Rogir, in zijn leven Tommagon dezer steede; item Roelof Nanninghsz. Schaep, Ondercoopman, met Jeronimo da Mato, weduwe van Juan Fernandez, Portugeesch koopman.

Julius den 17e, naar den middag, werden de lichamen of rompen, van de successive Veldoverstens Adriaen Anthonisz. en Jacob Cooper, vóór de verovering dezer stad overleden, uyt de kerk St. Thomas, staende binnen de voorstad, in 't gewezen Nederlandse kwartier of legerplaets, opgegraven, en in een groote chaloup, bedekt met de tent vlag en toebehooren, geaccompagneert van den Sergiant-Majoor en de voornaemste, zoo militaire als andere officieren, mitsgaders een troep soldaten, met omgekeert geweer, en een trompetter in den rouw, statelijke gebracht in 't logiement van den Heer Gouverneur, om op morgen (God toelatende) ten versoecke derzelver nagelaten weduwen, en ter gedachtenisse haerder manhaftigheden, als gepresteerde diensten, met behoorlijke ceremonien, in de kerk van St. Paulo, andermael ter aerde gestelt te worden.

Den 18e, als de klokke van St. Paulo, en rondsom de stads punten, s'morgens, s'middags en naar de middag, tweemael geluyt waren, zijn de doode lichamen van de voorschr. overledene Veldoverstens Adriaen Anthonisz. en Jacob Cooper, respective uyt 't logiement van den Heer Gouverneur ter begravinge gebracht. Vooraen marcheerde den Capiteyn Laurens Forsenburgh met 150 muskettiers, met omgekeert geweer, en slepende forketten; de Officieren en 't vaendel met zwarte zijde echarpen bekleed, en de trommelen met zwart damast. Hier aen volgden in ordre voor 't lijk van den Commandeur-Majoor Adriaen Anthonisz., den trompetter van den overle-

[pagina 253]
[p. 253]

dene, die met een zwarte zijde sluyer, hoedband, en de trompet met een dito vlagge gesiert was.

Het wapen van zijn Ed. werd door den Luytenant Claes Pietersz. gedragen.

't Kasket door den Vaendrig Nicolaes Lánsknecht.

De handschoenen door den Assistent Carel Verwyck.

Den degen door den corporaal van de adelborsten, Evert van Essen.

De sporen door den Schipper Johan van Royen.

't Lijk, dat met een zwart lakensch kleed gedekt, en met vier kwartieren, neffens een degen en draegband (op de kist liggende) behangen was, werd bij de volgende Officieren zeer stadelijken gedragen, te weeten:

Roeloff Nanninghsz. Schaep, Winkelier.
Adriaen Hoffcamp, Ondercoopman.
Harman Jansz., Schipper.
Mr. Lucas Danielsz, Opperchirurgijn.
Josua Braconier, Secretaris van den Commissaris Schouten.
Jan Lucasz., Levendig (?) Assistent.
Jan Pol van Groningen, Corporaals.
Jan van Swoll, } Corporaals.

Hier naar volgde een Soldaat met een rusting, en den regimentstok in de hand.

Voor 't lijk van den Commandeur Jacob Cooper, bekleed en versiert als voorm., gingen met de voorschr. ornamenten, in ordre als volgt:

Eerstelijken den trompetter van den E. Heer Gouverneur-Generaal, met den Commissaris Schouten, uit Atchin geretourneert.

't Blasoen of wapen wierd gedragen door Dirk Harmansz., Schipper op Franeker.

't Kasket door Jacob Cornelissz., idem.

De Handschoenen door den Vaandrig Jan Theunisz. Backer.

Den Degen van Euwoud Lourens, Secretaris van den Gouverneur.

[pagina 254]
[p. 254]
De Sporen, van Dirck Cock, Dispensier.
Tot dragers waren geordonneert:
Jacob de Cooter, Provisioneel Ondercoopman.
Volckert 't Jercksz., Opperstuurman.
Samuel Bonnel, } Assistenten.
Anthony de Solem, } Assistenten.
Panckras Allewijns, } Sergianten.
Jan Hendricksz, } Sergianten.
Anthony van den Kerckhoven, } Corporaals.
Hendrick Bramer, } Corporaals.
Marcus Martinsz., Chirurgijn.
Pieter den Droes.

Achter 't lijk volgden als voren gementioneert, een soldaet met een volle rusting, houdende den regimentstok in de hand.

Den Ondercoopman Pels, als maagschap van de Majoors laatste huisvrouw, in rouw gekleed.

Hier naar volgde met paren, Johan van Twist, Extraordinaris Raad van India, etc.

Den Commissaris Justus Schouten.
Den Advocaat Fiscaal Mr. Gerrardt Herbers.
Den Sergiant-Majoor Johannes Lamotius.
De Ambassadeurs van Atchyn en Johor.
Den Sabandhaar Jan Jansz. Menie.
Den Portugeschen Gezandt en voordezen geweest Capiteyn-Generaal van Malakka, door den Commissaris Schouten, uyt de Atchynse slavernij, op 't instantelijk verzoek van den Ed. Heer Gouverneur-Generael gelost, genaemt Sr. Francisco da Sousa Castro.
Den Predikant Johannes Loosvelt.
Den Ontfanger en Oppercoopman Anthony Hurdt als Ouderling en andere Kerkraden.
Den Padre Vicarius en geestelijke Portugeezen.
De Chrijgs- en } Officieren.
Scheeps- } Officieren.
[pagina 255]
[p. 255]

De Capiteynen van de vrije inwoonderen buiten Malakka.

De Portugeesche burgerij, als andere ingesetenen.

In de Kerken gekomen wezende, stelden de dragers de lijken in de graven, en bedekten dezelve met de doodkleeden, waarop geleid wierden de stukken van eere, als de wapenen, kasketten, sporen, handschoenen en lijfgeweer, doende de soldaten (staende in ordre langs en voor de kerk) drie chargien met musketten. Op de eerste en de tweede, wierden van de wallen ieder reyse een grof kanon gelost, maar ten derde reyse, drie schooten met scherp, van de punt St. Jago alias Wilhelmus, t' zeewaards, ter gedachtenisse van deze manhafte mannen, wien de Generale Compe. niet alleen goede en loffelijke diensten hadden gedaen, maar ook den meesten tijd hare's levens, in dezelve versleten hebben.

Als doen de trommels ontdekt, geroerd en 't geweer verheven zijnde, is den rouwsleep ordentelijk naar 't logiement van den Heer Gouverneur gekeerd, en naar dat een ieder den wijn was geschonken, is deze lijkstatie geijndigt. Op den middag, werden alle de voornaamste officieren, Portugeesen en hoofden van de aanwezende schepen, op een maeltijd, ter gedachtenisse van de hergraving der voorgemelten overstens, statelijk getracteerd.

Den 24e, tegen den avondt, naer dat de papieren en schriften voor Batavia als Jambi vaerdig waren, is den E. Commissaris Justus Schouten, neffens de Atschinse en Johorse gesandten, geaccompagneert van den Heer Gouverneur en voornaamste Officieren, stadelijken geleyd buyten de Waterpoort, en door den gecommitteerden Advocaat-Fiscaal Herbers met den Capiteyn Forsenburgh gebracht aan 't boord van 't oorlogsjacht Franiker, om op morgen zijne voyagie naar Batavia te vervorderen, staende de soldaten in 't geweer, die op zijn E. en der gesanten afscheyden, drie chargen met musketten en drie schooten met canon deden.

Augusty 31o, gemelte vaertuyg (Maleisch) was omtrent den hoek van Tanjong bassa, den 9e stanty ontmoet, 't oor-

[pagina 256]
[p. 256]

logsjacht Franeker, met den Commissaris Justus Schouten, wien zijnen brief grootelijks klaegde over de langsame reyse, hebbende reeds veele zieken en twee dooden, sulks dat oogenschijnlijk blijkt, alle die ter dezer plaets passeren (God betert) aan de Malaksche besmettinge en kwalen paresseren.

November den 7e, 's Morgens, naar gedane predicate en dankzegging over Malakkas heerlijke en bijna miraculeuse overwinninge, is den Heer Gouverneur Johan van Twist, met zijne bijhebbende Raden, geaccompagneert van den Commandeur Dominicus Bouwens en de voornaemste officieren van de schepen, gegaen op de punt St. Domingo, waer langs de bestormers binnen gekomen zijn, uyt welkers consideratien zijn E. dezelve, naer eene korte harangue, vervattende de reden en motiven dezer solemnisatie, volgens de goedkeuring van de E.E. heeren Generael en Raden van Indien, gebaptiseert Victoria; doende tot meerder teeken dien naem op een bord geschreven, aenspijkeren, met belastinge, naer dezen geen anderen naem intevoeren of te noemen. Zoo mede geschiede met de volgende, van welke ieder met een grof kanon, en do Victoria als Frederick Hendrick, drie schooten tot congratulatie gedaen werd, zijnde de voorschreven punten

St. Domingo, hernaempt Victoria.
Madre Deus, gezeyt Aemilia.
Onze Mille Virgines, als nu Henriette Louyse.
St Jago, gebaptiseert Wilhelmus.
Hospitaal, genoemd Mauritius.
Curas, herdoopt Frederick Hendrick.
Mora, genaempt Ernst Casimir.
Hospitaal del Rey, Amsterdam.

En word ter gedachtenisse der voorhaelde hernaming, de Raden en Officieren van 't garnisoen, als de respective schepen, van den Heer Gouverneur, ter mael statelijk getracteert.’

 

Ziedaar wat we over dit voor de Compe. zoo belangrijke conquest - zoo als het te dier tijd met waarheid kon ge-

[pagina 257]
[p. 257]

noemd worden - hebben kunnen bijeenzamelen, uit de papieren der voormalige Oost-Indische Compe. Ware het volledige journaal der belegering aanwezig, dan was men in de gelegenheid geweest, dag voor dag te kunnen opgeven, wat er in deze verrigt was; wy hebben ons nu moeten te vreden stellen, met uit verschillende brieven en rapporten datgene te nemen, wat op ons onderwerp betrekking had.

En waaraan moet nu de langdurigheid van Malakka's beleg toegeschreven worden? Onzes inziens aan de volgende oorzaken.

1.Het niet voldoen door den vorst van Atchin van het zenden der beloofde hulptroepen.
2.Het niet geheel insluiten der stad, waardoor het mogelijk bleef, dat er gedurende het beleg vele levensbehoeften konden worden binnen gebragt.
3.De zwakheid van het leger, vooral voortspruitende uit de hevige ziekten die het teisterden en er velen ten grave sleepten.
4.Het afwisselen der Opperbevelhebbers, door het overlijden van drie hunner veroorzaakt, en ten
5.Wat wy welligt het eerste hadden moeten noemen, de uitnemende dapperheid van den Gouverneur Manuel da Sousa Coutinho - met eerbied moge zijn naam genoemd worden - die niettegenstaande de vreselijkste ellende, waaraan de bezetting en burgerij ten prooi was, hunnen moed zoodanig wist levendig te houden ‘dat geresolveert waren geworden liever het uiterste te verwachten, dan op onze genade de plaats over te geven.’
[pagina 258]
[p. 258]

Relatie aan de ed. heer Antonio van Diemen, gouverneur-generaal, en de heeren raden van India, meldende het succes der gedane visitatie, alsmede de verleden en presente gelegenheid van de stad Malakka, met aanwijzing wat tot welstand van den Nederlandschen staat daar dient gedaan, en hoe deszelfs commercien ten nutte van de generale Oost-Indische compe gedirigeert kunnen worden.

Edele, genereuse, wijze, zeer gestrenge Heeren.

 

Ga naar margenoot+ Wezende van UEds. in December laatstleden gecommitteert, om Malakka's beleg of bij bemagting der stad, als Commissaris te visiteren, en op mijn keren uit Atchin verders te suppleren, hetgeen de Comps dienst aldaar vereyschen mogt en bij UEds missive van ultimo April passato geordonneert was; zoo hebben in dezen conform UEds last en naar tijds gelegenheid zoodanige devoiren gedaan, als het bekomen vermogen gedoogt, en des Comps dienst ten principalen vereyscht heeft, van welke besoignes UEds bij dezen de pligtige rapporten doen, en daarnevens omstandelijk voorstellen zal, 't geene van de verledene en presente gestalte dier plaats geinquireert, en ingevolge vertoonen hoe in die notabele conqueste, tot welstand en nut gehandelt dient.

Ga naar margenoot+ Om welk relaas distinctelijk te beschrijven, ons concept, als volgt verdeelen zal.

Ga naar margenoot+ Eerstelijk een verhaal van 't geene door mij, als UEds Commissaris, gedurende mijn aanwezen te Malakka, verrigt geworden is.

Ga naar margenoot+ Ten anderen, een deductie wat van den verleden en presenten staat, gestalte, en negotie van Malakka gehoord, gezien, onderzocht en ervaren heb.

Ga naar margenoot+ Ten laatsten, een remonstantie, hoe deze vermaarde stad, tot welstand van de Nederlandsche staat verzekert, verbetert en geregeert dient, mitsgaders op wat voet de negotie ten

[pagina 259]
[p. 259]

meeste profijt van de Generale Oost-Ind. Compe. gedirigeert kan worden.

Welke tractaten zoo kort en bondig ontleden zal, als denGa naar margenoot+ overvloed der materie, behoudens de vereischte declaratie, eenigzins gedogen kan.

Het eerste deel.
Handelende van ons bedrijf in Malakka.

In hoedanige verwarden staat, de geconquesteerde stad MalakkaGa naar margenoot+, op onze eerste aankomst aldaar bevonden, en wat order toen ter tijd bij den Heer Joan van Twist, met mijn advijs en hulp, tot reddering en verbetering geresolveert, gesteld en uitgebragt werd, is UEds per 't jacht Zutphen door ons beiden in het generaal, en van mij in het partikulier omstandig geadviseert, weshalve daarvan niet prolix extendere, maar alleen summierlijk het voornaamste (om dit relaas te fatsoeneren) verhalen zal.

Het eerste en noodigste werk was, ons van Malakka's geimbroileerdenGa naar margenoot+ staat op het eerste informeerden, den Commandeur Minne Caertekoe (volgens UEds ordre) van zijne bediening eerlijk dechargeerden, en den Mr. Joan van Twist, als Vice-Gouverneur der stad en deszelfs ressort, solemneel authoriseerden; na het welk ZijnEd. met ons behulp en des Raads advijs, dadelijk op de noodigste zaken order stelde, namelijk, dat de meeste zieken met de jachten Veenhuizen, Blijswijk,Ga naar margenoot+ Rijswijk en Vos, tot reconvalisatie naar Quedah en Poeloe Lada werden gezonden; Roemerswael met vivres en advijsen, over Paliacate naar Ceilon; de Draek met de 12 lasten Atchinse rijst naar Pahang; den Onderkoopman Jan Menie om den Johorsche Laxamana tot de Atchinse bevrediging te bewegen, naar Batasouwer, en eindelijk Klein-Zutphen met advijsen, buskruid, den kostelijke buit, en eysch van nodige secoursen naar Batavia. Alle welke bezendingen, met behoorlijke Instructien, advijsen en brieven aan de respective Koningen en re-

[pagina 260]
[p. 260]

genten zijn gedepescheert, waarin mijn devoir pligtelijkGa naar margenoot+ contribueerde, gelijk mede in het confronteren met de Atchinsche en Johorsche gezanten, tot bevrediging hunner Koningen vruchtbaarlijk is geschied. De Johoriten met brieven en geschenken eerlijk gedemitteert, de Atchinse bezending met de verordonneerde schenkagie tijdelijk bevordert, en de inwoners van de dorpen Nanning en Ringy, als vasallen van de Nederl, staat in protectie aangenomen.

Ga naar margenoot+ Interim werd mede op veel andere zaken goede regel gesteld, als; het guarnisoen in twee formele Compen, onder competente officieren, op UEds approbatie, gereduceert; als mede een Equipagemeester der ongeredderde schepen, en Commissaris over de verstrooyde vivres gesteld, provisionele order op de randsoenen beraamt, de overloopers prompt en exemplaar gestraft, veel verstrooyde slaven en slavinnen onder goede regel tot het zuiveren van de vuile stad gebruikt. Een hospitaal tot soulaas van de kranken verordent, een placcaat tegen het gedurig plunderen, het berooven van de huizen, het uitdragen van goederen en andere exorbitantien geëmaneert, mitsgaders alles tot begin van een fatzoenelijke regering in orde gebragt.

Ga naar margenoot+ Maar inzonderheid heb gevigileert, de generale Compe niet verder van hare competerende buitgoederen berooft mogt worden, als gansch onmatig en zonder schaamte bij den Commandeur Cairtekoe met zijn Raden, en generalijk alle officieren, soldaten en matrozen, in het gretig plunderen van alles, inzonderheid het dwaas largeren van de gequalificeerste vijanden, met zeer rijke middelen was geschied. Ten welken einde nevens andere gecommitteerden, terstond de kostelijkste goederen, als juwelen, goud, zilver, barnsteen en weinig contanten, geinventariseert en verzekert, eenige Coromandelse en Bengaalse kleeden, sierlijk misgewaad, rare kerkelijke ornamenten en huismeubelen gebergt, gepakt en veel verstrooyde koopmanschappen, uit open huizen, in het schip Wassenaer afgescheept; blijvende alle verzegelde pakhuizen, tot beter gele-

[pagina 261]
[p. 261]

genheid onaangeroert. Welks inventaris en taxatie zeer gaarneGa naar margenoot+ hadde gecumplieert, maar zulks konde door de ellendige ziekten van meestal al het arbeidsvolk, tot mijn groot leedwezen, niet uitwerken, ten ware de Atchinse voyagie hadden opgeschort, dat om de importante consequentie ongeraden was, en nog ter naauwernood (mits de jammerlijke infectie van ons scheepsvolk) voltrokken is.

Van het gepasseerde gedurende het beleg en na het veroverenGa naar margenoot+ van de stad, deszelfs gelegenheid, gewezen regering, trafiquen, presente en aanstaande gestalte enz, heb mij naar kortheid des tijds geinformeert, en UEds daarvan in substantie kondschap gedaan. Onder andere van het geene bij den Commandeur Caertekoe en zijne Raden, in het eigenen van openbare en heimelijke buiten bedreven en te suspecteren was; welke kwade coursen naar vermogen gestut, en daarin zoo veel gedaan, als Malakka's verwarden en ellendigen staat, zonder schadelijke alteratie verdragen konde. Gemelde Commandeur (die veel eer en respect bewezen werd) is geen meer enquete zijner goederen als zijne Raden subject geweest, maarGa naar margenoot+ is alleen op zekere kondschop van merkelijke buit, en het verzoek zijner Raden, deszelfs kist in het schip Utrecht gevisiteerd, en alleen het gevonden koffertje met goudwerk, nevens twee groote zakken of servetten vol geld daaruit geligt; blijvende zes andere kisten (te zijnen huize) ongeroerd, gelijk Zijn Ed. (om geen misnoegen te geven) het contant verzegeld in handen gesteld, en het koffertje (zoo het was) naar Batavia gezonden is.

Veel praatjes heb van dezen mans bedrijf, zoo in het legerGa naar margenoot+ als binnen de stad gehoord, doch kan deszelfs wulps, inschrapend en schadelijk doen, van zijne dienaars en lijfschutten, inzonderheid de hoogbootsman van Utrecht >, en eene Frederik Jacobsz., bootsman, vernomen worden; zijn Raden hebben alle hun gebieders pad gevolgd, en eigenbaat voor Compe dienst geprefereert, als in het vervolg (op zijn plaats) breeder aanwijzen zal.

[pagina 262]
[p. 262]

Ga naar margenoot+ Het schijnt dezen gelukkigen Commandeur niet heeft kunnen considereren, een treffelijk overste wel betaamt geen buit, maar onsterfelijke eer te zoeken; en dat verpligt was, zijne Raden na het vermeesteren van de stad, loffelijk te vermanen nu haar zelve met matigheid te overwinnen hadden, navolgende het exempel van den befaamden overste Themistocles van Athenen, die de Persianen verwonnen hebbende, tusschen de doode vijanden en hunne rijke versierselen wandelde, zonder daar naar te willen bukken, tegen zijne vrienden zeide: ‘neemt gijlieden vrij deze dingen, want gij zijt Themistocles niet.’ Wel te regt heeft Crispus Salustius gezegd, ‘die hooge staten en officien bedienen, die leven in de hoogte en alle menschen zien hunne daden, de hoogst verheven is minst geoorloofd kwaad te doen.’

Ga naar margenoot+ Gedurende mijn eerste verblijf, heb ik de Heer Gouverneur in het verrigten van veele wigtige zaken met raad en daad behulpig geweest, en zijn Ed. op mijn scheiden, schriftelijk aangewezen, hetgeen (mijns oordeels) vooreerst tot correctie van Malakka's deserte gelegenheid diende gedaan; zoo dat het daar toen aan geen dienstige concepten noch scherpen overleg, maar alleen aan magt en middelen, om die nuttig uittewerken ontbroken heeft.

Ga naar margenoot+ Het ware ten dienste der Compe. ook wenschelijk geweest, de Atchinse reis en besoignes voorspoediger gesuccedeert, en wij de Heer Gouverneur tot Malakka, tijdiger in het corrigeren en formeren van veel zaken hadden behulpelijk kunnen zijn; maar dit is door de extrème langdurigheid van de heen en weder reize, de traagheid van het Atchinse hof, en de ondienstige komst der Johoriten schadelijk verhindert; immers zoodanig verspaad, dat het noodigste werk voor mijne komst beschikt en het verloop des moussons, geen tijd om alles naar behooren te inquireren, overgelaten had. Want zijnde den 8 Julij verleden, met de jachten Franeker en de Anna, voor Malakka gearriveert, en 's avonds met de Atchinse en Johorse gezandten geland, is mij UEds. waarden brief van ultimo April, ne-

[pagina 263]
[p. 263]

vens die aan den Heer van Twist, eerst ter hand gesteld; door welks aandachtige lectuur haast apprehenderen, wat UEd. op het bestuur der Malakse zaken en van mijne persoon verordentGa naar margenoot+ had, stelden mij derhalve dadelijk te onderzoeken het geene aldaar sedert mijn vertrek was verrigt, en wat advijzen UEd. daar over waren toegeschikt.

In deze naspeuring zagen en bevonden klaarlijk, den GouverneurGa naar margenoot+ geen tijd in ledigheid verkwist, maar gedurig met het verbeteren en stellen van veel noodige zaken (met weinig hulp) bezig was geweest, welke verrigting en het geene daar meerder voorgevallen is, hier kortelijk verhalen, en naar pligt mijns ampts denoteren zal, om de gevolgde besoignes ordentelijk te adderen, en UEd. alzoo perfectelijk aantewijzen, wat in Malakka na deszelfs bemagtiging successive verrigt en voorgevallen is.

Des Gouverneurs eerste werk was, den Laxamana over zijnGa naar margenoot+ fiere weigering van het bevredigen met Atchin, den stouten eesch van delai, en de onvruchtbare bezending van Jan Menie, zoo scherp en ernstig te vermanen, dat het zenden van gecommitteerde daar op volgde, die ons met het jacht de Anna in Atchin toegezonden zijn. Verders heeft zijn Ed. veele zaken conform ons advys ter hand genomen; namenlijk de tranchementen van ons leger, de kerk van St. Thomas en de oude batterij, door zwarten onder Alexander Mendes, geslegt, veel boomen geveld, en eene brug over de rivier gemaakt; genietende ieder arbeider een tanga en 1½ ā„” rijst daags. En van 's Compe slaven, zijn veele oude huizen bij de stads muren afgebroken, deszelfs berm en meest alle huizen gezuivert, de punt St. Domingo, tot aan de borstwering opgemaakt, en Victoria genaamt, gelijk mede alle andere bolwerken herdoopt. De meeste vivres, buskruid, en amunitien (except veel rijst)Ga naar margenoot+ uit de schepen geland, alle overige verstrooide koopmanschappen in Wassenaer gescheept, en deszelfs lading uit de verzegelde pakhuizen gesuppleert, alle buitgoederen onder het oog van den Hr Gouverneur geinventariseert, en het daarblijvende, nevens het geschut en slaven getauxeert, ook eenige verkocht.

[pagina 264]
[p. 264]

Twee groote gepakte kisten, vol zeer fraaije plunje en misgewaad aan het guarnisoen, (hoewel daartoe meest ondienstig) uitgedeeld; negotie- en soldij-boeken geformeert; de Portugesche burgerij onder Kapitein Diego Kesio, de zwarte Malakkezen boven en bezuiden de stad (daar veel huizen zijn gebouwd) onder de Kapiteinen Alexander Mendes, Juan de Sampajo en Pera Fernandes, mitsgaders de visschers onder Pera de Gambo gesteld, en eenig maandelijks traktement toegelegd. De werkelijke (soldaten) onder den Kapitein Forsenburg, en het hospitaal onder toezigt van den Gouverneur, Jan Menie tot Sabandhaar verordent, en goede order op de basar, het komende en vertrekkende vaartuig (dat van diverse plaatsen arriveerde) gesteld. Item tot begin van inkomsten een tol van 10 per cento geheven, insgelijks ankeragie- en hoofdgeld, mede de coutume van roeba-roeba of geschenken der vreemdelingen, ook de tienden van alle inlandsche vruchten en vee. Het verpagten van de boomgaarden was te vergeefsch betracht, en over zulks het plukken der vruchten aan een ieder (mits gevende de helft aan de Compe. voor geregtigheid) vrijgesteld.

Ga naar margenoot+ Is mede ernstig betracht de Manicabers van Nanning tot hunne verpligte gehoorzaamheid, restitutie van de gevlugte, geroofde Christen slaven en het geweer te bewegen, doch te vergeefsch, vermits die trouwelooze Mooren onze debile staat te kennelijk was, en van hun bekomen buit niet scheiden wilden, maar trachten hun doen in schijn van obedientie met leugenen te excuseren. Pero Dabre was te hunnen verzoeke provisionelen Tommagon gesteld, maar het deed (mits zijn vertrek) geen voordeel; insgelijks dat Radja Merah, Hoofd van Nanning en dependerende dorpen, en Intje Vador, agent was gemaakt, die ze (wezende verdeelt) niet gehoorzamen wilden, gaande (onaangezien zeer scherpe dreigementen) hun ouden kwaden gang. Die van Rambou waren mede oneenig, en kwamen, om hun aanhouden van Christen-slaven, ook niet af; insgelijks die van Ringy, hoewel des Gouverneurs protextie tegen den Johorsen Laxamana hadden verzocht. Generalijk had-

[pagina 265]
[p. 265]

den deze schelmsche Mooren en Johorsche eilanders, in hunne costumelijke rooverij van slaven gecontinueert, zoodat een premie op het bekomen van levende of doode Saletters was gesteld; eenen Lebeh Moeda, Hoofd van de buurten of dorpjes Tainping en Sebang, om zijne verleden en presente dieverijen van slaven, in hegtenis gesteld; insgelijks eenen Intje Hitam, die met een Pera's vaartuig uit het land wilde vluchten.

De Koningskeus van Raccan, waren op aangeboden pardonGa naar margenoot+ hunner bewezen hulp aan de Portugezen, bevredigd, en vijf Portugeesche bantiengs, met 125 personen, onder den Kapitein Jacinto D'Azevedo, op verzekering, van daar in Malakka gekomen, die als vasallen aangenomen en aan de Noordzijde van de stad nedergeslagen zijn. Was ook order op de rantsoenen, kostgeld, en het venten van Nederlandsche vivres gesteld, dat om dringende oorzaken weder verandert was. Exemplare justitie waren aan Domingo Fernandes, Antonio Fonseca en Bastiaan D' Almeida (met ad vijs van Pero Dabre en Antonie Carvaljo) gedaan; ook eenige Nederlanders crimineel gestraft, anderen om uitblijven, verwezen, maar gepardonneert; desstads wapen verandert, en de punten hernoemd; ettelijke NederlandersGa naar margenoot+ met Portugeesche weduwen getrouwt; veel menschen daar onder de Kooplieden Quaetgebuyr, Post, en andere officieren, waren door de pestilentiale infectie ellendig weggerukt; de lucht merkelijk gezuiverd, de sterfte geminderd en veel ziek volk gereconvaliseert; de dagelijkse parade, om het volk te verschoonen, geschorst. Het jacht St. Lourens vrijwillig in handen gekomen, Nieuw-Malakka herdoopt, gelost en om te kruissen, daar gehouden; maar dienstiger en nuttiger ware het zenden naar Batavia geweest, vermits bij gebrek van volk, nevens de jachten Amsterdam en Draek aan de wal gelegd en door kwaad toezigt gebarsten is. Het jacht Welsing was met kruid en novas van den Portugeesche staat in Goa, van Coromandel gekomen; item Pieter Baeck met de vier jachten van Quedah en Lada, met eenig vee geretourneert, hadden daar, maar met sobere verkwikking wel ververscht, en 103 perso-

[pagina 266]
[p. 266]

nen verloren; was het jacht Klein-Bredamme, met de gelicentieerde Portugezen, aan Dingding bejegend en hun met water en volk geadsisteerd; het jacht den Draek was over Poeloe Timaon, van Pahan met verversing gekeerd, daar den rijst dankbaar aangenomen was. Het schip Wassenaer en de boot Banda, volladen met buitgoederen, en den CommandeurGa naar margenoot+ Caertekoe, nevens veele Portugeesche gevangenen (na scherpe visitatie) naar Batavia gedepecheert; Utrecht met eenige klokken en kerksieraden zeer spade ook derwaarts gezonden, en in het keeren op zekere zandbank verzeild wezende, door den Gouverneur, vlijtig goede order tot het bergen van het geschut (te vergeefs) gesteld; het jacht Zutphen met advijzen en sommige buitgoederen, item Bredam met de gebergde goederen en officieren over Jamby naar Batavia geschikt; welk ongeluk den Fiskaal Herbers meer uit haat als reden te laste wordt gelegd.

Ga naar margenoot+ Het jacht Rijswijk was om zieken te reconvaliseren, aan Sawang en in de straat Saboan om te kruissen geweest; de jachten Limmen en Vos, met een groot chaloup, onder den Commandeur Baeck, bij Cabo Rachado, en Welzing, Rijswijk met de chaloup de Maen, onder Schipper Mendoncq, voor de straat Brouwer te kruissen, gezonden; eindelijk was de fluit Gracht, met de Kooplieden Puyt en Vermeer, op den tinhandel naar Perah, Quedah, Bangary en Oedjong Salang vertrokken; derwaarts den Gouverneur over eenige maanden, een bantieng, met twee Nederlanders en zeventien zwarten, onder eenen Portugeeschen Kapitein, met brieven aan de Koningen en 's Comps. residenten gezonden had, die tegen Saletten slaags geweest, noch niet weder gekeerd, en apparent met den vertrouwden Portugeesch op de loop is. Naar Johor had ZijnEd. eenen Antonio Pingero, filjo de Malakka gezonden, om bij Laxamana te vernemen naar Atchin's veranderden staat, dieGa naar margenoot+ mede noch niet geretourneert was. Van Jamby waren daar eenige vaartuigen om hun profijt, inzonderheid slaven, geweest, die den Pangeran Aria, (ten respecte der Christenheid)

[pagina 267]
[p. 267]

geweigerd waren, en 25 pies baftas van Pangerang Anom, en Ratoe Mâs, Anachoda, op den tol aangehouden, doch Sr. van Gent geadviseert, die bij motie in Jamby te restitueren. Vier Javaansche vaartuigen, als vriend verschenen, waren daartegen ontvangen, en mits betalende den tol van 10 per Ct. enz., handel vergund, gelijk mede veel andere mindere zaken verrigt en voorgevallen waren, die hier te noteren niet waard zijn.

Om disorde te weeren en Malakka's gouverno, door goedeGa naar margenoot+ politie in orde te brengen, waren diverse placcaten en ordonnantien geëmaneert, namelijk, tegen den monopolischen handel der vreemdelingen, het verkoopen en stelen van menschen en slaven, kwaden oppas der officieren en soldaten, het vertrek van vrije lieden, het houden van tavernen, kostgangers, en andere schaggerij, het lorsen (?) en borgen, dobbelen en speelen, en alle tuisscherij; het nachtloopen en houden van concubinen, het absenteren van wachtplaatsen, het kwetsen en schenden van fruitboomen, het uitdragen van koopmanschappen, meubelen en amunitie, het opbreken van kisten en diergelijke reeuroof der overledene, goederen, het achterhouden van rekeningen, sloffigheid der boekhouders, en het maken van testamenten. Order en valuatie van gouden en zilveren munt, het veranderen van baseroekos, het uitvoeren van Spaansche realen, item reglement op de Basar, het aangeven van inkomende en uitvoerende goederen, het versteken derzelven, den gebruikelijken tol, eenderlij maat en gewigt, en alle eetwaren op matigen prijs gesteld; nevens meer andere goede ordonnantien, die prijselijk zijn, indien ze wel onderhouden worden, anders zijn gemeenelijk veel wetten schadelijk, ja het bederf der republyk, welke allergelukkigst met weinige goede en wel geobedieerde wetten te regeren zijn.

Op UEd. bekomen order, had den Heer Gouverneur denGa naar margenoot+ Opperkoopman Hurdt, de Kapiteinen Lamotius en Forsenburg met den schipper Baeck, 20979 Gulden van hunnen toegeëigenden buit doen restitueren en hunlieden van verder heimelijke buiten, onder presentatie van eed, schriftelijke verklaring

[pagina 268]
[p. 268]

laten doen, maar bovendien van niemand eenigen merkelijken buit ontdekt, alhoewel den Advokaat Fiskaal, zijn naarstigheid daarin heeft gedaan. Echter blijft van de aangetogen Raadspersonen, den Fiskaal Schilderhuysen, en meest alle andere officieren, zoo te water als te land, geen kleine suspitie hun zelven merkelijk gezegend hebben, dat den tijd of scherpe middelen apparent nog wel ontdekken zal. Aan hetGa naar margenoot+ guarnisoen en scheepsvolk die Malakka veroverd hebben, waren twee maanden gagie uitgedeeld, en de resterende 4 maanden, tot bekomen middel uitgesteld; verder diverse andere noodige zaken gedaan, die UEd. met Klein-Zutphen, nevens Malakka's gestalte en het geene daar noodig word vereyscht, omstandig aangeschreven zijn, en gevoegelijk met het fluitschip de Eendragt, wat sedert notabels voorgevallen en uitgerigt was, waartoe ik mij om deze te korten en tot ons laatste bedrijf te komen, refereer.

Ga naar margenoot+ Nu komen tot ons eigenlijke werk, en welks ontleding, als een appendix der Malakse verrigting, omstandig denoteren zal, wat gedurende mijn tweede aanwezen tot Malakka, in voldoening van UEd. order, ten dienste van de Compe. ter hand genomen en verrigt geworden is, waarvan UEd. ook large ad vijzen door den Heer van Twist (in dato 13 en 24 Julij 11.) toegekomen zijn, die de onvolkomenheid van ons verhaal, zullen kunnen suppleren.

Ga naar margenoot+ Hoewel de komst van het fluitschip de Eendragt, onze Malaksche besoignen, door het stellen van de Atchinse advijzen, eenigzins verhinderden (waarom en om de Malaksche schriften, het laden van 4 stukken en een klok, drie dagen opgehouden is) zoo hebben ons echter zoo benaarstigd, dat het jacht Franeker, om ons verblijf (dat 8 à 10 dagen was geresolveerd en op 14 dagen gevallen is) niet onnuttelijk opgehouden, maar terwijl in het onze bezig waren, 18 lasten rijst en 9 pakken kleeden ontlast, en daarin weder 27½ Malakkasche bharen peper, 7 metale stukken geschut en sommige kleinigheden, geladen zijn; waarmede door zwakheid van het volk

[pagina 269]
[p. 269]

tot op het laatste doende zijn geweest, en alzoo geen tijd nutteloos verspild.

Zeer gaarne hadden de Atchinse gezanten met den PortugeescheGa naar margenoot+ fidalgo, zoowel als de juweelen en contanten vooraf gezonden, maar dit is op hun ernstig begeeren niet geschied: dat vertrouwen UEd. ten beste duiden zullen, gelijk mede dat 4000 realen in Malakka verbleven zijn, die tot opkoop van peper en tin, of om op UEds order elders te verzenden, zullen bewaard worden.

Gedurende mijn aan wezen is geresolveerd, het jacht de AnnaGa naar margenoot+ (na vertimmering) over Jamby naar Batavia te schikken, dat 8 à 10 dagen na ons te vertrekken stond, en den Sabandhaar Jan Menie, met de Johorsche gecommitteerdens naar Makam toeheel (?) te zenden, om den Laxamana tot het accepteren van de Atchinse bevrediging te bewegen, aan welken heer, een brief op des Gouverneurs naam heb ingesteld, en den Sabandhaar met zoodanige Instruktie verzien, als UEd. bij derzelver copijen zullen kunnen beoogen. Wat conferentie met de AtchinseGa naar margenoot+ en Johorsche gezanten, over het hoogmoedig schrijven van de Atchinse Mayt., nopens hunne gesimuleerde beweging tot den vrede, gehouden en hoe alles ten besten tot wederzijds contentement uitgelegd is, zullen UEd. uit de Journaalse aanteekening van Malakka verstaan, en doet ons van deze zaak een goed einde hopen. Welks zekerheid met de chaloup Amboina (gelijktijdig met ons van Malakka naar Johor vertrokken) uit des Sabandhaars advijsen te wachten hebt, die mede is gelastGa naar margenoot+ 150 à 200 arbeiders van den Laxamana te verzoeken, item 8 à 10 groote chaloupen, en hout tot de Malaksche brug; mitsgaders te onderstaan 40 à 50 kloeke christen slaven in Johor (daar er veele zijn) te kopen; zijnde den Commandeur Baeck ten zelven einde met een jacht naar Bancales geprojecteerde alles om de fortificatie spoediger te kunnen repareren.

Het jacht den Draek was bij den Gouverneur naar SiamGa naar margenoot+ om Chinezen en vee van daar te brengen, geprojecteerd, welk concept als ongefondeerd en voor de Compe niet nuttig, tegengesproken heb, zoodat het geresolveerde met nader resolutie

[pagina 270]
[p. 270]

van den 12. Julij vernietigd is; gelijk mede de voorgenomen zending van het gemelde jacht, met weinig geordonneerde stoffen, naar Atchin, ZijnEd. uit het hoofd gestoten heb, vermits dit met de apparente zending uit Batavia over Malakka, gevoegelijker en zonder Compe interest geschieden kan.

Ga naar margenoot+ Dewijl het meerendeel van de overgebleven Portugezen en Mestiesche burgerij, zich door naturele luyigheid en verwaande opinie van eigen waardigheid, tot geene middelen, om zich eerlijk te erneren, begeven, maar als onnutte menschen het gemeenebest bezwaren, heeft den Heer Gouverneur op ons aanraden, aan allen die het wilden verzoeken, licentie om naar Batavia te varen vergund, waarop weinige in de Eendragt geëmbarkeerd, zijn en ettelijke met het jacht de AnnaGa naar margenoot+ over Jamby volgen zullen. Bij ons hebben den Padre Paulo da Costa, met zijne zuster, die Canonnik en Archidiacon der Cathedrale kerk, ook Bisschop's stadhouder en Vicario is geweest; item eenen Bento Rodrigues, gewezen Kapitein van de Infanterie, en een dienaar van den overleden Gouverneur Manuel da Soasa Coutinho; item zekeren Malakkees met zijne vrouw, zoon en twee dochters, die met ons voor tolk in Atchin geweest en om zijn kwade streeken in hegtenis is; wezende bij den Raad in Malakka (met de stukken te zijner laste) naar Batavia gerenvoyeerd. Aan den Portugeeschen fidalgo Francisco da Souso, heeft den Heer Gouverneur (op verzoek) een jongen mosties en Malakasche vrouw (ter zijner dienst) vergunt; zijnde de vrouw Dona Maria Leaal genaamd, descendente van den Malakaschen Bandara, die de Portugezen, in de bemagtiging van die stad met verraad, behulpzaam was, dat dezen Edelman (als ten dienste zijn's Konings) nog gedachtig is, hopende hiermede bij den Vice-Rey een plasdank te halen.

Ga naar margenoot+ Drie Jambische vaartuigen, die met passen van den Opperkoopman van Gent, uit Jamby (meldende die daar te huis behooren) in Malakka gekomen waren, zijn op hun verzoek naar Perah te varen, gelicentieerd, mits in het terugkeeren te Malakka weder aan te leggen, zoo om dat dit des Comps.

[pagina 271]
[p. 271]

negotie in Perah niet schaden kan, als den Jambischen Koning geen rede van misnoegen te geven, gelijk UEd. uit de resolutie van den 12. Julij, en des Gouverneurs brief van den 12. dito, breder vernomen hebben, waartoe ons refereren.

Op den 30. Julij zijn ons in de straat Sabon, elf IndiaanscheGa naar margenoot+ vaartuigen bejegend, welke exept twee dB0. (die mits een travado ontsnapten) allen passen van den Opperkoopman Pieter Soury en een van Sr. van Gent vertoonden, tendeerden (volgens derzelver inhoud en hunlieder zeggen) zes vaartuigen naar Malakka en drie naar Perah, derwaarts henlieden (hoewel die meest voor Javanen aanzagen) liber lieten passeren, opdat de Compe ., door het aanhouden in Palembang en Jamby, geen moeitenGa naar margenoot+ toekomen zoude. Mijns oordeels behooren deze Kooplieden, 3 in het geven van paspoorten, zoo bepaald te worden, dat die aan niemand, als de ware onderzaten van de Koningen dier plaatsen, verkenen; dat in zulke gevallen aan die Prinsen ook geschreven dient, als wanneer der Javanen lorrendraaijerij (die door het faveur der aangetogen Koningen genoegzaam publiek geschied) volkomen beletten, en die moedige natie, om passen tot Batavia te komen verzoeken, bedwongen zullen worden.

Conform UEds order, heb ik naar vermogen scherp en naarstigGa naar margenoot+ onderzoek gedaan, naar den buit, die bij de Raadspersonen van den Commandeur Caertekoe (boven het geene weder uitgekeerd hebben) nog achter de hand wezen mogt, maar hebben hun dezelve, gelijk mede alle andere suspecte officieren, tegen ons zoodanig gesloten gehouden, dat niet zekers van henl. heb kunnen inquireren. Waartoe mijn logement ook ongelegen was, dat geen andere ingang, als door het comptoir of schrijfkamer van den Gouverneur had, van wiens dienaars het steeds doorloopen wierd, en toonde zich zijn Ed. niet wel te vreden, als iemand buiten zijn voorweten daar geroepen was; zelfs den Fiskaal werd over aparte aanspraken met mij gehouden, wel scherpelijk berispt, dat apparent aan anderen ook zoo is geschied, vermits mij een ieder uit vrees (van haat of schade) zeer schromelijk schuwden. Dit is een van

[pagina 272]
[p. 272]

de oorzaken geweest, geen verder of scherper inqueste zijn geschied, als reeds bij den Heer Gouvern. gedaan, en UEd. met Zutphen aangeschreven was, die zijn Ed. tot nader genoegzaam achtte, en mijn contrarie opinie niet wel beviel.

Ga naar margenoot+ Echter is op mijn aanhoudend verzoek, den 17 Julij, deze zaak de nova in deliberatie gelegt, maar bij den Raad verstaan, dewijl na het gedane onderzoek, geen nadere documenten, noch aannemelijke bewijzen van het gepresupponeerde bekomen waren, de visitatie, van der gesuspecteerden kisten en bagagie, zonder voldoende preuven, naar rechten niet mogten bestaan; en dien volgende geresolveerd, deze zaken op de gedane verklaring, tot UEd. nadere order te laten berusten. Mits dat de gemelde dispositie in volle vergadering, hunl.Ga naar margenoot+ andermaal distinctelijk voorgelezen en gerecollogeerd zoude worden, het welk wel circumspectelijk (zonde prejuditie van nader te doene informatie) geschied is, blijvende de gemelde suspecte Raadspersonen, bij hunne gedane verklaring volkomen persisteren, als UEd. bij aangetogen resolutie en gepasseerde acte zullen kunnen zien.

Ga naar margenoot+ En alhoewel den Fiskaal Mr. Gerard Herbert, mij heeft verklaard, dat gedurende zijn aanwezen te Malakka, geenderlei bewijzen ten laste van de gesuspecteerde Raadspersonen, noch andere officieren bekomen had, zoo blijve echter (en hij met mij) van die opinie dat onder deze lieden der vertrokken Fiscaal Schilderhuyzen, den Sabandhaar en meest alle de hooge krijgsofficieren, schippers en veel andere (zoo vertrokken, als nog te Malakka) merkelijke buit in het heimelijke schuilt; dat (vermits verloop des tijds en bekomen gelegenheid van versteken) niet of zeer bezwaarlijk ontdekt zal worden, schoon scherper enqueste daarin wierde gedaan.

Ga naar margenoot+ Den Fiskaal Joris Schilderhuyzen heeft (mijns oordeels) geen genoegzame verklaring van genoten buit gedaan, immers is het geschrift niet behoorlijk ingesteld, en had den Hr. Gouverneur, noch den Fiscaal Herbers, zich daarmede behooren te laten contenteren, vermits die zaak wel eene notarieële acte

[pagina 273]
[p. 273]

waardig was. Dit is een loozen vos, die zijn doen met schijnredenen wel bekleden kan, want wist den Gouvern: (die hem over het gedoogde uitdragen van koperwerk had beschrobt) wel te doen gelooven, zekere diamant, op zijn plaats gevonden had, waarmede quansuis zijne fideliteit betoonen wilde, dat van ons zoo ligt niet aangenomen is.

Den Sabandhaar, die (ik weet om wat reden) van de enqueteGa naar margenoot+ vrijgelaten was, heb ik mede eene schriftelijke verklaring, onder presentatie van eede, wegens zijn bekomen buit afgevorderd, en behoorlijk laten doen, daarin ik achte almede een groot deel verzwegen werd. Den Sergeant-Majoor Lamotius, heeft zich (ten mijnen aanstaan) met dergelijke depositie gepurgeerd, wegens het behouden van een diamant, en robijnring, met een goud kettingje (te zamen omtrent 70 realen waardig) en in het visiteren van de vertrekkende KlingenGa naar voetnoot1), verduisterd; in voege dat deze lieden al te zamen (volgens eigen zeggen) van het gesuspecteerde gansch onnoozel zijn, dat den tijd best openbaren zal.

Den Kapitein Diëgo Kesio, die van het begin der veroveringGa naar margenoot+ in de stad is geweest, en daarom mits ziin gaauwigheid, apparent goeden buit bekomen heeft, insgelijks de Kooplieden Quaetgebuyr en Post, (die gedurig met het verzamelen van de goederen bezig zijn geweest, en almede van inschrapende conditie waren) hebben (dat te verwonderen is) gansch weinig middelen nagelaten. Zoo dat dit mede de lieden niet waren, die zoo groote brokken (als gemist worden) hebben ingeslikt; hoewel Sr. Kesio met den Fiscaal Schilderhuyzen, op mijn vertrek naar Atchin, voornemens waren, den gewezen Generaal Louys Martyns, een buit van 2 à 3 duizend crusados listelijk af te persen, waartoe de Heer Gouvern: hun tot dienste van de Compe. licentie gaf, doch heeft zijn Ed. mij nu gezegd, dat van dit werk niet gekomen is.

Van den Portugeesch, Manuel Moreira da Mota, die denGa naar margenoot+ Commandeur Caertekoe, als lijfschut heeft gediend, en in het

[pagina 274]
[p. 274]

zamelen van den buit doorgaans behulpzaam is geweest, als mede de andere dienaars en favoriten van ZijnEd., word ook gepresumeert niet kwalijk met die handeling gevaren te zijn, gelijk mede alle andere, die de Raadspersonen als knapen en oppassers hebben gediend, en de exempelen hunner Mrs. ontwijfelijk gevolgd zijn.

Ga naar margenoot+ De bovengemelde Raadspersonen, zijn om het gunt tot onder zoek van hunnen heimelijken buit (door UEds expresse order) heb gedaan en betragt, zeer misnoegd geweest, en hun tegen de een en de ander, ook aan mij zelfs, met wrevelige en arrogante woorden beklaagd, zoo dat van allen met de nek ben aangezien, hetwelk (als wezende om het betrachten van des Comps. dienst) gansch weinig achtte, met kennis het officie van Commissaris, doorgaans een hatelijke bediening is.

Ga naar margenoot+ In conformitè van UEds. order, is op mijn instantie, bij den Raad geresolveerd, het guarnizoen, en alle inwoonders van Malakka, door gepubliceert edict genotificeert: dat wie eenige verborgen schatten ontdekt, een vijfde deszelfs genieten zal, en boven dien de slaven vrijheid; insgelijks een tantum tot vereering, zoo binnen drie dagen, en voor mijn vertrek eenige aanbrenging geschiede, als UEd. bij copie van resolutie en edict, breder zullen zien. Waarop tot nog toe niet nuttelijks gevolgd is, met kleine apparentie iets merkelijks door dien middel openbaren zal, alzoo de eigenbaat zucht tot Malakka (door memorie van het buiten) meer als elders in observantie is. Doch houden wij voorzeker, wel eenige rijkdom binnen Malakka begraven ligt, waarvan (mits den dood, het vertrek en stilzwijgendheid van de kennis hebbende lieden) niet ligtelijk iets ten voorschijn komen zal.

Ga naar margenoot+ Voor mijn aankomst uit Atchin, waren op het aanbrengen van zekere Portugeesche jongen, de woningen van Padre Paulo da Costa, Vicario, en Francisca da Ferrio, door den Fiscaal Mr. Herbers en gecommitteerde Raadspersonen, scherpelijk gevisiteerd, en zoodanige juweelen, kleinodien en contanten bij hen gevonden, en voor de Compe gesequestreert, als UEd.

[pagina 275]
[p. 275]

bij de inventarissen, en het schrijven van den Heer van Twist zullen kunnen zien, en door ons verzegeld behandigd worden.

Achter de woning van den Fiscaal, in den tuin, staat eenGa naar margenoot+ bornput, omtrent 13 vadem diep, hebbende wel drie vaêmen waters (die niemand om hare vervaarlijke diepte beduiken durft). Daaruit heeft den Kapitein Lamotius, op zekere advertentie, door den Javaanschen Kapitein Jan Pekel, een zilver koffertje (gemeld in zijne depositie) op doen duiken, waarin gezegd word, twee duizend realen aan juweelen zijn geweest, door eene Portugeesche vrouw daarin geworpen; welk koffertje open uit de put gekomen is, zoo dat gezegde juweelen daar nog in wezen zoude, dat om veel redenen niet geloofbaar is.

Wat buitgoederen met de jachten de Zon, Egmond, der Goes,Ga naar margenoot+ Wassenaer, Bredam, en andermaal Zutphen in Batavia gekomen, en tot Malakka onder taxatie verbleven zijn, is UEd. uit 't de overgezonden facturen en extracten van negotie boeken bekend, wezende veel minder als van zoodanigen plaats te hopen was. Met het fluitschip de Eendragt, zijn nog 4 metale stukken met een klok gezonden, en met Franeker brengen 7 metale stukken, nevens een dito en 2 ijzere, van Atchin terug gekomen. Item de kleinodien van de twee Padres aangehaald, en eenig beeldwerk van kleine waardij; zoo dat in Malakka geen considerabele buit. als het geschut, 10 à 12 klokken en de Librairie overig was.

Wij blijven nog van gevoelen, als UEd. (in Klein-ZutphenGa naar margenoot+ geadviseerd) dat binnen Malakka, veel meerder quantiteit juweelen, goud, zilver, geld en koopmanschappen zijn geweest, als voor den dag gekomen is; dat meest alles door het kwaad beleid, en meenigerlei onorder van den Commandeur Caertekoe en zijne Raden veroorzaakt is. Want den eersten dag van Malakka's bemagtiging, werd met een generale plundering, van groot en klein, meest doorgebragt, dat nog eenige dagen, maar wat bedektelijk geschiedde, waardoor veel kostelijkheden verstrooit geworden zijn. Des anderen daags en ettelijke dagen, heeft den Commandeur zelfs in persoon, verzeld met Schipper

[pagina 276]
[p. 276]

Baeck, der rijkste lieden huizen doorsnuffelt en grooten rijkdom, tot Lopez de Mello, Francisca da Costa, de weduwe van Gaspar da Costa en anderen gehaald; en werden ook van allerlei staat van menschen, veel goud, zilver, fijne koopmanschappen en zeldzame meubelen, in St. Paulus kerk gebragt. Zonder dat (als wel behoorde) een memoriale notitie van de hoedanigheid der goederen, of wie ze daar bragten, of wat ZijnEd. zelf verzamelde, gehouden werd, maar alles overhoop bij een gebragt, en zoo kwalijk verzekerd, dat alle die deGa naar margenoot+ kerk frequenteerden, goede gelegenheid tot rooven gegeven wierd. Hetwelk bij de meeste en minste zoo grof toeging, dat den Commandeur met zijne Raden (meest over zijn apart doorsnuffelen der kostelijkheden) diverse malen in contentie kwam, daar veel belagchelijke historien, onder het gemeen gepeupel van worden verteld; welke onorde tot op onze komst aldaar bleven duren, wanneer wel beter reglement, maar vrij te spade gesteld, geworden is.

Ga naar margenoot+ Om dan kortelijk aan te wijzen, waar den verduisterde buit gebleven is, dienen maar de volgende disordes, misslagen en begane excessen, wel geconsidereerd.

Ga naar margenoot+ Dat terstond na het bemagtigen van de stad, schadelijk is verzuimd, de rijkste overwonnen vijanden te ordonneren, hunne middelen, bij geschrift, pertinentelijk aan te wijzen, en de precieuste dingen dadelijk over te leveren, gelijk mede dat van al het geene bekomen werd, geen perfecte notitie gehouden is.

Ga naar margenoot+ Dat geen behoorlijke toezigt, noch zorg voor de bekomene buitgoederen, zoo binnen St. Paulus kerk als in de stad, gehouden, noch gedragen is.

Ga naar margenoot+ Dat het plunderen den eersten dag der victoria, aan een iegelijk toegelaten, en nog ettelijke dagen oogluikend gedoogd is, waardoor veele kostelijke dingen grabbelend verstrooit, en menigte van schoone meubelen, gebroken en geschonden zijn.

Ga naar margenoot+ Dat door de scheepsofficieren, inzonderheid eenige Schippers als Baeck, Spanhems en anderen, door commoditeit van scheepsvaartuigen, veel goederen stoutelijk aan boord gesleept zijn,

[pagina 277]
[p. 277]

Dat de krijgsofficieren, van de meeste tot de sergeantenGa naar margenoot+ incluis, op gegeven order van het uitdragen der buitgoederen te beletten, het best voor zich zelven aangeslagen en verduistert hebben, waaronder de Luitenants Vinck, Cuylenburgh, Jacob Hansen, den Vaandrig Claes, en anderen, de voornaamste zijn, dat mede van den Fiscaal gepresumeert word.

Dat veel rijken buit bij soldaten en matrozen, zonder kennisGa naar margenoot+ van derzelver waardij, onnuttig is verkwist, en aan de Maleyers tegen lompen en leuren verruild; schoone diamant en robijn ringen van 90 tot 100 realen en meer, zijn tegen 8, 10, 15 en ten uiterste voor 20 à 35 realen, schandelijk aan looze Mooren verkocht. Item veel zilverwerk, allerlei kleeden en fraaije meubelen, tegen hoenderen, fruiten en visch (twintigmaal minder als naar waarde) vermangeld. Somtijds werd een zilveren schotel voor een bos pisang en een à twee sarassen voor een haan of zoodje visch betaald, waartegen geen strikte geboden konden helpen, maar werd den handel echter (door middel van lijnen) op en over de stadsmuren gedaan.

Dat met redenen wel te presumeren is, eenige schatten inGa naar margenoot+ het verborgen begraven liggen, zoo van overleden en vertrokkeu lieden, als personen, die nog te Malakka zijn; anders ware het niet mogelijk hun veel van dezen kalen hoop, zonder iets ter hand te trekken, onderhouden zouden.

Dat lang na de stads verovering, door den soberen, ellendigenGa naar margenoot+ staat van ons volk, veel goederen in ongesloten en onbewoonde huizen, zeer verstrooid gelegen hebben, hetwelk de trouwelooze menschen gelegenheid gegeven heeft om te rooven, en zijn alzoo eenige nagelen, tin, schildpads-hoorn, en veel koperwerk, weggeraakt.

Dat generalijk bij alle officieren, geen verpligte zorg, om denGa naar margenoot+ buit tot 's Comps. nut te verzekeren, gedragen, maar eigen profijt op het gretigst bejaagd is, als aan de onvermogende deeling en zelfs toegeëigenden buit, van den Commandeur en zijne Raden, klaarlijk gebleken heeft. Met vehemente presumtien de kostelijkste juweelen secretelijk achtergehouden zijn, niet

[pagina 278]
[p. 278]

zonder bedenken, de gezegde deeling alleen pro forma is geschiedt, en het ondekken met gemeen consent gedaan, om van secreten buit niet gesuspecteert te zijn.

Ga naar margenoot+ Dat gansch onbedagt en ligtvaardig, de verwonnen vijanden tegen krijgsgebruik, conditien van vrijheid vergund, en de gequalificeertste, rijkste en verstandigste gevangenen, zoo geestelijk als wereldlijk, nevens de voornaamste vrouwen, zonder resolutie des Raads, op het arglistig verzoek der Jezuiten, met een jacht naar Negapatam te varen, gelicentieert, en ongevisiteert vertrokken zijn. Overzulks meer als 100,000 realen waardij (in goud en juweelen, nevens de beste slaven en slavinnen, experte speellieden en muzijkanten, kortelijk al het raarste van Malakka) hebben medegesleept. Zonder dat ZijnEd. heeft willen considereren, voor zoo gequalificeerde lieden, inzonderheid den Ovidor-Generaal van India, de 'Jezuiten, andere geestelijken, met veel rijke burgers en vrouwen (die nog groote middelen in Goa en elders hadden) een excessif rantsoen van wel 100,000 realen te bekomen was. Maar heeft ter contrarie gansch dwaaslijk, de vijanden met meerder rijkdom liber laten heengaan; door welke slechte acte, de generale Oost-Ind. Compe . wel 4 à 5 tonnen gouds beschadigd blijft; behalven nog de versterking, onzen erfvijand met de restauratie van zoo veel ervaren persoonen gedaan, en schijnt dit largeren, om den bekomen rijkdom verborgen te houden, ook geschied te zijn. Dit rijk geachte jacht, is naderhand bij Pieter Baeck, in zeer ellendigen staat aan Ding-ding bejegend, die het met water en volk adsisteerde, en den Guardiaan van St. Franciscus klooster, de Vicario van St. Steven, met een Kapitein van 's Konings soldaten, op Quedah voerde; die van daar met eenGa naar margenoot+ Moorsch schip naar Coromandel vertrokken zijn; het ware wenschelijk, order gegeven was, dit jacht bij bejegening naar Malakka te doen keeren.

Ga naar margenoot+ Dit zijn (mijns gevoelens) de voornaamste oorzaken, dat den soberen Malakka's bemagtiging, de Compe veel minder nuttigheid als wel behoorde en doenelijk is geweest, heeft opge-

[pagina 279]
[p. 279]

bragt; God geve dezelve Comp. na deze in dergelijke gelegenheden, van voorzigtiger en trouwer dienaren, gedient mag zijn.

Bij de extracten van Malakka's negotieboeken, door den Hr.Ga naar margenoot+ van Twist, met het jacht Zutphen overgezonden, hebben UEd. perfectelijk kunnen zien, wat buitgoederen daar (behalven de verzondene) gebleven zijn, en met hoedanige posten, het generaal daarin gecrediteert is.

Wat vóór Malakka's bemagtiging, onder de successive Commandeurs ontvangen, en hoe daarmede gehandeld is, word in die boeken niet aangetrokken, als alleen hetgeen den Opperkoopman Antony Hurdt, in restante goederen aan het comptoir Malakka heeft getransporteert, alsmede wat van de provisien enz. nog overig was. Van de cargasoenen, met de jachten Goes, Klein-Bredam, de Wachter, het Quelpaerd, de Son en Klein-Amsterdam, naar Malakka gezonden, ben geinformeert Sr. Hurdt goede rekening en bewijs heeft gedaan, dat naar Batavia gezonden is. Het welk, zonder hetgeene tot kleeden voor de soldaten gestuurt, ʒ 5044-14-: monteert, zoo dat van de onderstaande posten, rekening, bewijs en reliqua word vereischt, als namentlijk:

Van het geene met het jacht Egmond tot kleeding voor het volk gezonden ʒ 7954- 8-2Ga naar margenoot+
Van de goederen te dien einde met Goes, Amsterdam enz. gezonden. ʒ 1555-10--
Van eenige kleedjes, door Pieter van den Broecke van Schipper Louys gekocht. ʒ 36-13-2
Van 42 realen in specie bij Sr de Meere nagelaten ʒ 133- 7-8
Van 300 negros kleeden, bij abuis uit de Gracht geligt. ʒ 203- 5-5
Van 1 diamant en 2 robijn ringen, en 1 stuk rood laken, uit het Atchins en Coromandels cargasoen geligt. ʒ 536-15--
Somma. ʒ 10419-19-1

[pagina 280]
[p. 280]

Ga naar margenoot+ Hiertegen kan het volgende tot vereffening komen

De 50 stuks Taffacilen van het Malak's cargasoen, in Jamby uit de Gracht geligt. ʒ 510-:-:
De twee robijn ringen aan Maradia en Sri Bidi Radja, Johorieten, verschonken. ʒ 165-:-:
De 390 ellen zijden lint met Langerak te rug gezonden, kostende. ʒ 185-3-14
Item voor het geene het comptoir generaal, in de legerboeken gecrediteert, en aan de soldaten uitgedeeld is, die daarvoor op hunne rekening belast staan. ʒ 7842-7-3
Somma. ʒ 8702-11-1

Ga naar margenoot+ Komt voor het different, daar het bewijs van gezogt moet worden. ʒ 1717-8-:
Waarbij nog komen moet, het geen bij den Fiscaal Herbers en Sabandhaar Menie wordt gepretendeert, en het geen van de een en de ander overledene, genoten is.  
Hier tegen moeten in rekening worden gebragt, diverse goederen, die door de Commandeurs zaliger, ten dienste van de Compe. verschonken en tot verversing enz. gegasteert zijn, als bij zeker notitie boekje en kladde-blad in het leger gehouden, eenigzins blijkt  
Item het geen Sr. Hurdt van de goederen tot kleederen gezonden, aan het comptoir Malakka; getransporteert heeft, dat mijns onthoudens ʒ 771-3-10 is  
Nog zijn van den Onderkoopman Schaep, twee rekeningen gevonden, meldende dat door hem in Moar, ter order van den Commandeur Cooper, 202½ realen aan kleden zijn verkocht, waar van 134ā…ž reael aan verversing gekogt is, en de  

[pagina 281]
[p. 281]

rest na zijn zeggen gerestitueerd zijn, als mede 6 ps. kleden, tegen verversing geruilt.  

Geen meerder klaarheid, als hier aangewezen, heb van deze geembrouilleerde rekening kunnen opzoeken, zoo dat achtte daar niet anders aan te doen zal zijn, als het verschil door middel van afschrijving te vereffenen.

Aangaande de legerboeken, die door last van de KoopliedenGa naar margenoot+ Hurdt en Houtcoper, bij den Onderkoopman Schaep in het leger begonnen en een wijl binnen de stad vervolgd zijn, heb in Malakka met haast doorzien, en dezelve zoo vol fouten en abuizen bevonden, dat onaangezien gedane devoiren, geen middelen tot redderen, binnen Malakka was. Zoo dat (in conformitè van UEd. order) geresolveert, deze boeken met alle de aanhangende schriften, naar Batavia te brengen, wezende alvorens daar in de rekening van het volk te Malakka leggende op den 14 Januarij, gesloten; en alle die zonder laatste rekening in het legerboek staan bekend, zijn onder afrekening, mede op dien datum in Malakka's guarnisoens boeken ingeschreven, waarvan eene rolle bij de boeken is. Den Onderkoopman Nicolaes Pels, heeft gedurende onze herwaarts reize, alle gesloten reekeningen, uit het journaal, in het grootboek overgedragen, voorts met mij deze slordige boeken, en alleGa naar margenoot+ bijhoorende papieren, aandachtig doorzien, op hoop daarin nog eenige correctien te doen. Maar bevonden dezelve zoodanig gesteld, dat alle de ingeschreven partijen, tegen veel memorien en kladden van uitgegeven goederen, dienen gecorrigeerd te worden, hetwelk zonder het herschrijven van de boeken, en het veranderen der gesloten reekeningen, niet geschieden konde. Bovendien worden omtrent 400 bekend staande personen gemist, zonder notie of ze gestorven, of op de schepen overgegaan zijn, zoodat ten consideratie van dien, niet vruchtelijks in die boeken hebben kunnen verrigten, waartoe ons ook de materialen, inzonderheid tijd ontbroken heeft.

En is mijn advijs, deze legerboeken, door een ervaren boekhouderGa naar margenoot+ de nova behooren herschreven, en met behulp der

[pagina 282]
[p. 282]

bijzijnde notitien, beter geformeert te worden. Namelijk de Compe. voor de uitgedeeide goederen gecrediteert, alle overledene (daar notitie van is) hunne reekeningen gesloten, insgelijks de absenten voor dooden (als toch meest zijn) op zekeren datum, in een post (tot slot hunner rekening gebragt, en die zonder reekening ingekomen zijn, mede op beraamde tijd bekend te stellen; als wanneer de handeling het meer vereischte, in het gevolg wel aanwijzen zoude. Zonder welke of een andere diergelijke slag, deze boeken niet te redden noch te sluiten zullen zijn; en kunnen de personen die namaals nog te voorschijn komen zullen, en van welkers laatste rekening kondschap komen mogt, in een bijzonder boek behoorlijk gecrediteert of belast worden; welks ordening wij de ervarene bevolen laten, en met het verhaal van ons bedrijf voortgaan.

Ga naar margenoot+ In het visiteren van Malakka's negotieboeken, en dependentien van dien, heb bevonden die in tamelijke manier, onder het oog van den Gouverneur, gehouden zijn, die de hoofden der partijen meest zelfs heeft gesteld; doch zullen die door den Opperkoopman Johan Verpoorten in betere vorm, en naar het Bataviaasch gebruik geschreven worden. Blijvende ZijnEd. gezind deze boeken op primo October aanstaande te doen sluiten, gelijk mede de guarnizoenboeken, die bij den Onderkoopman Roelof Schaep, van den tijd der stadsverovering, in tamelijke wijze geformeert, en tot ultimo Julij gehouden zijn; wanneer die aan den provisionelen Onderkoopman Jacob de Cooter (als daartoe betere bekwaamheid hebbende) zijn getransporteert, door wien ze vervolgd en gesloten zullen worden, voornemens zijnde de nieuwe boeken in betere forma, en naar de Bataviasche of usantie te houden.

Ga naar margenoot+ Den Opperkoopman Antony Hurdt, is conform UEds. order tot ontvanger van Malakka's inkomsten (die nog zeer weinig zijn) gesteld en beëedigd, hebbende alvorens ten mijnen overstaan transport van alle des Compe. effecten, aan den Opperkoopman Verpoorten gedaan, monterende ʒ 150433-17-2, als

[pagina 283]
[p. 283]

UEd. bij het schriftelijk transport zullen kunnen zien. Wij vertrouwen vastelijk, dezen jongman het Opperkoopmansambt, beter als Hurdt bedienen, en op alles naar behooren letten zal, de cassa is Sr. Hurdt bevolen, mits alle betalingen, op de ordonnantien van den Gouverneur geschieden zullen.

Den Onderkoopman Jan Menie, is mede onder behoorlijkenGa naar margenoot+ Eed, tot Sabandhaar gesteld, en den Onderkoopman Schaep, als winkelier van kleden enz., tot gerief van de vreemdelingenGa naar margenoot+ en het guarnisoen, verordend; den eersten adsistent Carel Verwijck de rijsthuizen en het equipagieboek bevolen, en den burger Dirck Cock, als provisionelen dispensier, en het houden der rekeningen van consumtie gesteld, om alles zoo veel mogelijk op behoorlijken voet en regel te brengen.

Behalven het visiteren en doorlezen van de journalen, brievenGa naar margenoot+, resolution, placcaten en alle andere Malakkasche schriften, zoo hebben de stad van binnen en buiten, deszelfs wallen, de logementen van het guarnisoen, de pakhuizen, de woonhuizen, de kerken, kloosters, veel ledige en bewoonde huizen, gedistrueerde tuinen, ledige velden, beschadigde en geheele boomgaarden, met goede en aandachtige opmerking gevisiteert. Mede groot en klein vaartuig, mitsgaders het geschut dat persoonlijk met den Sergeant-Majoor Lamotius en Konstapelmajoor, van stuk tot stuk, en nog 48 metale en 8 ijzere stukken bevonden heb. Van vivres en amunitie hebbe mede onderzoek gedaan, verder alles doorzien, dat binnen en buiten Malakka te visiteren noodig was, waarvan in het vervolg, met order op zijn plaats schrijven zal.

Van de gelegenheid en genegenheid, der omliggende volkerenGa naar margenoot+, zoo vasallen als geburen, heb mij mede geinformeert; ook op de manier van Malakka's presente regering, de capaciteiten, bekwaamheden, leven en doen van de voornaamste officieren, het verrigtte in negotie, en hoedanige apparentien tot derzelver correctie zij. Mitsgaders wat ordre in onkosten, mondkosten, rantsoenen, geschenken, avancementen en dergelijke zaken gehouden word, hetwelk alles ordentelijk in

[pagina 284]
[p. 284]

mijne deductie van Malakka's presente gelegenheid relateren zal.

Ga naar margenoot+ De boeken, staande in de Librairie van het klooster der Jezuiten, zijn door den Fiskaal Herbers, Predikant Loosveld en Kapitein Lamotius, perfectelijk opgenomen en daarin bevonden

  460 Latijnsche boeken, tracterende van Theologia.
  85 dito van Jura.
te zamen 545 Latijnsche boeken.

Item omtrend 200 Portugeesche boeken, handelende meest van Theologia.

De boeken van de andere kloosters en kerken, zijn meest al verworpen, verstrooit, genomen en vergaan, zoo datter maar weinig bij die van de Jezuiten gevoegd zijn; zoo men zegt, heeft den Fiskaal Schilderhuyzen de beste van Jura's uitgekipt, van andere (hoe wel weinig lezen) wordt gepresumeert, ook eenige voor hunne vrienden uitgezonderd hebben; mijns oordeels behooren de beste boeken, met gelegenheid wel gepakt naar Batavia te komen, op dat in Malakka niet vruchteloos vergaan.

Ga naar margenoot+ De Atchinse gezanten, hebben den Heer Gouverneur, ieder met een paard beschonken, die om het veld te ontdekken dienstig zullen zijn, waarvoor ZijnEd. hun, op het afscheiden ieder met een halve rol damast en posie melor (?) nevens de Johorse gecommitteerden, elk met een carmozijn wierden vereert. Gelijk mede aan de Johoriten kwijt gescholden is, 14 realen van 8o, hun in Atchin tot hun gastos geleend, en zijn dito gezanten met groot genoegen gescheiden, en eerlijk aan boord geleid; maar mits 's nachts vertrokken, is de chaloup Amboina met de Johoriten van ons geraakt, het welk mij het afscheid van hun lieden te nemen, en den vrede voor het laatste hoogelijk te recommanderen, verhinderd heeft.

Ga naar margenoot+ Bij den Opperkoopman Anthony Hurdt, en de Kapiteiuen Lamotius en Forsenburg, zijn 4200 realen van 8o. van hunnen toegelegden buit, aan de Compe. geteld, om te Batavia aan

[pagina 285]
[p. 285]

hunne gemagtigden, op de verleende wisselbrieven voldaan te worden; gelijk mede den Heer van Twist 800 realen, aan Andries Cramer remitteert. Met deze 5000 realen was ZijnEd. voornemens, de betaling van de vier maanden buitgeld te doen, die het guarnisoen en matrozen, die Malakka hebben helpen veroveren, nog resteren te ontvangen.

Wat verder gedurende mijn verblijf te Malakka, te diensteGa naar margenoot+ van de Compe gedaan is, zullen UEd. uit het dagregister, resolutiën, missiven en andere overgezonden schriften van den Heer van Twist, volkomen vernemen, waaraan ons refereren en het eerste deel dezer relatie besluiten.

Het tweede deel.
Tracterende van de voorledene en presente gelegenheid van Malakka.

Malakka heeft over eenige honderd jaren, zijn begin vanGa naar margenoot+ sommige Siamse, Peguse, Bengaalse en diverse eilandse visschers genomen, die met hunne vaartuigen, om de bekwame gelegenheid en vischrijke zee, daar neder geslagen zijn en allengskensGa naar voetnoot1) door de schoone en fertile landdouw aangelokt zijnde, daar een vlek getimmerd hebben, die metter tijd door den toeloop der omliggende volkeren, tot een groote stad, en hoofdplaats van de Maleysche natie en Koningrijk geworden is. Welker Koningen als monarchen van een groot deel van het vaste land (bij de ouden Aurea Chersonesus genaamd) enGa naar margenoot+ de omliggende eilanden, volkeren en koningrijken (alle meest Mahometisten) veele jaren hebben gedomineert.

Deze plaats was ten tijde als de Portugezen Oost-Indiën eerst ontdekten, en hunne conquesten daar formeerden, in zijn beste fleur, zoodat die van de Portugeesche negotianten medeGa naar margenoot+ werd bezogt, waardoor deszelfs bekwame gelegenheid tot trafycquen, en dominatie van het Zuider deel van Orienten, wel

[pagina 286]
[p. 286]

wezende bespied, eerst als kooplieden daar neder geslagen, en na tijdsverloop, buiten de stad bedektelijk gefortificeert zijn. Maar wezende hier over met den Koning (die van zijn vasallen om zijn tyrannieke regering kwalijk was ge wilt) in differentie geraakt, heeft dien Prins zijn rijk van deze heerstrachtende (heerszugtige) natie gezogt te ontledigen. Ter contrarie, werd bij de Portugezen ernstig naar de conqueste van de stad getragt, dat hun na verscheiden oorlogssuccessen ook gelukt is, gelijk zulks door eenen Juan de Baros in zijn DecadesGa naar voetnoot1) (tracterende van der Portugeesche conquesten en notabele geschiedenissen in Orienten) omstandig beschreven is, daar wij den curieusen lezer toewijzen. Ons genoeg zijnde teGa naar margenoot+ noteren, deze vermaarde groote stad, in den jare 1513 (1511) op den vijftiende Augustus, door den vaillanten krijgsheld Alphonso d' Albuquerque, Vice-Rey van Portugaals India, door list en geweld bemagtigd is, bekomende daarin eenen grooten schat, van welke conqueste, den doctor Gonzalo da Illescas, kasteliaan, in het tweede deel van zijne kerkelijke Historiën der Roomsche paussen, in het leven van Julio sequndo en Leo decimo, aldus kortelijk schrijft: ‘In het zelfde jaar duizend vijf honderd dertien continueerden de Portugezen hunne navigatiën en conquesten in Orienten, en wonnen de groote stad Malakka; daarin waren vijf en twintig duizendGa naar margenoot+ huizen en meer, gelegen zijnde in Aurea Chersoneso. Met deze plaats wonnen zij de vriendschap en confederatie van veele Orientaalsche natien, die daar met hunne koopmanschap komen, omdat de volkeren van alle die landen handelaars of negotianten zijn, en alzoo hebben ze die tot heden geconserveert, met veele anderen, die ze door Godes faveur, met groot geluk hebben geconquesteert, en verhoopen nog andere dagelijks te bemagtigenGa naar voetnoot2)’

[pagina 287]
[p. 287]

In het conquesteren van deze Koninklijke stad, is denGa naar margenoot+ grooten Koning Mahomet met zijn meeste vasallen naar Singapoera gevlugt, daar den sedem zijns rijks begrepen heeft, die van zijnen successeur in Johor is getransporteert; welker Koningen (zijnde descendenten van dien grooten Prins) tot op heden aldaar nog regeren, maar met declinatie van de oude hoogheid, daar alleen den simpelen glimp-naam, met kleine magt van behouden hebben.

Nopende de Portugezen, deze hebben Malakka tot eenGa naar margenoot+ Hoofdplaats der Zuider trafiquen van India, en sedem bnllem hunner geconcipieerde conquesten gemaakt, zoodat in weinig jaren door het frequenteren van alle omliggende volkeren, een voortreffelijke koopstad, en door het handelen van de wapenen, zeer ontzagwekkend geworden is. Hebbende de kroon van Portugal en deszelfs negotianten geduriglijk grooten rijkdom en reputatie toegebragt, zoodat in korten tijd met Portugeesche burgers, Maleijers en veelderlei Indiaansche volkeren gepeupuleert is, wordende wegens den Spaanschen Koning door successive Kapiteinen, (onder het gebied van den Vice-Rey van India) gegouverneert. Wat avanturen deze stad in den tijd van 127 jaren en 5 maanden (dat de Portugezen die bezetenGa naar margenoot+ hebben) bejegend zijn, zullen als te lang niet mentioneren, maar den weetgierigen lezer tot de aangetogen Portugeesche Historien wijzen, om zonder hinder tot de discriptie van die stad, deszelfs gewezen regering, trafyquen enz. voort te gaan.

Deze stad dan is van tijd tot tijd verbetert en vergroot;Ga naar margenoot+ in het begin was daar geen ander als de oude fortres, die op de sterkte en paleis van den Moorschen Koning (daar nog overblijfsels van zijn) gebouwt is; naderhand is de fortificatie met palisaden van kokosboomen en planken om Malakka's berg getrokken en vergroot, die eerst na de komst der Nederlanders in India, inzonderheid na het beleg van den Admiraal Cornelis MateliefGa naar voetnoot1) naar de Europeesche wijze, meetkun-

[pagina 288]
[p. 288]

stig in groote harde steen en kalk gelegd is, en naar dat concept, noch niet al voltrokken. Hebbende 3 punten, 2 rondelen, een hoek en twee trappen of halve hoeken, daar de muren met geschut van bestreken kunnen worden, zijnde aan de landzijde 32 voeten hoog en aan de zeekant weinig minderGa naar margenoot+; de circumferentie is buiten de muren en bolwerken, omtrent 420 rijnlandsche roeden, doch binnen de muren niet meer als 330 dito roeden omloops groot.

Ga naar margenoot+ De stad was met 70 (meest alle zeer groote) metale stukken, 40 à 50 bussen, en veel haken wel gemonteert, waarvan lagen op de punt Curassa 16 stukken. Den hoek Hospitaal des Poveres. 2 stukken.
Het rondeel St. Jago 8 stukken.
De punt Onze Mille Virgines. 11 stukken.
Het rondeel Madre de Dios 12 stukken.
De punt St. Domingo 8 stukken.
De trap St. Domingo 2 stukken.
De trap Hospitaal del Rey 3 stukken.
Op de toren van de fortalessa Velho 3 stukken.
Op een batterij boven de Hoofdkerk 3 stukken.
te zamen 70 (68) st. geschut.

De bassen en haken waren alom op de punten, gordijnen, het oude kasteel en den toren verdeeld, zoodat deze fortres extra ordinair met kanon, en alle toebehoorende amunitie van oorlog was geprovideert.

Ga naar margenoot+ Tot guarnisoen waren daar ordinair 260 soldaten, bestaande in 4 compagnien Infanterie, ieder met de officieren van 65 man, die van den Koning geen ander loon noch rantsoen, als 5 crusades maandelijks en alle drie maanden een quartel van crusades genoten, en de Kapiteinen dubbel soldij met 200 Seraphijns, de Vaandrigs 100 en Sergeanten 50 do. jaarlijks, maar werd hun door gebrek van geld niet half betaald. Doch de meeste magt bestond in de Portugeesche mestiezenGa naar margenoot+ en zwarte burgerij, welker getal tusschen de 2 à 3000 strijdbare, immers defensive mannen was, zoodat deze sterke stad

[pagina 289]
[p. 289]

door treffelijke fortificatie en menigte van volk, voor alle Indiaansche Prinsen onverwinnelijk, en niet als van Europeanen door groote magt en geluk te vermeesteren was.

De stad was binnen hare muren in tamelijke ordonnantieGa naar margenoot+ van straten, met veel groote steenen en houten huizen, op de Portugeesche wijze, wel en zeer digt betimmert, zoodat de wallen daarvan belemmerd waren. Heeft bijna in het midden een kleine berg, omtrent 14 à 16 voeten (boven het waterpas) hoog, welks voet en opgaande hoogte, rondsom met huizen betimmert is, en op den top staat de kerk en toren van St. Paulo, met der Jezuitenklooster, aanzienelijk gebouwd. Aan de Noordkant omtrent de mond der rivier (even binnen de vesting) staat de fortalessa velho of oude kasteel, dat (als bovenGa naar margenoot+ gezegd) op de fondamenten van het fort en paleis des Malakschen Koning, tegen het opgaan van den berg, in het vierkant met een borstwering, na de antieke wijze getimmert, en ter defentie een bekwame sterkte is. Aan welks hoek een sterken vierkanten toren staat, omtrent 120 voeten hoog, die boven plat met een borstwering is, zijnde met eenige bassen en haken voorzien, hebbende in het midden twee stukken kanon. Dit gebouw was niet alleen dienstig om de reede en het veld te bezigtigen, maar ook om de rivier en der Indianen vaartuig te commanderen.

Het Burgerlijk Raadhuis is klein, maar van tamelijke commoditeitGa naar margenoot+, in het hangen van den berg gebouwd, de Jezuiten toekomende, die het aan de stads burgerlijke Regenten of Magistraten verhuurden, welke daarin hunne raadsvergaderingen hielden; in deszelfs raadkamer zijn de conterfeitzels van Alphonso d'Albuquerque, conquereur, en Andreo Fortado de Mendoza, defenseur (tegen den Admiraal Matelief) van deze stad.

Buiten was de stad aan de Noord- en Zuidzijde, met tweeGa naar margenoot+ groote voorsteden, en tusschen dezelve (te landwaarts) met veel lusthoven omringd, welke voorstad wel driemaal grooter als de stad zelve was; doch meest alle de huizen van planken en bamboes gebouwd. Zijnde de Noorder voorstad, ordinair

[pagina 290]
[p. 290]

Bandar Malakka genaamd, hebbende de bekende straat Kampong Kling; was te landwaarts met een aarde trenchement bewald, van omtrent 2½ vadem hoog en stijf 1 vadem dik, wordende aan het Noordeinde met een steenen poort gesloten. De Zuider voorstad was ongesloten en werd Bandar Ilhir genaamd, de meeste mestiezen, zwarten, ook eenige Portugeesche burgerij, woonden in deze buitensteden, die met kokosboomen belommerd, en vol schoone tuinen en lusthoven was, zoodat de lieden hier zeer aangenaam woonden.

Ga naar margenoot+ Buiten de voorsteden en eenige mijlen de rivier opwaarts, alsmede aan de rivier Panagy en al het land tusschen beide deze rivieren (zijnde wel 8 à 10 mijlen in den omvang) was het merendeel met groote fruitrijke boomgaarden, schoone beemden of weiden met vee, en wijdstrekkende rijstvelden gecultiveert, en van zwarte Christenen (meest slaven van de burgerij) bewoond.

Ga naar margenoot+ Aan de Noord- en Zuidzijde langs de zeekant, wel drie mijlen van de stad, tot aan de rivieren Panagy en Kassang, was het mede als boven bevolkt, inzonderheid ten wederzijde van de Malakse rivier, die tot boven de kerk van Nossa Signora de Guadaloupe (zijnde omtrent 4 mijlen van de stad) met zeer schoone boomgaarden, beemden en rijstvelden gecultiveert en bewoond was. In voegen dat binnen Malakka en deszelfs ressortGa naar margenoot+, meer als 20,000 Christenmenschen remoreerden, wezende het getal van de boomgaarden en gecultiveerde plaatsen van naam, 120 in getal, behalven veel kleinere tuinen van minder belang, als bijzonderlijk in de nevens zijnde notitie kan gezien worden.

Ga naar margenoot+ Boven dit alles ressorteerden als vasallen der kroon van Portugal, onder Malakka de dorpen Naning en Ringen of Rangy, zijnde het een van Manicabers en het ander van Maleyers bewoond, die zich met het planten van rijst, siri fruiten en het houden van vee geneerden, en dit te Malakka ter markt bragten, daarvan ze zeker geregtigheden aan den TommagonGa naar voetnoot1) (die hun regeerden) betalen moesten; wezende daarenboven

[pagina 291]
[p. 291]

verpligt in zake van oorlog, des Konings krijgsmagt met zeker getal gewapende mannen te land te volgen.

Naning ligt omtrent 8 mijlen te landwaarts boven Malakka,Ga naar margenoot+ hebbende wel 1000 inwoonders, die van een à twee gestelde Orang Kaya's, onder een Portugeesche Tommagon of overste worden geregeerd; van deze plaats dependeren de dorpjes of buurten, Tampin, Sabang, Simelangan en andere tuinen, die weinig volks hebben en van kleine eonsideratie zijn.

Ringy ligt aan den mond en noordzijde van de rivier Kassang,Ga naar margenoot+ wezende van omtrent 400 Maleyers onder een Jntji Cheli bewoond, die met omtrent 30 Maleyers van Johor gevlugt is; dit volk geneerde zich met tuinen, rijstplanten en visscherij, en bragten hunne waren te Malakka te koop; sorteerden mede onder den Portugeesche Tommagon.

De naaste gebuurplaatsen waren Moar en Rombouw, beideGa naar margenoot+ sorterende onder het Koningrijk van Johor, en van Maleyers bewoond. Moar ligt 5 mijlen bezuiden Malakka, in een groote rivier, die ter wederzijden wel twee dagreizens opwaarts in veel verdeeling van huizen gepeupuleert is, maar echter niet boven 1500 à 1800 inwoonders heeft, die zich met landnering en visscherij erneren. Worden van den oom des Johorsche Koning Radja Gila enz. en eenen Sabandhaar geregeerd, zonder dat iets anders als de reverentie en eenige oorlogsdiensten aan den Johorschen Prins subject zijn.

Rombouw ligt boven in de rivier van Panagy, omtrent 10 à 12 mijlen van Malakka, heeft omtrent 1000 inwoonders, meest Manicabers en eenige Maleyers, erneren zich met plantagie en beestiaal, en worden van eene Manicaber, Lilla Maradja geregeert, zijnde de Johorsche kroon subject, en een Heerlijkheid van Datoe Bandara, die er de inkomsten van trekt. Onder dit hoofddorp sorteren nog drie plaatsen, te zamen van omtrent 1000 inwoonders, zijn genaamd Songei Oedjang, daar tin en AguilGa naar voetnoot1) valt; Kling heeft wel beestiaal en Ginting (digt

[pagina 292]
[p. 292]

Ga naar margenoot+ aan Naning gelegen) veel tuinen en vee. Deze dorpen hadden geen andere toegang, als de rivier Panagy, daar de Portugezen, de vaart van alle vreemdelingen beletten, en die het trachtten, hunne vaartuigen prijs maakten; ten welken einde deszelfs inkomen dikmaals met een vaartuig bezette, waarmede zij dit volk dwongen om alleen met Malakka te negotieeren.

Ga naar margenoot+ Binnen Malakka en in deszelfs territoir waren de volgende kerken, kloosters, kapellen en hermitagien, welke met hunne altaren, priesters, monniken, beneficien en inkomsten, in het kort zal noteren.

Ga naar margenoot+ De Cathedrale kerk St. Matrijs (dat den Bisschoppelijken Hoofdtempel is) was aan de Maagd Maria Hemelvaart (als Patrones) toegeheiligd, om reden dat de stad op dien feestdag van de Mooren gewonnen werd. Dit was een groote kruiskerk, aan den voet van het gebergte, op een verheven plein, ter zijde van het kasteel, sierlijk gebouwd; had 8 altaren, namenlijk het hooge altaar van Nossa Signora da Assumçāo, die van het Heilig Sacrement, van St. Pedro, van St. Juliana, der geloovigen Godes, van St. Amaro, van Nossa Signora da Conçeicāo en den Aartsengel St. Michiel; al te zamen met veel kostelijke ornamenten zeer rijkelijk versiert. Werd bediendGa naar margenoot+ van een Bisschop, zijnde Sufragaan des Aardsbisschop van Goa, en vijf Kanunniken van digniteit, als den Decaen of Deken, den Chanter, den TresoreromorGa naar voetnoot1), den Aardsdeken en den Schoolmeester; item acht Kanunniken confirmados en acht halve Kanunniken, meest sacerdotos; nog den Mr. van de Capella, den Subchanter, den Sacristao, den Subtresorero, en den Curaddalmas, en omtrent 15 jonge klerken en Secularissen tot den choorzang en der missendienst. Alle deze geestelijkenGa naar margenoot+ leefden van de alimentatien, der tollen, het begraven van de dooden, ordinaire missen en zielmissen en andere kerkelijke diensten; in deze kerk werd alle dagen een mis aan het Hooge altaar, voor den Koning van Spangien en deszelfs famielie gedaan.

[pagina 293]
[p. 293]

De Misericordia is een klein fraai kerkje, staande mede aanGa naar margenoot+ den voet van het gebergte, had drie altaren, namelijk het hooge altaar van St. Elizabeth, dat van St. Martijn, en van Nossa Signora da Piadado, alle met ornamenten wel versiert. Deze kerk werd geregeerd door een Broederschap van dertien secularissen, te weten een provider en 12 broeders, die jaarlijks uit de beste blanke burgerij werden geëligeert, waarvan de een het tresoriers- de ander het schrijvers ambt, en allen ieder een maand het officie van Mor dome der Capella bedienden. Deze persoonen administreerden de aalmoezen der overledenen en andere, die dagelijks (cariativel:) werden gedaan, als mede de belooningen der begrafenissen; welke inkomsten aan arme menschen, weduwen, weezen en behoeftige maagden, tot huwelijks dōte ordentelijk werden verstrekt. Hadden ook de zorg van het bewaren der nagelaten middelen van persoonen, die zonder presente erfgenamen in Malakka stierven, die ze ter behoorlijker plaatsen remiteerden. Van het Broederschap der Misericordia, waren boven de 13 officialen, een groot getal blanke Portugeesche lieden met eere, die mede bij gelegenheid de Misericordia in aalmoesen en andere noodwendigheden dienden, en was deze broederschap geobligeert, bij de begravenis van een derzelve, benevens den Providor en officiale broederen, met de vlag en tombe van de Misericordia het lijk te accompagneren.

Tot den Godsdienst was een priester, met den titul vanGa naar margenoot+ kapelaan, deze deed dagelijks missen en accompagneerde alle defunkten of lijken, die met het teeken der Misericordia begraven werden, waarvoor jaarlijks 500 Crusados van deze capel genoot, en van iedere misse met een halve crusado werd beloond, zoo dat dit een der profitabelste benificien van Malakká was.

De kerk en het klooster van St. Domingo was het oudste,Ga naar margenoot+ grootste, doch armste convent van Malakka, de kerk, een groot, sterk en aanzienlijk gebouw, staande aan de N.O. hoek van de stad op eene vlakte; en was het klooster van de kerk

[pagina 294]
[p. 294]

tot aan des stads wallen, daar aan en op, van steen gebouwt; hebbende een grooten tuin, die van de punt St. Domingo en de stads vesten besloten was. In deze kerk waren zes altaren, te weten, het hooge altaar van St. Domingo, dat van Nossa Signora da Saludo, van St. Jacinto, van Nossa Signora da Rosario, van Bon Jezus, en van St. Gonzalvo, alle met rijke ornamentenGa naar margenoot+ voorzien. In dat klooster waren ordinair vijf monniken, als den Vicario, Procurado, twee predikers, en een Sacristāo, alle mispriesteren; doch waren de gaande en komende monniken van meerder getal. Zij leefden van de inkomsten van eenige huurhuizen en ettelijke tuinen, zoo mede het loon van begravenissen, missen en andere godsdienstige plegtigheden, dat hun schraal omkwam, zoo dat veeltijds met aalmoezen der secularissen wierden ondersteunt.

Ga naar margenoot+ De kerk van St. Paulo en het klooster der Jezuiten, is een treffelijk, sterk en plaisant gebouw, staande op den top van den berg, meest midden in de stad, zijnde met een sterken toren, omtrent 100 voeten hoog en een tuin versiert. Deze kerk had maar drie altaren, als het hooge autaar van St. Ignatius, van Onze Mille Virgines en van Bon Jezus, met zeer rijke en sierlijke ornamenten, extra ordinair voorzien. HierGa naar margenoot+ waren ordinair zeven Jezuiten, vijf Sacerdotos en twee Leeken; namelijk den Pater Rector (Inquisiteur des geloofs), den Procurador, Meester der Studenten en twee Priesters, alle predikanten; van de Leeken was de eene dispensier, en den ander inmaander van de inkomsten des kloosters; boven dit getal waren veeltijds reizigers die er logeerden. Dit klooster was zeer rijk, hebbende veel groote en kleine huizen en erven, binnen en buiten de stad, die ze aan de burgers enGa naar margenoot+ vreemdelingen verhuurden Ook sommige tuinen, inzonderheid twee zeer groote schoone boomgaarden, waar van eenige verpachtten, en andere van hare eigen slaven bewoond en bearbeid werden; boven al het welke doorgaans veel aalmoezen van dooden en levende bekwamen, en dienvolgens het rijkste convent van Malakka was.

[pagina 295]
[p. 295]

De kerk van St. Augustijn, die den titul van St. AntonyGa naar margenoot+ voert, staat met het Augustijner convent, beneden den berg, aan de Oostzijde bij de muren van de stad; zijnde eene fraaije kerk, doch maar half gemaakt en van het nieuwe klooster maar weinig begonnen, zoodat de monniken zich in het bijstaande huis onthielden. Deze kerk had drie altaren, namelijk het Hooge autaar van de Heiligen Antonio en Augustijn, van Nossa Signora de Bon Successo en St. Nicolaas, allen met ornamenten wel voorzien.

In dit convent waren ordinair vijf monniken, als den Prior,Ga naar margenoot+ Procurador, Sacristāo en twee Predikers, alle mispriesters; deze leefden rijkelijk van de huur hunner huizen en tuinen, renten van gedepositeerde penningen, aalmoezen en kerkelijke diensten, zoo dat naast de Jezuiten de rijkste religieusen waren.

Een kanonschoot buiten de stad, was de kerk en conventGa naar margenoot+ van Madre de Dios (daarin monniken der orde van St. Francisco) op den top van de hoogte Boekiet Tjina genaamd, ligt en zeer sierlijk gebouwt, hebbende achter en ter zijden een zeer schoonen tuin, met een aarden muur omringd, zijnde de luchtigste en plaisantste plaats van Malakka. De kerk had drie altaren, als het hooge autaar en kapel de moeder Gods toegeheiligd, dat van Nossa Signora da Conceiçāo en Bon Jezus,Ga naar margenoot+ met zeer rijke ornamenten wel geprovideert, in dit klooster waren gewoonlijk zeven religieusen, namelijk den Guardiaan, Procurador, Sacristaō en twee Predikers, zijnde Sacerdotos; zoo mede twee leekebroeders, bedienende de ampten van dispensier en portier.

Deze fraters hadden renten noch inkomsten, maar leefden alleen van de vrijwillige aalmoezen der overledenen en stads burgerij, die van een secularis (hebbende den titul van sijndicus) werden geadministreert, en hoewel deze uiterlijk arm schenen, zoo waren het inderdaad de rijkste van alle de geestelijkheid.

In de voorsteden en binnen Malakka's ressort, waren nogGa naar margenoot+

[pagina 296]
[p. 296]

zeven Vicariale parochiekerken of kapellen (zes van planken met steenen pilaren en een geheel van steen) fraay gebouwt, en van kerkelijke ornamenten wel voorzien, namelijk:

Ga naar margenoot+ De kerk Nossa Signora da Piadado stond in de Zuider voorstad, had drie altaren, als het hooge van de Patronesse, met St. Juan Baptista en St. Jago; den Godsdienst werd door eenGa naar margenoot+ priester, hebbende den titul van Vicario, gedaan. Zijn beneficie uit de Alfandega, was 160 crusaden jaarlijks, nevens het loon der kerkelijke diensten.

Ga naar margenoot+ De kerk St. Thomé stond in de Noorder voorstad, in de straat Kampong Kling, had vijf altaren als het hooge van de Patroon, van Nossa Signo. da Liberamento, van St. Lucia, van St. Bras en van Nossa Signo. da Bon Viagio; deze werden mede van een priester Vicario gediend, genietende het loon en beneficium als den boven gemelde Vicarius.

Ga naar margenoot+ De kerk van St. Steven stond mede in de Noorder voorstad, had vijf altaren, als het hooge van den Patroon, van St. Joseph, van Nossa Signo. da Remedios, van St. Martha en van St. Apolonia, den Godsdienst werd mede van een priester Vieario met beneficium en loon als boven besteld.

Ga naar margenoot+ De kerk van St. Lorenzo stond in het Ooster deel van de buitenstad, aan de Zuidkant der rivier, had vier altaren, als het hooge van den Patroon, van St. Anna, St. Barbara en Nossa Signo. dos Merces, hebbende een Vieario ten dienste en genoot als boven.

Ga naar margenoot+ De kerk van Nossa Signo. dos Buonos Novos stond omtrent een half mijl boven de stad, aan de linkerhand der rivier, had drie altaren, als het hooge van de Patrona, van Spiritus Sanclus en St. Bartholomeus, met een Vicario tot den Godsdienst, genietende loon als boven.

Ga naar margenoot+ De kerk Nossa Signo. da Guadaloupe stond omtrent 4 mijlen boven de stad, mede aan de linkerhand der rivier; deze was van steen zeer fraay gebouwt, had maar twee altaren, als het hooge van de Patrona en van St. Amaro, werd als de andere parochien van een priester Vicario, voor gelijke belooning bediend.

[pagina 297]
[p. 297]

Het kerkje van Nossa Signo. Empara stond omtrent tweeGa naar margenoot+ mijlen benoorden de stad, op de hoek van Batang Tiga, had maar een altaar van de Patrones, insgelijks een Vicario tot den godsdienst, genietende tractement als de andere.

De vicariale parochiekerkjes dependeerden alle van de grooteGa naar margenoot+ kerk St. Matrijs, en werd de gansche Malakse burgerij, van deszelfs prelaat en officiale priesteren, naar het gebruik der Roomsche kerk in geestelijke zaken geregeert en bedient. Alleen in deze tempels werden de sacramenten, als des doops, het chrisma of vormsel, de eucharistia des altaars of avondmaal, de penitentia, het olysel, de ordening der priesteren en het huwelijk, naar de order en decreten van het Concilium van Trente geadministreert, zonder dat het bedienen van de gemelde mysterien en Godsdienstige ceremonien, aan de order der aangewezen religieusen (als met licentie des prelaats) toegelaten werden.

Alle de voorschreven kerken, kloosters en kapellen, warenGa naar margenoot+ met klokken en orgels of posityven, naar het gebruik der Roomsche kerk wel geprovideert, zoodat de geestelijkheid binnen Malakka, geenerlei noodwendigheden tot haren superstitieusen Godsdienst ontbrak; want waren mede van veel Roomsche reliquien, als doodsbeenderen der Japansche (genaamde) martelaren en dergelijke snorrepijpen, rijkelijk voorzien.

Eindelijk waren buiten de stad vier hermitagies aan St.Ga naar margenoot+ Guilhelmo, St. Jeromino, Nosso Signo. da Victoria en St. Juan Baptista toegewijd, ieder met een altaar des Patroons, die gewoonlijk gesloten stonden, en op hunne feestdagen tot den Godsdienst geopend werden, deze waren gelegen:

St. Guilhelmo een groote halve mijl boven deGa naar margenoot+ stad, aan de linkerzijde der rivier, in den boomgaard der monniken van St. Augustijn.

St. Jeromino een mijl van de stad, aan de linkerzijde vanGa naar margenoot+ de rivier, in den grooten boomgaard der Jezuiten.

Nossa Signo, da Victoria wat hooger aan de regterzijde derGa naar margenoot+ rivier, in den anderen boomgaard der Jezuiten.

St. Juan Baptista stond op den berg van St. Juan, bezui-Ga naar margenoot+

[pagina 298]
[p. 298]

den de stad, die een seculare burger in zijnen boomgaard had gestigt, en maar eenmaal 's jaars, op den feestdag des Patroons, tot dienst der mis, met veel toeloops geopend werd.

Ga naar margenoot+ In de andere drie hermitagies, werden van de gemelde monniken voor hunne slaven ook missen gecelebreert, wanneer zich daar ter plaatse kwamen vermaken.

Ga naar margenoot+ Tot reconvalisatie van de kranke soldaten en arme zieke menschen, waren twee hospitalen of gasthuizen binnen de stad, te weten:

Ga naar margenoot+ Het Hospitaal del Rey, staande aan de Noordkant tusschen de waterpoort en het bolwerk St. Domingo, was aan en op stads muren van steen en hout bekwaamelijk gebouwt, had een Infermero of gasthuismeester met 8 à 10 zwarte dienaars, een Chirurgijn en twee aderlaters, die van den Koning werden gegageert. In dit gasthuis werden alleen des Konings soldaten, met medicamenten ten zijnen kosten gecureert, alsmede van goede spijze verzorgd, waartoe den Infermero des daags voor ieder persoon drie tangas of ā…œ reaal, ter order van den Generaal werden verstrekt. Een kapel, met een altaar van den H. Geest, was daarin gebouwt, daar op feest- en zondagen een mis gelezen werd, en eenmaal 's jaars, op den tweeden pinksterdag, een predikatie en statelijke zangmis gedaan; wezende hier toe een priester met den titul van kapelaan verordend, die de kranken biegten en met sacramenten (naar het gebruik der R. Kerk) beregten, waarvoor een maandelijks loon van 15 Crusados en voor ieder mis 4 tangas genoot.

Ga naar margenoot+ Het Hospitaal Des Povres, stond mede aan de stads muren, tusschen de bolwerken Curassa en St. Jago, wezende van hout geriefelijk gebouwt, hierin werden alle zwarte menschen gecureert, en tot kosten van de Misericordia met medicamenten en spijze verzorgd, hebbende een infirmaro, ettelijke dienaars, een Chirurgijn en twee aderlaters. Hierin was mede een kapel en altaar van Spirito Santo, daar den kapelaan van de Misericordia op feest- en zondagen een mis las; op het pinksterfeest werd hiermede een predikatie en zingende mis gedaan,

[pagina 299]
[p. 299]

genietende voor ieder drie tangas, en was verder verpligt alle kranken te biegten en de sacramenten uittereiken.

Tot toezigt van deze Hospitalen waren over het eene denGa naar margenoot+ Kapitein der Infanterie, en over het andere den Provider en Mor-dome van de Misericordia geordonneert.

De stad en fortres van Malakka, werd in het temporaal vanGa naar margenoot+ wegen de kroon van Portugal en den Spaanschen koning, onder het Gouvernement des Vice-Rey's van India, van de volgende principale officieren en magistraten fatsoenlijk geregeert.

Den Kapitein of Gouverneur (wezende ordinair een fidalgoGa naar margenoot+ of Edelman) had het oppergebied en regering van de stad en over alle inwoonders, subjecten en vreemdelingen van deszelfs territoir; gebruikende in staatszaken tot Raden, den Ovidor of Opper-Justicier, een Viador of Burgemeester, den Bisschop of in deszelfs absentie zijn substitut, met een Secretaris van staat. In Militaire zaken had den Kapitein-Generaal van oorlog, met den Sergeant-Majoor mede cessie; doch in materie van Justitien, werden de criminele delicten alleen bij den Kapitein en Ovidor gesententieert, en op hunne order ook geexecuteert; presideerden ook in het Collegie van Stads magistraat, alleen in gewigtige en importante zaken.

Dit officie werd van den Koning zelfs, tot loon van gedaneGa naar margenoot+ diensten, voor den tijd van drie jaren als een merce, geprovideert, met een traktement van 600 Mille rees of 2500 Crusados jaarlijks; had tot zijnen dienst 40 Portugezen, zoo soldaten als pages, en 24 zwarte helbaardiers, met een tambour, pijper en een quitasolGa naar voetnoot1) drager, onder een Kapitein van de Guarde Portugezen, die al te zamen van den Koning even als de soldaten des Guarnisoens werden gegagieert.

De profijten van dezen Gouverneur waren verwonderlijkGa naar margenoot+ groot, want werd van alle kooplieden die met hunne schepen of jachten op reis wilden, met een peiso of present van 200 tot 8 à 1000 Crusados beschonken, zonder welk geschenk

[pagina 300]
[p. 300]

hen geen of bezwaarlijk licentie wilde geven, dat van de eerste Kapiteinen eigenbatig geusurpeert en als een vaste costume geworden was, maar geenzins met des Konings consent, als zijnde dit bedrijf, bij zeker provinciaal concilium in Goa, op excomunicatie verboden, dat van deze grijpvogels in den wind geslagen wierdt.

Zij zonden hunne cargasoenen schier naar alle gewesten, en betaalden zelden eenige vragt, negotieerden ook gewoonlijk met eigen vaartuig op Macao, Goa, Bengalen, Negapatam, Manilha en andere plaatsen; insgelijks met 's Konings vaartuigen die alom in ambassade gezonden werden, alle hetwelk hen groote profijten opbragt. Alle nagelen, notenmuskaat, macis, sandelhout, peper, tin en andere profijt gevende koopmanschappen, die van Maleijers, Makassaren. Javanen en andere vreemde Indianen werden ingebragt, mogten van niemand als des Kapiteins fejtoren ingekocht werden, die daarmede zonder risico 20 à 30 en meer percento avanceerden, het welk mede eene usurpatie, en bij het aangetogen synodus op den ban verboden was.

Eindelijk de geschenken van de Indiaansche Prinsen en alle presenten die de vreemdelingen naar costume bragten, emporteerde mede een goede som. De tinhandel van Perah, was door den Koning zes maanden jaarlijks voor den Kapitein, en zes maanden aan de stad, tot augmentatie van de inkomsten, vergunt, zonder dat iemand van Malakka daar handelen mogt. Doch hadden de Kapiteinen door kwade praktijken, dien handel geheel geusnrpeert, zoodat gewoonlijk bij het contract vier bharen tin, voor iedere maand of 24 ditos jaarlijks aan de stad uitkeerden, en bragt hun deze tinhandel in drie jaren omtrent 10,000 crusados op, dat in de laatste jaren door den Nederlanders trafique zeer ge mindert was. Door alle welke benifitien, deze Malakka's Gouverneurs, binnen drie jaren, die hunne regeering duurde (en nadat ze veel of weinig negotieerden) wel 50, 60, 70 à 80,000 crusados of meer te zamen schraapten; dat sedert eenige jaren herwaarts door

[pagina 301]
[p. 301]

der Nederlanders verhinderingen van 50 tot 40, 30, 20, 15 ja tot 10,000 crusados of minder vermindert was.

Den Kapitein-Generaal was gewoonlijk ook een Edelman,Ga naar margenoot+ commandeerde absolut over de soldaten, hij had het oppergebied en beleid van den oorlog, zoo te water als te land, tot dienst van de kroon van Portugal en des Konings van Spangien, waartoe bij patent of commissie van den Vice-Rey van India geauthoriseert was, naar welke gegeven Instructie zich alleen te regulere had. Administreerde, zonder iemands raad noch advijs, de criminele en civiele Justitie, over alle militairen binnen Malakka en deszelfs ressort; bediende odk het ambt van Viador da Fazenda en alle oorlogs depensen, die ter zijner order door den Fejtor, uit 's Konings inkomsten werden betaalt. Hij had 40 soldaten en pages (die als andereGa naar margenoot+ hunne gagie trokken) tot zijnen dienst, en werd van den Koning met een tractement van 4000 crusados jaarlijks beloond, doch waren zijn profijten door het manderen over 's Konings inkomsten en middelen ongelijk meer, die bij occasie van buiten ook vermeerdert werden; den tijd van zijn dienst was mede drie jaren, en niemands judicature, als den Vice-Rey subject.

Den Ovidor of Opperjusticier was ordinair Licenciado inGa naar margenoot+ Juris gepasseert. Hij had commissie van den Vice-Rey, om in materie civiel, over alle inwoonderen van Malakka alleen vonnis te wijzen, door zijnen Secretario sententie te prononcieren en van zijnen MeirinhoGa naar voetnoot1) te doen executeren tot 200 crusados absolut; maar in meerdere somma mogt van zijn regtbank aan het Hooge Collegie der Justitie in Goa worden geappelleert, en in sententiëren van criminele delicten, werd des Kapiteins advijs en confirmatie (als gezegd) gerequireert. Zijn tractement van den Koning was 200 Mille rees of 833ā…“Ga naar margenoot+ crusados jaarlijks, doch zijn profijten van penenGa naar voetnoot2) en expeditien

[pagina 302]
[p. 302]

der justitie zoo groot, dat binnen hunnen ordinairen tijd van drie jaren, meer als 20 à 25 duizend crusados prospereerden.

Ga naar margenoot+ Den Fejtor, handelde, administreerde en hield rekening van des Konings inkomsten en middelen, die van de tollen der Alfandega, tienden en andere renten procedeerden, welke op de ordonnantie van den Generaal des oorlogs, ten dienste van de Majt. werden gegasteert. Hij had mede in zijne bewaring alle amunitien, vivres en oorlogsvaartuigen met de dependentien van dien.

Ga naar margenoot+ Hij genoot een tractement van 300 Mille rees of 1250 crusados jaarlijks, maar waren de toeeigende profijten zijner bediening zoo groot, dat in drie jaren tijds, wel 20 duizend crusados avanceerde.

Ga naar margenoot+ De Sergeant-Majoor der Militaire Infanterie was van een ervaren soldaat, door den Vice-Rey geprovideert, deze commandeerde over het gebied des Generaals, alle officieren en soldaten in des Konings dienst. Hij had een tractement van 800 crusados, benevens 200 dito in quartelen en maintimentos, zonder eenig ander profijt.

Ga naar margenoot+ Den Schrijver van 's Konings Fejtoria, bediende mede de Secretaris ampten van den Gouverneur en Generaal, voor een tractement van 500 crusados jaarlijks, doch zijne toevallende profijten, waren wel tienmaal grooter.

Ga naar margenoot+ Na het eindigen der driejarige diensten van den Gouverneur en den Kapitein-Generaal, werden door den Ovidor informatien van hun doen genomen, en een ieder toegelaten, beklag van geleden ongelijk te doen, al hetwelk schriftelijk met hen lieden naar Goa aan den Vice-Rey gezonden werd. Een zaak die doorgaans meer om de geoffenceerde lieden te contenteren, als den schuldige te straffen dienstig was; want wisten zich deze vette vogels, meest alle omtrent den Vice- Rey, door middel van vrienden en geschenken zeer wel teGa naar margenoot+ ontschuldigen. Deze twee Groot-officieren, alsmede den Ovidor en Feitor, waren gedurende hunne bediening en na het verlaten derzelve geen andere judicature als den Vice-Rey's subject, die ook niet als na hunne komst te Goa geobserveert

[pagina 303]
[p. 303]

werd, daar den Fejtor aan het Collegie van de ContasGa naar voetnoot1), zijn rekening in debita forma moest doen of bij gebreke met eeuwige gevangenis en confiscatie van goederen gestraft werd.

De Magistraat of Burgerlijke Regenten werden Corpus deGa naar margenoot+ Cidade of ligchaam van de stad genaamt, bestaande in drie Viadores, twee Juizes, een Procurador en een Secretario da Camara, lieden van fatsoenGa naar voetnoot2). Deze regeerden de stad naar het costumelijk gebruik van Portugal, consuleerden al te zamen over alle zaken, inkomsten en uitgaven van de stad, wordende het Presidentsambt bij maandelijksche beurten, door een der Viadores bediend.

Deze Viadores of Burgemeesteren verzamelden alle stads inkomstenGa naar margenoot+, zijnde het derde van de tollen, en accijnsen van de arak, hetwelk een van hun (als Tresorier) ontving, en op hunne gezamelijke order, tot des stads fortificatie en andere publieke werken gebruikt werd. Zij taxeeren de maintementos, hadden acht op maat en gewigt, en het zuiveren en ordonneren van alle andere werken van de stad; zij werden jaarlijks uit de beste burgers geëligeert en genoten niet anders als op feestdagen, Natal, Pascha en Corpus de Christo, ieder 50 crusados tot een eerlijk kleed; doch den Tresorier een tractement van 500 crusados 's jaars, die uit de stads middelen betaald werden.

Deze waren Administrateurs der Justitia, crimineel en civiel,Ga naar margenoot+ over alle burgers en subjecten van de stad; van deze regtbank werd aan den Ovidor geappelleert, deze hadden twee schrijvers tot hunne expeditien, maar alle zonder tractement, en werden ook jaarlijks bij electie verandert.

Den Procurador was toeziender van de publieke werken, enGa naar margenoot+ verzorger van alle noodwendigheden van de stad; hij genoot een jaarlijks tractement van 500 crusados en was als andere electif.

Den Secretario of Secretaris bewaarde alle schriften van deGa naar margenoot+

[pagina 304]
[p. 304]

stad, hield notitie en register van de Raadsbesoignes, kortelijk: schreef alles wat de stad en deszelfs burgerlijke regering aanging, genietende 500 crusados jaarlijks, en werd om het derde jaar verandert.

Ga naar margenoot+ Boven de gemelde officieren, dependeerde ook van de Magistraat, twee Almotaseyes, executeurs of beschikkers van hetgeene bij de stadsregenten, zoo in het venderen van eetwaren, als stadszuivering enz. verordent was; deze werden maande. lijks uit de beste burgerij gekozen en administreerden zonder eenig loon.

Ga naar margenoot+ Tot administratie van der wezen goederen, was een Juiz der orfaons of Weesmeester (zonder loon) verordonneert, die alle drie jaren veranderd werd.

Ga naar margenoot+ Tot regering van de Manicabers en Maleysche vasallen van de dorpen Nanning en Ringy, was een burger tot Tommagon of Baliuw geordonneert, die dat ampt zijn leven lang bediende, en alle hunne differentien door justitie beslechte, straffende de misdaden, en communiceerde de mortale delicten met den Gouverneur des kasteels. Zijne belooning was een tanto van de betel of siri, die van Nanning en Malakka ter markt kwamen, dat jaarlijks wel 1000 crusados beliep. Hij hield zijn agent in Nanning, die hem het passerende aldaar adviseerde; bestelde de Manicabers hunne praauwen om de rivier aftekomen, waarvoor een crusado genoot, mits aan ieder man 1½ ā„” rijst verstrekte; van de fruiten, hoenders en ander vee, dat nederbragten werden hem zekere schenkaadje gedaan. Die van Ringy gaven hem ook eenige giften, maar kwamen gewoonlijk over zee, wanneer als alle andere Maleyers, de costumelijke geregtigheden betaalden; zoodat den Koning van Spangien weinig of geen nut van deze Moorsche vasallen trok.

Ga naar margenoot+ Tot regering van alle Indiaansche vreemdelingen die te Malakka kwamen, en in een groot getal woonden, was een officier met den titul van Bandara geordonneert, hebbende magt om over dezelve civiele en criminele justitie te administreren. Dit ampt werd bij den Koning zelve om goede diensten, aan

[pagina 305]
[p. 305]

personen voor hun leven lang geprovideert. Zijn belooning was het inkomen van een Koningsboomgaard, staande bij de kerk van Si. Thomas, en dat officie expres toegevoegd. Hij had ook roeba-roeba of schenkaadje van alle aankomende vaartuigen, die maintementos bragten; item de boeten en breuken van de fauteurs, zijn subjecten, zoodat dit een respectabel en profijtelijk officie was.

Tot den toezigt van de inkomende en vertrekkende vreemdeGa naar margenoot+ vaartuigen, het inleiden van gezanten, en het vertalen derzelver bij den Gouverneur; alsmede ten dienste van den Generaal en Bandara, was een officier met den naam van Sjahbandaar gesteld, die zijn loon van roeba-roeba der inkomende maintementos trok, zijnde voor ieder vadem lengte des vaartuigs, geladen met rijst, tien gantangs, van ajuin, look, visch, suiker enz. trokken een tanto naar advenant, hetwelk tusschen den Bandara, Sjahbandhaar en Alcalde de Mar, gelijkelijk werd verdeeld; dit ampt van Sjahbandhaar werd alleen bij den Bandara geprovideert.

Ter visitatie van der vreemden vaartuig, was den AlcaldeGa naar margenoot+ de Mar gesteld, die mede nevens den Sjahbandhaar als een tolk en voorspreker der vreemden werd gebruikt; hebbende tot loon zijns dienst, een gedeelte van de roeba-roeba, die de vreemdelingen van hunne inkomende goederen betaalden.

Over de naturele Malakkezen en andere zwarte inwoonderen,Ga naar margenoot+ was een Kapitein-Mór en ettelijke Kapiteins van dezelfde lieden gesteld, die alleen in tijden van oorlog dezelve te geleiden hadden, zonder eenig loon.

In de Alfendega of tolhuis, werden de geordonneerde tollenGa naar margenoot+ en geregtigheden van alle inkomende en uitgaande koopmanschappen betaald.

Alle inkomende waren gaven negen per ct., zijnde zes voorGa naar margenoot+ den Koning en drie voor de stad; excepto de maintementos die tolvrij waren; van het goud werden voor iedere paan of schuit, van omtrent 230 crusados waardij, 4 crusados betaald.

Alle uitgaande koopmanschappen gaven 4½ per ct., waar-Ga naar margenoot+

[pagina 306]
[p. 306]

van 3 voor den Koning en 1½ voor de stad, ten ware naar Goa of Coetchin, (uitgevoerd werden) daar den Koning tolhuizen heeft, in welken gevallen niets betaalden.

Ga naar margenoot+ De officieren van het tolhuis (staande even buiten voor de poorten der stad) waren:

Ga naar margenoot+ Een Juiz de Alfandega of tolregter, die na bevonden ver wijzing of sluikerij van goederen, dezelve ten profijte des Konings confisqueerde, zat op dagen van depêche daar ter audientie, en taxeerde de in- en uitgaande koopmanschappen; zijn tractement was 500 crusados jaarlijks en een reaal van 8o daags, doch waren zijn profijten door slimme praktijken, in het taxeren der goederen, groot geëstimeert.

Ga naar margenoot+ Een tolschrijver die de notitien van de inkomsten hield. Zijn loon was 200 crusados en 1½ reaal des daags, en daar enboven veel meer, dat door kwade gangen bekwam.

Ga naar margenoot+ Een contador, die het monteren van de tollen rekende, en aan den tolschrijver en 's Konings Fejtor schriftelijk opbragt; wiens loon 100 crusados en ā…› reaal daags was.

Ga naar margenoot+ Een juiz de pesa of weger, die voor iedere bhaar wegens, ā…› reaal genoot.

Ga naar margenoot+ Item 2 à 3 wachters of sarchers, genietende 5 crusados 's maands en hetgeene door oogluikende middelen bekwamen.

Ga naar margenoot+ De betaling der tollen werd aan den Fejtor, op aangeven en schriftelijke memorie der ministers van de Alfandega gedaan, die ook de geconfisqueerde goederen ten profijte van den Koning beneficieerden, hetwelk het een en het ander, jaarlijks een groote som monteerde, maar werd alles in 's Konings dienst, en tot het betalen van alle officieren in het guarnisoen gegasteert.

Alle andere costumelijke geregtigheden werden aan bijzonderGa naar margenoot+ daartoe gestelde officieren en pachters betaald, als te weten:

De tienden van alle inkomende tuin- en boomgaard vruchten,Ga naar margenoot+ vee, visch, en alle andere maintementos van het land, werden door contract tusschen den Paus en den Koning van Portugal, ten profijte van de Mayesteit ontvangen; die daarvoor aan de geestelijkheid of kerkelijke personen, zekere alimenta-

[pagina 307]
[p. 307]

tien, jaarlijks in kwartalen uit zijn imposten verstrekten. Deze decimos werden 's jaars voor 1000 à 1200 crusados verpacht; doch vóór het gemelde contract (als het de geestelijke zelve ontvingen) bijna 3 maal meerder op te brengen plagt.

Van alle erfgronden zoo buiten als binnen de stad, exceptoGa naar margenoot+ die van de religieusen (die tolvrij waren) werd jaarlijks een forus of erkentenis van een crusado of minder (na advenant hunner groote) betaald; insgelijks van de boomgaarden, die groot en klein, van een tot drie crusados gaven. Alle nieuwe ongecultiveerde plaatsen, en veele die den Koning van ouds toekwamen, werden door den Fejtor ten redelijke prijs verkocht of verhuurd, welke inkomsten jaarlijks mede een goede som gelds opbragten.

Alle arakverkopers betaalden maandelijks een crusado vanGa naar margenoot+ accijns van accijns voor de stad, dat jaarlijks voor omtrent 600 crusados verpacht werd.

Het hoofdgeld werd van de komende Maleyers differentelijkGa naar margenoot+ gevorderd; een vaartuig dat met niet minder als 5 man kwam, betaalde van ieder hoofd ½ reaal, voor het uit en invaren; alle vaartuigen met meerder volk moesten drie crusados betalen. Javanen en andere vreemde natien waren van dit hoofdgeld vrij, gelijk mede de Malakkezen en inwoonderen des lands, die ook van de roeba-roeba vrij waren; deze inkomst werd mede ten profijt des Konings gebragt, en monteerde wel 2000 crusados 's jaars.

Alle vaartuigen en van waar die kwamen, moesten eenGa naar margenoot+ crusado ankergeld betalen, behalven praauwen met minder als 5 koppen, die maar een tanga gaven. Welke inkomst, door de Koningen van Portugal aan de nakomelingen van den Admirante Don Vasco de Gamo (zijnde nu de Graven van Videgeira) die Indie eerst ontdekte, voor eeuwig geschonken was; en werd door hunnen Procurador (gelijk op andere plaatsen van Indies) ontvangen en naar Portugal geremitteert.

Aan alle vertrekkende vaartuigen werd bij den GouverneurGa naar margenoot+ een pas-cedel (van hem zelve geteekend) verleend, meldende

[pagina 308]
[p. 308]

licentie hunnes vertreks, en naar wat plaats; item hoe veel volk en schietgeweer uitvoerden, waarvoor twee tanga of ¼ reaal betaald werd, dat jaarlijks een goede som opbragt.

Ga naar margenoot+ In het begin van der Portugezen regering te Malakka, waren zij door hunne heerschappij ter zee, zoodanig ontzien, dat alle Indianen, die in het Zuider deel van Indien navigeerden, op hun bevel om te handelen, in Malakka kwamen. Maar alzoo door tyrannieke proceduren van sommige Kapiteinen, deze vreemdelingen groot misnoegen gegeven werd, bestonden veele van daar te absenteren en reizen naar Johor, Delhi, Perah, Atchin en veele andere gewesten (zonder Malakka te willen kennen) te doen; zoodat 's Konings tollen en de nering daardoor merkelijk geminderd werd. Om het welke te corrigeren een armada da rima, van fusten en bantiengs in zee gehoudenGa naar margenoot+ werd, welke alle Indiaansche vaartuigen, die Malakka's engte zonder aandoen passeren wilden, dwongen te Malakka aan te leggen, te negotieeren en tollen te betalen, dat infaillibel zonder eenige conventie geobserveert werd, en alle die zich met wapenen opposeerden, werden hunne vaartuigen verbrand en hunne personen tot slaven gemaakt. Maar alzoo deze proceduren vrij wat streng, en veel onlusten met sommige natien (inzonderheid door de wreede en onredelijke handel van sommige Kapiteinen) veroorzaakten, en alle vreemdelingen de Malakse engte schromelijk schuwden, heeft denGa naar margenoot+ Koning van Portugal wijselijk geboden alle en een iegelijk vrij te laten passeren; zulks dat sedert niemand in Malakka te komen gedwongen is, waardoor deszelfs nering uit vrijwillige toeloop van allerlei negotianten veel beter accresseerde. Zoodat in korten tijd een zeer voortreffelijke koopstad werd, daar groote menigte vaartuigen uit alle Zuider quartieren van Indien geduriglijk verschenen, en zonder andere als de costumelijke lasten, vrij negotieerden, vermogende allerlei waren en koopmanschappen, behalven vivres of eetwaren uit te voeren.

Ga naar margenoot+ Tot aanwas en vermeerdering van Malakka's bevolking werden daar, na het exempel van den loozen Romulus (stich-

[pagina 309]
[p. 309]

ter en eerste Koning van Rome) alle vluchtelingen, zonder onderscheid van natiën of kwaaddoeners, onder protexie ontvangen, en als vrije vasallen getrakteert, mits dat zich tot het Christelijk geloof begaven; zoo niet, dan werden dezelve naar Goa, Macao en Manilla gevoerd, en daar als slaven verkocht; zonder dat om eenige redenen of consideratien weder overgegeven worden, ten ware in resgato? van gestolen of verloopen Malakkezen en Christen-slaven. Geen zwarten of andere Indiaansche inwoonders, werden met hoofdgeld of andere lasten bezwaard, maar alleen het betalen der tienden van hunne winnende vruchten en vangende visschen opgelegd.

Tot belet van de bedriegelijke en stoute rooverij, die bijGa naar margenoot+ de Maleysche-saletsGa naar voetnoot1), continueel omtrent Malakka in het wegvoeren van menschen en vaartuigen bedreven werd, arineerden de Portugezen somtijds eenige jelias en bantiengs, die het vaarwater ter wederzijde van de stad, tusschen de omliggende eilanden en alle engten, kanalen en rivieren doorkruisten. Alle roovers die ze attrappeerden of bekwamen, werden zonder genade met dadelijk doodslaan gestraft of gevangen in Malakka gebragt, dat zoo groote vrees onder die diefachtige natie bragt, dat ze hunne rooverij veel minder en maar ter sluiks bedreven. Dit kruissende vaartuig, paste ook op alle Portugeesche schepen die naar Malakka kwamen, waarschuwende hen, waar de Nederlandsche kruissende jachten zich onthielden.

Tot offensive en defensive oorlog werden in voorledenGa naar margenoot+ tijden ettelijke fusten en bantiengs gehouden, om bij occasie in het een en ander te kunnen dienen; welke armada da rima na de komst der Nederlanders in Orienten, inzonderheid derzelver bezeting van Malakka's engte merkelijk versterkt, en (na het vinden van de jelias) tot een getal van 8 à 10 ten oorlog gehouden, wezende beter als in oude tijden bemand en gearmeert, waartoe bij vereisch wel 20 à 30 ban-

[pagina 310]
[p. 310]

tiengs, zoo van den Koning als burgerij konden volgen. Deze werden met gepreste Malakkezen, en slaven om te roeijen en met 's Konings soldaten, ook arme Mestise burgers bemand; dit waren alle zeer snedige vaartuigen, daarmede tegen Europeesch klein vaartuig wel wat uitrigten konden, en om Indiaansch vaartuig te dwingen, volkomen bekwaam.

Ga naar margenoot+ Al het zeevolk op deze armada varende, werden voor ieder maand met een krusado, en de soldaten hun ordinair loon besteld, daar mede geensdeels gevoed konden worden, zoodat de Kapiteinen van de jelias zulks uit hun eigen beurs verschaffen moesten, wordende met schriftelijke acten van diensten beloond, daarvoor te zijner tijd met merces van den Vice-Rey werden gecompenseert.

Ga naar margenoot+ De omliggende Indiaansche Prinsen en Koninkjes, waren eenige der Portugeesche vrienden, en andere om voorgevallene differentien hunne vijanden geworden en somtijds weder bevredigd. De naast gelegen Maleyers waren in dezen deele de ongestadigste van allen, zoodat van Malakka's begin tot deszelfs ondergang, menigmaal vrede en oorlog tusschen beiden is geweest. Weinige jaren vóór het eindigen hunner heerschappij, was de stad met de Koningen van Patani, Quedah, Siam, Cambodia, Palembang, Bantam, den Mataram en meer anderen als vriend geallieert; ter contrarie met den Koning van Atchin (als van ouds Malakka's gezworen vijand) die van Perah, Johor, Jambi en Indragiri in vijandschap geraakt. Doch eer onze Nederlanders in Indien dominatie plantten, wisten deGa naar margenoot+ Portugezen meest alle Indiaansche Prinsen zoo te dwingen, dat derzelver vriendschap tot hunnen welstand gretelijk verzochten, met apparentie hieruit in weinige jaren oppergebied over de aan zee gelegen vorsten gevolgd zoude hebben, dat ter zee al in fatsoenelijk postuur gekomen was.

Ga naar margenoot+ Tot hiertoe hebben de gewezen gelegenheid van Malakka omstandig verhaald, tot welks volkomen bekendheid nog resteert, hoe en door wat middelen deze stad zoo vermaard en rijk geworden was, en waarin derzelver nering en welvaart

[pagina 311]
[p. 311]

bestond. Dit was alleen door middel van traflquen, alzoo het land van zich zelven geene dingen van veel waardij, als weinig aguil (hout) tin, ivoor, rinoscerospunten, bezoarstenen, harpuis en rottan voortbragt; doch van alderlei vruchten zoo fertil als eenig deel of landsdouw van Indien. Malakka's welstant dan bestond alleen in negotie, die van daar door geheel Orienten, inzonderheid het Zuiderdeel van Indien gedreven werd, als wezende den stapel en koopstad van een gewest, meer als 200 mijlen omloops groot, waarvan wij de voornaamste handeling zullen trachten aan te wijzen. Doch metGa naar margenoot+ minder klaarheid, als UEd. desireren, vermits gedurende ons aanwezen te Malakka, al te weinig tijd, om alles pertinentelijk te onderzoeken over was, zijnde de ervarenste kooplieden dood, en naar Negapatan of Batavia vertrokken. Waarom ik alleen noteren zal, hetgeen zoo nu en dan van ervaren Portugezen, voor het waarachtigste hebben kunnen vernemen, waartoe het manquerende, door UEd. bevel uit de ervarenste gevangen vijanden (inzonderheid eenen Francisco da Costa) getrokken en deze notitie bijgevoegd kan worden.

Om in dit werk ordentelijk te gaan, zullen den handel derGa naar margenoot+ voornaamste plaatsen in het kort, maar onderscheidenlijk aanwijzen.

Eerstelijk van de aanliggende plaatsen, namelijk Nanning,Ga naar margenoot+ Ringi, Rambou, Moar, Rio Formosa, Johor, Pahang, Patani, Camphar, Siahk, Bancalis, Rakkan, Calang, Perah, Borroas? Quedah, Poeloe Lada, Trangga, Oedjong-Salang, Bangary, Tanassary en andere van minder naam, werden bij de lieden dier plaatsen of van Portugezen zelve, deze onderstaande waren te Malakka gebragt, en ordinair ten volgende prijzen verkocht:

  Crusados van ¾ reaal.
Peper, de bhaar, Malaks van 475 ā„”, tenGa naar margenoot+ prijze van 35 à 40
Tin, de bhaar 65, 70 à 75
Zandgoud van 8½ mat de tail zwaarte, zijnde omtrent 1 Once 9 Engels 28 à 30

[pagina 312]
[p. 312]

Aguil hout { Cabessa } Het kati 1¾ à 2¼
Aguil hout { Bariga } van 1¾ā„” ā…” à ā…
Aguil hout { Pee } ā…“ à 5/12
Pedras de porco spinio } Hadden na hunne groote en fatsoen differente prijs ā…“ à 5/12
Bezoarsteen } Hadden na hunne groote en fatsoen differente prijs ā…“ à 5/12  
Harpuis, de bhaar 3 à 5
Oliphantstanden en Rinosseroshorens was den prijs ook zeer onzeker 3 à 5
Vogelnesten, de kati 2 à 2¼
Rijst, het Malaks koyang van omtrent 2700 ā„” 80 à 160  
Rottan, de bos van 50 stuks ½, 1, à 1½, 2  

Item menigerlei maintementos, die alle na gelegenheid des tijds, tot duren prijs werden verkocht.

Ga naar margenoot+ Waarvoor gemelde vreemdelingen retouren van Choromandelse, Bengaalsche en Suratsche doeken, ook Chineesche waren en Spaansche realen uitvoerden, welke de Malakse handelaars tot den inkoop van de gestelde koopmanschappen ook derwaarts voerden.

Ga naar margenoot+ Van Borneo, Succadana, Java, Bima, Maccassar en andere Oostelijk gelegen eilanden, werden van derzelver natien te Malakka gebragt en van de Portugezen met hun eigen vaartuigen gehaald.

Kampher { Cambessa } het kati 35 à 36
Kampher { Bariga } het kati 19 à 20
Bezoarsteen, } was den prijs na de groote en fatsoen 19 à 20
Ruwe diamanten } was den prijs na de groote en fatsoen 19 à 20
Slaven van Borneo en Makassar 40 à 100
Javaansche kleeden van diverse fijnte en prijs 40 à 100
Was, de bhaar omtrent 80 à 100
Oly van Kokos en Gerselim? wierden met de gantang ten onzekeren prijs verkocht 80 à 100
Sandelhout, de bhaar 120 à 140
Giroffelnagelen, de bhaar 130 à 250
Noten en foeli, kwamen weinig, en den prijs was onzeker 130 à 250

[pagina 313]
[p. 313]

Schildpadshoorn, de bhaar 400 à 600
Item rijst en andere maintementos van onzekere prijs 400 à 600

Naar bovengestelde plaatsen werden in retour allerlei kledenGa naar margenoot+ en realen van achten, ook weinig Chineesche waren gevoerd.

Van Siam en Cambodia werd door de Portugezen zelve gehaaldGa naar margenoot+, ook somtijds van die natien gebragt.

Benzoin { Boninos of witte, de bhaar 260 à 270
Benzoin { Mendovada, wat bruinder 220 à 230
Gomlak, de bhaar 220 à 230
Goud, werd volgens het alloy verkocht 220 à 230
Rijst en andere maintementos van diverseprijs 220 à 230

Derwaarts werden alleen kleden tot den inkoop gevoerd.

Van Manilha werd alleen door de Portugezen gehaald.Ga naar margenoot+

Witte Suiker, de picol gold 6½ à 7
Bruine Suiker, de picol 3½ à 4
Girofelnagelen, als boven de bhaar 130 à 250
Schildpadshoorn, de bhaar 400 à 600
Goud, dat na het alloy gold 400 à 600
Derwaarts werden niet anders dan kleden en slaven gevoerd 400 à 600

Van Macao kwamen allerlei fijne en grove Chineesche waren,Ga naar margenoot+ die meest naar Indien werd gevoerd, de voornaamste die in Malakka werden verkocht waren:

Goud, de tail zwaarte 30 à 32
Zijde stoffen van diverse prijzen 30 à 32
Porceleinen, na hunne fijnte van idem 30 à 32
Witte en Bruine Suiker, ten prijse als die van Manilha 30 à 32
IJzere pannen van allerlei fatsoen, den prijs onzeker 30 à 32
Gouddraad, was na groote van diverse prijs 30 à 32
Kwikzilver, het kati 30 à 2
Tutunaga of Chineesche tin, de bhaar 40 à 50

[pagina 314]
[p. 314]

Musculiaat?, werd na hare deugd verkocht, een goede kloot gold 3 à 5
Paarlen in risten, van verscheiden prijs 3 à 5

Ga naar margenoot+ Van Malakka werd naar Macao gevoerd, Peper, Oliphantstanden, Rinosseroshoorns, Sandelhout, Incenco of Arabische Wierook, Poetsiok, rood Koraal, Alamber, Sarasse Leyo de China, Slaven, Rassamala, Kamfer, Roggevellen, Vogelnesten, bereid kustleder en andere goederen van minder valeur.

Ga naar margenoot+ Van de kust van Indien, uit Goa en Coetchin werden door de Indien. Portugezen met hunne pataches, galjoten en andere navetten, menigerlei koopmanschappen aangebragt, de voornaamste waren:

Diverse soorten van Suratse, Cambayse en Indische kleden van verscheiden prijzen 3 à 5

Arabische Wierook, de bhaar 3 à 5
Poetsiok, de bhaar 3 à 5
Alamber of Barnsteen, het kati 3 à 5
Rood Koraal, het kati 3 à 5
Oliphantstanden, de bhaar 3 à 5
Rinosseroshoorns wierden na hunne groote 3 à 5
en deugd verkocht 3 à 5
Witte Komijn, de bhaar 3 à 5
Portugeesche Wijn, de kannada (wat grooter als de Amsterdamsche flapkan) gold 3 à 5
Slaven en slavinnen waren na hunne bekwaamheid van verscheiden prijs, doch werden meest naar Manilha gevoerd 3 à 5
Tarwe, de kandij van 10 paras of 6 in de koyang 3 à 5
Rijst en veel andere maintementos was na tijdsgelegenheid op hoogen of lagen prijs 3 à 5
Spaansche realen werden meest naar China gevoerd 1½ à 1ā…”

Ga naar margenoot+ Van Malakka werden naar Goa en Coetchin door de Portugezen gevoerd, allerlei fijne en grove Chineesche waren, Goud,

[pagina 315]
[p. 315]

Schildpadshoorn, Girofelnagelen, Sandelhout, Sapan (hout), Koper, Tin, Tutunaga, Benzoin, Gomlak, Harpuis, Rottan, Witte en Bruine Suiker, Diamanten, Besoarstenen, Kwikzilver en veel andere waren van minder valeur. 3 à 5

Tusschen Malakka en Ceilon was geen negotie van importantieGa naar margenoot+, het weinige werd door de vaart op Goa en Coetchinbeschikt.

Van Negapatam en St. Thomé werden door de PortugezenGa naar margenoot+ en KlingenGa naar voetnoot1) groote kwantiteit doeken van diverse soorten gebragt, welkers prijzen daar en te Malakka bij ervaren kooplieden onderzocht kunnen worden, doch zullen hierna op zijne plaats de voornaamste aanwijzen.

Van daar werd ook Rijst en andere maintementos gebragt, alsmede Roggevellen en bereid Leder. 3 à 5

Uit Malakka werd voor retour gebragt, Goud, SandelhoutGa naar margenoot+, Peper, Nagelen, Tin en diverse Chineesche waren.

Van Bengalen werd in Malakka door de Portugezen gebragt:Ga naar margenoot+

Diverse soorten van kleeden 3 à 5
Alkatyven 3 à 5
Vischnetten, de honderd vadem 4 à 5
Kennip en kennippengaren 4 à 5
Was, de bhaar 80 à 100
Tarwe, rijst, boter, suiker, oly en veel andere maintementos 80 à 100
Slaven, slavinnen van 20 tot 100

Van Malakka werd in retour gevoerd, Thin, Tutunaga,Ga naar margenoot+ Peper, Nagelen, Sandelhout, Sapan, Paarlen, Zijde stoffen, Porceleinen enz.

Met Aracan had Malakka geen of zeer weinig negotie, enGa naar margenoot+ werd zulks door de Bengaalsch-vaarders beschikt.

Met Pegu werd in oude tijden grooten handel gedreven, enGa naar margenoot+ van de Peguanen met hunu vaartuigen veel Goud, Robijnen, Muskus, Tin, Martavaan-potten, Rijst en maintementos in

[pagina 316]
[p. 316]

Malakka gebragt, waarvoor ordinair Kleden, Sandelhout, Peper, Nagelen, Zijden stoffen, Porceleinen, IJzerepannen enz. tot retour wegvoerden; maar sedert eenige jaren herwaarts zijn die trafiquen, door de burgerlijke oorlogen van dat Koningrijk geheel vergaan.

Met andere plaatsen hebben niet kunnen vernemen Malakkaeenige zonderlingen handel gedreven heeft.

Ga naar margenoot+ Tot de accomodatie van de trafiquen en alle negotie, werd goeden regel en order op de munt, maat en gewigt onderhouden.

Het gangbaar geld bestond in diverse spetien, als te Goa en Malakka gemunt.

Ga naar margenoot+ Ordinair werden de gelden met crusados gerekent, doende ieder 6 tanga of ¾ reaal, zijnde na onze rekening 36 stuivers; dit geld bestond in zilver en goud, van diverse spetien als te weten: zilveren crusados, de eene zijde met het wapen en de andere zijde met het kruis van Portugal geteekent, valueerde 6 tanga.
Item halve crusados van dezelfde teekening, doende 3 tanga.
Zilveren tanga's, hebbende aan de eene zijde het wapen van Portugal en aan de andere zijde dit merk , doende ā…› reaal van 6 stuivers is 1 tanga.
Item stukken met dezelfde munt van 2, 3 en 4 tanga's, hebbende den nomber van het getal 1 tanga.
Xerafijns, hebbende aan de eene zijde het wapen van Portugal en aan de andere zijde de figuur van den Apostel St. Thomas; doch waren ongewilde, en deden als in Goa niet meer als 5 tanga.
Gouden crusados, geteekend als de zilveren dito's, doende 6 tanga.
Item dubbelde crusados van 12 tanga.
Gouden St. Thomas, geteekend als de Xerafijns, deden in Goa 2½ Xerafijns en te Malakka 13 tanga.
Venetiaansche of Arabische, Moorsche ducaten deden ordinair 18 tanga.
De Spaansche realen van 8B0 plagten in Malakka    

[pagina 317]
[p. 317]

maar 8 tanga's te doen, maar zijn binnen weinige jaren door de verhooging te Batavia daarmede gerezen tot 10 tanga.
Basaroucos van tin, geteekend als de Crusados, 20 derzelve deden een Vintin en 10 Vustins, (zijnde 200 basaroucos) maakten 1 tanga.

De profijten van de munt, die door slechter alloy als de ware waardij van het geld gevonden werd, werden in 's Konings tresoor gebragt, dat jaarlijks eene merkelijke som bedroeg.

Tot maten hadden parasGa naar voetnoot1), gantang's, tsioep's, halve tsioep'sGa naar margenoot+ kales en kanadas.

Een koyang hield 60 paras of 600 gantang's, komt 2700 ā„” rijst.

De paras hielden 10 gantang's.

Een gantang van omtrent 4½ ā„”, hield 4 tsioep's of 8 halve idem.

Een tsioep hield 4 kales, dat de kleinste maat was.

Hiermede werd dan tarwe, rijst, padi, alle granen, boter, suiker, oly, azijn en arak gemeten, maar met kanades alleen Portugeesche wijn.

Tot het meten van lijwaten, lakenen en zijde stoffen, was een zekere geijkte el of cubito van 4 palmen lengte, geordonneert.

Tot gewigt hadden bharen, katty's en gedeeltens van dien,Ga naar margenoot+ als mede quintalen en aratels.

Eene bhaar hield 200 katty's, ieder van 475 ā„” Hollandsch.

Een katty van omtrend 2ā…– ā„” Hollandsch.

Een quintaal hield 100 aratels, ieder van omtrend 1ā…• ā„” Hollandsch.

Met dit gewigt werd gewogen alle peper, nagelen, noten, foelie, sandelhout, schiltpadshoorn, mede alle specerijen en drogerijen.

Item koper, ijzer, tin en allerlei metalen; ook vleesch, spek, mitsgaders alle koopmanschappen, die gewoonlijk met het gewigt worden verkocht.

Dit is zooveel als met uiterste diligentie van Malakka's gewezenGa naar margenoot+ trafiquen hebben kunnen jnquireren, waarvan het man-

[pagina 318]
[p. 318]

querende (dat veel is) bij de ervarenste Portugesche kooplieden (als gezegd) wel vernomen kan worden; zoo dat van deze materie afbreke, met hoope UEd. het aangewezene aangenaam zijn en ten nutte van de Compe dienstig wezen zal.

Ga naar margenoot+ Eindelijk zullen tot besluit van Malakka's verleden staat, deszelts ondergang en hare principale oorzaken maar op het kortste noteren, alzoo dit een versche geschiedenis zij, die een ieder, (inzonderheid UEd. ten vollen) kennelijk is.

Het is de ervarene kundig (bewust) dat de NederlandscheGa naar margenoot+ Oost-Ind. Compe, in den jare 1605, deze stad door den Admiraal Cornelis Matelief, met beleg te bemagtigen, vergeefs heeft getracht. Sedert is derzelver navigatie door het kruissen van ettelijke oorlogsjachten (en ondertusschen door verscheiden victorieuse slagen ter zee, met caraquen, galjoenen, fusten, en ander armade da rima, zoo van de stad zelve, als uit Goa en Macao) merkelijk bekommerd, en consequentelijk de commercien zeer gedeclineert. Het welk inzonderheid de laatste zes jaren onder de Commandeurs, Cooper en VeerGa naar voetnoot1) zoo beleid geworden is, dat de stad allengskens in groot gebrek en duurte van maintementos verviel, en considereerden deszelfs regenten haren ondergang, door apparent beleg en der Nederlandsche mogendheid grootelijks te bezorgen was. Hebben door schriften en gezanten, de noodelijke remedien van deGa naar margenoot+ Vice-Reys in Goa, tijdig en ernstig geprocureert, maar was den Portugeeschen staat door des Compes jaarlijksche bezetting van Goa, onze Ceilonse en der Mooren Damanse oorlogen, in zoodanigen onvermogen gekomen, dat Malakka de noodwendige secoursen niet besteld konde worden. En hoewel den Engelschen President Willem Metholt Ao. 1638, den Vice-Rey Pedro da Silva eenige schepen ten dien einde presenteerde, zoo is zulks om moedigeGa naar voetnoot2) consideratien niet geaccepteerd, alzoo het meenden het met eigen fusten te beschikken, dat bij faute

[pagina 319]
[p. 319]

van zeevolk nablijven moest, en doenmaals aan de Engelschen (te vergeefsch) is verzocht. Het volgende jaar werd het geprojecteerde secours van een galjoen met eenige fusten, door de Damanse oorlog ook belet, gelijk mede in het zelfde en volgende jaar door het verbranden van de galjoenenGa naar voetnoot1) en Ceilonsche oorlog geschiedde. Waar over Malakka in zulk gebrek verviel, dat toen als den Heer Lucasz. zalr met zijne vlootGa naar margenoot+ daar ter rheede kwam, geen vivres voor tien dagen daar binnen was; zoodat zoo de onzen geland of ter rheede gebleven waren, had de stad apparent geen 20 dagen tegen gehouden, maar door hongersnood, met accoord zeer facil in Comps geweld gekomen zijn, dat als toen (door onkunde van 's vijands staat) in zoo schoone gelegendheid verzuimd is.

Die van Malakka dan ziende hun van Goa noch elders geenGa naar margenoot+ secours toekwam, en dat van onze kruissende jachten en de Johorsche vaartuigen (met wiens Koning of Laxamana zeer ontijdig in oorlog getreden waren) hoe langer hoe meer bekommerd, en allen toevoer van maintementos afgesneden werden, hebben met hun eigen vaartuig van jelias en bantiengs, zoo veel rijst uit de bijgelegen rivieren van Raccan, Bancalis, Campar, Siak, en elders; ook geweldadig uit Moar, Rio Formosa, en andere Maleysche plaatsen gehaald, dat men daarmede (als gebleken) nog eenige tijd op de verhoopte secoursen uit Goa, Bengalen of Macao sustenteren en behelpen konden.

Ondertusschen werd de stad (door UEd. order) van denGa naar margenoot+ Commandeur Adriaan Antonisz. met 12 schepen en 6 chaloupen ter zee bezet, en alle toevoer van vivres schier afgesneden, waarop in het begin van Augustus 900 Nederlanders, met adsistentie van 800 Maleyers, aan de Noordzijde van de stad zijn geland, en de voorstad na weinigen wederstand gelukkig ingenomen hebben, met zulken verslagenheid van den vijand, dat zoo de victorie vervolgd was, Malakka ten zelven dage verovert ware geweest. Doch is het leger met minder

[pagina 320]
[p. 320]

Ga naar margenoot+ perikel in de gewonnen voorstad nedergeslagen, wordende daar twee batterijen (onder musketschoot) opgerigt, en de punten het Curas en St. Domingo, met den toren van het kasteel zoo furieus beschooten, dat in weinig tijd daarin zeer groote bressen werden gemaakt. Maar alzoo de Portugezen zich met weder schieten zeer wel defendeerden, en onze magt om de plaats stormenderhand aan te tasten, al te zwak geoordeeld was, is het beleg om die door honger te dwingen gereguleert gewordenGa naar margenoot+. Maar om tijdelijk uittewerken, schadelijk verzuimt om de stad aan de Zuidzijde en op het Roode eiland mede te besluiten, en den vijand die geheele zijde opengelaten, die daardoor zoo veel vivres van het land en ter zee binnen trok, dat het beleg wel twee maanden langer duurde. Het welk omGa naar margenoot+ het gebrek van de belegerden en ongemak der belegeraars, een groote pestilentiale sterfte binnen en buiten veroorzaakte, en den Commandeur Adriaen Antonisz.Ga naar voetnoot1) met veele brave Officieren en soldaten weggerukt heeft. Zijn successeur, den Commandeur Cooper heeft wijselijk aan de stads Zuidzijde, den berg St. Juan en ter zee het Roode eiland met volk en geschut bezet, waar door den vijand in zoo groote benaauwtheidGa naar margenoot+ is gesteld, dat veel duizend menschen van honger en pest stierven; hetwelk hun dwong de onnutte monden uittejagen, en met eigen vaartuig vivres te zoeken, dat met zeer heftige gevechten verhinderd werd, gelijk mede de onzen (staande het beleg) doorgaans victorien bevochten hebben. Door alle het welk de Portugezen in de uiterste benaauwtheid gekomen zijn, en alle aanbieding van accoord hoogmoedig en hartnekkig verworpen hebben, hoewel klaarlijk merkten en bevonden hun geen adsistentie van Goa gezonden konde worden. Overzulks hebben de overige Nederlandsche hoofden, na des Commandeurs Cooper's overlijdenGa naar voetnoot2), met den verkooren Commandeur Caertekoe, tot een eindelijk middel van hunne en 's vijands

[pagina 321]
[p. 321]

miserabele gelegenheid geresolveert, de stad geweidelijk aanGa naar margenoot+ te tasten, dat op den 14en Januarij Ao 1641 des morgens met mannelijke kloekmoedigheid gelukkig is geschied, en deze vermaarde plaats (na dat de Portugezen die 127 jaren en 5 maanden bezeten hadden) aan den Staat der Vereenigde Nederlanden victorieuselijk gebragt, gelijk dit particulierlijk in zeker summier verhaal, bij ons op deze notabele geschiedenis beschreven, omstandiger kan gelezen wordenGa naar voetnoot1). Alleen zeggen nog dat van omtrent 20.000 menschen die vóór het beleg in Malakka waren, naauwelijks 3000 overgebleven zijn, gelijk mede van bijna 3000 Nederlanders (in en tot deze belegering gebruikt) maar omtrend de helft overgeschoten zijn, en vanGa naar margenoot+ beide de natien nog veele na de victorie ellendig gestorven. Zoodat het notabel en gedenkwaardig bemagtigen van deze stad, niet onbekwamelijk met de destructie van Jeruzalem, deGa naar margenoot+ Portugezen bij de ongelukkige Joden en de Nederlanders met de victorieuse Romeinen vergeleken kunnen worden; finalijk zij en blijve den Alregerenden God, voor zoo grooten zegen, glorieuselijk gedankt.

Nu hebben Malakka's verleden gestalte (die voor waar considerabelGa naar margenoot+ en memorabel is) met de zekerste bekomen informatien na eisch der materie, in het breede voorgesteld, met hoope deze prolixiteit, met de kuntschap (bekendheid) van zoo veele notabele zaken gecompenseert zal zijn; op welk vertrouwen, van het gepasseerde scheidende, zullen tot den presenten getransformeerden stand met meerder kortheid trachten voor te gaan.

De aangewezen kwaliteiten en eigenschappen van deze vermaardeGa naar margenoot+, sterke, rijke en in nering bloeijende stad, zijn na de overwinning zoo extrêm en wonderlijk veranderd, dat van de aanzienelijke gestalte en plaisant ressort, maar het simpel wezen behouden heeft, en van den rijkdom, commercie enz. alleen de gedachtenis overgebleven is, gelijk uit onze volgende discriptie duidelijker kan vernomen worden.

[pagina 322]
[p. 322]

Ga naar margenoot+ Want van de geschotene bressen in des stads bolwerken en muren, is alleen de punt Victoria of St. Domingo gerepareert. Het Curas Frederik Hendrik ligt ten meesten deele neder geveld, den hoek Mauritius meest afgevallen, de muren tusschen de punten Victoria en Curassa zijn zeer beschadigd, en die tusschen de trap Casemier en het Curas, gansch oud en zonder eenig binnen werk, en daarom zoo zwak gesteld dat ligtelijk ter neder kan geschoten worden, hoewel 24 voeten hoog, maar 8 voeten lager als de andere wallen is. Het oude kasteel en des Kapiteins woning is mede zeer ontramponneert, hebbende deszelfs defensiven toren aan de Noordkant een groote bres, zoodat de twee bovenste zolders neergevallen zijn en de twee onderste door het inwateren mede in perijkel staan, zoodat die noodige sterkte wel half bedorven is. De punten Victoria, Curassa en Mauritius, mitsgaders de trappen Casimier en St. Domingo liggen van binnen open; Wilhelmus, Henriette en Amelia zijn rondom gesloten, maar alle bolwerken en poorten, zonder corps de guardes, zoo dat de Officieren en soldaten in zoo slechte opgeslagen huizen of hutten logeren, dat ze bij regen door lekkagie veel water en vocht onderworpen zijn, het welk consequentelijk ongezondheid onder het guarnisoen veroorzaakt. De gordijn tusschen Amelia en Victoria word over een houte stelling begaan, is door ouderdom meest verrot, zoo dat ze haast nedervallen zal; tot aan het Curas is het pad langs de gordijnen, door het vellen van de huizen en het verrotten der houten stelling, ook meest onbegaanbaar geworden. De kaai en trap buiten de rivierpoort zijn ook zeer beschadigd, en de treffelijke steenen brug eenigzins gebroken, doch met klapperboomen provisioneel gemaakt en met een staketsel besloten, en zijn de wallen van binnen door veele oude digt aaneenstaande huizen en kuffen nog zeer belemmert.

Ga naar margenoot+ De gemelde bolwerken zijn nog met veel (meestal zeer zwaar en beschadigd) geschut voorzien te weten:

De punt Frederik Hendrik met 8 Met. en 4 IJzer, st.

[pagina 323]
[p. 323]

Den hoek Mauritius met 2 Met. en IJzer. st.
Het rondeel Wilhelmus met 5 Met. en IJzer. st.
De punt Henriette Louise met 11 Met. en IJzer. st.
Het rondeel Amelia met 11 Met. en IJzer. st.
De punt Victoria met 5 Met. en IJzer. st.
De trap St. Domingo met 1 Met. en IJzer. st.
De trap Casimier met 1 Met. en 1 IJzer. st.
Op het Oude fort met 1 Met. en Ijzer. st.
Op de batterij Kyk in de Pot met 3 Met. en IJzer. st.
Buiten de Waterpoort met 3 Met. en 3 IJzer. st.
Komt te zamen 48 Met. en 8 IJzer. st.

Welker hoedanigheid, gewigt van kogel, uit de nevens zijnde notitie perfect kan gezien worden.

Van amunitien van oorlog is Malakka mede redelijk welGa naar margenoot+ geprovideert, op 16 Julij werd daarin nog de volgende bevonden.

29191 ā„” buskruid, bestaande in omtrent 300 vaatjes, waarvan een partij op de bolwerken verdeeld, maar het meeste in het kruidhuisje van het rondeel St. Jago is.

5 kassen en een partij losse lonten.
7200 stuks kogels, van verschillende zwaarte.
600 musketten.
18 vuurroers.
9 vaatjes musket kogels.
196 heele } pieken.
156 halve } pieken.
20 hellebaarden.
6 partisanen.
600 degens.
150 houwers.
120 rustingen met hunne ringkragen.
600 bandeliers en 3 scassen dB0 ongeteld.
300 draagbanden.
1 vat zwavel.

Met welke amunitien de stad voor een geruimen tijd voor-

[pagina 324]
[p. 324]

zien is; zoo dat bij voorval van der vijanden komst of beleg deshalven geen duchten zij.

Ga naar margenoot+ Binnen de stad zijn van meest alle huizen, de daken en muren beschadigd en groot getal ter neder geveld, niet een digt huis of magazijn is in de stad te vinden, en worden generalijk alle huizen (daar onder veel groote en schoone) door lekkagie en in wateren (het welk jammer is) zoo beschadigd, dat reeds een groot getal ter neder gevallen zijn, en bij faute van reparatie, in korten tijd meest alle tot groote schade neder storten zullen; gelijk gedurende mijn laatste aanwezen aan verscheiden fraaije, oude en ook nieuwe huizen is geschied, zoo dat er ook eenige Compe slaven en slavinnen onder dood gebleven, en sommige Portugeesche vrouwen wonderlijk geechappeert zijn.

Ga naar margenoot+ De fraaije kerk, toren en klooster van St. Paulo, zijn mede op veel plaatsen beschadigd, als mede een weinig het kerkje van de Misericordia; de onvolmaakte kerk van St. Anthony, is onbeschadigd, maar het halve dak door ouderdom gansch lek, en het logement der Augustynen zeer ontramponeert. Van de kerk St. Domingo zijn de muren vol gaten geschoten, inzonderheid het dak, zoo dat zonder reparatie binnen kort zal vergaan, gelijk het klooster mede gebroken en nedergevallen is. Doch inzonderheid is de groote Hoofdkerk zoo zeer doorschooten, dat het meeste gedeelte ter nedergevallen is, en het resterende in het kort volgen zal; zoo dat niet anders als het hooge choor en twee aanstaande kapellen kunnen blijven staan, en zonder reparatie ook haast moeten vallen. Het Hospitaal Del Rey ligt onder de voet, en dat van de Poveros is zoo beschadigd dat het naauwelijks te repareren zij; het word nu tot logement der soldaten van de hoek Mauritius gebruikt.

Ga naar margenoot+ Buiten de stad is ons leger en deszelfs trenchementen noch niet behoorlijk geslegt, de nieuwe batterij staat nog meest in zijn geheel, als mede de wachtplaats van de gelegde brug, en de legerplaats op den berg van St. Juan. Item de poort en veel stukken van de muren van de Noorder voorstad staan

[pagina 325]
[p. 325]

benevens veele reliquien van boomen en huizen nog ongeveld, welks volkomen slegting door gebrek van arbeidsvolk niet geschieden kan, gelijk ook het vellen van onnutte huizen en kuffen binnen aan de stads wallen, daarom ook nablijven moet.

Het plaisante klooster van St. Francisco, en de groote kapelGa naar margenoot+ Madre de Deos, liggen mede zonder daken wel half ter neder gestort, de muur om den lusthof is nog meest geheel, maar den tuin bijna als een bosch verwilderd. De Vicariale parochie kerkjes St. Thomé, St. Steven, St. Lorenzo, Nossa signo de Piadado, Nossa signo de Bonas Novas, Nossa signo da Guadaloupe en Nossa signo do Emparo liggen door de Portugezen, onzer soldaten, der Maleyers en Manicabers destruerent bedrijf, gansch onder den voet; gelijk mede de Hermitagies van Nossa signo da Victoria, St. Guilhelmo, St. Juan en St. Jeronimo, meest geruineert en niet te repareren zijn. Doch dit is voor de Compe niet zeer ondienstig, ten ware de exercitie der Roomsche religie in een derzelver kerkjes (op politique consideratien) toegelaten werd, waartoe het parochie kerkje van St. Laurens omtrendGa naar margenoot+ de rivierkant wel het gelegenste is; maar ligt geheel ter neder, en moest op de fondamenten van nieuws opgetrokken worden.

De voorsteden zijn geheel gedestrueert, zoo datter naauwelijksGa naar margenoot+ een huis van overgebleven is, gelijk mede alle woonplaatsen langs de rivier, en in alle tuinen en boomgaarden ten weder zijden van de stad, daar ontallijke schoone fruchtboomen neder gehouwen zijn, en de bloode Maleyers hunneGa naar margenoot+ snoode genegenheid en kwade diensten, (staande Malakka's beleg en na deszelfs bemagtiging) naaktelijk hebben betoond, zoo datter niet een tuin ongeschonden gebleven is; echter in veel boomgaarden weinig boomen nedergeveld, die nochtans door de ontvolking geheel verwilderd zijn. Kortelijk, de destructie van deze stad en haar ressort, is door de genooten plagen van oorlog, duurte en pestilentie, zoo extrème en groot, dat niet alleen wonderlijk maar ook beklagelijk is. Zijnde van zoo wel gebouwde stad, gecultiveert land en meer als 20,000 inwoonders, maar een verwoeste plaats, deserte

[pagina 326]
[p. 326]

landsdouw en zeer weinig menschen overgebleven; gelijk dit perfect in de nevens zijnde afbeelding van Malakka's presente gestalte vertoond word.

Ga naar margenoot+ De presente inwoonders houden zich ten meesten deel buiten de stad in de voorsteden en langs de rivier, daar ze veel bamboezen huizen opgeslagen hebben, zijnde de geheele populatie als hier onder volgt.

Ga naar margenoot+ Eerstelijk het Nederlandsch guarnisoen, bestaande in twee compagnien te zamen sterk 220 koppen, wezende aldus vedeeld en gelogeert.

In de hoofdwacht bij de Waterpoort 46 koppen.  
Op de punt Frederik Hendrik 30 koppen.  
Den hoek Mauritius 25 koppen.  
Het rondeel Wilhelmus 28 koppen.  
De punt Henriette Louise 26 koppen.  
Het rondeel Aemelia 37 koppen.  
De punt Victoria 14 koppen.  
De trap St. Domingo 26 koppen.  
De trap Casimier 14 koppen.  
Ten huize van den Gouverneur 12 koppen.  
In het hospitaal en elders, zieken 32 koppen. 290
Item de volgende dependenten.      
De Heer Gouverneur met de kooplieden en adsistenten 14 koppen } 43
Een predikant, 2 ziekentroosters en 5 chirurgijns 8 koppen } 43
Verschillende ambachtslieden 18 koppen } 43
Den constapel met 2 bosschieters 3 koppen } 43
Is het geheele guarnisoen niet meer als 333 k.
Ga naar margenoot+ De navale magt, heb verstaan als volgt te zijn.      
De kruissende jachten Limmen en Vos, met een groote chaloup 86 man.  
De kruisende jachten Welsing en Rijswijk, en de chaloup de Maan met 82 man.  
De jachten Blijswijk en Veenhuizen, welks volk      

[pagina 327]
[p. 327]

het roeituig ook moesten bemannen, en veel ook ziek waren, te zamen maar met 43 koppen.
De oude jachten Amsterdam, Draak en Nieuw Malakka, liggen zonder volk tegen de wal, zoo dat het zeevolk maar zijn 211 koppen.
Komt te zamen voor Malakka's bezetting, zoo te water als te land, niet meer als 544 mannen.
De Compe lijfeigenen zijn volgens de opgebragte monsterrolGa naar margenoot+ van den Kapitein Lamotius.    
In de Misericordia of slavenhuis tot allerlei diensten, slaven 39 slaven.
Javaansche ketting dB0 20 slaven.
Ten dienste op de punten 10 slaven.
In het hospitaal 1 slaven.
Bij de metzelaars 2 slaven.
  72 slaven.
In de Misericordia tot verscheiden diensten, slavinnen 70 slavinn.
In het hospitaal 4 slavinn.
Bij den portier 2 slavinn.
Bij den mr. smid en constapel 2 slavinn.
Bij de metzelaars 2 slavinn.
Komt slavinnen 80  
Is in alles 152 slaven.

Wat zwarte dienaars, slaven en slavinnen de Hr GouverneurGa naar margenoot+, de Kapiteins, Kooplieden en andere officieren hebben is mij onbekend, maar gis die een goed getal te zijn, doch stel het veel minder en maar op ...... 60 stuks.

Komt te zamen 212 slaven.

Ga naar margenoot+ In Malakka en in deszelfs ressort, zijn van de overgeblevene geestelijke personen, burgers, zwarten en slaven, nog woonachtig de volgende.

Binnen de muren van de stad, als per nevens zijnde rollen.

7 Clerigos of Padres, sterk met hun gezin 32Ga naar margenoot+
41 Portugeesche en Mestise burgers met hun gezin 220

[pagina 328]
[p. 328]

4 Malakkezen met hun huisgezin 9  
52 familien, makende te zamen 261 pers.
  Ga naar margenoot+ Aan de Noordzijde buiten de stad op de Basar en wat hooger op, woonen als per monsterrol, onder den Kapitein Juan de Sampayo, een partij vrije Malakkezen, die het merendeel de Compe in de werken der fortificatien voor dagloon dienen, en meest alle getrouwd zijn, wezende met hunne vrouwen en weinig kinderen sterk 80 pers.
  Het getal van hunne slaven is onbekend.    
  Item weduwen en vrouwen die hare mannen absent en van de Maleyers gevangen zijn 14 pers.
  Mede het volk van Raccan, onder den Kapitein Jacinto d' Asevedo, sterk met de gene hun nu en dan bijgevoegd, omtrend 150 pers.
  komt 244 pers.

Ga naar margenoot+ Aan de Zuidzijde buiten de stad, wonen als bij monsterrol aangewezen word, veel Malakkezen, onder den Kapitein Pero Fernandes, die hun eensdeels met 's Comps werken en met diverse andere middelen erneren, wezende meest getrouwd; met hunne vrouwen en weinige kinderen sterk 168

Het getal van hunne slaven is mede veel, doch onbekend.

Ga naar margenoot+ Boven de stad tot Boea Radja ten wederzijde der rivier, woonen onder Alexander Mendes, Kapitein-Mór van de Malakkezen, mede eene goede partij; eenige dienen de Compe aan de fortificatien, en erneren hun ook met andere dingen, zijn meest getrouwd, en als bij monsterrol mij aangewezen, met hunne vrouwen in het getal van 120

Derzelver kinderen of slaven zijn in de monsterrol niet gesteld en ongetwijfeld een merkelijk getal.

Aan de Zuid- en Noordzijde buiten de stad, wonen onder toezigt van Pero da Gama veel visschers, lieden van het land, waarvan ons de volgende bij rolle opgegeven zijn, wezende met hunne vrouwen in het getal van ..... 70

Het getal hunner slaven is ons mede onbekend.

Komt na deze calculatie, al dat van de Portugezen overgebleven zijn, maar ........... 863 pers.

[pagina 329]
[p. 329]

Doch staat te noteren, dat het ware getal bij de monsterrolGa naar margenoot+ (ons behandigd) niet aangewezen worden, en zijn wij van opinie, het getal der Malakkezen, dat hier behalven de Portugeesche huisgezinnen maar 602 personen uitbrengt, ten minsten wel omtrent 800 koppen zijn.

Hetwelk ons zeker Malak's Povason? van 15 tot 20 huizen (sorterende onder Alexander Mendes) en aan de rivierkant omtrent twee groote mijlen boven de stad gelegen (doch voor ons verzwegen) te meer gelooven doet, en op andere gewesten in tuinen en boomgaarden, insgelijks te presumeren is.

De kinderen en oude lieden zijn ons mede niet aangewezen, welks getal wel achten omtrent ..... 100 zielen.

Inzonderheid is het getal van de slaven en hunne kinderen ontwijfelijk veel, zijnde een goed getal van de Compe gekocht, die nevens andere, heimelijk uit vrees van die te zullen verliezen niet aangewezen worden, doch stellen beneden onze opinie maar ............ 200 stuks.

Na welke calcula, de Malakkezen met hunne vrouwen, kinderen en slaven sterk zijn 1100  
Item de Portugeesche burgerij als boven gem. 261  
komt te zamen 1361 personen.
Van de 40 Chinezen van Batavia gekomen resteren nog meest ziekelijk 33 personen.
Des Compe en particuliere lijfeigenen, als boven aangewezen, zijn omtrent 212 personen.
En Malakka's bezetting te water ente land. 544 personen.
Komt in alles Nederlanders, Portugezen, slaven en Chinezen 2150 personen.

Dat wel een groot verschil van 20,000 zielen is, die voorGa naar margenoot+ het beleg in en om deze stad hunne woning hadden. In Nanning en Ringy zijn nog een merkelijk getal vrije Malakkezen en Christen slaven, welker wederkomst te wachten is;Ga naar margenoot+ maar zal tot de repeupulatie van Malakka weinig helpen, en dit van andere gewesten gezocht moeten worden.

De bovengemelde Portugezen, Malakkezen en andere zwarte,Ga naar margenoot+

[pagina 330]
[p. 330]

als Chineesche inwoonders, worden onder de volgende gestelde Kapiteins in fatsoenelijke gehoorzaamheid gehouden, als.

De zwarte Malakkezen aan de Noordzijde van de stad, onder den Kapitein Juan da Sampayo hebbende een tractement van 4 realen van 8o 's maands.

Item aan dezelfde Noordzijde, het volk van Raccan gekomen, onder hunnen Kapitein Jacinto d'Asevedo, zonder loon.

De Portugezen en Mestiezen hadden den Kapitein Diego Kesio, wiens plaats door zijn overlijden nog vacant is.

De Malakkezen aan de Zuidzijde van de stad, onder den Kapitein Pero Fernandes, met tractement van 4o realen 's maands.

De inwoonders boven de stad, ter wederzijde van de rivier en wat hooger op, onder Alexander Mendes, Kapitein-Mór van de Malakkezen, met een tractement van 6 realen 's maands.

De visschers wonende ter wederzijde van de stad, onder toezigt van Pero da Gama, genietende een tractement van 6 realen 's maands.

De Chinezen wonen op de Basar aan de Noordzijde van de stad, onder hunnen gestelden Kapitein Notchin, generen zich met smalle koopmanschappen.

Deze hoofden houden elk hun volk in toom, en zoo iets moedwilligs of andere fauten bedrijven, klagen zij ze bij den Gouverneur aan, die dezelve dan met hun advys doet straffen.

Ga naar margenoot+ De dorpen Nanning en Ringy houden zich als vasallen van den Nederlandschen staat, gelijk voor dezen van den Portugeesche kroon zijn geweest, maar niet met zulke obedientie en respect, als ten tijde van de Portugeesche regering (door dwang) wel geschied is. Kennende deze looze Moren onzen presente debile staat, want hebben op vriendelijke noch dreigende insinuatien, veel gestolen geweer, eenige verloopen Christenen en veel geroofde slaven, niet willen restitueren. Waar over het vangen van Lebeh Moedah en Intje Hitam gevolgd zijnde, dit kleinhartig volk in zoodanige vrees geraakt is, dat in langen tijd met hunne siri, fruiten, vee en andere waren, in Malakka niet verschenen zijn.

[pagina 331]
[p. 331]

Die van Nanning waren in het stellen van Radja Merah totGa naar margenoot+ regent, niet wel gecontenteerd, meest omdat toegezegd had restitutie van alle Christenen en geweer te doen, en dat in het deelen van gevangen slaven niet accorderen konden. Maar is de zaak door schrijven en eindelijk door het zenden van Kapitein Alexander Mendes zoo verre gebragt, dat op den 24en Julij Datoe Bangsoe en den broeder van Radja Merah, nevens Intji's vader met de voornaamste Nanningse hoofden in Malakka gekomen zijn, presenterende bij hunne audientie, de verpligte subjectie tot den Nederlandschen staat. Waarop met hunne goedvinding, Datoe Bongsoe nevens Radja Merah tot regent is gesteld, en zouden na mijn vertrek hunne subjectie door schriftelijk contract vernieuwen, waarna de vredige frequentatie van dit volk in Malakka te volgen staat, die ook voornemens waren de relaxatie van Lebeh Moeda en Intji Hitam ernstig te suppleren.

Die van Ringy konden mede tot restitutie van de ChristenenGa naar margenoot+ noch geroofde wapenen niet verstaan, doch begonnen al weder met hunne waren te Malakka ter markt te komen. De gevlugte Christenen (zijnde omtrent 60 in het getal) hadden van daar mede aan den Hr Gouverneur, door een expresse en bij geschrift verzocht, om liber als andere onderzaten aangenomenGa naar margenoot+ te worden, verzoekende eenen Ignatio Rodrigues, gewezen dienaar van den Gouverneur Manuel da Sousa Coutinho, voor Kapitein. De verzochte zekerheid is hun toegestaan, maar het stellen van een hoofd tot nadere kennis van den persoon en zijne verschijning te Malakka uitgesteld; waarvan het succes den tijd openbaren zal.

En zijn wij van opinie deze dorpen voortaan tot den NederlandschenGa naar margenoot+ staat wel gehoorzaam zullen zijn, indien met derzelver inwoonderen even als ten tijde van de Portugezen gehandeld wordt; ten welken einde een ervaren persoon tot Tommogon gesteld dient, daar Pero d' Abreu (alias Moeka Merah) wel bekwaam toe is, doch na mijn oordeel weinig of niet te vertrouwen, te meer omdat veel fielte stukken bij de Portu-

[pagina 332]
[p. 332]

gezen bedreven heeft. In Malakka woond nog eenen Anthonio Pingero fijo de Malakka die tot dat ampt dienstiger is, wezende met de zuster van de Sjahbandaars huisvrouw getrouwd, gelijk mede zekeren Portugeesch, genaamd Anthonio Lucas Pingero, bekwaam tot dat officie is; zijnde een persoon van eerlijken naam en in de Maleische taal tamelijk ervaren.

Ga naar margenoot+ De gebuurplaatsen Moar en Rambou houden zich (als zijnde vasallen van het Johorsche rijk) voor vrienden van den Nederlandschen en Malaksen staat.

Ga naar margenoot+ Die van Moar komen dagelijks met hunne vaartuigen en eetwaren in Malakka negotieren, hetwelk door vriendelijk tractement te accresseren staat.

Ga naar margenoot+ Die van Rambou absenteren geheel, omdat aan het stelen van geweer, als het ophouden van eenige verloopen Christenen, ook schnldig zijn, en hun door de gewezen rebellen van Nanning hebben laten opruijen, te meer almede tot geen restitutie genegen, en door het apprehenderen van hunnen inwoonder Intji Hitam in merkelijke vrees zijn. Hun daaraan ook stotende, hunne waren te Malakka naar eigen believen niet verkoopen mogen, als zijnde door de groote profyten kort na de verovering zeer verlekkerd, verrijkt en ver .... het welke in korten tijd en nu die van Nanning subjecteren, wel veranderen zal; waartoe geen beter middel kan worden gebruiktGa naar margenoot+, als voor een tijd van het geledden ongelijk te zwijgen en hun als andere vrienden wel te tracteren. Maar als Malakka in beter staat gekomen is, zal het beter passen van restitutie te spreken, die dan apparent facielder te geschieden staat, mits de rivier Panagi (als voor dezen) gesloten wordt.

Ga naar margenoot+ De Politique regering en justitie, wordt te Malakka ten principalen en zoo veel als het beginsel toelaten wil naar gebruik van andere particuliere Gouvernementen (bestuurd) en daartoe de volgende personen in Raads vergadering gebruikt, welker hoedanigheden ook eenigzins aan wijzen zal.

Ga naar margenoot+ De Heer Gouverneur, (als President) bestuurd alle zaken, zoo in als buiten Rade met tamelijk goed fatsoen, als UEd.

[pagina 333]
[p. 333]

door zijne over gezondene schriften, en rapporten van anderen wel vernomen hebben; zijne Raden worden in volgenden rang gebruikt.

Den ontvanger Anthony Hurdt, bezit (door gunst) de tweedeGa naar margenoot+ plaats, die anders naar gemeen gebruik, den Fiscaal of wel den Opperkoopman competeren zoude; dezen man is van zeer klein bedrijf, zoodat daar wel gemist kan worden; bij versterven van den Gouverneur, zoude die plaats van hem tot nader order niet wel waargenomen kunnen worden.

Den Fiscaal Mr Gerard Herben heeft de derde plaats, isGa naar margenoot+ bekwaam tot het ampt, maar wordt tegen reden te zeer verbluft, zoodat al buiten couragie is en zonder remedium wel haast aan het mijmeren raken zal; gelijk de Heer Gouverneur ook aangezegd heb, die tot het verbeteren (zoo het scheen) genegen was.

Den Sergeant-Majoor Lamotius, geniet de vierde zitplaats,Ga naar margenoot+ is een fatsoenelijk persoon, tot zijn officie wel bekwaam, ook van tamelijke kennis, meer als bij de militaire personen hier te land wel gemeen is; tracht om verscheiden redenen verlost te zijn, dat hem (zonder 's Comp8 nadeel) wel vergunt kan worden, te meer door zijn bekomen titel daar nu niet te pas komt.

Den Opperkoopman Johan Verpoorten, bezit de vijfde, maarGa naar margenoot+ tegen stijl al te lage plaats, deze persoon is tot zijn ampt (inzonderheid wat de pen aangaat) bekwaam; alleen ware wenschelijk hij wat meerder kennis van de Maleische taal en allerlei koopmanschappen had; inzonderheid van den omgang die met de Indianen word vereischt, het welk metter tijd door active opmerking wel komen zal.

Den Kapitein Lourens Forsenburgh heeft de laatste plaats,Ga naar margenoot+ is een persoon die dat officie wel past en bediend, tracht mede al om vervangen te worden, want is (zoo men zegt) om zijn vasthoudendheid (tegen reden) zeer in haat; zoo hij tegen een brave kerel verplaatst konde worden, het zoude de Compe geen ondienst zijn.

[pagina 334]
[p. 334]

Ga naar margenoot+ Den Sjahbandaar Jan Menie word veel tijds (om zijn advys te geven) in den Raad gebruikt, is een persoon tot dit officie bekwaam, zoo dat daar dient te continueren, en word van den Hr Gouverneur hier om, en om zijn andere diensten zeer wel gezien.

Ga naar margenoot+ Tot Secretaris word den Onderkoopman Adriaen Hoffcamp, (bij faute van bekwamer stof) gebruikt, dat nog al den zelfde man is, als te Batavia plagt te wezen; doch als van den drank konde worden gehouden, is tot deze en andere diensten bekwaam.

Ga naar margenoot+ De andere mindere officieren aan de pen of negotie dependerende, zijn van tamelijke bekwaamheid en comportement, behalven Samuel Bonel, dat nog den ouden ligtmis blijft.

Ga naar margenoot+ De militaire officieren zijn al te zamen fraaije borsten, maar door het subit avancement nog vrij wat ruw en ongefatsoeneerd; de Luitenants David Vincq en Claes Pietersz. dienen daar te continueren, als mede de Vaandrigs Hans Crenger en Jan Theunisz. van Aaldorp, die in plaats van Nicolaes Lantsknecht tot Vaandrig absolut gesteld is, alzoo denzelven (mits een zwaar accident) met ons herwaarts komt. Zijnde het behouden of afstaan van het bekomen officie, in UEd. believen gerefereert, welks continuatie hij om goede gepresteerde diensten en bekwaamheid wel meriteerd. De Sergeanten moeten daar almede continueren; die met mij van Atchin gekomen is (wezende een fatzoenlijk man) is met zijn volk daar in guarnisoen gebleven.

Ga naar margenoot+ De zeevarende officieren zijn mede meest alle van goede bekwaamheid en comportement, waarvan een weinig melden zal.

Ga naar margenoot+ Den Schipper-Commandeur Pieter Baeck, is een fatsoenlijk man van goede bekwaamheid, in zaken die scheepsregering en besturing aangaan, maar wat te snel zoo hoog geklommen; welk ampt en gagie hij echter wel meriteerd.

Ga naar margenoot+ Den schipper Thomas Mondonck is mede een gauw en bekwaam persoon, die in het vaarwater van Malakka wel bedreven is, als mede Aert Fransz., provisioneel Schipper op het jacht Rijswijk.

[pagina 335]
[p. 335]

Den Schipper Herman Aerentsz. op Limmen is een naarstigGa naar margenoot+ man, die bij continuatie goeden dienst doen zal.

De jachten Vos en Veenhuizen zijn met stuurlieden provisioneel bezet, daar de twee derwaarts gezonden Schippers wel toe passen zullen.

Het jacht Blijswijk heeft tot Schipper eenen Herman Symonsz.,Ga naar margenoot+ dat nog een heel dom jong man is, laatst met de Walvisch voor zeilmaker uitgekomen, maar heeft den Heer Van Twist in het bewaren van zekeren tijger gediendGa naar voetnoot1). Dezen persoon (die verzekeren van het jacht St. Laurens onregtmatig toegeschreven word) is zonder eenige bekwaamheid, alleen uit pure gunst tot dit officie (ontijdig) geavanceerd en van 18 tot 36 gl. per maand verbeterd; deszelfs doen en leven is zeer berispelijk, als dagelijks in het kwalijk tracteren van het scheepsvolk, bouraatcheren en andere vuile parten overvloedig betoond.

Onder de stuurlieden en mindere officieren zijn ook avancementenGa naar margenoot+ en verbeteringen buiten regel geschied; het jacht de Anna word door een provisionelen Schipper (zijnde onderstuurman) gevoerd, die door kregele conditie tot zoodanig ampt geen bekwaamheid heeft.

De kerkelijke zaken (die in Malakka eerst aanvang genomen hebbenGa naar margenoot+) worden door den Eerwaardigen Predikant Johannes Loosvelt wel bestuurd, zijnde daarop met advys des Gouverneurs, zoodanige order beraamd, als den kerkenraad te Batavia aangeschreven is. Vermoedelijk zijnde geen of weinig van deze Malakse Roomsche Christenen tot de ware Gereformeerde religie bekeerd zullen worden, ten ware hun die leer in de Portugeesche taal gepredikt werd; wanneer het nog slecht genoeg wezen zoude, zoo zeer zijn deze arme menschen door de superstitieuse ceremonien verblind.

De inkomsten die de Compe. in Malakka geniet zijn nogGa naar margenoot+

[pagina 336]
[p. 336]

zeer klein, en worden als volgt bij den Ontvanger Hurdt en den Sjahbandaar Menie ingevorderd.

Ga naar margenoot+ Van alle inkomende waren en maintementos, een tol van 10 percent, en van de uitgaande koopmanschappen 5 ten honderd; welke tol bij resolutie van 18 Julij (hoe wel meer als ten tijde der Portugezen) goedgevonden is, tot UEd. approbatie of nader order te laten continueren, waarvan considerabele redenen in gemelde resolutie aangewezen zijn.

Ga naar margenoot+ Van ieder Maleis of ander vreemd vaartuig, met meer als 4 koppen bemand, 3 crusados voor hoofdgeld, en van kleine vaartuigen met 4 en minder koppen, van ieder 2 tanga's of ¼ reaal.

Ga naar margenoot+ Van alle aankomende vaartuigen, geen uitgezonderd, zijnde met 5 of meerder personen bemand, een crusado voor ankeragie; van de kleine vaartuigen met 4 en minder koppen, een tanga of ā…› reaal ankergeld.

Ga naar margenoot+ Van de pas-cedels voor ieder vaartuig 2 tanga's of ¼ reaal.

Ga naar margenoot+ Van alle inlandsche tuinvruchten, visch, vee en andere maintementos, een tiende deel, hetwelk ten profijt van de Compe. gebragt en verkocht worden.

Ga naar margenoot+ De costumelijke roeba-roeba of erkentelijke schenkagien van den Bandara, Sjahbandaar en Alcade de Mar, werden door den Sjahbandaar ook ingevorderd, en (zoo men zegt) tot 's Compes. nut gebeneficieerd.

Ga naar margenoot+ De forus of schatting van huizen, erfgronden en tuinen worden noch niet gevorderd, vermits het beginsel van de bevolking nog te nieuw is, als aan het vergeefsch veilen van het pachten der boomgaarden gebleken heeft, welks vruchten te plukken, ieder om de helft toegelaten is, dat mede ten nutte van de Compe. word gebragt.

Ga naar margenoot+ Alle welke geregtigheden bij de negotieboeken van Malakka ter somma van 434 ¾ realen van 8o of ʒ 1107-13-2 ten profijte van de Compe. worden gebragt, hetwelk jaarlijks niet meer als ʒ 13291-7-8 monteren zoude, dat van zeer kleineGa naar margenoot+ consideratie is, echter voor een goed begin kan geacht worden.

Den Sjahbandaar heeft ook toezigt op alle de vreemde in-

[pagina 337]
[p. 337]

komende en vertrekkende vaartuigen; leid en vertolkt de Gezanten en Anachoda'sGa naar voetnoot1) bij den Gouverneur, past ook op de waag, en alles wat der vreemden aangaat; hebbende tot zijn behulp een adsistent, nevens eenen Lasaro de Costa, Maleise Mesties, die voor schrijver en boomwachter dient, genietende een tractement van 8o realen 's maands.

Om alle passerende vaartuigen (na het exempel der PortugezenGa naar margenoot+) te dwingen te Malakka aan te leggen, om te negotieren en tollen te betalen, als mede die van Rombou, door het sluiten van de rivier Panagi te dwingen, is den Hr Gouverneur wel gezind, maar zulks kan zonder het houden van ettelijke jelias, chaloepen en bantiengs niet wel uitgevoerd worden. Echter heeft zijn Ed. (conform UEd. order) den Commandeur Baeck en Schipper Mendoncq, gelast alle Indiaansche vaartuigen die zonder passen bejegenen zullen, aan te slaan en naar Malakka op te zenden, waar van (ons wetens) noch niets gekomen is. Dan heeft gedachten Mendoncq gezegd, hij een Makassaars vaartuig (naar Perah tenderende) bejegend heeft, waar vanGa naar margenoot+ eenige personen aan boord deed komen, en mits geen paspoort hadden, hun aangezegd heeft naar Malakka opgebragt moesten worden, om aldaar bij den Gouverneur over zijne liberteit te disponeren. Het welk bij de Makassaren zoo groote vrees veroorzaakte, dat sommige met hunne prauw van boord vluchtte, die met het groote vaartuig terstond ter vlucht weggevaren en van de onzen met een ehaloep vervolgd zijn. Doch stelde zich dit volk zoodanig te weer, dat de onzen (na het bekomen van ettelijke gekwetsten) hun verlaten moesten; blijvende twee van de principaalste Makassaren in het jacht Welsing gevangen, als UEd. door gezegden Mendoncq per Bredam aangeschreven is. Aan welk voorval (rede in het beginsel dezer proceduren geschied) wel geoordeeld kan worden, dat het mainteneren van dit gepretendeerde recht, veel onlusten met de een en andere natie (even als ten tijde van de Portugezen) veroorzaken zal.

De order bij de Portugezen in het stuk van de overloopersGa naar margenoot+

[pagina 338]
[p. 338]

gehouden, zal volgens UEd. order striktelijk worden gemaintineerd, doch zijn daar als nog geen personen (ons wetens) op dat fatsoen verschenen, maar de rooverij van de Maleisclie Salettes tot nadeel van Malakka's bevolking wel gevoeld, als in het nemen van des Sjahbandaars prauw (op zijn Johorsche reis door een travado met zes Malakkezen afgesleept) klaarlijk gebleken is, en dat nog door de Joliorsche eilanders van Boerong en Oengarang, die het vaartuig aan stuk geslagen, hunne goederen geplunderd en het volk onder de Sjahbandaars vanGa naar margenoot+ do eilanden en den roover alles verdeeld hadden. Het welk wij aan Oengarang vernemende, den Sjahbandaar dier plaats (die mij kwam bezoeken) daar over aanspraken, welk naar den aard van deze roovers het feit eerst ontkende, maar daar na op onze ernstige redenen en instantelijk begeren, den zelfden dag nog 4 Malakkezen restitueerden, met belofte de twee resterende aan Schipper Mendoncq te voldoen, die den roover zooGa naar margenoot+ lang in ostagie houden zoude; hetwelk UEd. breeder uit ons journaal vernemen kunnen, en wat wij tot voorkoming van der gelijke rooverijen hier over aan den Johorschen Laxamana geschreven hebben, en apparent een noodig remedium baren zal.

Ga naar margenoot+ De navale magt present en onder Malakka's Gouverno behooring zijn de jaehten

Limmen } kruissende bij Cabo Rachado.  
de Vos } kruissende bij Cabo Rachado.  
Welsing } kruissen voor de Straat Brouwer.  
Rijswijk } kruissen voor de Straat Brouwer.  
Blijswijk } op de rheede, zijn oud en lek, meest geladen met rijst.  
Veenhuizen } op de rheede, zijn oud en lek, meest geladen met rijst.  
Klein-Amsterdam, geheel gebarsten } liggen bezuiden de stad, aan den wal op het slijk.
Nieuw-Malakka, gebarsten, maar nog wel te repareren } liggen bezuiden de stad, aan den wal op het slijk.
Den Draak, die met vertimmeren bekwaam te maken is } liggen bezuiden de stad, aan den wal op het slijk.

Item, 2 chaloepen met de jachten uit kruissen, om de Noord en Zuid.

[pagina 339]
[p. 339]

1 do legt vaardig binnen de rivier.

3 do op de wal, die gerepareerd moeten zijn.

1 do fluits-gewijs, genaamd den Ezel, word tot lossen en laden gebruikt.

1 groote boot van het schip Utrecht } liggen binnen de rivier, in den grond.

1 kleine do van het jacht Limmen } liggen binnen de rivier, in den grond.

Item, volgen de veroverde vaartuigen.Ga naar margenoot+

2 Portugeesche pataches of jachten, het eene groot en het ander klein, leggen bij het rondeel Wilhelmus op het slijk, in ieder is (om het barsten voor te komen) een gat gehakt; zijn nog bekwaam om gerepareerd te worden.

2 konings fusten, die het bovenste achter is afgebrand, en het repareren nog wel waardig zijn.

2 jelias, de een groot en de ander klein, staan aan de zeekant omtrent de St. Thomas kerk, zijn beide nog heel goed, maar moeten haast gerepareerd worden.

3 bantiengs, waar van een naar Oedjong-Salang is gezonden, de twee andere staan op den berm, die het repareren ook noodig hebben.

1 Portugeesch chaloepje, dat den Heer Gouverneur op de rivier gebruikt.

Veel andere . Portugeesche vaartuigen zijn oud, meestal verbrand, vergaan en geen reparatie waardig.

Geen andere Compe vaartuigen heb ik te Malakka vernomen, die meest alle zelfs gezien en door veel vragens zoo aangeteekend heb, vermits mij de notitie van dien geweigerd was, en tot den brief, laatst met Zutphen naar Batavia gezonden, gewezen werd, die daarvan geen pertinente aanwijzing doet.

Met alle omliggende Indiaansche Koningen en Prinsen isGa naar margenoot+ Malakka (God lof) volkomen in staat van vriendschap, welks diverse aanmerkingen kortelijk denoteren zal.

Den Koning van Johor (immers zijn stadhouder Laxamana heeft eenige hulp tot verovering van de stad gedaan, waar voor ook rijkelijk met geschut, bassen, haken en ander schietgeweer beloond geworden is, ja veel meer als de gedane dien-

[pagina 340]
[p. 340]

sten der bloode eigenbatige Maleyers hebben gemeriteert, behalven nog het groot profijt dat zijl, in het bekomen van ettelijke duizend christen-slaven, in en na het beleg genoten hebben, waar mede dien gierigen heer zich noch niet vergenoegt, maarGa naar margenoot+ zich zoo moedig toont dat na des stads verovering, geen legaten naar Batavia opgezonden heeft. Wat met de komst des Konings (die dagelijks uit Patani werd verwagt) en na het verstaan van den Atchinse vrede, resolveren zal, hopen UEd. per de chaloep Amboina, haast zullen verstaan; het schijnt nu deze Moren in Batasouwer zijn gefortificeert, uiterlijk gaarne betoonen zoude, den Nederlandschen staat nu minder als voor dezen ontzien.

Ga naar margenoot+ De Koningin toond haar tegen Malakka (mits nu Nederlandsch zijn en als bondgenoote) vriendin, gelijk haar Majs schrijven aan den Gouverneur getuigd. Evenwel is zeker dat zij en hare raden om deze stads conqueste en der Nederlanders toenemende magt, vol groote en extrème jalousie zijn, niet zonder schroomige vrees, de bondgenootene Nederlanders en Johoriten, haar Koningrijk mede eens aanvallen mogten, welks hoogheid door deze bemagtiging vernederd schijnt.

Ga naar margenoot+ De Koningin van Patani zal ongetwijfeld mede vriendin zijn, en om de zeevaart gaarne blijven.

Ga naar margenoot+ Den Koning van Perah is als dependent der Atchinse kroon, doch inzonderheid om de oude trafiquen, met Malakka mede goed vriend, als door het zenden van Gezanten al gebleken is.

Ga naar margenoot+ Den Koning van Quedah heeft mede met schrijven zijn goede genegenheid tot vriendschap getoond.

Ga naar margenoot+ De Koninkjes of Gouverneurs van Oedjong-Salang, Bangary en andere omtrent gelegen plaatsen, zullen mede (en om dat vassallen des Siamschen Koning zijn) Malakka's vriendschap gaarne zoeken.

Ga naar margenoot+ De Radja's van Siak en Raccan betonen zich mede als vrienden, alzoo Malakka's trafiquen ter hunner welvaart nodig hebben.

De Regenten van Bancalis, Camphar en andere plaatsen van het Johorsche rijk, schijnen al te zamen mede naar Malakka's

[pagina 341]
[p. 341]

vriendschap te tragten, doch blijven hunne costumelijke rooverijen nog onder......

De Koningen van Jamby en Indragiry trachten ook metGa naar margenoot+ Malakka vriendschap te houden, als aan diverse bezendingen gebleken is.

Ga naar margenoot+ Van andere wijder gelegene heerschappijen is onnoodig te spreken, dewijl die alle met den Nederlandschen staat in alliantie blijven, Malakka's vrienden ook geworden zijn, waaronder de Koningen van Siam, Cambodia, die van het eiland Romeo, van Palembang, Bantam, de Coromandelse Prinsen, de Nababs van Bengalen, item de Koningen van Arrakan en Pegu (ten respecte van Malakka's gelegenheid) de considerabelste zijn.

Van de estimabele dominatie, die uit Malakka's conqueste,Ga naar margenoot+ in het Zuiderdeel van het Orientaalsche India ongetwijfeld mettertijd (door Godes gratie) te resulteren staat, kunnen alreeds de beginselen worden gezien; dewijl de kroon van Atchin (die nogtans onder alle de omliggende Vorstendommen verre de rijkste en magtigste is) met zoo extrème vrees voor de Nederlandse mogendheid bevangen is, dat alle avenuen van de Koninklijke hoofdstad terstond versterkt zijn, en derzelver bondgenootene vriendschap, meer als ooit betracht. Hetwelk insgelijks van de mindere Prinsen (met goede redenen) gevoelt moet worden, ook zeker zijnde den Johoriet des Compe magt ten hoogsten ontziet en consequentelijk (zonder UEds licentie) tegen het Atchinse rijk niets voornemen zal. Zoo dat wij besluitende zeggen, dat met Malakka's bemagtiging, het tweede fundament van de Zuider heerschappij is gelegd, want hebben de Portugezen die alleen van Malakka gehad, veel beter zullen ze de Nederlanders door Batavia en Malakka gezamenlijk genieten, hetwelk den Alregeerder ter zijner eeren en den welstand onzes vaderlands gunnen wil.

De negotie na Malakka's bemagtiging voor de Compe aldaarGa naar margenoot+ gedreven, is zeer weinig, als bij het journaal der negotieboeken, UEd. successivel. toegezonden, gezien kan worden,

[pagina 342]
[p. 342]

zoo dat veel daarvan te schrijven onnoodig is, en derhalven maar een weinig van dit punt noteren.

Ga naar margenoot+ Wat koopmanschappen nog bij de pakhuizen resteert, hebben op transport van den Ontvanger Hurdt aan den Opperkoopman Verpoorten gezien, bestaande het principaalste in het volgende.

17000   realen van 8o in contant, te weten:
4000   ro in spetie van het Atchinse cargasoen geligt.
8000   do. in Nederlandsche en Portugesche munt.
5000   realen, Spaansch, Portugeesch en Nederlandsch geld, door den Gouverneur, Hurdt, Lamotius en Forsenburg aan de Compegeteld.
28 Corgie Salempoeris.
75 Corgie Betilles.
40 Corgie Bolatins.
22 Corgie Moeris.
6 Corgie Tapes Ketjil.
20 Corgie Javaansche Madurese kleeden.
38½ Corgie Ramboetijns.
7½ Corgie Sanen.
3 Corgie Bikker Many.
2 Corgie Patas.
1½ Corgie Guineesch linnen.
5 Corgie Vrouwen kleeden.
1 Corgie Taffacils, Bengalen.
58 Corgie Negros kleeden.
44 Corgie Baftas.
12 Corgie Gobar Java of Sarasse Malaya, partij diverse kleeden, radjoes, dekens, enz.
1404 ps. Armosijnen.
225 ps. Damasten.
8 Kastjes Japansch lakwerk.
30 Vergulde spiegels.
90 st. IJzere pannen.
94 Quitasollen.

[pagina 343]
[p. 343]

118 Slaven en slavinnen.  
Item sommige wapens en andere kleinigheden; altezamen monterende ʒ 88,961-9-2
Item aan amunitie van oorlog ʒ 12,918-11-2
Aan diverse vivres bij de magazijnen ʒ 41,294-19-2
Onder den Winkelier Schaep, daar rekening van moet doen ʒ 20,008-18-2
komt in alles ʒ 163,183-17-2

De kleeden zijn meest alle courant, en zullen bij de successiveGa naar margenoot+ verschijning van Maleysche vaartuigen, ook eenige onder de inwoonders, wel aan den man en tot geld raken, zoo maar niet te duur op geld gehouden worden; de damasten zullen eensdeels onder het guarnisoen verdeeld, en de armosynen naar Atchin verzonden moeten worden

Gansch weinig is tot nog van Malakka's negotie te schrijven,Ga naar margenoot+ alzoo deszelfs vermaarde trafiquen door den alverslindende oorlog, niet minder als de stad en hare landsdouw gedistrueert zijn; allengskes moet die door naarstig onderzoek, het redelijk handelen der inwoonders, inzonderheid door goed tractement van allerlei vreemdelingen en ratzoenelijk aanlokken derzelve, weder te voorschijn komen, hetwelk in het eerste jaar niet veel beschieten zal. Maar als Malakka zijn adem herhaald en weder in tamelijk postuur gekomen is, zal het in een florisante plaats veranderen, zoo alles naar eisch van zaken en met vlijtige opmerking van profijtelijke dingen wordt gedirigeert, waaraan door UEd. voorzienige regering in te stellen order niet te twijfelen is.

De peper die met Franeker van Malakka overkomt is totGa naar margenoot+ redelijken prijs ingekocht; om Batavia's toevoer niet te diverteren was de Hr. Gouverneur voornemens die niet duurder in te koopen, mits als andere inkomende waren 10 pCt. tol betalen zal, hetwelk voor een goede zaak te achten is. Maar dat de ingekochte tin, om weinig profijt weder uit de hand gesmeten is, oordeel een ijdel bedrijf te zijn, dat tot vermeerdering van het kantoor Malakka's avance wel schijnt, maar metterdaad geen voordeel geven kan.

[pagina 344]
[p. 344]

Ga naar margenoot+ Alle maintementos, ook versche en gedroogde visch, worden omtrent den gestelden prijs en meest conform de beraamde order op den bazar onder toezigt van den bazarwachter verkocht; doch is het koopen van alle inkomende rijst, (zonder aanzien of die van vreemden of de inwoonders zelven werd aangebragt) aan een ieder verboden, dat onder de gemeente groot misnoegen veroorzaakt, te meer en met goede redenen, omdat de Compe (immers den Sjahbandaar uit des Gouverneurs last) alle versche aankomende rijst, alleen ten volgende prijs inkoopt.

De witte tot omtrent 15 gantang van 4½ ā„” ieder voor een reaal van 8o tangen, komt ro 40 } het koijang van omtrent 2700 ā„” Holl.
De bruine tot omtrent 20 gantang, is ro 30 } het koijang van omtrent 2700 ā„” Holl.

Welke rijst aan de inwoonders door den Sjahbandaar en den Portugeesch Jacinto D'Azevedo, maar meest door zekeren geaposteerden Malakkees, omtrent ten volgenden prijs weder verkocht wordt.

De witte rijst tot 6 gantang, voor een crusado of 8o do pr. reaal, komt .. ro 75 } het koijang
De bruine tot 8 gantang, voor een crusado of 10ā…” dito voor een ro is .... 56¼ } het koijang.

Ga naar margenoot+ De nieuw gekochten rijst wordt (zoo men zegt) voor de Compe opgelegd, en de oude of vermufte (zoo witte als bruine) ten gestelden prijs verkocht, waar aan hun de Portugeesche en Malakkeesche inwoonders zeer stooten, en klagen mede, dat de aankomende maintementos, aan een ieder niet liber verkocht mogen worden, maar door den bazarwachter aan de koopers naar gunst verdeeld; zeggende hij veel tijds een groot deel zelfs koopt en door anderen ten duursten doet uitventen.

Ga naar margenoot+ Deze kwade manier van doen is ook oorzaak, dat de vreemdelingen met hun aangebragten rijst en andere maintementos weder trachten te vertrekken, als gedurende mijn aanwezen aan drie Javaansche vaartuigen (naar Perah vertrokken) gebleken is; en word dien ten gevolge bij de Ma-

[pagina 345]
[p. 345]

lakkezen geen meer rijst van buiten ingehaald, zoodat den toeloop der vreemden en aanwas van nering met dit bedrijf (tot Malakka's verderf en 's Compe schade) tegen gehouden word.

De cours van de Nederlandsche en Portugeesche munt looptGa naar margenoot+ in Malakka, conform de order aldaar beraamt en bij plakkaat geëmaneert, hetwelk is als volgt.

Den rijksdaalder à 1¼ reaal is 10 tangen.
Den leeuwendaalder of kroon 1 reaal of 8 tangen.
De Nederlandsche schellingen ā…› reaal of 1 tangen.
Dubbelde stuivers de drie zijn ā…› reaal of 1 tangen.
Enkelde stuivers de zes zijn ā…› reaal of 1 tangen.
Nieuwe Malakse besaroekos, de 96 stuks doen. 1 tangen.
Een dubbelde stuiver 32 en een enkelde stuiver 16 do. 1 tangen.
Item, de patakka of Spaansche reaal van 8o waarvan de uitvoer verboden is, valueert 1¼ ro of 10 tangen.
De patakka's van Goa en Malakka wordenGa naar margenoot+ bij plakkaat op 8 tangas gesteld, maar zoodanige stukken zijn bij de Portugezen in Goa of Malakka nooit geslagen noch in gebruik geweest, maar wel Xerafijns valuerende niet meer als 5 tangen.
De crusado van Goa en Malakka is als van ouds not 6 tangen.
De halve crusado doet 3 tangen.
De tanga, als expres daartoe geslagen 1 tangen.
De tanga's van 2, 3 en 4 do. valueren ook zoo, conform het getal daarop gemunt 1 tangen.
De goude crusado, die ten tijde van de Portugezen (even als de zilveren dB0.) 6 tanga's valueerde, zijn afgesteld tot 4½ tangen.
De dubbelde do van 12 tanga's tot 9 tangen.
De goude St. Thomè van 13 tanga's tot 12 tangen.
De Venetiaansclie of Moorsche ducaten van 18 tanga's tot 14 tangen.

[pagina 346]
[p. 346]

Ga naar margenoot+ Om wat redenen en op welke consideratien, deze goude goude munt zoo veel afgezet zij (zijnde van St. Thomè omtrent 7¾, van de ducaten 22¼ en van de crusado wel 25 pCt.) is mij ten regte onbekend; onzes oordeels behoorde de bewegende redenen in het plakkaat verklaard te zijn, dewijl de eigenaren van al zulke penningen zoo groote schade daarmede toegebragt word. Want dergelijke ordonnantien gemeenlijk tot welvaart van de gemeente ingesteld worden, en wanneer somtijds dergelijke zetting in Europa's republiquen geschieden, worden de consequente voordeelen ordinair ten nutte van de Prinsen gebragt.

Ga naar margenoot+ Tot maten en gewigten worden nu nog binnen Malakka dezelfden gebruikt, die ten tijde van de Portugeesche regering in observantie waren, namelijk tot maten, paras, gantangs, tsioepen, halve do, cales en cavados; alleen was in plaats van canada, de flapkan tot meten van Spaanschen wijn verordent. Tot gewigt, de bharen, katty's met derzelver gedeelten; insgelijks quintalen met hare arates.

Als hier boven in het deduceren van Malakka's verleden stand perfectelijk aangewezen is. En is dit zoo veel als van de presente negotie en deszelfs dependentien relateren kan.

Ga naar margenoot+ Wat regel in de rantsoenen tot minste kosten van de Compe en hoognoodigen welvaart van het guarnisoen gehouden dient, heeft den Hr. Gouverneur met ons aandachtig overlegd, en na rijpe deliberatie van Rade geresolveert, het rantsoen daar reeds in observantie, tot UEd. approbatie of nader order te laten continueren. Alhoewel bij zijn Ed. voorslag van menagie in het besnijden van subsidien en het verstrekken van Nederlandsche vivres werd gedaan, die mits de duurte van de eetwaren en besmettelijke lucht te Malakka (zonder groote krenking van het volk) niet practicabel was, gelijk UEd. bij de resolution en zijn Ed. aanschrijven breder vernemen.

Het presente rantsoen is nu maandelijks als volgt:

4 ā„” vleesch.
2 ā„” spek.
[pagina 347]
[p. 347]
2 muddekens (mutjes) oly.
2 do. azijn.
15 do. arak.
40 ā„” rijst en
¾ reaal subsidie, tot koopen van verversing.

De gemeene officieren en werklieden 2 kan arak en een reaal subsidie.

Den Gouverneur, Fiskaal, Opperkooplieden, Predikant en Kapiteinen, de Onderkooplieden, Vaandrigs, Ziekentroosters, Opperchirurgijns, Mr Timmerman, Constabel en Secretarissen, item Adsistenten, Sergeanten, Werkbazen, Schrijvers, Portiergeweldigen en Onderbarbiers, rantsoen in geld en wijn, als tot Batavia gebruikelijk, monterende in de maand Junij ro

322 of ʒ 821-2-„
En het uitgedeelde vleesch, spek, oly, azijn, arak, rijst, Spaansche wijn en booter, te zamen ʒ 1507-5-„
Komt voor het presente rantsoen van 330Ga naar margenoot+ koppen in de maand Junij ʒ 2328-7-„

Dat voorwaar een groote somme is, die bezwaarlijk door menage zal te verminderen zijn.

Van provision was Malakka nog redelijk wel voorzien, wezendeGa naar margenoot+ op den 16en Julij de volgende bevonden, en te onzen overstaan, aan den Opperkoopman Verpoorten getransporteerd, namelijk:

301¾ lasten zoo bruine als witte rijst.
26¼ do. zout.
91 vaten vleesch.
14 do. spek.
2½ legger Spaanschen wijn.
14 do. arak.
6 do. azijn.
34¾ amen oly.
6¾ do. traan.
2½ vat boter.
70 pikol zwarte suiker.
[pagina 348]
[p. 348]
7 pikol witte suiker.
5¼ do. was.
10 do. Bengaalse boter.
44 do. do. oly.

Ga naar margenoot+ Waarmede en met het geene naderhand per het fluitschip Wigeest daar aangekomen is, Malakka rijkelijk voor veel maanden blijft geprovideert, hetwelk van andere noodzakelijkheden ook te wenschen is.

Ga naar margenoot+ Wat onkosten zoo tot de fortificatie als anderzins, equipage van schepen en schenkagie tot nog toe in Malakka gevallen zijn, is UEd. uit de advysen van den Heer van Twist en het zenden van het journaal der negotie ten vollen bekent, waar om daarvan niet anders zeg, dan wenschelijk ware die door menagerende middelen vermindert konden worden, ten aanzien de Compe na het supporteren van veel groote gastos (in het bemagtigen van Malakka gedaan) met zoo zware ongelden belast blijft. Dienen overzulks bekwame middelen bedacht, om die zware kosten over te winnen, hetwelk voornamelijk door het stabileren van trafyquen en voorzigtige directie der negotie te betrachten is.

Ga naar margenoot+ Malakka's infectie is door den dagelijksche regen veel gezuiverd, en de pestilentiale ziekte en sterfte ook zeer geminderd, maar blijft de lucht (als meest alle die daar komen smartelijk proeven) nog zeer besmet; gaande de ziekte onder ons volk nog vrij veel in zwang, zulks dat er gedurende mijn aanwezen 5 à 6 ter week gestorven zijn, hetwelk by continuatie, binnen 'sjaars wel de helft wegnemen zoude; waartoe ook groote oorzaak geeft, de soldaten zoo. kwalijk tegen den vogtigen regen en schadelijke lucht gelogeert zijn.

Wij blijven met de ervarenste Portugezen van opinie, dat Malakka wanneer eenmaal van de besmetting volkomen gezuiverd is, een tamelijke gezonde plaats wezen zal, hetwelk na het vergaan van zoo veel doode ligchamen (naauwelijks onder de aarde begraven) zal bevonden worden, inzonderheid in het regen mousson. Maar zijn de maanden van November, De-

[pagina 349]
[p. 349]

cember, Januarij, Februarij en Maart (in het drooge mousson) door koortsen en caternen (catarrhe) vrij ongezond; hetwelk van de drooge gure landwinden (die veel schadelijke dampen uit de omliggende moerassen mede brengen) veroorzaakt word. Zoo dat men daar, na des Portugezen goede gewoonte, wat beter op gezondheid leven moet, als bij onze natie wel gebruikelijk is. Bestaande voornamelijk in 's morgens het ligchaam zuiver te wasschen, de frissche morgenstonden en koele avondluchten tot wandelen of andere exercitie te gebruiken, de heet schijnende zon, den hittigen drank, inzonderheid het minbedrijf vlijtig te schuwen, en een goed diëet in spijs en drank te houden, middelen, die om te Malakka en elders gezond te leven, de alderbekwaamste zijn.

Eenige van onze Nederlanders zijn met Portugesche mestieseGa naar margenoot+ vrouwen getrouwd, maar is onze opinie weineg goeds en vrucht voortbrengen zal, om redenen deze vrouwen door gewoonte lui, lekker en om het houden van pracht zeer kwistachtig zijn; doch dat het alder slimste is, boven maten luxurieus van aard, gelijk het meerendeel met haar schandelijk leven wel betoenen, waartoe hen de middelen in verscheiden gelegenheden niet ontbreken, onaangezien het plakkaat ter correctie van dien geëmaneert.

Zeer gaarne hadden wij van Malakka's tegenwoordige gestalteGa naar margenoot+ nader en partikulierder informatie genomen, om UEd. het geeischte contentement te doen, maar het is door den korten tijd mijns aanwezens aldaar ondoenelijk geweest. Echter verzekeren UEd. mij in dezen na uiterst vermogen benaarstigd heb, en den Heer Gouverneur om kondschap van alles te bekomen met de noodige verzoeken genoeg geport, als UEd. bij nevens zijnde copie van ons schriftelijk verzoek ten deele zult kunnen zien. Zoo dan in dezen iets kapitaals gebreken mogt, verzoeke gedienstelijk mijnen betoonden ijver, tot UEd. genoegen in plaatse dienen mag, bereid blijvende op de onvolkomenheid, zulke mondelinge explication te doen, als door bekomen kennis van Malakka's gestalte vermogens ben.

[pagina 350]
[p. 350]

Het laatste deel.
Vertoonende het geene tot verzekering en correctie van Malakka's staat en commercie dienstig is.

Ga naar margenoot+ Klaarlijk voorgesteld hebbende, wat na Malakka's bemagtiging daar successive verrigt en voorgevallen, mitsgaders door mij als Commissaris gedaan, en van deszelfs vorigen en presenten stand onderzogt en ervaren is, zoo zullen (als hebbende de noodige fondamenten gelegd) tot de aanwijzing van de middelen en remedien voortvaren, die om deze plaats, tot welstand van den Nederlandschen staat, met verzekering en verbetering wel te regeeren, en tot accresserende commercien, ten voordeele van de Generale Compe te dirigeren in achting genomen en te werk gesteld dienen, waarvan de voornaamste zijn:

Ga naar margenoot+ Dat de vervallen fortificatien tijdelijk gerepareert, de punten of bolwerken afgesloten en benevens de twee stadspoorten, met noodige corps de guardes voorzien; den muur tusschen den trap Casimier en het Curas gedubbeld en verhoogt, de rivier om de Zuidzijde van de stad gegraven; de nieuwe batterij en alle overige werken tijdelijk geslegt, de oude fortres, voor al deszelfs toren gerepareert, of wel na een stadie's verlaging, tot eene sterke redoute gemaakt, en met een muur tot zonderlinge verzekering tegen verraderij bij het Curas aan stads wallen gehegt; mitsgaders het vervallen huis tot een woning van den Gouverneur, die om de bekwame gelegenheid daar behoort te wonen herbouwt. Alle huizen aan en bij de wallen neder gevelt en den omgang deszelfs gerepareert, de brug over de rivier met een valbrug en staketsel hermaakt en de hoofdkaai (als voor dezen) weder opgetrokken. Alle welke reparatien tot verzekering van de stad, en om dezelve met weinig guarnisoen te kunnen bezetten, hoog noodig zijn. Gelijk mede dienstig wezen zal, alle krijgsofficieren op de bolwerken wonen, en alleen den Sergeant-Majoor of Kapitein in

[pagina 351]
[p. 351]

de stad, om op alle wachtplaatsen bekwame order te kunnen stellen. Dat metter tijd en bij apparenten aanwas van stads nering en bevolking, tot verzekering en protectie ook dienstig wezen zal, de toren van St. Paulus tot een burgt van dominatie te prepareren, om in tijd van uitersten nood tot een verzekerde wijk te dienen, mitsgaders de reede en het veld te ontdekken en te beschieten; insgelijks het Roode eiland, (tot bevrijding van de reede) met een redoute gesterkt, alsmede de bergen Tjina en St. Juan, niet alleen om de velden en tuinen te ontdekken en te bevrijden, maar ook om alle vijanden de commoditeit van dien te ontzetten, waartoe de Kapel Madre de Dios op Boekit Tjina, zeer bekwaam, en de materialen van het klooster St. Franciscus bij der hand zijn. Gelijk ook tot protexie van de apparente Noorder- en Zuider-voorstad, ieder aan de zeekant ā…™ of ā…› mijl van stads wallen met een reduit gesloten konden worden; doch alle zoodanig gebouwd, dat van de stadspunten bekwamelijk gekommandeert konden zijn, gelijk mede de rivier tot ontzag van de oproerige Manicabers, met een klein redoutje op een kanonschoot van de stad gesloten diend.

Dat van de 48 metale en 8 ijzere stukken geschut, dieGa naar margenoot+ in Malakka en op deszelfs wallen zijn, al het beschadigde en het zwaarste geschut, met den eersten van daar geligt dient, en de stad met 43 handelbare stukken van 6, 8, 10, 12, 18 en 24 ā„” kloots, of daar omtrent (zoo van het geene daar is, als van de schepen kunnen ligten) voorzien. Waar onder tot bevrijding van de reede op de bolwerken Curassa, Wilhelmus en Mauritius ieder een slang (van de ligtste die daar leggen) behooren te blijven, en op elke punt twee wijdmonden om de gordijnen te bestrijken. Mijns oordeels is deze fortres in volgender wijze fatzoenlijk te monteren.

Op de punt Frederik Henrik 8 stukken.Ga naar margenoot+
Op de hoek Mauritius 2 stukken.
Op het rondeel Wilhelmus 5 stukken.
Op de punt Henriette Louise 6 stukken.

[pagina 352]
[p. 352]

Op het rondeel Aemelia 7 stukken.
Op de punt Victoria 6 stukken.
Op de trap St. Domingo 1 stukken.
Op de trap Casimier 2 stukken.
In de stadspoorten 2 stukken.
Op de batterij die boven voor de Kerk van St. Paulus diend getransporteerd 2 stukken.
Op de toren van het Kasteel 2 stukken.
Komt te zamen 43 stukken.

Ga naar margenoot+ Om welk geschut bekwamelijk te gebruiken een goed Konstapel, twee Konstapelsmaats en wel 24 Bosschieters noodig zouden zijn; gelijk mede bekwame affuiten tot het meeste geschut vereischt word, vermits de Spaansche al te groot, zwaar en onhandelbaar zijn, die tegen het inwateren en vergaan ook met atap dienen gedekt.

Ga naar margenoot+ Dat om het zware en beschadigde geschut van Malakka's wallen te ligten en naar Batavia te brengen, een sterk schip, met kloeke arbeidzame matrozen en bekwame instrumenten noodig zij; alzoo ervaren hebben, dat met weinig slap volk en zonder gereedschap, zoo zwaarwigtige stukken niet te handelen zijn. Zullen dan tot dit werk 50 à 60 kloeke matrozen, een goede bok, een kaapstander, twee sterke malwagens of karren, 8 à 10 gijnblokken met metale schijven, goed touwwerk, 4 à 5 dommekrachten, eenige koevoeten en 4 spieren om de scheepsmasten te stutten, hoog noodig zijn. En zoo eenige welgemande schepen Malakka mogten komen te passeren, konde dat volk 4 à 5 dagen, om het ondienstig geschut van de wallen te halen en ligter in plaats te leggen, wel worden gebruikt, opdat gevoegelijker met de eerste gelegenheid gescheept en naar Batavia gezonden mogt worden.

Ga naar margenoot+ Dat de stad met geen minder guarnisoen als van 460 soldaten, daaronder 24 bosschieters behoord bezet te worden, vermits de circonferentie groot, de wachtplaatsen veel en den oppas menigvuldig is; mitsgaders in dagelijksche togten tot maintenue van Malakka's oude dominatie ter zee en te lande,

[pagina 353]
[p. 353]

mede eenige soldaten noodig zijn, welker logementen als volgt verdeelt kunnen worden.

Bij de Waterpoort in de Hoofdwacht 60 mannen.Ga naar margenoot+
Op de punt Curas of Frederik Henrik 40 mannen.
Op het rondeel Wilhelmus 40 mannen.
Bij de Zuid- of Landpoort 30 mannen.
Op de punt Henriette Louise 40 mannen.
Op het rondeel Aemelia 50 mannen.
Op de punt Victoria 40 mannen.
Bij de trap St. Domingo 15 mannen.
Op de trap Casimier 20 mannen.
In het huis van den Gouverneur, die bij verandering van woningen, het oude fort zoude bezetten 25 mannen.
Item tot de togten te water en te lande, op de punten verdeeld 40 mannen.
Komt te zamen 400 koppen.

Met welk getal de stad naar behooren bezet kan worden,Ga naar margenoot+ doch zoude in tijd van oorlog, beleg, ziekten en sterfte (die de Malakse residenten veel subject zullen zijn) niet basteren, maar noodzakelijk uit Batavia gesecoureert moeten zijn.

Dat de stad bij apparente aanwas van nering, toeloop enGa naar margenoot+ populatie van Portugezen, Mestizen, Zwarten, Chinezen, Maleyers, en andere vreemdelingen, op de voorgestelde wijze (als dan noodig) versterkt wezende, het guarnisoen ten minsten nog met 100 koppen zal vermeerderd moeten worden.

Dat de voornaamste pak- en woonhuizen tijdelijk gerepareertGa naar margenoot+ moeten worden, opdat des Compe koopmanschappen, vivres en andere goederen voor het bederf beschermt, en hare dienaren bekwamelijk, inzonderheid die van de negotie dependeren, omtrent de Waterpoort gelogeert mogen worden, gelijk mede een groot getal schoone sterke huizen, voor het vervallen dienen bevrijd en voor de toekomende tijd tot Compe nut bewaard.Ga naar margenoot+

Dat de kerken en kloosters op de volgende manier nutte-

[pagina 354]
[p. 354]

lijk gebruikt kunnen worden, te weten: de groote Hoofdkerk, het gebroken deel gevelt en het overige tot een arsenaalGa naar margenoot+ gemaakt, als zijnde daartoe bij het Kasteel, het Curas en Waterpoort bekwamelijk gelegen.

Ga naar margenoot+ de kerk van Misericordia, tot de exercitie van onze Gereformeerde Christelijke Religie, waartoe mits zijn lage gelegenheid omtrent het Kasteel bekwaam is.

Ga naar margenoot+ De tuin van de Misericordia met de aangelegene ditos, tot een vermaakplaats voor den Gouverneur en voornaamste officieren.

Ga naar margenoot+ De kerk van St. Paulus tot den Godsdienst op groote feestdagen, vermits tot den dagelijkschen dienst, door zijne hooge gelegenheid te moeijelijk is.

Ga naar margenoot+ Het Jezuiten klooster tot eene school en librairie, daartoe mits eenzaamheid en stilte zeer bekwaam.

Ga naar margenoot+ De kerk en klooster van St. Domingo tot een hospitaal; maar moest de kerk, en beste aanstaande cellen gerepareert en herdekt zijn, wezende deze plaats om de lage vlakte, groote effen tuin en gelegenheid bij de rivier, hiertoe allerbekwaamst; item ware noodig een bekwaam huis omtrent de landpoort, tot een hospitaal van de arme Malakkezen en slaven verordent wierd.

Ga naar margenoot+ De kerk van St. Anthony tot logement van 's Compe slaven, waartoe aan het rondeel Aemelia gelegen is.

Ga naar margenoot+ Het beste deel van St. Franciscus klooster tot een woning gerepareert, en met deszelfs schoonen hof verpagt of tot een lustplaats geprepareert, daar het boven mate wel toe gelegen is.

Ga naar margenoot+ Van alle de oude Vicariale kerkjes en Hermitagies, kunnen maar die van N.S. de Guadaloupe en St. Jeronimo, vermits beide van steen gebouwd zijnde, gerepareert worden, dat voor 's Compe staat niet nut noch dienstig is, ten ware die tot woningen werden geprepareert.

Ga naar margenoot+ Dat het woonen binnen de stad aan blanke en mestize Portugezen (die hun met eerlijke middelen zoeken te erneren)

[pagina 355]
[p. 355]

wel mag worden gegunt, mits in een straat, kwartier of blok, (dat afgesloten konde worden) apart woonden. Hetwelk insgelijks aan 3 à 400 Chineesche winkeliers, ambachtslieden en landbouwers wel geconsenteert kan worden, mits de bouwlieden om de binnen gelegen tuinen te cultiveren, (ter hunner accomodatie) wel verstrooit mogen wonen; het zij voor huur of leening, zoo in het eerste best geschieden kan, ten fine de huizen en ledige plaatsen, van het vervallen en verwoesten bevrijd mogen zijn. Met consideratie een groot getal vreemdelingen in een zwak bemande stad zeer gevaarlijk is, en des halven den toegang op stads wallen, alle ingezetenen en vreemdelingen belet en op zware straffen verboden dient.

Dat de Noorder voorstad Bandar Malakka tot woning vanGa naar margenoot+ alle vreemde negotianten, Portugezen, Malakkezen, Chinezen, visschers en bouwlieden verordend dient, op dat met ordentelijke rooijing bebouwd, en de verwoeste tuinen met aardvruchten beplant mogen worden, alzoo hiertoe bekwaam gelegen is.

Dat de Zuider voorstad Bandar Ilhir tot woonplaats van deGa naar margenoot+ Malakse zwarte burgers, bouwlieden en visschers langs het strand, met oploopende stegen gerooit en gebouwt behoord te worden, insgelijks de aanleggende verwoeste tuinen gekultiveert.

Dat het moeras omtrent den berg St. Juan gelegen (hetwelkGa naar margenoot+ door zijne dampen ongezondheid in Malakka causeert), aan Chinezen tot het planten van rijst en aardvruchten in leening gegeven dient, mits hetzelve met slooten doorgraven en een uitloop aan de zeekant geven, waardoor de stinkende dampkuilen gedempt en de lucht ongetwijfeld gezuivert zoude worden; een zaak die niet onmogelijk is, alzoo dit moerassig land, ten tijde van de Portugezen al meest tot rijstvelden was geprepareert.

Dat de stad aan de landzijde met eene gracht van omtrentGa naar margenoot+ 6 roeden wijd en een dito diep, behoord omgraven te worden niet alleen tot versterking van dien, maar ook om het om-

[pagina 356]
[p. 356]

leggende land (dat wat moerassig is) door het loozen van stinkend water, droog te maken en de lucht van deszelfs infectie te zuiveren, en wanneer den uitgang met een sluis besloten werd, zoude deszelfs snelle schuring ongetwijfeld een kil tot groot gerief van het kleine vaartuig maken, en daarom een dienstig werk zijn.

Ga naar margenoot+ Dat de verwoeste tuinen te landwaarts van de stad, tusschen de rivier Boekit Tjina en de Zuider voorstad, aan Nederlanders, Portugezen, Malakkezen en Chinezen in leening gegeven dienen, om na kultivatie de Compe door verpachting nuttig te kunnen zijn, ten einde de stad zich zelve van alderlei vruchten voorzien, en zoo schoone landsdouw voor meerder verwoesting bevrijd zijn mag. Waartoe het bevolken van 800 à 1000 Chinezen een zeer dienstige zaak wezen zoude, gelijk staande der Portugesche regering, (naar het voorbeeld van Manilha) wel begrepen en betragt, maar door eigen baatzugt van de Malakeesche burgers verhinderd is.

Ga naar margenoot+ Dat alle boomgaarden, beemden en rijstvelden ten wederzijde van de rivier, en aan beide zijden van de stad, ook te landewaarts in, langs de zeekant en aan de rivieren Panagy en Kassang aan Malakkezen in leening gegeven dienen, met conditie dezelve te herplanten en te kultiveren, opdat meerder verwoesting voorgekomen, de bevolking toenemen en zulks daarna door het verpagten de Compe nuttig wezen mag

Ga naar margenoot+ Dat de Compe de eigendom van alle erfgronden, huizen, tuinen, boomgaarden, beemden en rijstvelden behoort te behouden, zonder in de eerste 2 à 3 jaren daarvan aan iemand iets te geven of te verkoopen, ten einde interim mag ervaren worden, wat van Malakka en deszelfs verhoopte nering worden zal, om als dan ten meesten nutte van de Compe daarmede gehandeld te worden. Zijnde ons bedunkens voor eerstGa naar margenoot+ het beste middel, alle huizen, erven en gronden aan allerlei inwoonderen van Malakka, zonder onderscheid van natien, voor zekere tijd in leening uit te geven, om na herdane kultivatie ten civile prijs verpacht te worden, door welke manier

[pagina 357]
[p. 357]

van doen, de Generale Compe allengskens goede vruchten van Malakka's conqueste trekken zoude.

Dat de subjecte dorpen Naning en Ringy, op geen andereGa naar margenoot+ wijze als ten tijde van de Portugezen, door een discreete Tommagon behooren geregeerd te worden, zonder de vasalle inwoonderen het allerminste van de oude genooten voordeelen of costumen te onttrekken, maar liever van sommige kleine obligation, in manier van privilegie te ontlasten; ten einde derzelver genegenheden te onswaarts gewonnen en die dienstige plaatsen (door dreigementen van verleden fouten te willen straffen) van onzen staat niet vervreemd of gedepeupuleert,Ga naar margenoot+ maar wel nog beter bevolkt mogen worden. Want andere stijl van regering (schoon die beter en voor dat volk nuttiger was) dient daar voornamelijk in deze nieuwe beginzelen niet ingevoerd; want de wijze polityken, zoodanige alteration in dergelijke gelegenheden zeer schadelijk achten, stellende voor een vasten regel, zoo een Prins de oude manieren van een land of stads regering veranderen wil, dit niet als langzaam geschieden, en het nieuwe ten minste den schijn van het oude behouden moet.

Dat met die van Moar en Rombou, (als wezende vasallenGa naar margenoot+ van het Johorse rijk) goede en gebruikelijke vriendschap onderhouden, en de lieden even als ten tijde van de Portugezen of (is het doenlijk) nog beter getracteert moeten worden, vooral dezelve met geen nieuwe lasten, noch geadeposteerden? handel dienen bezwaard. Gelijk mede met de geburen van Kalang, Perah, Raccan, Bancalis, Camphar, Siak, inzonderheid de onderzaten des Johorschen Konings, en generalijk met alle verschijnende vreemdelingen behoord gehandeld te worden, met consideratie den Radja Gila (nu regent van Moar) somtijds met een klein presentje bedacht dient.

Dat die van Rombou om hunne gedane misdaad, in hetGa naar margenoot+ rooven van slaven en wapenen, met geen dreigementen van straf vervaard, maar ter contrarie (het gepasseerde desimulerende) met vriendelijke bejegeningen behooren aangelokt te

[pagina 358]
[p. 358]

worden, ter tijd des Compe staat te Malakka in beter, vaster en aanzienlijker postuur zal gekomen zijn, als wanneer wij opinieren, de restitutie van gepretendeerde fatzoenlijker zal kunnen geschieden, en daar en boven het oude regt van het sluiten der rivier Panagy gemaintineert, ten einde Malakka van die plaats en bijhoorende dorpen, zoodanige profijten, als ten tijde der Portugezen genieten mag.

Ga naar margenoot+ Dat tot verbetering van Malakka's presente regering, de volgende pointen in consideratie dienen genomen te worden, namelijk:

Ga naar margenoot+ Dat de Raadspersonen in fatzoenlijker rang gestelt, mitsgaders den Fiscaal en Opperkoopman in hunne respective ampten, na de usantie van andere Gouvernementen gemaintineert behooren te worden.

Ga naar margenoot+ Dat een Raad van Justitie opgerigt dient, en deszelfs Raden uit de ordinaire Raadspersonen, andere gequalificeerde Compe dienaren en aanzienlijkste burgers behooren verkoren te worden. Van welk collegie den Gouverneur als President en den Opperkoopman Vice-Praeses wezen moest, om geringe zaken in zijn absentie te decideren, met order dezen raad 2 à 3 maal 's weeks te (doen) zitten, om alle subjecten en de onderzaten van dat Gouvernement, in criminele en civile zaken (door ordinaire trein van justite) kort en goed regt te doen, en de justitie binnen Malakka met het vereischt respect, regulair te bedienen. Welke Raad in des Gouverneurs of Fiscaals huis behoord te zitten, of wel in de Camara of Stadhuis, en na reparatie op het oude Kasteel, kunnende het gevangenhuis ter woning van den Geweldige zijn.

Ga naar margenoot+ Dat een aanzienlijk Portugeesch burger, als Hoofd en Procurador van de overige Portugezen en Mestiezen in plaats van den Kapitein Diego Kesio dient gesteld, om dezelve in goede order te houden, en op het bevel van den Gouverneur fatzoenlijk te regeren. Om welk persoon te beter aanzien te geven, extra ordinair in den Raad van Justitie (als eenige zaken van den fine dienden) gebruikt konde worden, insgelijks den

[pagina 359]
[p. 359]

Kapitein Alexander Mendes, of bij beurte ook de andere Kapiteins geassumeert, wanneer in zake van Malaksche of zwarte burgers gepleit of gevonnisd wierd.

Dat de Kapiteinen of Hoofden der zwarte burgerij, als ProcuradoresGa naar margenoot+ derzelve en niet als gebieders dienen mogen, om door die bepaling alle onregtmatige proceduren te eviteren; genoeg zijnde deze Hoofden regard op de hun vertrouwde kwartieren en derzelver inwoonders nemen, om daarvan den Heer Gouverneur en den Fiskaal of Baillu, de vereischte kondschap te doen.

Dat een Weeskamer van twee Nederlanders en een PortugeeschGa naar margenoot+, met regel als in Batavia gebruikelijk, dient opgesteld, ten einde de in zwang gaande reeuw-roof voorgekomen worden mag, die mede op het stadhuis verzamelen kan.

Dat het officie van Bandara bij aanwas van volk en neringGa naar margenoot+ weder opgerigt, en vooreerst tot accomodatie der vreemden bij den Sjahbandaar of een ander bedient kan worden.

Dat om de overige Portugesche en zwarte burgerij eenmaalGa naar margenoot+ buiten vrees te stellen, en te spoediger iets (om hun eerlijk te erneren) ter hand doen nemen mogten, met plakkaat op den naam van den Ed. Heer Gouverneur-Generaal werde gepubliceert, dat alle en een iegelijk ingezeten, verzekering van het behouden zijner present bezittende middelen gegunt en bevestigd word; mitsgaders het geene voortaan met eerlijke handteringe zullen komen te prospereren. Ten einde de openbare en heimelijke nazoeking eenmaal ophouden en de lieden buiten vrees van dien gesteld mogen worden, hetwelk (ons achtens) tot correctie van Malakka's armen verwoesten stand, dienstig wezen zal, mits bij het gemelde plakkaat zoodanige exeptien werden gestipuleert, als tot behoudenis van 's Compes geregtigheden, wegen merkelijke verborgen schatten enz., raadzaam geoordeeld zoude worden.

Wat meer tot correctie van Malakka's regering dient geordonneertGa naar margenoot+, zullen in deze, (als gaande buiten onze vocatie) niet bestaan aantewijzen, maar zulks UEds voorzienige wijsheid en groote experientie van staatsbestiering bevolen laten.

[pagina 360]
[p. 360]

Dat de kerkelijke zaken, zoo als reeds verordend en begonnenGa naar margenoot+ is, inzonderheid in alles na het Batavia's gebruik ter eere Gods, het stichtig leven der menschen en zaligheid der zielen, met rust en vrede gedirigeert dienen te worden. Van de bekering der dwalende Roomsche Christenen en andere aanwas van de kerk Gods, zullen excuseren ietwes te remonstreren, maar zulks dengenen bevolen laten, die het eigenlijk na ampt enGa naar margenoot+ bediening competeert. Alleen zegge het een goede, dienstige en nodige zaak was, dat alle overige superstitieuse merkteekenen der Roomsche Religie, die aan onze Gereformeerde Christenen ergernis en aan de Papisten occasie tot volharding hunner blindheid geven, fatzoenlijk, worden weggedaan; doch kunnen (mijns opinie) sommige schilderijen van ware mirakelen enz. hare plaatsen in de tempelen wel behouden.

Ga naar margenoot+ Dat de tollen en geregtigheden, naar het gebruik der Portugezen te Malakka geheven en in trein gebragt, (zonder vermeerdering van nieuwe lasten) zoo behoren te continueren. De verandering die daarin (mits het verhoogen van 9 tot 10 per cento) is gedaan, had om veel redenen niet behoren te geschieden, dat echter (nu in het gebruik gekomen) zoo wel blijven mag, en Malakka's verhoopte nering niet veel schaden zal, ten ware in den toevoer van rijst en andere maintementos, die alle eertijds tolvrij plagten te zijn; waarom niet ongeradenGa naar margenoot+ was, de costumen van de roeba-roeba, wegen alle maintementos vernietigd werden.

Dat Malakka's inkomsten (zoo lang die door sobere neringGa naar margenoot+ van kleine importantie zijn) zonder Ontvanger door den Sjahbandaar wel te innen zijn, dewijl het contraboeken bij een Onderkoopman of adsistent kan gehouden, en het ingekomen geld weeklijks aan den Kassier behandigd worden. Zoo is mede noodig den Sjahbandaar omtrent de Waterpoort resideert, hebbendeGa naar margenoot+ een balye bij de brug in de Noorder voorstad, om de toeloop van alle vreemdelingen (zoo veel mogelijk) uit de stad te weren.

Dat het aanleggen van alle Indiaansche vaartuigen om Ma-

[pagina 361]
[p. 361]

lakka's nering en tollen te doen meerderen, alsmede het sluiten van de rivier Panagy, voor de Compe wel een nuttige zaak wezen, en den Nederlandschen staat door gansch Orienten groot respect toebrengen zoude; maar zal het bedwang van dien apparent ook onlusten met veel natien veroorzaken; waarom bedenkelijk blijft, of dit gepretendeerde regt, geweldelijk door te dringen, al geraden is. Mijns achtens behoorde met sommige natien, inzonderheid die in welker landen de Compe kantoren heeft, in dezen wat simulatie of door de vingers gezien te worden, of zoo het anders word verstaan, zoodanige armade de rima daartoe te gebruiken, als om dit regt met magt en reputatie te maintineren, noodig is; ten einde deze dominatie ter zee, zoo wel in daad als door gerugten blijken mag. Waardoor meest alle Orientaalsche natien (apparent in weinige jaren) tot zoodanige devotie zouden worden gebragt, als voor dezen aan de Portugezen geweest zijn; daaruit metter tijd boven de dominatie ter zee, de beginzelen van een opperheerschappij, over de aan zee gelegen vorstendommen, te volgen staat; waarvan hier na, ter bekwamer plaats nog iets considerabels voorstellen zal.

Dat het gebruik der Portugezen, naar het exempel en maximeGa naar margenoot+ van den loozen Romulus, in het stuk van alle overloopers of vlugtelingen (om Malakka's populatie te bevorderen) striktelijk geobserveert dient.

Dat om de rooverijen van de Maleysche en Manicabbersche Salettes of piraten te beletten, een armade de rima, van eenige chaloupen, jelias en bantiengs (die inzonderheid tot offentie en defentie dienen kunnen) moet gehouden worden, om de bijliggende kusten, in deszelfs baayen, havens en rivieren; alsmede door de omleggende eilanden altemets eene ronde of visite te doen. Met last alle roovers die vermeesteren kunnen, gevankelijk in Malakka te brengen, om aldaar tot afschrik van anderen gedood, of wel voor al hun leven in de ketting, tot dienst der publyke werken gesloten te worden; door welke togten en exemplaire straffen, deze Maleysche dieven van hunne

[pagina 362]
[p. 362]

stoute en schadelijke rooverijen desisteren zullen. Gelijk mede den Johorschen Koning of Laxamana ernstig dient geinsinueert, alle rooverijen van zijne onderzaten promptelijk te weren, of anders te gedoogen, die van de Nederlanders, als gemelt, zelfs (zonder zijn nabeklag) gestraft zullen worden; zonder welk diergelijk of een beter middel, Malakka's inwoonders altijd die schadelijke kwelling van dien diefachtigen hoop subject zullen zijn.

Ga naar margenoot+ Dat om het meesterschap ter zee te behouden, en ontzag onder alle Indiaansche vaartuigen te maken, die te Malakka aan te doen leggen, de rivier van Panagy te sluiten, den tinhandel van de Maleysche Zuidwest kust alleen te bevatten en de rooverij der Saletters te beletten. Als mede het passeren van der vijanden schepen van Goa, Bengalen, Coromandel, Makasser, Macao, Manilla enz. te verhinderen, die te attrapperen en nuttig te vermeesteren, inzonderheid des vijands aanslagen op de stad te verhinderen en deszelfs verschijnende magt te wederstaan. Mitsgaders om zoodanige dominatie in het Zuiderdeel van Orienten te stigten, als de Portugezen eertijds met minder vermogen hebben gepossedeert, en generalijk alle Indiaansche Prinsen, (voornamelijk die omtrent de zee gelegen zijn) in ontzag te houden, zal omtrent Malakka een tamelijke vloot, onder een vigilant gebieder moeten gehouden worden, die niet minder als in de volgende vaartuigen behoort te bestaan, namelijk:

Ga naar margenoot+ Een kloek oorlogs jacht, gemonteert met 30 stukken en bemand met 70 koppen.

2 gewoone kloeke jachten, ieder voorzien van 20 stukken en met 50 koppen bemand.

2 ligte jachten, ieder met 16 stukken en 40 man.

3 chaloupen, daar onder een als de chaloup Amboina, ieder gemonteert met 2 Prinse stukjes en 4 steenstukken, bemand met 10 Nederlanders en 10 zwarte roeyers.

2 jelias, ieder gemonteert met 2 ligte stukjes en 10 bassen, bemand met 10 Nederlanders en 36 zwarte roeijers.

[pagina 363]
[p. 363]

3 bantiengs, ieder gemonteert met 6 bassen, bemand met 6 Nederlanders en 12 zwarte roeijers.

Komt in alles 318 Nederlanders en 138 zwarte roeijers,Ga naar margenoot+ 112 stukken kanon, 12 steenstukken en 38 bassen, die van ammunitie van oorlog, en vivres ook wel diende voorzien. Minder als zoodanige scheepsmagt dient vooreerst en zoolang als in het verwachten van 's vijands aanslagen op Malakka zijn, daar niet gehouden te worden.

Van welke vloot de grootste chaloup, 2 jelia's en 2 bantiengsGa naar margenoot+, gestadig in en omtrent Malakka behooren te blijven, om tot het aanhalen van de passerende vaartuigen en het zuiveren der kusten en eilanden, enz. gebruikt te worden. Alsmede om bij verschijning van 's vijands magt, omtrent onze schepen te zijn, die bij Kaap Rachado en voor Brouwers-straat, ook (naar gelegenheid des saisoens) omtrent Poeloe Timoan of elders, daar de beste advantage wordt vermoedt, op allerlei vaartuig, inzonderheid der vijanden rijk geladen navetten dienen te kruissen.

Dat met alle omleggende Prinsen, de presente vrede enGa naar margenoot+ vriendschap niet alleen onderhouden, maar met alle fatzoenlijke middelen, behoudens het respect van den staat, nog vaster bevestigd en vermeerderd moet worden; inzonderheid bij en omtrent de kroonen van Atchin en Johor, waar door des Compe staat in Malakka des te spoediger in welstand bevestigd, en door toenemende nering en trafijken haast bloeijen en zoodanige vruchten voortbrengen zal, als met goede redenen te verhoopen zijn. Vooral moet met den Koning van Johor en deszelfs stadhouder Laxamana, het gemaakte verbondGa naar margenoot+ van vriendschap heilig onderhouden worden, schoon bij die moedige Maleyers na haren inconstanten en trouwloozen aard, somtijds een weinig buiten spoor getreden word; want Malakka's presente debile staat, derzelver vriendschap, (inzonderheid bij het geval van onzer vijanden attentaten) ten hoogsten noodig heeft. Gansch zeker zijnde, zoo den Portugeesch met de Johoriten in vrede waren geweest, Malakka nooit in

[pagina 364]
[p. 364]

zoo extrême hongersnood vervallen zoude hebben, dat voor onze Staat wel zoo niet te duchten, maar echter wijsselijk te considereren is. Zonder dat nochtans van opinie ben, den Johoriet in zaken, die de hoogheid en reputatie van den Nederlandschen of 's Compe staat aangaan, eenigzins te ontzien, maar wel door reputabile insinuatien tot voldoening zijner pligt te dwingen, waaraan door voorzienige bestiering van Malakka's gouverno niet te twijfelen is.

Ga naar margenoot+ Dat om de verkregen heerschappij van het Zuiderdeel van Indien ter zee te bevestigen, en de aangelegen Koningen en Prinsen in ontzag te houden, hier boven de bekwaamste middelen (ook tot Malakka's welstand dienstig) naaktelijk vertoont en aangewezen zijn, zoodat tot het erlangen en nuttig possideren van dien, niet anders ontbreekt, dan dat Malakka met wijze voorzienigheid en zonderlinge circomspecte discretien werde gegouverneert, als wanneer den Nederlandschen Indischen staat, in materie van de superdominatie des Zuiderdeels van Indien, veel meer als eertijds de Portugeesche mogendheid bloeijen zal.

Ga naar margenoot+ Tot nog toe hebben geremonstreert zaken die om Malakka tot welstand van den Nederlandschen Indische Staat te verzekeren, te verbeteren en wel te regeren in achting genomen en in het werk gesteld dienen, maar rest nog het aller kapitaalste stuk, namelijk, te vertoonen door wat middel de verdwenen Malakesche commercien kunnen worden hersteld; immers zoodanig gefatsoeneert, dat de vereenigde Nederlandsche Oost-Indische Compe van deze bezwaarlijke conqueste op het spoedigste nuttige vruchten trekken mogt, waarop dan te considereren is, dat Malakka's welvaart, maar alleen in twee aan een hangende middelen en deszelfs dependentien bestaat.

Ga naar margenoot+ Het eene is, de spoedige repeupulatie van de stad, en deszelfs territoir, ten einde de huizen en erven bewoond en beplant, het gedestrueerde land gekultiveert, en de Compe van het een en ander, de nuttige inkomende vruchten trekken mag.

[pagina 365]
[p. 365]

Het ander en principaalste is, de refondatie en het herstellenGa naar margenoot+ der trafijken, opdat de inwoonders vermeerderen, de tollen vergrooten, de negotie nuttig bloeijen en de Compe de vereischte profijten genieten mag.

Van welke twee voorname middelen en remedien, wij onze considerabele bedenkingen kortelijk noteeren, en het nuttigste voor de Compe aanwijzen zullen.

Om de stad en haar ressort dan spoedig te bevolken enGa naar margenoot+ door het bewonen, en kultiveren deszelfs, de nuttige vruchten van huren, pagten, tienden en andere consequente inkomsten haast te trekken, dienen de volgende punten grondig geconsidereert.

Dat de stad Malakka en deszelfs territoir voor alle IndischeGa naar margenoot+ natien, die hun daarin eerlijk zoeken te erneren, opengesteld, met regt en billijke wetten geregeert, en vrijheid van religie (immers van conscientie) dient toegelaten te worden, zonder hun lieden andere lasten als eigen burgers op te leggen.

Dat het meerendeel van de overgebleven Portugeesche burgersGa naar margenoot+, inzonderheid oude lieden en weduwen, (die om zich eerlijk te erneren niet vigileren) daar geen voordeel kunnen doen, maar derhalven met den eersten naar Goa of andere plaatsen gezonden dienen te worden; anders is te dugten, deze luije berooide menschen in korten tijd met onderhoud zullen verzorgd moeten worden.

Dat de Malakkezen of presente zwarte burgerij met goedeGa naar margenoot+ civiele wetten geregeerd, en tot geen fortificatiewerken (daar zeer voor schroomen) noch oorlogstogten (ten ware ter defentie) dienen gedwongen te worden, ten einde zich tot den landbouw, en andere eerlijke ernering begeven mogen; dat de gevlugten van Naning, Ringy en Rombou apparent wel weder doen keeren zal, vermits zijlieden om de diensten niet subject te zijn, meest absenteren.

Dat om de presente inwoonders tot eerlijke ernering teGa naar margenoot+ animeren, en tot liefde aan den Nederlandschen staat en hare regenten te verbinden; inzonderheid om de Portugeesche ne-

[pagina 366]
[p. 366]

gotianten en derzelver consorten in Malakka te lokken, mitsgaders andere vijandelijke plaatsen te facilder tot overgeven te bewegen, hen lieden publieke exercitie van de Roomsch Katholijke Religie, in een Kapel of Hermitagie dient vergund, doch onder bepaalde conditien, gelijk bij de West-Indische Compe in Brazilien, te Pariba, Guiana? en elders (om profijtelijke consideratien) word gepractiseert. Veele exempelen kunnen aangewezen worden, dat de exercitie van differente religien in een vastgestelde regering wel kan bestaan, gelijk zulks in Duitschland, Bohemen, Hongarijen en elders veele jaren met grooten voorspoed dier landen gebleken is, en nog heden in Frankrijk en Polen geschied, en gezien kan worden. Doch om niet te schijnen van zoo wigtigen zaak (die alleen den geleerden betaamd) verwaande reden, tot bevestiging mijner opinie te geven, zullen UEd. (des begeerig zijnde) tot zoodanige Historien wijzen, daar in dit gewigtige punt omstandig en politykelijk verhandeld word, waaronder de Cronyca van Sleydanus geensints de minste is. Bij onzen Nederlandschen van Meteren, word hier over in het verhaal van de religievrede (die onder het Gouvernement van den Aartshertog Mathias te Antwerpen besloten, en in Braband, Vlaanderen en elders ingevoerd werd, wijdloopig getracteert; ons genoeg zijnde, met dit voorstel kortelijk aan te wijzen, hoe gaarne zagen dat Malakka, (het welk met zoo groote kosten en verlies van veel volk gewonnen is) voor de Generale Compe geen schadelijk, maar wel een profijtelijk conqueste wezen mogt. Wij gevoelen ook met UEd. dat het toelaten van dit voorstel, van groot gevolg, en voor onzen staat ook dangereus is; maar wat is er nuttelijkst, dat zonder moeite en perijkel verkregen word. En hoe wel onzeker is, dit zoodanig als wij meenen tot Malakka's haastige welstand dienen zoude, en niet anders als door onderzoek te experimenteren is, zoo zeggen echter tot besluit, zulks in alle gevalle, in een jaar of twee (ter preuve) onderzogt en ervaren dient.

Ga naar margenoot+ Dat den handel van alle koopmanschappen en eetwaren

[pagina 367]
[p. 367]

aan alle inwoonderen en vreemdelingen (mits betalende de costumelijke geregtigheden) volkomen vrijgesteld, mitsgaders alle monopolien en geapposteerde handelingen, geweerd en vernietigd dienen te worden, ten ware de Compe den handel der voornaamste doeken en het koopen van alle specerijen, tin, sandelhout en andere profijtelijkste waren (naar het exempel der Portugeesche Gouverneurs) aan zich behield.

Dat dien volgens zulke bekwame order op de Basâr gesteldGa naar margenoot+ en onderhouden dient, als te Batavia gebruikelijk is, ten einde de vreemdelingen door monopolischen handel tot verderf van des stads welvaart niet verjaagd, maar ter contrarie met alle vriendelijke middelen aangehaald en wel getracteert mogen worden; gelijk die mede van Naning, Ringy en Rombou, met diergelijke middelen tot den toevoer van lijftogten gelokt moeten worden.

Dit zijn de voornaamste punten, die om Malakka spoedigGa naar margenoot+ te bevolken en tot 's Compe nut in welstand te brengen in achting genomen dienen, nevens consideratie de frequentatie van deze stad, voor alle omliggende natien onvermijdelijk is, en diens volgens zeer apparent, niet alleen de Maleyers van het Johorsche rijk, die van Perah, Quedah, Atchin, Indragiry, Jamby, Palembang, Succadana, Borneo, Pahang, Patany en Ligor; maar ook die van Choromandel, Bengalen, Arracan, Pegu, Tanassary, Siam en Cambodia met hunne vaartuigen en koopmanschappen daar verschijnen zullen, en door goed tractement aangelokt kunnen worden. Waartoe inzonderheidGa naar margenoot+ voorderlijk wezen zoude, dezen jare daar een of meer Chineesche jonken, met allerlei grove waren kwamen, die tot jaarlijksche continuatie met geen of immers weinig tollen bezwaard (dienen te worden), kortelijk, in alle manieren moet vlijtig benaarstigd worden Malakka's nering toenemen mag; het welk de Hoofdstad Batavia, niet of immers weinig schadenGa naar margenoot+ kan, schoon alle de aangetogen natien (mits de betere gelegenheid) derwaarts zakten. Want de tusschen gelegen volken, zullen naar gelegenheid des mousons hunne reize doen

[pagina 368]
[p. 368]

en diensvolgens Malakka's aftrek naauwelijks gevoeld kunnen worden, te meer Batavia's nering door Javanen en Malakkezen, nu voortaan bloeijen zal.

Ga naar margenoot+ Om een deel der voorleden trafyken te refonderen en de generale Compe, door middel van negotie tijdelijke nuttigheden aantebrengen, dient met ervarene negotianten geconsulteert, en kunnen hierop de volgende punten aangemerkt worden.

Ga naar margenoot+ Dat bij 's Comps residenten te Malakka, naarstig onderzocht en geobserveert worde, wat waren daar best getrokken zullen zijn, want in presente gelegenheid, uit den cours der voorledene trafyken geen wel gefondeerde eisch te formeren zij. Wat bij den Heer van Twist in dezen (op UEd. order) gedaan mag zijn, is ons onbekend, doch hebben gezien zijn Ed. in den zijnen van den 9en Junij, UEd. order over den inkoop van rijst, tin, peper, kleeden en alle verschijnende koopmanschappen verzoekt; gelijk mede bij die van den 13en Julij, een last-fluit, ten zelven fine, om ter reede als een pakhuis te dienen, word gerequireert. Zoo dan geen eisch van koopmanschappen voor het kantoor Malakka is geschied, en dezen voorslag nuttelijk geoordeeld word, zoude hetzelve met contanten of zulke goederen als UEd. zelve dienstig mogten vinden, voorzien moeten worden. Het aanwijzen van vendibele waren had in dezen behooren voortegaan, met notitie in watGa naar margenoot+ goederen deszelfs procidido profijtelijk en tot wat prijzen te besteden was. Item of dien handel van zoodanige apparentie en importantie is dat ze de onkosten van zoo een lastschip verdragen mag.

Ga naar margenoot+ Dat het kantoor Malakka voor eerst, met advys van Portugeesche kooplieden, met tamelijk cargesoen van de dienstigste en profijtgevenste waren en weinig contanten worde geprovideert, inzonderheid met zoodanige sortimenten van Choromandelse doeken, als door naarstig onderzoek van ervarene KlingscheGa naar voetnoot1) kooplieden vernomen hebben, die met veel geloofbare

[pagina 369]
[p. 369]

redenen sustineerden, dat bij het libereren van den handel aan allerlei vreemde natien, jaarlijks wel duizend pakken kleeden te Malakka gesleten konden worden; doch vooreerst kunnenGa naar margenoot+ de onderstaande soorten of wat minder tot een preuve en begin des handels van Choromandel geeischt worden, namelijk

    Crusados van ¾ realen.
200 corgie gemeene sarassa maleyo, lang 8 astan, breed 6 palma; gelden ordinair te Malakka de corgie 65 à 70
160 corgie do. van 9 asta en 6 span breed 120 à 130
160 corgie eurolades of ramboetijns van 24 asta en 6 span 100 à 105
300 corgie do. of ramboetijns mejoors van dezelfde lengte en breedte 75 à 80
460 corgie do. grove ramboetijns à 24 asta en 6 span 40 à 50
200 corgie cassa poetih van 32 asta en 5 span 55 à 60
160 corgie cassa mejrah van 32 asta en 5 span 98 à 100
200 corgie witte bethilles van 40 asta en 5 span 48 à 50
160 corgie witte bethilles van 42 asta en 5 span 25 à 30
160 corgie roode bethilles van 40 asta en 5 span 70 à 80
160 corgie olangs preto of salalou itam van 8 asta en 5 palma, grove en fijne 20 à 30
80 corgie mouris preto of kajn tcheloupan van 8 asta en 5 palma 29 à 30
80 corgie ruwe mouris tot tulbanden van 8 asta en 5 palma 29 à 30
100 corgie fijne ruwe bolatios van 32 asta en 5 span 55 à 60
400 corgie ruwe grove bolatios van 32 asta en 5 span 40 à 45
80 corgie witte bolatios van 24 asta en 5 span 30 à 35
60 corgie patas fino van 8 asta en 5 span 48 à 50
120 corgie patas grosso van 8 asta en 5 span 20 à 25
60 corgie dupetys gandons? zwart en wit en witte en roode ruiten van 8 asta en 8 span 50 à 55
  nota, de grove gelden maar 28 à 30

[pagina 370]
[p. 370]

60 corgie oljes perdijs of mataphons? wit en zwart van 8 asta en 5 palm breed 25 à 30
60 corgie chelas brancos met zwarte strepen van 8 asta en 5 span breed 25 à 30
80 corgie buraljes zonder hoofden en boorden, zijn vrouwe kleeden van 5 asta en 5 span 20 à 25
80 corgie chelas regatos van 8 asta en 5 span 25 à 30

Ga naar margenoot+ Den inkoop van deze aangewezen kwantiteit doeken, zoude omtrent 80 (duizend) realen van 8o of 204,000 guldens monteren, en volgens de genoteerde prijzen de avance van 50, 60, 70, 80, 90 à cent per cento en meer renderen, en verzekerden ons de bovengemelde Klingen zijlieden zulke en grooter winsten, boven 18 per cento, die ordinair voor vracht en tollen betaalden, van de aangewezen kleeden genoten hadden. Welke groote profijten de Compe om menigerlei redenen niet erlangen zal, en genomen dat zulks de gezegde 18 per cento minder uitviel, zoo zoude het gestelde cargasoen omtrent 360 guldens opbrengen, hetwelk omtrent 75 per cento, en een notabele winst van 156 guldens jaarlijks zoude zijn, doch alvorens UEd. op den eisch ordonneren, dient de waarheid van dit voorstel bij ervarene Portugezen nader onderzocht.

Ga naar margenoot+ Dat geen andere waren te Malakka dienen ingekocht als UEd. zullen gelieven te eischen, en voor het eerst (om derzelver deugd en nuttigheden wel te ervaren) alleen naar Batavia gevoerd; mijns oordeels zullen de volgende koopmanschappen van daar getrokken kunnen worden.

Peper ten prijze van 25 à 30 ro van 8o de bhaar van 475 ā„”, dat omtrent 6¼ à 7½ ro in specie het pikol is; duurder dient die daar niet ingekocht, om Batavia's toevoer niet te hinderen. Tin tegen omtrent 70 crusados de bhaar, is 13 ordinaire ro het pikol.

Zandgoud van Camphar, dat somtijds in staven is, hebbende ordinair alloy van 8½ mat, ten prijze van omtrent 28 cru-

[pagina 371]
[p. 371]

sados de tail zwaarte, zijnde schaars een once en negen engels, komt omtrent 18 crusados of 11 ro de once.

Aguilhout, dat als elders in drie soorten word gedeeld, geld ordinair de Cabessa 2 crusados, de Bariga 4 à 5 tanga en de Pee 2 à 2½ tanga het Katti van 1¾ ā„”.

Besoarsteen, die meest van Borneo in groote quantiteit worden ingebragt; derzelver prijs is na de groote en fatsoen, zoodat met groote kennis moeten ingekocht worden.

Pedras de porca spinjo komen van Siak en Raccan, maar in zeer weinig getal, worden mede naar hunne groote van 20 tot 100, 150 ja 200 crusades, voor een zonderlinge rariteit ingekocht.

Olijphants-tanden en Renoceros-hoornen, doch in kleine quantiteit; derzelver prijzen zijn ook onzeker, doch plagten om profijt naar Macao of China gevoerd te worden.

Item rijst, als de gewassen in de omliggende landen wel geslaagd zijn en Malakka meer toevoer als consumtie heeft, doch bij misgewas, zal het derwaarts brengen ook nodig zijn.

Andere waren achtte niet vooreerst van daar met voordeel, zullen getrokken kunnen worden, ten ware nog eenige nagelen, sandelhout, enz. van Makassar werd ingebragt; den tijd die den besten leermeester is, zal dit allengkens wel ontdekken.

Dat considerabel is de Compe den inkoop van zoodanigeGa naar margenoot+ waren aan zich alleen behoude, als de Portugeesche Gouverneurs eertijds plagten te doen; immers den peper, alle specerijen, sandelhout, en den tin, alsmede de principaalste doeken en andere waren van het meeste profijt, die van buiten zullen worden ingebragt; nogtans met dien verstande, dat zulks ten redelijke prijze geschiede, en ietwes tot het leven en erneren der gemeente overgelaten worde.

Dat den tinhandel in Perah, Quedah, Oedjong-Salang, BangaryGa naar margenoot+ en de gansche Maleysche Zuid-Westkust, bekwamelijk van Malakka gedirigeert kan worden, gelijk de Portugezen eertijds plagten te doen, die alleen in Perah een fejtorij hiel-

[pagina 372]
[p. 372]

den; wezende met den Koning tot het leveren van alle den tin, die in dat land gegraven werd, gecontracteert. Indien deze tin- en volkrijke kust, door 's Comps mogendheid van Mooren en Gentyven, zoo wel als van Portugezen gezuiverd konde worden, het zoude wel een treffelijke zaak zijn; want niet alleen veel tin daar bekomen, maar ook groote quantiteit kleeden daar gesleten kunnen worden. Om de Koninkjes van dat land daartoe te dwingen, is wel apparentie, maar bedenkelijk dit op de Choromandelsche kust en in Bengalen onlusten causeren zoude.

Ga naar margenoot+ Meer kan met fondament tot correctie van Malakka's negotie niet schrijven, het manquerende moet bij ervaren lieden onderzocht en metter tijd door naarstige opmerkingen van 's Comps dienaren uitgevonden worden.

Ga naar margenoot+ Dat, om geen alteratie in de negotie te geven, de maten en gewigten, zoo eertijds en ook nu in Malakka gebruikelijk, dienen gecontinueert, ten ware in het verkoopen van Nederlandsche vivres, deszelfs gewigt en maten geobserveert werd.

Ga naar margenoot+ Dat de valuatie van de Nederlandsche en Portugeesche munt, zoo als dezelve bij plakkaat gesteld (is), behoord te continueren, mits de Xerafijns (conform hare eigenlijke valuatie) van 8 tot 5 tanga afgesteld werden. In de gouden munt is nodig reformatie te geschieden, vermits die tegen alle reden veel beneden waardij en zeer ver buiten proportie afgesteld is, waarvan de bewegende oorzaken beter gepresumeert als gezegd kunnen worden. Het is wel zoo dat de gouden crusado (vermits het slecht alloy) wat minder van waardij als de oude valuatie zijn, maar zulks is om het stadig uitvoeren naar Choromandel te stuiten, als mede ten profijte des Konings, door den Generaal Louis Martins de Sousa, geordonneert. Indien dan deze afzetting om het alloy met de waarde te doen quadreren is geschied, behoorden ook alle goude crusades ten profijte van de Compe ingetrokken te zijn, vermits zekerlijk te volgen stond, die anders door eigenbatige inschra-

[pagina 373]
[p. 373]

pende lieden, haast opgewisselt en ongetwijfeld met de eerste gelegenheid uit Malakka naar Choromandel of elders vervoerd zouden worden, hetwelk van de St. Thomas en ducaten ook te duchten is, vermits derzelver valuatie niet of immers zeer weinig boven waardij was.

Ga naar margenoot+ Dat de Basaroucos met 's Comps merk geslagen tot gerief van de arme gemeente en slaven, in gang dienen te blijven en bij vereisch nog meer gemunt, alzoo het munten van zoo slechte metaal en kleine som van dien, de Souvereine hoogheid der Vereenigde Provintien niet prejudiceren (immers niet schaden) kan, te meer de conqueste van Malakka nog nieuw, en deszelfs oude wetten en costumen, noch niet bevestigd of verworpen zijn.

Bevorens wij deze remonstrantie besluiten, zullen UEd. nogGa naar margenoot+ sommige nodige dingen voorstellen, die tot welstand van Malakka in achting dienen genomen.

Dat de jachten Blijswijk, Veenhuizen, Vos, den Draak enGa naar margenoot+ Nieuw-Malakka, die het vertimmeren ten hoogsten nodig hebben, in het begin van het Wester-mouson van daar naar Batavia dienen op te komen, en de plaats der nodige kruissers met andere jachten vervult.

Dat een goed deel scheepstimmerlieden, om de chaloupenGa naar margenoot+ en jelias te repareren, derwaarts dienen gezonden, hetwelk mede om de Portugeesche jachten digt te maken nodig zij; ten einde die met het mouson naar Batavia (ter reparatie) mogten opgezonden worden.

Dat het guarnisoen met zoodanig getal soldaten en bosschietersGa naar margenoot+ mag worden versterkt, als hier boven op zijne plaats aangewezen is.

Dat om de fortificatie, huizen en kerken te repareren, itemGa naar margenoot+ corps de guarde en andere noodzakelijke werken te maken, een goed getal metselaars en huistimmerlieden, 2 à 3 steenhouwers en ten minsten 30 à 40 paar kettingslaven, te Malakka nodig zijn; alsmede een goed deel kalk, zonder welk secours de fortificatie binnen 's jaars niet gerepareert kan

[pagina 374]
[p. 374]

worden, ook veel huizen nedervallen en de kerken in korten tijd gansch bedorven zijn; inzonderheid zoude het guarnisoen door de snode logementen veel ziekten en sterften onderworpen blijven.

Ga naar margenoot+ Dat Malakka met al zulke provisien van vivres, medicamenten en gereedschappen voor smits, timmerlieden, metselaars, zwaardvegers en lademakers, alsmede zoodanige scheepsgereedschappen voor de kruissende jachten, met de eerste gelegenheid mag worden voorzien, als bij schriftelijken eisch (te onzen verzoeke ingesteld) gezien kan worden, excepto hetgene reeds met het fluitschip Uitgeest, derwaarts mogt gezonden zijn.

Ga naar margenoot+ Dit is het al dat van diergelijke noodzakelijkheden aanwijzen kan, zoo dat om van hetgeene meer nodig wezen mogt, tot de advysen van den vice-gouverneur Johan van Twist refereren.

Ga naar margenoot+ Dus veele hebbe van de verzekering, verbetering, goede regering, toenemende trafyken en andere nodige zaken tot welstand van Malakka en 's Compe. waren dienst, (bij forma van remonstrantie) weten voor te stellen, gedienstelijk verzoekende, zoo daar in elders te stout geweest ben, of iets onnuttelijks heb voorgeslagen, zulks alleen onzen goeden ijver (ten besten) mag toegediend worden.

Ga naar margenoot+ Nu hebben onze relatie geëindigt, waarin omstandig gerelateerd, gededuceert en geremonstreet is, het geene bij ons van Malakka's verledene, presente en toekomende gelegenheid gehandeld, onderzocht, vernomen, ervaren en voorgezien was; ernstig wenschende daarin wat korter had kunnen zijn, hetwelk alleen aan het vermogen ontbroken heeft. Evenwel vertrouwe ons doen en betrachten, UEd. niet al onbehagelijk wezen zal, in welk geval, de nijdige berispers (ter tijd zij beter maken) niet zullen ontzien, maar den Alregeerder bidden, dat hetgeene in onze traktaatjes geschreven is, mag strekken ter Zijner eer, verbreiding der ware religie, den dienst onzes vaderlands en des Compe. profijt; alsmede tot

[pagina 375]
[p. 375]

genoegen van UEd. waarde personen, die aan het roer der Indische republyk gezeten zijn,

Gunt dit o Heilige Eeuwigheid.

Beschreven in het oorlogsjacht Franeker, op de reize van Malakka naar Batavia,

 

door UEds. en 's Comps. dienaar, (get.) J. Schouten.

Gepresenteert ter vergadering des Raads van India, den 7. September, Ao. 1641.

[pagina 380]
[p. 380]

Bijlagen.

I. Missive van Cornelis Simonsz. van der Veer aan den Gouverneur-Generaal Antonie van Diemen, van den 12en December 1637.
II. Commissie voor den Majoor Adriaen Anthonisz., van den 19en Mei 1640.
III. Instructie voor idem.
IV. Acte voor den Commandeur Pieter van den Broecke, als 3e persoon, van den 4en Augustus 1640.
V. Geintercipieerde Portugeesche brieven.
VI. Missive van den Gouverneur-Generaal en Raden van Indiën aan den Oud-Commandeur Jacob Cooper, van den 11en October 1640.
VII. Idem aan den Commissaris Johan de Meere, van denzelfden datum.
VIII. Idem aan Sr Pieter van den Broecke, van denzelfden datum.
IX. Monsterrol van het leger en vloot voor Malakka op den 20en October 1640.
X. Publicatie, uitgevaardigd op den 13en Januarij 1641 door den Commandeur Caertekoe.
XI. Rolle van het geschut rondom alle de fortressen van Malakka.
a. Volgens een andere Lijst.
XII. Order waarbij alles voor buit word verklaard wat in de stad zal gevonden worden, met uitzondering van geschut en amunitie enz., van den 14en Januarij 1641.
XIII. Memorie van de uitgekeerde buitgelden enz. door den Commandeur Caertekoe.
XIV. Opgave der contanten, goud, ongemunt zilver enz. na de verovering in de stad Malakka gevonden en gedeeltelijk te Batavia aangebragt.

[pagina 381]
[p. 381]

Bijlage I.

Edele, erntfeste, manhafte, wel wijze, zeer voorzienige Heer, mijn Heer Antonio van Diemen, Gouverneur-Generaal en zijn Ed. Raden van Indien.

 

Mijn Ed. Heer, na alle eerbiediging kan ik niet nalaten het volgende te verhalen: zoo wanneer op den 2. dezer bij den Koning (van Johor) mijn verrigten voldaan had, met uitzondering der missive des nachts gesloten, die wij hem op den derden zouden overhandigen, gelijk achtervolgde; in welken tijd den Koning liet verzoeken met hem dezen dag vrolijk te zijn, hoe wel hetzelve zocht te refuseren, heeft moeten geschieden met banquetten, dansen en speelen van zijne vrouwen, die tot zulke experientie is houdende. Ondertusschen gebruikte eenige propoosten, onder anderen, dat hij Koning naast God zijn betrouwen op den Ed. Heer Gouverneur-Generaal en de Ed. HH. Raden van Indië was stellende, op dat het vervallen rijk van Johor of BatasouwerGa naar voetnoot1), zoo zij dat noemen, eenmaal wederom opgerigt worde. Daarop wij hem hebben aangediend, dat niet zouden twijfelen of den Ed. Heer Generaal en zijn Ed. Raden zullen alle noodigheden tot adsistentie deszelfs tegen de Portugezen toeschikken in alles, al ware het jongste stuk en schip dat zij hadden; gedenkende de vorige vriendschap van zijne voorvaders onze natie hadden aangedaan, ten tijde toen eerst op Indien kwamen, en in den oorlog met Matelieff tegen Malakka. Het welk hem zeer aangenaam was te hooren, vertoonende ons een zoon van Radja Bonsoe oud omtrent 16 à 17 jaren, die den oorlog nevens Matelieff gevoerd heeft, tot dat eindelijk

[pagina 382]
[p. 382]

overleden is in de eilanden Tambelan, alwaar als toen dezen tegenwoordigen Koning, oud omtreut 22 jaren, genaamd werd onder alle lieden Jang di Pertoean, zoon van den Koning Radja Radjoe; nadat Radjoe gedood was in Atchin, omdat volkomen den Atchinder niet geadsisteerd had tegen de Portugezen, heeft gesuccedeert Radja Bonsoe voren verhaald. Wie heeft getrouwd de zuster van den overleden Atchinse Koning, door welke affronten met wederzending van zijne huisvrouw naar Atchin, zijn vervolgd geworden, tot eindelijk (als boven) overleden is; en dezen gemelden Koning het rijk van zijn oom heeft ontvangen, en na het overlijden van zijn persoon, zal den zoon van Radja Bonsoe, die ons vertoond werd, succederen. Radja Moedah en den Radja Sia zijn halve broeders, beide zoons van Bonsoe Toup..., en den tegenwoordigen Konings moeder, zijn zuster en broêrs kinderen; en de Mahaeiadja regerende in Kampar is broeder van Toup...'s huisvrouw. Datoe Bandana, Koning in Oengarang. Padoeka Radja over Boelangh met den Radja Toeah.... zijn volle broeders en zusters kinderen met den tegenwoordigen Koning in Atchin, en den nieuwen Koning in Perah verkozen, is den Atchinsen Koning broeders zoon, wiens voorvader is geweest Koning van Pahang.

Verder den Koning Sia voren genoemd, en den Koning tegenwoordig in Patani, zijn mede zuster en broêrs kinderen, met welker dochter dezen Koning van Johor is getrouwd. Zoo dat de bovengenoemde alle bloedverwanten zijn, en zich te zamen hebben verbonden tegen de Portugezen, bij aldien de Nederlanders hun willen adsisteren. Wat dat van nooden zoude hebben tot zoo een gewigtige en profitabele zaak in de negotie als Malakka geruineerd zal zijn. Daarom heb ik niet geschroomd alle kleinigheden eerst aan de kleine en daarna aan de groote uit te deelen, dat van den vijand heb gekregen, waarmede de lieden hunne harten zijn vernieuwd, mede door het aanraden van Datoe Laxamana, die een instrument altijds tegen de Portugezen is geweest, een opregt Hollands vriend. Daarom haar Ed. denzelven favo-

[pagina 383]
[p. 383]

rabel gelieve te zijn, in hetgeen voren geschreven, en dat boven dat meer van nooden zoude hebben; alzoo deze slechte dienaars en vaartuigen Laxamana toebehooren, want den Koning niet heeft of moet het van Laxamana hebben. Bovendien heeft in het vluchten den laatsten Koning Bonsoe en dezen Koning gesauveerd op de Tambelans eilanden, alwaar Bonsoe overleden is en dezen gekroond. Hoewel dezen Koning met den laatsten togt van de Atchinsche armade zich in Malakka gesauveerd (heeft), alwaar in drie maanden van de melk gezogen heeft, kwalijk kan vergeven, tot dat van ons is verzogt geweest, en verder moet gekluisterd worden met zoetigheden, die in den aard van vriendschap, den ouden aard der volken doet vergeten; en Laxamana in onze woorden niet leugenachtig word bevonden, opdat te eeniger tijd deze prooi ons niet ontwijken. Bidde dat henlieden wilt gedenken in hunnen redelijken eisch, principalijk Laxamana, uitgezegd den Koning, alzoo Laxamana vreest veel vijanden zal hebben.

Ons afscheid verzoekende met courtoisie, zoo Zijne Majt ons de vriendschap geliefde te doen en op morgen onze schepen wilde bezien, zoude den dag vertoeven, hoe wel iedere dag ons een jaar was, daarover wij gepitsiaardGa naar voetnoot1) en ons toegezegd werd; schenkende mij een kris met een hecht van goud overslagen, waardig naar hun zeggen 30 à 40 realen, daarnevens een ring, waardig drie à vier realen, verders een dito van twee à drie realen, zoo Hare Achtbaarheid die begeren, zullen hetzelve overleveren.

Alzoo 's morgens naar land voer om Z.Mt te vergezelschappen naar boord, hoewel het zeer regende, gelijk het beide voorgaande dagen gedaan had, dat volgens hun zeggen zeer goed was, in zulke conjuncture malkanderen te gemoeten, evenwel naar boord zijn gevaren. Aan boord gekomen heb Zijne Majt gelijk de costume, deze volgende vereering gedaan, te weten een gouden ring ingelegd met een robijn,

[pagina 384]
[p. 384]

waardig 30 realen, mij toekomende, met een rol damast, tot mijn eigen kleeding, doch verkregen buit; voorts wat sandelhout met wat muskus, die van langerhand daartoe bewaard heb; 200 kogels, 200 ā„” kruid, 2 houwers, 3 vernieuwde pieken, 1 vuurroer (gekost 9 realen) 1 dommekracht, die nogtans noodig in de vloot is vereischende. Voorts aan den jongen Koning een gouden ring met een saffier, mij tot een geschenk in Atchin toegestaan, waardig 40 à 50 realen; voorts alle andere grooten met sandelhout en muskus, gelijk gedaan had in het aan land komen, en ieder naar zijn kwaliteit in kleden Sarasse Maleye, Gobart en Tapuns verdeeld had. Een kastje, en een spiegel aan Laxamana, kostende 9 realen. Een Japansch kastje aan des Konings moeder, kostende 20 realen. Alle welke vereering Haar Ed. gelieve in het goede te nemen, alzoo verhoopen eerlang de Ed. Compe. daardoor vruchten zal genieten, vertrouwende bij zulke middelen de Ambassade niet minder vergenoegd van Haar Ed. zullen vertrekken, van te roemen de eer hun aangedaan of den Koning zelve daarin persoon ware verschenen, alzoo zulks wij uitgegeven hebben; niet twijfelende of Haar Ed. zullen gezegde Ambassade met een à twee jachten ten eersten herwaarts zenden, met zulke instructie als bij Hare Achtbaarheid zal gevonden worden te behooren, opdat ons daarna mogen reguleren.

In het afvaren met den Koning is hem toegekomen een Ambassade van Siam, met welke hij Majt. zich wilde verbinden, als voren geroerd, en verklaarde ons als dat zijn Ambassade naar Atchin, nevens den nieuw gekozen Koning van Perah en een Ambassadeur van Atchin aan hem, bij den anderen met 9 gemonteerde gorabs op komende weg waren, daarop de zes fusten van Malakka waren passende, vrezende dezelve mogten aangetast zijn, door hun lang vertoeven; zeggende als dat veel volk uit Perah overland in Quedah door vrees van den Atchinder waren gevlugt, om welke redenen wij volgens vorige resolutie, twee jachten op het spoedigste derwaarts zullen zenden. Ja, het is zeker dat in Malakka vier gantangs

[pagina 385]
[p. 385]

Amsterd. ā„” rijst voor een reaal verkocht word. Ontzien zich niet de Javanen aan te tasten gelijk den Ambassadeur van Cheribon aan den Koning van Pahang, niet wetende dat den Koning in Bintam was, in de eilanden van Koban ontmoet en genomen had, inhebbende omtrent 20 koyang rijst; gelijk omtrent de kwartieren van Perah, Quedah, Bankalis en andere plaatsen meer hebben gedaan. Waarover zich de Javanen zeer ontstellen, en presumeren zulks doende, wel haast zullen te onswaarts keeren, om redenen voornoemd alle vereenigd zijnde, houd Malakka geen vrienden, als God alleen, die hun om hun goddeloosheden heeft overgeleverd.

Somma, aangaande de Javanen te onswaarts te trekken, hebben Hare Achtbaarheden in consideratie te nemen, alzoo Malakka geblokkeerd word, zullen beter koop geven, gemerkt van de belofte der Portugezen hun toegezegd niets komt. Na dat 's avonds met geleide des Konings en alle de grooten aan land waren, hebben op zijn gezondheid en de stapulatie van Batasouwer met eenige groeten gedronken, daarin zeer groot gevallen had, zeggende, bij aldien dat God gaf dat in zijn rijk kwam te succederen, de Hollanders meerder vrijheid als voor dezen zouden hebben, alware het dat zij 3 à 4 logie's wilden maken, presenterende alles daartoe te leveren, steen, hout en werklieden tot opbouwing van dien, zoo wanneer hem maar een Ingenieur van Haar Ed. mogte toegezonden worden, om gezegde plaats Batasouwer, in sterkte te ordonneren; hetwelk verhoopen niet gerefuseert zal worden, uitgezonderd mijn persoon, die zijl. meenen daartoe bekwaam is, doch gansch niet.

In den avond naar boord varende meenden te vertrekken, maar door contrarie wind en stroom zijn blijven liggen tot 's morgens; gelijk op den 5 dezer des morgens vertrokken met een contrarie Noorderlijke wind en de stroom voorderlijk, laverende tot 's avonds buiten Bintam kwamen, in den nacht zijn geankerd, en op den 6o onder zeil gaande zijn omtrent den middag bij den Ed. Vice-Commandeur aan Ponjosok of Berbeket en de resterende jachten ten anker gekomen,

[pagina 386]
[p. 386]

alwaar vernamen de jachten schoongemaakt en met de eerste nieuwe chaloup doende waren. Door het onstuimig regenachachtig weder hadden weinig voortgang, tot dat op den 9o dezer voormiddag van land gehaald, en zonder masten of zeilen met Zeeburg en Klein-Nassau, onder het gebied van den Ed. Vice-Commandeur naar Perah vertrokken was. God geeft hun goed succes.

Op zijn reis daags daaraanvolgende hebben de tweede chaloup beginnen te inhouten; ondertusschen hebben eenige jelias zich aan ons vertoond, naar welke op 11 en 12 's nachts wacht gehouden (hebben), doch te vergeefsch, tot deze ambassade ons zijn voorgekomen. Men verklaard hier, dat de Ambassadeur uit Cambodia gekomen was, met brieven van contract tegen de Portugezen, als boven geroerd. Wij hebben verstaan dat aldaar een schip was geweest, willende naar Japan, en een ander klein jacht om rijstlast te laden; hoewel de rijst duur was, moest de gemeente hetzelve zijn lading geven; verklaarde hoe een Portugeesch vaartuig aldaar van de onzen vermeestert was, en een ander Portugeesch met zijn vaartuig ontkwam naar Coetchin. Ons werd van dezen Ambassadeur verklaard, dat hunne Ambassadeurs uit Atchin in Boelangh lagen, en den Atchinder den nieuwen Koning van Perah met 40 vaartuigen daar gebragt (had) en het meeste volk was ontvlugt, zeggende dat de fusten wederom naar Malakka waren gekeerd, maar dat de Atchinsche armade gezien hadden. Aangaande verder novos gedrage mij aan andere personen, want wij niet voor den 16o dezer kunnen vertrekken, om de eilanden Timay, bijaldien op kunnen geraken, want de harde wind hier al een maand stijf heeft doorgewaaid.

Verder verzoekt Datoe Laxamana om een goeden kijker, die Haar Ed. zoo het mogelijk is hem daarmede gelieft te voorzien.

 

Hiermede

 

Edele, ernffeste, welwijze, voorzienige, zeer discrete Heeren, mijne Heeren, zijt in de bescherming met UEd.

[pagina 387]
[p. 387]

familie van God Almagtig bevolen, die UEd. in langdurige gezondheid wil sparen, en de overwinning onzer en des Eds Comps. vijanden, dat God geve.

 

Haar Ed. ootmoedige, nederigen, schuldigen dienaar, (get.) Cornelis Simonsz. van der Veer.

 

Actum in het jacht Blijswijk, dezen 12en December Ao. 1637.

Liggende ten anker aan Barbeket.

a. Translaat van de Missive van Jang di per-toeanGa naar voetnoot1) van Johor, aan den Kapitein-Mòr van Jacâtra.

Dezen brief is geschreven uit een zuiver gemoed, van Jang di per-toean van Johor en Paháng, gaat aan Kapitein-Mòr van Jacâtra, Generaal Antonio van Diemen, den grooten persoon en den kloekmoedigen krijgsheld, die onder mijn broeder den Koning van Holland staat, die alle de landen uit het kasteel van Jacâtra regeert, boedimân lagi bidjaksânaGa naar voetnoot2), over al hetgeen datter te verrigten is.

Verder laat ik aan Sr Kapitein-Mòr van Jacâtra weten, van wegen den Kapitein-Mòr Cornelis Symonsz. van der Veer is alhier bij mij in Bintam gekomen, om met mij te handelen en af te maken vaste contracten, gelijk als voor dezen is geweest. Om die oorzaak heb ik gezonden Toean Indra Charna en Toean Palâwan, om bij den Kapitein-Mòr op Batavia te komen, om den vasten vrede te helpen sluiten, gelijk het in voortijden geweest is.

Interim (het) God Almagtig gelieft dat Toean Indra Charna en Toean Palâwan op Jacâtra komen te arriveren, verzoek dat ze toch in alderhaast wederom bij mij gezonden worden opdat ik tijding van hun bekome, wegens den Kapitein-Mòr van Jacâtra en het God Almagtig gelieft.

[pagina 388]
[p. 388]

Ik ben van meening een stad of kasteel te maken, aan wien zal ik om hulp verzoeken als alleen aan den Kapitein-Mòr van Jacâtra, die ik vertrouw mijn kasteel zal helpen opmaken.

Ik zend aan den Kapitein-Mòr een kris met een gouden hecht en een besoar steen, benevens drie potten gezouten kuit.

b. Translaat van de Missive van den Orang Kaja Laxamâna, gaat aan den Heer Generaal Antonio van Diemen.

Dezen brief is van den Orang Kaja Laxamâna, gaat aan den Heer Generaal Antonio van Diemen, die het Gouvernement van het kasteel van Jacâtra heeft, den Grooten Heer Gâgah berâni jang masjhoerGa naar voetnoot1) van boven tot beneden winds, boedimân bidjaksâna, om alle zaken te verrigten.

Verder laat ik Sr Generaal weten, wegens den Kapitein-Mòr Cornelis Simonsz. van der Veer, die alhier in Bintam is gekomen, om alles af te handelen, gelijk als voordezen is geweest; daarom heeft Jang di per-toean, Toean Indra Charna en Toean Palâwan naar Jacâtra gezonden, aan den Heer Generaal tot Jacâtra, om alles aan wederzijden af te handelen, gelijk als voor dezen is geweest; en (indien) het God Almagtig gelieft, dat Toean Indra Charna en Toean Palâwa aldaar arriveren, verzoeke datze toch metter haast wederom gezonden mogen worden, opdat Jang di per-toean in der haast tijding van den Heer Generaal mag bekomen.

Ik zend aan Sr Generaal 60 Kati Tjina tin.

Bijlage II.
Commissie voor den majoor Adriaen Anthonisz.

Antonio van Diemen, Gouverneur-Generaal en de Raden van Indien, wegens de Ho. Mo. Heeren Staten Ge-

[pagina 389]
[p. 389]

neraal der vrije Vereenigde Nederlanden, Zijne H.H. en Vorstelijke genade Frederick Henrick, bij de Gratie Gods, Prince van Orangien, Grave van Nassau enz. enz., en de Ed. Bewindhebberen van de Geoctroyeerde Oost-Indische Compe in deze Orientaalsche Landen. Alle dengenen die dezen zullen zien of hooren lezen, Salut, Doen te weten.

 

Alzoo wij van tijd tot tijd meer ondervonden hebben, hoe gansch dienstig en noodzakelijk het voor de Generale Oost-Ind. Compe in deze landen boven gemeld is, dat onze erfvijanden de Portuyezen binnen Malakka gezeten met magt van wapenen aantasten, van daar verdrijven en meester van derzelver sterkten worden; om door het wegnemen van dien schadelijken doorn, niet alleen ons respect bij de omgelegen Indiaansche Koningen en Prinsen te vergrooten, maar ook in negotie te accresseren, en alle trafikanten die voor dato in goed getal derwaarts tendeerden, tot ons te trekken. Waarvan alreede sedert geroerde Malakka's vaarwater, maar met eenige ligte jachten onveil zij gehouden, hier te Batavia geen klein gevoelen hebben gehad; zulks dat het effectueren van dien om de aangetogen en meer andere goede redenen niet langer dient uitgesteld. Te meer vernemen den tijd ons ook gewenschte occasie geeft; dat de bewaarders van binnen weinig in getal, de hoofden oneenig, en de provisien, inzonderheid rijst daar gansch schaars zijn; waarbij zich nog voegd dat de Koningen van Atchin en Johor, hunne zekere adsistentie, tot de vermeestering van geroerde plaats, presenteren en tegen de verschijning onzer raagt gereed houden. Zoo is het, dat wij alles wel ingezien en daarop ons vermogen overwogen zijnde, in Rade van Indien geresolveert en gearresteerd hebben, de aantasting van Malakka boven gemeld, dezen jare in Godes naam te beleggen en naar behooren uit te voeren, en (daar wij) nevens de gerequireerde magt niets noodiger vinden dan een bekwaam zorgdragend opperhoofd, en ons wel vernoegd als

[pagina 390]
[p. 390]

verzekerd houdende, wegen de suffisante lange krijgservaring en goede couragie van den Ed. Manhafte Adriaen Antonisz. Kapitein-Majoor over het Nederlandsch guarnisoen alhier; jongst gewezen tweede persoon en Veldmaarschalk onzer aangevoerde magt op Ceilon, van waar onlangs over Atchin, om rapport wegens des Konings genegenheid tot Malakka's devalisatie te doen, gekeerd zij. Zoo hebben wij denzelven Ed. Adriaen Antonisz. gesteld en geauthoriseert, gelijk doen bij dezen, tot absolut Commandeur en Bevelhebber over de geheele Nederlandsche navale en krijgsmagt omtrent Malakka, zoo wel die onder den Commandeur Cooper tot besluiting van dat vaarwater alreeds bescheiden is, bestaande (buiten ongeluk) uit de schepen en jachten Egmond, Rijnsburg, Valkenburg, Oudewater, Bredam, de Vos, Langerak, Veenhuizen, Limmen, Rijswijk, Roemerswaal, Klein-Zutphen en den Draak; als ook het schip Utrecht met de jachten Welsing, Waterlooze Werve, nevens het galjoot de Jager, daar Zijn Ed. mede vertrekt. Mitsgaders degene die wij voornemens blijven, op de verschijning der verwachte schepen uit Patria, met goede nombre van volk derwaarts te laten volgen, gelijk mede zoodanige schepen en jachten, als daar van eenige andere kwartieren mogten komen te paresséren. Om over alle dezelve en het volk daarop bescheiden, uit kracht dezer Commissie te commanderen, continueel de vlag van de groote steng te voeren, den Raad te beroepen, daarin te presideren, regt en justitie zoo wel in het crimineel als civil, met advijs van Raden te administreren. Voorts alle bedenkelijke middelen en oorlogs praktijken aan te wenden, om door Godes genade in korte meester van Malakka te worden; item daartoe en wijders ook in achting te nemen, het geene onze aan hem verleende instructie medebrengt, mitsgaders een goed, getrouw en zorgdragend Commandeur toestaat en betaamd. Ordonneren en bevelen dierhalve bij dezen aan alle Commissarissen, Commandeurs, Vice-Commandeurs, Opperkooplieden, Fiskalen, Schippers, Kapiteinen, Luitenants, Vaandrigs, Stuur-

[pagina 391]
[p. 391]

lieden, mindere Officieren, Soldaten en Bootsgezellen, niemand uitgezonderd, zoo die in het bovengemelde vaarwater reeds bescheiden zijn, ook met Z. Ed. nu derwaarts navigeren, als na dezen zouden mogen komen te verschijnen, den meergemelde Ed. Adriaen Antonisz. voor hunnen Commandeur en Bevelhebber aan te nemen en gehoorzamen; mitsgaders in voorvallende gelegendheid naar vermogen met raad en daad te adsisteren, zoodanig als een ieder bij eede aan de Compe verpligt en verbonden is, overmits wij zulks tot dienst van dezelve Compe en afbreuk onzer vijanden, zoodanig vinden te behooren.

 

(get.) Antonio van Diemen.

 

Gegeven in het Kasteel Batavia, op het groot Eiland Java, dezen 19en Mei Ao 1640.

Bijlage III.
Instructie voor den commandeur en sergeant-majoor Adriaen Anthonisz.

Instructie voor den Commandeur en Sergeant-Majoor, den Heer Adriaen Antonisz. en zijnen Raad, vertrekkende met de schepen Utrecht, de jachten Waterlooze-Werve en het galjoot de Jager, naar des vijands fortresse en stad Malakka, om dezelve bij Godes toelating te bemagtigen, waarna zich zal hebben te reguleren.

 

Tot afbreuk van onze erfvijanden, ressorterende onder de kroon van Spangien, en specialijk tot aanwas, vermeerdering als verbetering van des Comps negotie in Batavia, hebben successivelijk de stad Malakka te water besloten gehouden,

[pagina 392]
[p. 392]

en generalijk alle trafikanten derwaarts tenderende, naar vermogen de entrance geweerd; waaruit gevolgd zij, (gelijk ons uit geintercipieerde Portugeesche brieven gebleken is) de gemelde stad schaarsch van eetwaren en principalijk van rijst te wezen, het guarnisoen zwak, de ongeregeldheden, vermits het confus en kwaad gouverno groot; door welke inconvenienten het bemagtigen derzelver stad noodzakelijk staat te faciliteren. Waartoe zich voegt het goed succes van onze langwijlige onderhandeling met de Atchinsche Majt op de adsistentie tegen Malakka, zijnde zulks volgens eigen bevinding en schriftelijk rapport aan ons overhandigd; gelijk ook bij missive van de geroerde Majt geconfirmeert word, deszelfs armade en krijgsmagt vaardig zijn, om eerstdaags naar Malakka af te zakken. Item dat achtervolgens de advijzen van den Commandeur Jacob Cooper, aan de adsistentie en het contract door den Heer Directeur Lucasz. zalr, in October passt met Laxamana, Stadhouder des Johorschen Koning tegen den Portugeesch beraamd, in geenen deel te twijfelen zij, en dat Zijne Excell. zich met goede magt van volk en vaartuig op onzer ontbieding gereed houd. Zoo is het, dat na goeden gemaakten overslag van Compe presente als te verwachten magt en middelen, boven het waarnemen van den ordinairen koophandel, ons gedisponeerd vinden, buiten de minste verachtering deszelfs, wel iets groots tot nadeel van den algemeenen vijand vermogen te onderleggen. Weshalve aangemerkt zijnde den Staat van de Vereenigde Nederlanden alhier, ingevolge onze principalen in Europa, aan de ruine of incorporatie dezer vijanden zitplaats ten hoogsten gelegen zij, is in Rade van India gearresteert en vastgesteld, onze resolutie van den 20. Aug. a.p. effect te laten sorteren, door Godes bijstand de stad en het kasteel Malakka te bemagtigen, mitsgaders onder onze subjectie te reduceren. En alzoo het beleid van zaken, achtervolgens aangetogen resolutie, den Heer Directeur Lucasz. zalr, in het keeren van de Ceilonsche expeditie belast bleef, welke charge door deszelfs overlijden, als

[pagina 393]
[p. 393]

mede in den persoon van den Commandeur Cornelis Symonsz. van der Veer, op de kust van India, in de rivier Carly tegen den vijand gesneuveld, door gemelde Directeur bij zijn leven in deszelfs plaats gecommitteert, komt te cesseren; hebben tot de directie onzer desseinen, het bemagtigen van Malakka en alle andere voorvallende zaken en het bevorderen dezer expeditie, volgens onze specialen Commissie gecommitteert, den Ed. Adriaen Antonisz., Sergeant-Majoor en Veldmaarschalk op den Ceilonschen togt, jongst van daar over Atchin en Malakka tot ons gekomen, met deszelfs Raden, welke bestaan zullen uit de navolgende personen:

Eerstelijk, den Commandeur Adriaen Antonisz. als President continueel; den Ed. Jacob Cooper, als tweede persoon, gedurende zijn aanwezen; den Vice-Commandeur Orlando Thibault; den Schout bij nacht Minne Willemsz.; den Opperkoopman en Fiskaal Gerard Herbers, nevens alzulke bekwame Schippers of Kooplieden uit de vloot meer, als den Commandeur goed vinden zal tot versterking des Raads te assumeren. Met verstande den Commissaris Johan de Meere uit zijn legaatschap van de Atchinsche Majesteit bij de vloot gekomen wezende, zich aldaar tot onze nadere order onthouden, de tweede stem in den Raad occuperen, en Compe besten dienst helpen bevorderen zal, mits ook van zijn gebesoigneerde in Atchin advijs gevende.

Om dan onze desseinen te pousseren, hebben vooraf doen gereed maken de schepen Utrecht, de jachten Waterlooze-Werve, Welsing en het galjoot de Jager, en daarin ten behoeve van deze expeditie doen schepen, rijst, arak, wijn, olij, azijn enz.; item lont, rondscherp, musketkogels, pieken, bandelieren, houwers, affuiten, ladders, blinden, schanskorven enz., als bij aparte facture (die wij UEd. ter hand stellen) in het breede beoogen kunt; item daarenboven provisie, van alles ten behoeve van 312 koppen, voor acht maanden, en zijn dezelve verdeeld als volgt:

[pagina 394]
[p. 394]

Utrecht 160 Matr. 40 Sold. 200 koppen.
Welsing 40 Matr. 15 Sold. 55 koppen.
Waterloose Werve 30 Matr. 10 Sold. 40 koppen.
het Galj. de Jager 12 Matr. 5 Sold. 17 koppen.
  Varensvolk 242. Soldaten 70. Koppen 312.

Dewijl alles vaardig en de vloot zeilree is, zal UEd. zich morgen op Utrecht vervoegen, en na behoorlijke gedane monstering ankers ligten, den cours door de straat Palembang naar het Malak's vaarwater nemen, alwaar gekomen zijnde, uwe Commissie den Commandeur Cooper in Rade vertoonen, denzelve van zijne charge ontlasten, en het commandement over de aanwezende schepen, jachten en volken aanvaarden zult. Latende door den Fiskaal en Opper-Koopman Herbers onze Commissie UEd. verleend den volkeren kond doen, behoorlijke authoriteit en den Eed van getrouwheid afvorderen, waartoe hem Herbers bij dezen committeren.

Bij aldien den Commandeur Cooper genegen zij, naar Batavia te keeren, en aldaar gemist kan worden, zal UEd. hem zijn verzoek toestaan en hem demitteren, en contrarie, zoo vermeent aldaar nog dienstig is, kunt hem ophouden; heeft ons in dit zijn commandement geen contentement gedaan.

Met lief en gezondheid op Malakka gekomen zijnde, zult op alles prompte en goede order stellen, zonderling lettende dat Malakka geen secours van Goa, noch ontzet van rijst uit des Mataram's land toekome, doende met advys van de ervarendste Schippers en Stuurlieden in dat vaarwater alle avenuen wel bezetten.

Per pantjâlang van Johor en jongst met het oorlogsjacht Limmen, is den Commandeur aangewezen de Javanen van de oost(kust) voornamen Malakka met omtrent 100 prauwen rijst te seconderen, item, dat eenige reeds van Cheribon derwaarts vertrokken waren, met ernstige recommandatie daarop zoodanig te doen passen, dat van hunne desseinen gefrustreert, Malakka het secours misse en onze vloot daarmede

[pagina 395]
[p. 395]

gesecondeert worde, als breeder bij respectieve missiven hiernevens in copie gaande beoogen zult.

Zoo dient omtrent Cabo Rachado en elders de passage wel bezet, om als gezegd, het secours van Goa te weren en van Malakka af te snijden, daartoe ten wederzijde vigelante wakkere officieren emploijerende. En hoewel de vijand op de de kust van India geen galjoenen heeft, die onze presente mast hebben te duchten, zoo laten ons voorstaan dat Malakka niet ligt ten prooi geven, maar bij alle doenelijke middelen zullen trachten die stad met hunne armade de rimas, nevens eenige kleine provisiescheepjes te assisteren en tegen ons te conserveren; te meer uit verscheiden geintercipieerde brieven vernemen, veel staat van die vesting maken; onder anderen remonstreert zeker groot personaadje in Goa aan den Vice-Rey, als Malakka verliezen geen India hebben, hetwelk wel geremarkeert dient, en UEd. te meer moet opwekken, dapper aan dien kant te doen uitzien.

Wij hebben Commandeur Cooper bij vorige advyzen gelast, den Vice-Commandeur Orlando Thibault (die zich in Oedjong-Salang, Bangary en elders blijft amuseren, tot vervolg van de Tin procure) van daar bij de vloot te doen komen, alwaar verstaan den besten dienst voorderen kan; zulks niet geschied zijnde, zal UEd. onze order effect laten sorteren, en gemelde Thibault opontbieden, waarvan vertrouwen goeden dienst trekken zult. Het behaagt ons niet dat beide de Hoofden dezer vloot, den eenen aan Oedjong-Salang, den ander in de rivier Johor, hunnen tijd verkwist en Malakka opengelaten hebben.

Vertrouwen vastelijk op uw arrivement, de Atchinsche en Johorsche adsistentie omtrent Malakka bejegenen zult; ter contrarie beide niet vernemende, dient zonder verzuim den Commandeur Cooper of iemand anders aan den Johorschen Laxamana aftevaardigen, hem veradverterende uwe komst in dat vaarwater, met order Malakka aan te tasten, overzulks in der ijl tot adsistentie dient te verschijnen, gelijk met den Heer Lucasz. zalr. verdragen is.

[pagina 396]
[p. 396]

Zoo zal UEd. mede naar Atchin afzenden den Opper-Koopman Jacob Compostel, gedestineert tot bekleeding van het vacerend comptoir aldaar, waarmede beantwoorden des Majesteits missive door UEd. ons toegebragt; en ingeval den Commissaris de Meere, noch de Atchinsche armade vóór of omtrent Malakka op uwe verschijning niet bejegent, zult den Majt en onze gezegden gecommitteerden (als voren van de Johoriten geschr.) zijn aangewezen veradverteren, verzoekende hunne toegezegde adsistentie en comparitie niet langer gelieve uit te stellen, of dat genoodzaakt zult wezen Malakka met der Johoriten adsistentie en de middelen ons van God verleent, aan te grijpen.

Den Commandeur Cooper is bij voorafgezonden advyzen gelast, de volkeren omtrent Malakka zoo wel bij Oosten, Westen als Zuiden gelegen, ons dessein te notificeren, en met eenen te insinueren ter onzer hulp tegen Malakka met volk, wapenen en verversing verschijnen, op poene die in dezen hebben gemankeert, te houden voor vijanden van de Nederlanders, Atchinezen en Johoriten. Zulks niet geschied zijnde, zal UEd. hetzelve dadelijk doen effect sorteren en uwe gecommitteerden allerwegen afvaardigen, daartoe onder anderen gebruikende den Onder-Koopman Jan Jansz. Menie, in dat gewest en taal wel geexperimenteert. Vooral dient bevordert die van Moar, Rambou en Naning, Malakka geen adsistentie doen, maar in contrarie hostiliteit betoonende, zal die stad in korten tijd tot miserabelen staat, en destituut van vivres gereduceert worden, weshalven op dezen voorslag te letten en door den Atchinder of Johoriet zulks in het werk te stellen hebt.

De geprojecteerde oorlogsjachten van Ceilon en deze vloot nu naar Malakka vertrekkende, met lief aangeland wezende, zult daarbij den anderen, Zandvoort van Atchin te komen onbegrepen, eene armade van 17 zeilen vinden, bestaande uit de navolgende schepen en jachten, het schip Utrecht, Egmond, Valkenburg, Rijnsburg, Bredam, Oudewater, Limmen, Veen-

[pagina 397]
[p. 397]

huizen, de Vos, Rijswijk, Roemerswaal, Welsing, Klein-Zutphen, Waterlooze-Werve, Langerak, den Draak, en het galjoot de Jager.

Pertinente monsterrol van het volk op deze schepen en jachten varende, hebben gelijk UEd. weten niet bekomen, echter naar ruwen overslag maken staat, gezegde armade bemand te wezen met ruim 1350 Nederlanders, daaronder 500 soldaten; item Mardijkers, Javanen en Bandanezen, omtrent 130 koppen, dat te zamen een goed getal maakt. Waartoe successivelijk van hier te verwachten hebt, het secours dat alle dagen van Nederland, de Oost en elders te gemoet zien, daarop rekening en staat maken moogt, hetzelve zonder verzuim op het spoedigste bestellen zullen. Ondertusschen de Atchinsche en Johorsche adsistentie of een derzelver verschenen en voordeel op Malakka met de bijwezende magt te bekomen zijnde, authoriseren UEd. hetzelve met advys van den Raad te ondernemen en Gode de uitkomst te bevelen.

Zijn niet voornemens en oordeelen hetzelve ondienstig UEd. en den Raad precise order op het bemagtigen des stads en kasteel's Malakka voor te schrijven, maar moet UEd. in deze expeditie zich voegen naar gelegenheid van zaken, trachtende van des vijands gestaltenis grondige kennis te erlangen, principaal met wat guarnisoen de sterkte bezet is, of wel van buskruid, rondscherp en andere ammunitie van oorlog, als provisie van rijst geprovideert zijn, om daarop resolutie te nemen, tot een korte of lange belegering. Dat is met force of door hongersnood de belegerde tot overgave te dwingen, hetwelk om de minste bloedstorting aangenaamst zoude wezen; overznlks ter behoorlijker tijd de belegerden sommeren, goede conditien presenteren en dezelve hun presteren zult, al ware het ook de ingezeten hunne religie te excerceren, en het guarnizoen met onze schepen te vervoeren, werwaarts het hun geliefde toestaan zoudet, mits hun scherpelijk insinuerende bijaldien opiniatreren, slimmer tractement als die van St. Cruz de Gale te vrezen hebben. Tot dien einde geven UEd. mede

[pagina 398]
[p. 398]

drie religieusen en twee Portugeesche jongelingen, welke als den tijd geboren is, largeren en binnen Malakka zenden zult, om die van binnen wegens onze intentie, item de verovering en het gepasseerde van Gale ten regte te informeren; UEd. wijders de uitvoering van ons dessein (dat den Almagtige gelieve te zegenen) naar tijd en loop van zaken, magt en middelen op het hoogste bevelende.

Bij dezen stellen UEd. ter hand de afteekening van de stad en kasteel Malakka, ons in October pass. door den Heer Lucasz zalr. toegezonden. De Schippers van de verzeilde schepen Emelia en Zierikzee, Lambert Jeroensz. en Theunis Jansz. Weylop, gaan op hun verzoek mede, om hunne fouten bij goede te doene diensten te repareren en eer te bekomen; UEd. zal dezelve in voorvallende zaken gebruiken, het zijn wakkere lieden, daar goede diensten van verhoopen.

Den Portugeesch Diego Keesioi Trigo hebben mede gelargeert, gebruikt hem in alle gelegenheden daar den besten dienst kan doen; heeft grondige kennis van Malakka's situatie.

Van buskruid is de vloot naar behooren voor dit exploit niet voorzien, echter genoeg om te beginnen, alle uren zien ontzet van Coromandel en het patria te gemoet, hetwelk gekomen zijnde, UEd. nagezonden word en verhoopen het aan die spetie niet ontbreken zal.

Vooral dient gezorgt het leger van verversing geprovideert word, daarom naar bekwame en vee-rijke plaatsen gezonden dient; in Quedah is bij gebrek rijst te bekomen, doch verhoopen UEd. van hier rijkelijk te voorzien.

Gestadig dient UEd. ons van het passerende en hetgeen noodig mogt hebben advys te geven, het galjoot de Jager, den Draak of de Johorsche of de Atchin-banting's daartoe gebruikende, opdat UEd. met onze advyzen en te eisschen noodwendigheden, seconderen mogen; in deze zaak dient niets verzuimt.

Zult een goeden overslag van onze navale magt aldaar maken, met de plaatsen die te bezetten hebt, en bevindende

[pagina 399]
[p. 399]

dat eenige schepen meer, als Egmond, buiten verkorting van het desseen kunt derven, ons dezelve laten toekomen; in alle geval zult Egmond met zoo weinig volk als gevoerd kan worden afsteken, om tegen half Julij aanstaande op Batavia te wezen. Wenschten Valkenburg en Rijnsburg mede gemist konden worden; doch daar noodig zijnde, gebruikt ze en geeft ons continueel advys, met notitie, wat de schepen noodig hebben, om of dezelve uit dat vaarwater resolveerden naar Ceilon of elders te employeren.

Den Commissaris Johan de Meere, als voren gezegd, zult aldaar behouden en als uwen secunde gebruiken, die ook verstaan, bij aldien UEd. aflijvig kwaaint te worden (dat God verhoede) uwe plaats zal occuperen, de vloot met gelijke authoriteit en gezag commanderen, mitsgaders het ontbrekende in deze instructie in effect stellen.

Bij aldien, gelijk niet twijfelen, de Atchinsche en Johorsche magten ter onzer adsistentie voor Malakka verschijnen, hetwelk den een om des anders wil, als zoekende bij ons wel te staan, niet zullen durven nalaten, zal omtrent deze natie, die geheel tegen elkander zijn ingenomen, circumspect dienen gegaan, van den een niet te veel en den ander te weinig staat gemaakt, separeerd, dat is, dezelve van elkander zult tragten te legeren. Wanneer ook te ijveriger den een meer als den ander zich omtrent den vijand zullen kwijten; doorgaans de Atchinder in rang de preferentie gevende, hun verzekerende onze intentie te wezen, na Malakka's distructie, de kroon van Atchin tot derzelver regtvaardige pretentie te helpen; integendeel den Johoriet, dat hun tegen alle onredelijke oppression zullen maintineren, en bij alle goede officien bevorderen, deze rijken te bevredigen.

Wij laten ons voorstaan den Atchinder noch Johoriet in cas van Malakka's verovering, hetzij vóór of na eenige capitulatien zullen voorstellen, zoo dient van onze zijde daarover geen motie gedaan, gelijk aan den Commissaris de Meere mede bij instructie gelast hebben, en bij aldien daarover

[pagina 400]
[p. 400]

voorstel deden, zal de zaak op des Generaals advys gedelayeert dienen. In alle geval moeten het kasteel met deszelfs geschut, ammunitie van oorlog enz., item, alle gevangen Christenen onder onze souveraine possessie behouden; de goederen in de stad kunnen pro rato verdeeld worden, en verstaan wij niet dat gehouden zijn anders als goedwillig eenig kanon te reparteren, daar vertrouwen hard op dringen zullen. Doch als gezegd dient de zaak van onze zijde niet gerept, mitsgaders de stad als het kasteel bij verovering (dat God geve) met ons guarnisoen bezet en bewaard, daar UEd. zich persoonlijk zult onthouden tot onze nadere order, trachtende alle specie van jalousie omtrent den Atchinder en Johoriet te weren.

Hiermede zullen cesseren en den Almogenden bidden, UEd. te verleenen, wijsheid, couragie en goed beleid tot optenue der desseinen en victorie over onze vijanden, ten dienste van de generale Compe, reputatie onzes vaderlands en uwe particuliere eer, Amen.

Voren zeggen UEd. mede te geven, drie religieusen en twee Portugeesche jongelingen, die ieder een acte verleent hebben, om bij vermeestering van Malakka hun leven daarmede te sauveren, waarop UEd. in zulken geval te letten heeft.

Nevens deze stellen UEd. ook ter hand de translaten van twee Portugeesche brieven aan den Gouverneur en verdere overheid van Malakka geschreven, welkers origineele ter zijner tijd als UEd. hetzelve geraden vind, met de voorgemelde personen zult afzenden, daarbij zien zult welke conditien hun presenteren, zoo ons het kasteel en de stad met den aankleve van dien, hetwelk aan den Koning toebehoord, goedwillig begeeren over te leveren, waarna UEd. zich in zulken geval ook heeft te reguleren.

Hoewel gelijk UEd. bekend het guarnisoen alhier zwak is, hebben echter het geprojecteerde getal van 70 op 90 kloeke soldaten laten klimmen, die verdeeld zijn, als, te weten:

[pagina 401]
[p. 401]

50 daaronder den Luitenant en Vaandrig, op Utrecht.
20 daaronder een Sergeant, op Welsing.
15 daaronder een Sergeant, op Waterlooze Werve.
5 op het galjoot de Jager.

Te zamen 90 koppen als voren. Hoedanig genoemd schip en jachten gemonteert en voorzien zijn, wordt bij nevenszijnde inventarissen aangewezen.

 

(get.) Antonie van Diemen.

Cornelis van der Lijn.

 

Actum in het Kasteel Batavia, dezen 19en Mey Ao. 1640.

a. Translaat Missive aan den Gouverneur van Malakka, per den Heer Majoor geschreven.

Twee redenen bewegen ons UEd. deze weinige regelen toe te schikken. Het eerste is dat wij Christenen en het tweede dat UEd. het mede zijn. Wij zeggen Heer UE. wel gelieve te considereren, den staat waarin Malakka is, en de groote magt die tegen hetzelve derwaarts schikken, mitsgaders de weinige resistentie die tot wering kunt bijbrengen. Het beste zal zijn dat UEd. met ons in accoord kome, want uit de differentie kan niet anders ontstaan dan veel bloedstorting, verlies van middelen en goede occagien, volgens het gebruik van den oorlog, gelijk UEd. kennelijk is. En dat zulks geschiedde, zal het wezen omdat UEd. zich buiten apparentie van onze magt te wederstaan, wil differeren, in welk geval onschuldig blijven aan het vergoten bloed, daarvan UEd. in contra voor den Almagtigen rekenschap zal moeten doen.

 

(get.) Antonio van Diemen.

 

In het Kasteel Batavia, dezen 19en Mey Ao. 1640.

[pagina 402]
[p. 402]

b. Aan de Gebieders en Raadsheeren van Malakka, mitsgaders de andere Officieren derzelver Raadkamer.
Per den Heer Majoor, in handen van drie gelargeerde Padres en twee Portugezen.

Het heeft den Almogende (die daarvoor moet gedankt blijven) eenigen tijd herwaarts geliefd onzen regtvaardigen oorlog, welke wij in deze Orientaalsche landen tegen de onderdanen des Konings van Spangien voeren, te zegenen met verscheiden considerabele victorien, daarvan wij vertrouwen UEd. ten deele kennis hebben, en verder zult kunnen verstaan uit de brengers van dezen. Gelijk mede hoe wij met hulp van dien goeden God, vastelijk geresolveert zijn het kasteel en de stad daar gijlieden binnen zijt gezeten, insgelijks door middel van den oorlog aan te tasten en in korten daarvan meester te worden, het welke aan onze resolutie en onze magt daartoe present, als nog aan te brengen, wel bemerken zult wat u nakende is; ook aan de andere zijde wat sobere resistentie hier tegen doen kunt, en noch minder eenig secours daartoe te verwachten hebt. Edoch door Christelijke mededogendheid bewogen, mitsgaders genegen zijnde alle bloedstorting en UEd. schade zoo veel mogelijk voor te komen, hebben goed gedacht dezen aan UEd. in het generaal te adresseren, ten einde UEd. in het kort wel beraden en onze presentatie aannemen moogt, hetwelk is dat zult gelieven goedwillig in onze handen te stellen het kasteel en de stad van Malakka, met al het kanon, minder schietgeweer en ammunitie van oorlog, de Majesteit behoorende. Als wanneer UEd. bij dezen uit den naam van Zijne Hoogheid den Heer Prins van Orangien en onze gebieders in Nederland, niet alleen toezeggen met lijf, vrouw, kinderen en goederen onbeschadigt, maar ook zoo des begeert binnen geroerde Malakka, als burgers en kooplieden te laten blijven woonen, uwe religie zonder eenige verhindering exerceren, overal gelijk vóór

[pagina 403]
[p. 403]

dezen en waar het u belieft te navigeren, mitsgaders daarenboven voor allen overlast te beschermen, mits conditie dat gij den Nederlandschen Staat zoodanige gehoorzaamheid bewijst, en zulks betaald als tot nog toe aan de Majesteit van Spangien gedaan hebt. Wij vertrouwen dat UEd. gezamenlijk deze gewigtige zaak wel inzien en onze liberale presentatie ter harte nemen zult. Ter contrarie, protesteren wij onschuldig te zijn aan het menigvuldig bloed dat daar vergoten zal worden, alzoo geboden hebben in zulken geval niemand in het leven te sparen, maar alles (hoewel op Ceilon barmhartig zijn geweest) door het zwaard te laten vallen; daarom beraad u wel en kiest van twee kwaden het kleinste.

 

(get.) Anthonio van Diemen.

 

In het Kasteel Batavia, dezen 19en Mey Ao 1640.

Bijlage IV.
Acte voor den commandeur Pieter van den Broecke als 3e persoon.

Wij Antonio van Diemen, Gouverneur-Generaal en Raden van Indië over den stand der Vereenigde Nederlanden in Orienten, hebben gesteld en geauthoriseert, gelijk doen bij dezen den Ed. Pieter van den Broecke, niet alleen tot Commandeur over de Wassenaar, Grijpskerke en het fregat het Quelpaard, welke nu met een secours van twee honderd en vijftig soldaten, naar de Portugeesche stad Malakka zenden, om die door Godes genade met de aanwezende magt en welke nog te volgen staat te vermeesteren, maar ook daar gekomen zijnde, als derde persoon van de geheele navale krijgsmagt te dier plaats present of nog te verschijnen, in Rade te compareren en daarvoor gerespecteert te worden. Hetwelk

[pagina 404]
[p. 404]

wij een ieder op voorschreven schepen en ter voornoemde plaats onder onze gehoorzaamheid in dienst van de Generale Oost-Indische Compe bescheiden, bij deze ordonneren alzoo te achtervolgen, en gemelde van den Broecke daarvoor gelijk behoord te erkennen.

 

(get.) Athonio van Diemen.

 

Gegeven in het Kasteel Batavia, dezen 4en Augustus Ao 1640.

Bijlage V.
Geïntercipieerde Portugeesche brieven.

a. Antonio Telles, Gouverneur in Goa, dato 24 April, Ao 1640, aan Manuel de Sousa Coutinho, Kapitein van het kasteel Malakka.

Ik ben ten hoogste verblijd geweest, wegens de gunst die Z.M. mij doet, stellende mij in deze plaats met welke ik gelegenheid heb om UEd. te mogen dienen, die nogtans zoodanig niet zijn als ik wel wenschte.

Van Diu word mij geschreven en geaffirmeert, dat aldaar een fregat van Mascate was aangekomen, tijding brengende dat in Bassora een post uit Portugal aldaar zeker aangekomen was, en dat het schip Oliveira en het jacht van Coetchin in Portugal wel gearriveert waren.

In September aanstaande en het God gelieft, verhoopen wij het secours te hebben, waarvan met veel zekerheid gesproken word. Het galioen van Ruy Diaz ligt al ten anker in Panglim, het is een schoon stuk werk en met het andere dat ik nu ben makende, hetwelk hoop gereed te hebben om

[pagina 405]
[p. 405]

de aanstaande zomer te navigeren, waarmede men minder het missen van het galioen Bon JesuGa naar voetnoot1) zal gevoelen, alzoo hetzelve gefabriceert wordt met veel naarstigheid.

In alle gelegenheid geeft uwe orders en hulp dat de twee jachten naar China vertrekken, alzoo ons ten hoogste aan deze voyage gelegen is, ik recommandeer deze zaak met geen meerder woorden, alzoo UEd. genegenheid ken en verstaan zult hetgeen wegens deze importante zaak vereyscht.

b. Ruy Diaz do Cunha, Viadoor da Fazenda, Goa, dato 25 April Ao 1640, aan den Viadoor da Fazenda in Malakka.

Van hier is een jacht gedepecheert vertrekkende buiten om, onder het beleid en goede zorg van Gaspar Pereira, regt door naar Macao, met hetwelke voor Ambassadeur naar Japan vertrekt Diego de Sousa de Menezes; kostende het uittreden van dit jacht en de ambassade over de dertig duizend. (?)

Ambrosio Veloso is door den Gouverneur als Kapitein-Mór van de drie galioten geautoriseert, gaande geladen met provisien van rijst, tarwe en volk van oorlog, volgens de nevensgaande lijsten; geen van de zeevarende persoenen willen naar de Zuid vertrekken, de grootste magt die men heeft kunnen uitmaken, is geweest om dit secours uit te zetten.

UEd. zal den opkoop van al den teer bij de hand nemen tot de civielste prijzen die aldaar bekomen kunt, opdat ons groote partij van daar herwaarts toekomen mag. Gelijk den vijand van hier verstrooit en met verlies van volk vertrokken is, word geoordeeld dat niet magtig zal zijn om het kasteel van Malakka te belegeren; het weinige dat wij hebben om hetzelve te adsisteren, zullen die geene verklaren, die met deze galioten derwaarts gaan. Zoo het God gelieft, dat het secours komt in September toekomende, zullen zoo veel behulp doen als ons mogelijk zij, en zoo wanneer het ons ge-

[pagina 406]
[p. 406]

breekt, dat God niet toelate, zoo zullen UEd. toegezonden worden vier à vijf galioten, die alhier gereed liggen. UE. vertrouwen indien wij vermogten grooter magt te zenden, dat het ons niet aan de genegenheid ontbreekt, doch UE. dienen alzulken staat te maken of niets te verwachten hadden, want de voyagien ter zee zijn dangereus en alhier gebreken ons geen zorgen.

c. Antonio Telles, Goa, dato 27 April Ao 1640, aan den Matâram, Keizer van Java.

Het heeft mij goed gedacht Uwe Hoogheid te doen verstaan, hoe de Majt den Koning mijnen Heer, mij heeft geordineert het gouverno van dezen Staat, in hetwelk Uwe Hoogh. mij altijd bereid zal vinden in het gelieven van uwe goede genegenheid.

Ik ben verblijd geweest dat den Kapitein van Malakka Uwe HH. een grof stuk kanon, de beste van het kasteel heeft toegezonden; indien Uwe HH. meer andere noodig heeft, gelieve mij te adviseren, ik zal dezelve laten maken met goede genegenheid om dezelve met mij te brengen omtrent Uwe HH., niettegenstaande de Hollanders alhier drie galioenen verbrand hebben, dienende hun zelven wegen mijne absentie, leggende in een rivier ongewapend en zonder magt. Verhoope op God in korten tijd veel andere in zee te brengen, met welke niet alleen Uwe HH. zal helpen veroveren Jacâtra, maar nog veel meer goede effecten bevorderen jegens alzulke roovers, dewelke geëxperimenteert hebben het weinige, dat in den oorlog hun heb aangedaan, brandende hunne schepen en andere in de vlugt drijvende, met verlies van menschen en veel dooden. De gelegenheid nu niet toelatende de voyagie derwaarts, ordonneere aan den Kapitein van Malakka, dat hij Uwe HH. adsistere en in alles met Uwe HH. handele wat regt is.

[pagina 407]
[p. 407]

d. Antonio Telles, Goa, dato 24 April Ao 1640, aan Manuel de Sousa Coutinho, Kapitein van het kasteel binnen Malakka.

Wij zijn hier zoo ontbloot van zeevarend volk, dat met uittermate groote travaille eindelijk zoo veel bootsgezellen heb bekomen om deze drie galioten uit te zetten, waarvan nog eenige per force hebben doen aan boord brengen. Het is noodig dat na den jegenwoordigen staat van de zaken, veel verzoek doen wegens de vriendschap van onze naburen, en particulier aan den Koning van Johor en Pahang, want de differentie waarin wij vervallen zijn met de Maleijers, spruit niet uit hen, maar van den Laxamana, die voornemens was zich tegen het Koningrijk te stellen. Overzulks heeft mij goedgedacht den brief te schrijven, die nevens deze gaat, die UEd. hem (zal) toezenden, door een persoon van respect, met een present hetwelk niet veel bedraagt, alleen van ietwes dat zij meest estimeren, en verzoeken ten hoogste dat zich binnen Malakka wil begeven, verzekerende hem goed tractement van zijn persoon, en straf aan die geene die hem offenceren; waarin UE. zoo handelen zal, dat er niemand na dezen zijn zal, die zich verstouten zal eenig leed aan de Maleijers onze vrienden te doen.

Want het is zeker dat door de kleine zorg die hierin gedragen is, voorgenomen hebben ons af te vallen.

De schenkaadjen aan den Koning van Johor en Makassar, als UEd. voorgenomen hebben, dient geen uitstel te lijden, en als wanneer de middelen des Konings komen, zullen dezelve onkosten weder betaald worden. Approberende het tractement dat UEd. aan den Ambassadeur van den Matâram gedaan hebben, welker vriendschap dient geconserveert te worden, en achten voor wel gedaan het vereeren van de twee stukken grof kanon, vóór dezen van den Atchinder verovert. Het is welgedaan, dat den Pr Felix Manuel met dezen Ambassadeur vertrokken is, om dezelfde reden die UEd. heeft geconsidereert.

[pagina 408]
[p. 408]

e. Antonio Telles, Goa, dato 24 April Ao 1640, geschreven aan de stad Malakka.

Zeer largo is den brief die ik van de stad Malakka in deze mouson heb ontvangen, zeer gaarne zoude het secours zenden dat van mij verzogt werd, aangezien de groote importantie tot verzekering derzelve en preservatie van de noodwendigheid waarin dezelve tegenwoordig vervallen is. Die van deze plaats zijn zoo woelende, zoodanig als men ooit in Indië gezien heeft, en het staat alles in den uiterste nood en misère, gelijk die van de stad verstaan zullen van degeene die nu derwaarts gaan; want het is nu vier jaren dat uit Portugal geen secours gekomen is van contant noch soldaten. Wanneer ik van de Noord kwam heb de galioenen in den asch gevonden, den staat zonder eenen reaal, en meer als over de vijftig duizend realen aan schulden, mede dat alle oorlogsgereedschappen nog moeten verzorgd worden, en ziende dat dit alles mogte desanimeren en in misvertrouwen stellen, heb deze maximen geappoincteerd en het contant geligt dat hier in deze stad was, als geleend zijnde in het gereed maken van de acht galioten, met intentie om die te equiperen met zeevarend volk en soldaten, en met provisiën te voorzien tot Malakka's adsistentie. Ondertusschen is de tijding gekomen van den oorlog op Ceilon, als dat het Kasteel van Negumbo verwoest en Columbo belegerd was, waarover het noodigste diende verzorgt en het meest vereischende bijstand gedaan diende, zulks derwaarts gezonden hebben, alles wat alhier geweest is. Considerende het secours hetwelk noodig was voor Malakka, zijn deze drie galioten met alle mogelijke devoir bijeen kunnen krijgen en de provisien gelijk daar bevonden zal worden, UEd. toegezonden. Ik weet wel dat er geen provisien gaan als die stad van ons eischen, maar wat zal ik doen? zoo hetzelve in geen jachten gaan en de galioten zijn niet bekwaam om die over te voeren. Die van de stad zullen zich voor verzekerd houden, dat mijn hart daarin is, en indien

[pagina 409]
[p. 409]

zij nu met geen groote armade voorzien word, is het in der waarheid, dat het niet mogelijk is geweest het te effectueren; maar in September zonder eenige twijfel zal een groot gedeelte gaan of zoodanig adsisteren als ik in de gelegenheid ben, met hetwelke zullen hun alle ingezetenen animeren en het noodigste helpen bevorderen.

f. Remonstrantie door den Padre Antonio Sarawa van de Compe. Jezu, als verzorger der stad Malakka, gepresenteerd aan de Raad van Z.M. binnen Goa, dato primo Augustus Ao. 1639, om voorschreven plaats Malakka op het noodigste secours te zenden tegen September aanstaande; verhalende diverse discourssen nopens het belegeren van Malakka, te weten:

Malakka, maken wij rekening dat partout September door de Hollanders en den Atchinder belegerd zal zijn; dat uit de Engelschen verstaan, de Hollanders in Suratte hebben geaffirmeert om eene magt van 14 schepen naar Malakka te zenden. Francisco de Sousa Castro, adviseert uit Atchin, dat de Hollanders den Atchinder hebben toegezegd, met 15 schepen het kasteel van Malakka te belegeren, en dat den Koning van Atchin zelfs in persoon voornam met zijne armade derwaarts te trekken.

Indien de magt of het secours van Goa voor Malakka zoodanig ware, dat daarvan eenige tot adsistentie van den Matâram mogten gezonden worden, die zoo genegen is de plaats Jacâtra te veroveren, waarmede men de Hollanders zoude diverteren van Goa, Ceilon en de geheele Noord.

 

Den 27en April 1640.

[pagina 410]
[p. 410]

Bijlage VI.
Aan den oud-commandeur Jacob Cooper, per Goes geschreven.

Manhafte, wijse, voorzienige Heer en Vriend.

 

Sedert onzen laatsten, daarvan onnoodig achten copy te zenden, is ons per het Quelpaard geworden uw aangenaam schrijven van pr. September pass, benevens een pakje alamber of barnsteen wegende 9½ ā„”; hetwelk bevonden hebben ruim zooveel te responderen en ingevolge aan de Gener. Compe goed gedaan, twee kleintjes maken een groot; onze Mrs supporteren zware lasten, daartegen wel eenig soulaas vereischt. God geve Malakka eerlang (zoo het voor den ontvangst dezer niet geschied zij) in het zout gerake, hetwelk door de incommodatie van de rivier en meer andere obstakelen zijne zwarigheid heeft en langer duurt als ons lief is. Wenschten den Johoriet volgens toezegging met meerdere magt van volk te hulp kwame, opdat de stad ter wederzijde aangegrepen werde, in welk geval nevens UEd. vertrouwen het met Signor uit zoude maken. Echter moeten de zaken niet steken laten, ten ware ons ziekte en andere onbedenkelijke incidenten overviel, dat God verhoede. Het is ons lief UEd. de charge over de navale magt bevolen blijft; vigileert de belegerden te water geen secours bekomen, en nog chaloupen mankerende dienen die van den Johorschen Laxamana verzocht. Het is ons leed en voor den vijand groot soulaas, van de drie fusten pr. Mei uit Goa gezeild twee behouden binnen gekregen hebben, item het navet met den gezant over Macao naar Japan gedestineert, en dat denzelven pr. Julij weder buiten geraakt en zijne reis naar Macao gevorderd heeft, mitsgaders 15 Javaansche tingangs onze bezetting zijn ontsnapt en in Malakka geraakt.

Van Goa noch Macao hebben de belegerden geen secours van importance te verwachten, het kon gebeuren dat in Sep-

[pagina 411]
[p. 411]

tember 2 à 3 fusten uit Goa naar Malakka waren genavigeert, die verhoopen onze bezetting niet echapperen zullen; gelijk secours kan ook van Macao komen, daarop met arendsoogen diend gelet.

En alzoo per generale missive enz., zullen in deze niet larger wezen, eenelijk zeggen, dat ons UEd. goede courage tot Malakka's bemagtiging ten hoogsten aangenaam is, met verdere recommandatie ten uiteinde alzoo gelieft te continueren, en goede correspondentie met den Majoor en verdere Raadspersoonen te houden, opdat met goede eenigheid onze intentie worde ten effecte gebragt. Hetwelk den grooten God geve, in wiens heilige scherm en schild UEd. met de aanwezende vrienden willen bevolen laten en blijft gegroet van UEd. vrienden.

Anthonio van Diemen.

(get.) Cornelis van der Lijn.

Johan van Twist.

Justus Schouten.

In het kasteel Batavia,dezen 11en October Ao 1640.

Bijlage VII.
Aan den commissaris Johan de Meere, per Goes geschreven.

Achtbare, wijze, voorzienige Heere.

 

Per het schip Egmond is onzen jongste geweest, daarvan UEd. de copie onder de generale papieren nu andermaal toezenden, ons tot den inhoud gedragende. Sedert bekomen per het Quelpaard onder andere advyzen UEd. particuliere missive van 5 Sept, pass., daaruit wel bemerken UEd. aangenamer zoude geweest zijn tot ons haddet mogen retourneren, als verblijf omtrent de krijgsoefening voor Malakka, en dat prin-

[pagina 412]
[p. 412]

cipaal uit UEd. schrijven apprehenderen, de uitvoering van zaken bij overlijden van den Veldoverste Adriaen Antonisz (dat God genadig verhoede) als tweede persoon te uwen laste mogt komen en ongeoefent in krijgs-exploicten UEd. niet voegen zoude. Onze intentie is nooit geweest UEd. met deze charge te belasten, maar als onzen Commissaris en secunde de militaire persoonen met uwen goeden raad te adsisteren, en wijders op alle voorvallende zaken onderhandelingen met de uitheemsche Prinsen, verschillen en kwestien, verzending van schepen, goeden regel op de scheepsboeken enz. te letten, en alles tot een goed einde te dirigeren na uiterste vermogen, gelijk ons per generale missive dit aangaande hebben verklaard, daarin vertrouwen gerustelijk contentement zult nemen. Den Raad heeft geenszins kunnen verstaan UEd. herwaarts te laten komen, alzoo oordeelen aldaar om verscheiden redenen niet gemist moogt worden, en is ons lief door uw getemperd humeur verscheiden geschillen zoo nu en dan onder de principalen aldaar voorvallen, door heete hersenen of om beter te zeggen grooten ijver, wijsselijk accomodeert en ter nederzet. Daarin UEd. gerecommandeert word te continueren, opdat door twist en jalousie onze intentie niet word vernietigt; tracht doorgaans den Raad met liefde en eendragt tot elkander te verbinden, den Majoor dat een rude humeur, doch een ijverig en kloekmoedig soldaat is, in het particulier te vermanen, de rotting omtrent zijne Officieren moet sparen, maar hunne fouten die begaan door justitie doet corrigeren, hetwelk meer ontzag aan zijn persoon en ambt zal baren, mitsgaders lieftalliger en met grooter ijver gediend worden, en contrarie de mindere Officieren hunne fouten voorstellende, nevens den ijver des Veldoverste, die zoo groot is, dat daaruit bij wijlen wel iets exorbitants, als boven gezegd, resulteert, hetwelk dan ten goede moet geduid worden. UEd. zal ook gezien hebben onze dispositie in het gouvernement van Malakka bij verovering, (hetwelk den Almogende gunne) dat vertrouwen met ons verstaan zult noodig

[pagina 413]
[p. 413]

te wezen, en daar om deze eerlijke conditie met ijver aanvaarden, mits den Majoor de preferentie latende. Zijt toch voorzigtig bij aflijvigheid des Veldoverste (daar God vóór wil wezen), in het verkiezen van een ander. Zoo UEd. meent het aan den Oud-Commandeur Cooper's vigilantie niet staat te mankeren, vertrouwen wel het meeste respect daar zal hebben. Wenschten UEd. van hier met capabele persoonen vermogten te seconderen, dat ons nu ondoenlijk blijft; doch verhoopen door Godes genade Malakka, voor de aankomst dezer zich gerendeert zal hebben, anders uitgevallen zijnde, moeten patienteren en den tijd afwachten. God geve maar het aan kruid en overval van ziekte niet komt te obsteren, alzoo niet gaarne zien zouden onverrigter zake van het land gedrongen werden te scheiden. En alzoo over deze materie onze intentie per generale missive verklaren, en UEd. mede wel zal kunnen verstaan hoe noodig uwe continuatie aldaar zij, zullen ons over deze zaak niet verder uitlaten, maar met verlangen eene goede uitkomst van den Almogende verwachten, mitsgaders hoe de zaken in Atchin staan, en welks geruchten (God geve dat gelogen zij) vrij ongerust blijven, en dienen met dien Koning in geen verwijdering te komen. Het gevalt ons niet dat dien Vorst aan den Majoor vroeg als in Atchin was, als nu de Nederlanders Malakka heb helpen winnen, zullen zij mij dan niet tegenvallen? daaruit besluiten moeten de weigering van adsistentie niet zoo zeer resulteert uit onze onderhandeling met Johor, als vrees hem te groot te zullen worden. Meenen daarom goed ware bijaldien Malakka blijft tegenhouden, van daar eerbiedig verzogt werd om toch ter hulp te komen, hem lauderende zonder zijne adsistentie nu eerst aanmerken, niet magtig zijn Malakka te vermeesteren, en hetzelve afslaande dat ons dan gelieve met groote partij buskruid te seconderen, onder behoorlijke restitutie, of dat bij gebrek van d'een of ander, met schande de belegering zullen moeten verlaten. UEd. overlegge deze zaak en willen ons met het goedvinden van den Raad en hetgene

[pagina 414]
[p. 414]

daar op voornemen confirmeren, ons wijders als gezegd aan de generale missive gedragende, eenelijk dat voor 60 koppen kleeden op ter Goes zenden, daarvoor de verstrekte zult doen debiteren.

 

Hiermede

Achtbare, wijze, voorzienige Heere, zullen UEd. na onze groete en genadige protexie des Alderhoogste bevolen laten.

(get.) Als voren.

Bijlage VIII.
Aan Sr Pieter van den Broecke, per Goes geschr.

Eerzame, voorzienige Sr en Vriend.

Met het galjoot het Quelpaard is ons geworden den uwen van 4 Sept. pass., daaruit met aangenaamheid UEd. salvo arrivement, mitsgaders Grijpskerke en Rama verstaan hebben, verhoopen het nader afgezonden secours, als is de Anna, boot Banda en Egmond, mitsgaders de vloot naar Ceilon gedestineert voor den ontvangst dezer costy zullen wezen verschenen, en zoo haast de resterende vaderlandsche schepen zullen verschijnen, hebben Ul. meerder secours te gemoet te zien. Met vertrouwen den Almogende ons die importante stad in handen zal laten vallen, waartoe UEd. schrijven goede moed te hebben en ons niet ontgaan zal bijaldien aan buskruid niet te mankeeren komt, daartoe zooveel als vermogen contribueren zullen, doch van Coromandel moet het gebrek gesuppleert worden. En alzoo in onze gener. missive op alles order geven en onze intentie op Malakka's beleg verklaard hebben, zullen hier cesseren en de aanwezende vrienden ten overvloede tot goede courage aanmanen, elkander eendragtelijk met raad en daad te adsisteren, als wanneer door Godes genade het effect van ons dessein niet ontstaan zal. UEd.

[pagina 415]
[p. 415]

verzoek van aan zijne vrienden (bij aflijvigheid, dat God verhoede) de verdiende gagien te bestellen, zal nagekomen worden, daarop rusten moogt; doch willen niet twijfelen elkander in gezondheid victorieus bejegenen zullen, daarom den Almogende gestadig biddende. Dezelfde grooten God voorspoedige onze desseinen ter zijner Eere, welstand van onze principalen en reputatie des vaderlands. Blijft met Kapitein Minne Willemsz. en de verdere vrienden gegroet en in schut des Albestuurders bevolen.

Hiermede enz.

Uwe vrienden, (Get. als voren).

Bijlage IX.

Ady 20 October Ao 1640.

 

Monsterrol van de gezonde en zieke Soldaten, thans in het Nederlandsche Leger voor Malakka.

Onder de Compe van Lamotius.

  Gez. Ziek. Kopp.
Luitenant Barent Jansz. van Kuilenburg 40 14  
Luitenant Gerrit Casperse 46 20  
Luitenant Pieter van Nes 29 24  
Luitenant Gerrit Rijcx 32 27  
Luitenant Jan Jansz. van Menen(?) 45 2  
192 87 279  

Onder Kapitein Forsenburg.

Luitenant Jacob Jansz. 34 18  
Luitenant Harderwijck 34 15  
Luitenant Maerten Backer 34 12  
Luitenant Bloem 29 18  
  131 63 194

[pagina 416]
[p. 416]

Onder Kapitein Max. Bontemps.

  Gez. Ziek. Kopp.
Luitenant David Vinck 28 18  
Luitenant Jeuriaen Leseman 31 20  
Luitenant Christiaen Cuberm 29 22  
Luitenant Vincent Schoorder 36 14  
  124 74 198

Onder Kapitein Dobbertyn.

Luitenant La Force 21 33
Luitenant Van de Woestijne 21 30
Luitenant Coch 26 29
Luitenant Bruyn 27 21
Luitenant Straetsburg 46 9
Luitenant Gerart Wolfhage 25 23
  166 145 311

Voor de rivier Ringy om de Zuid kruissende 12 00  
De drie kruissende jachten aan Cabo Rachado 33 00  
Op dito chaloupen 42 19  
Op het Roode Eiland 30 10  
  117 29 146
te zamen blanke 730 398 1128
De Mardijkers van Diego Kesio 24 27 51
Javanen en Bandanezen 14 19 33
  768 444 1212

Matrozen.

Tot den trein 164  
In de schepen en vaartuigen 560  
Gekwetsten en zieken 137 861
  te zamen 2073

[pagina 417]
[p. 417]

Bijlage X.

Publicatie.

 

Minne Willemsz Caertekoe, Commandeur en Veldoverste des Nederlandsche leger voor Malakka, en de vloot van offentie in het vaarwater van dien, en deszelf Raden. Allen die dezen zullen zien of hooren lezen, Salut.

 

Alzoo van meening zijn volgens onze resolutie van dato xi dezes, in korten tijde onze belegerde vijanden binnen Malakka stormenderhand aen te tasten. Zoo is het dat wij mits dezen alle goederen der ingezetenen, uitgenomen het geschut, ammunitie van oorlog en den aankleve van dien, voor goeden buit verklaren. Doch alzoo wij bij exempelen geleerd zijn, dat het ontijdig en ongeregeld plunderen onzer matrozen en soldaten veele zwarigheden causeren, vermits ieder zijns weegs van hunne compe naar den buit loopende, het gansche desseyn (ofschoon ter halver victorie zijnde) in perijkel word gesteld. Zoo is het dat wij om zoodanige onheilen voortekomen en daerin tijdig te voorzien, hebben noodig geacht een ieder bij deze wel expresselijk te waarschuwen en scherpelijk te verbieden, dat niemand, het zij officier, soldaet of matroos, van wat staet, kwaliteit of conditie mogte zijn, voor en aleer met publique tromslaen consent tot plunderen uitgeroepen zij, zich zal vervoorderen van zijne compe te begeven, het zij met of zonder consent zijner officieren, om wat oorzaack of dekmantel het zoude mogen zijn. Op poene die deze zal bevonden worden te contrarieeren, dat een ieder uit onzer Raden of derzelver lijfguarde, daartoe gelast zijnde, de gemelde contraventeurs terstond als vijanden zullen vermogen dood te slaen, of die daar op in hechtenis geraackt, dat men dezelve van leven ter dood zal straffen, met confiscatie hunner goederen en maendgelden.

Belastende wel en expresselijk aan onzen Fiskaal hier op

[pagina 418]
[p. 418]

scherp regard te nemen, en deze onze bevelen met alle vermogen effect te doen sorteren en te executeren.

Gegeven in het Nederlandsche leger voor Malakka ady xiij Januarij Ao xvjcxli.

(Get.) Minne Willemz. Caertekoe.

Hendrick Sieuwersz. Spanheim.

Antony Hurdt.

Nicolaes Jansz.

Johannes Lamotius.

Pieter Baeck.

Bijlage XI.
Rolle van het geschut rondom alle de fortressen van Malakka.

Op het Curas. Op St. Domingo.
3 wijdmonden. 2 metale bassen.
1 stuk à 48 ā„” metaal, genaamd den Hond. 1 dito stuk à 36 ā„”
2 dito à 36 ā„” metaal. 1 dito stuk à 24 ā„”
1 dito à 18 ā„” metaal. 3 dito stuk à 12 ā„”
4 dito à 12 ā„” metaal. 1 dito stuk à 24 ā„”
1 dito à 15 ā„” metaal. met 3 vaten kruid.
1 dito à 9 ā„” ijzer. Tusschen St. Domingo en Madre de Deos.
1 dito à 9 ā„” metaal. 5 metale bassen.
1 dito à 8 ā„” ijzer. Op de Punt Madre de Deos.
1 dito à 3 ā„” ijzer. 4 wijdmonden.
1 dito à 6 ā„” ijzer. 1 stuk à 50 ā„”
1 dito à 4 ā„” ijzer. 2 dito à 48 ā„”
1 metale bas. 2 dito à 24 ā„”
Op den Toren. 1 dito à 12 ā„”
2 stukken à 4 ā„” 1 dito à 15 ā„” 9 gescheurt
1 metaal dito 1½ ā„”  
3 bassen.  

[pagina 419]
[p. 419]

Op de Gordijn. Op de Punt 11,000 Maagden.
2 metalen bassen. 2 wijdmonden.
21 halve haaks. 6 halve haaks.
Omtrent het Hospitaal. 1 stuk à 48 ā„”
3 wijdmonden. 1 stuk à 24 ā„”
2 metale stukken à 12 ā„” 2 stuk à 18 ā„”
1 dito stukken à 6 ā„” 1 stuk à 15 ā„”
1 dito stukken à 1 ā„” 1 stuk à 12 ā„”
1 ijzer stukken à 5 ā„” 2 stuk à 7 ā„”
Het Hospitaal de Poveros. Bij de Kerk.
1 stuk à 30 ā„” 1 stuk à 24 ā„”
1 stuk à 6 ā„” 2 stuk à 12 ā„”
Op de Punt St. Jago.
2 wijdmonden.
4 halve haaks.
1 stuk à 48 ā„” metaal.
3 dito à 24 ā„” metaal.
1 dito à 18 ā„” metaal.

aGa naar voetnoot1) Memorie van het kanon hetgeen op de punten als andere plaatsen binnen Malakka hebben bevonden, namentlijk:

Op de punt de Elf Duizent Maagden.

2 metale stukjens schietende 4 ā„” ijzer. Op St. Jago.
  1 slang van 24 ā„” schietende.
1 Frans cartouw van 36 ā„” schietende. 1 dito van 26 ā„”
  ½ Frans cartouw van 18 ā„”
1 metale stuk schietende 16 ā„” ½ slang van 18 ā„”
  2 wijtmonden.
1 slang schietende 29 ā„” ½ cartouw van 24 ā„”
½ cartouw van 20 ā„” schietende. 7 stuks.
  De Betaal punt.
1 metaal stuk van 12 ā„” 1 slang van 38 ā„”
3 wijtmonden. 1 metaal stukjen van 6 ā„”
10 stuks. 2 stuks.

[pagina 420]
[p. 420]

Het Curas. Op de Gordijn.
3 groote wijtmonden. 1 wijtmond.
1 slang van 16 ā„” 2 wijtmonden.
1 ijzer stuk van 8 ā„” 1 ijzer stuk van 8 ā„”
1 ijzer dito van 6 ā„” 1 koper stuk van 5 ā„”
1 ijzer dito van 9 ā„” 5 stuks.
1 Prince stuk van 12 ā„” Op St. Domingo.
1 dito van 12 ā„” 1 metale slang van 24 ā„”
1 metale stuk van 15 ā„” 1 stuk clokwijs van 13 ā„”
½ cartouw van 25 ā„” 1 dito van 12 ā„”
1 Frans cartouw van 38 ā„” 1 metale stuk van 19 ā„”
1 cartouw van 24 ā„” 1 dito van 12 ā„” onbekwaam
13 daaronder 3 ijzere stukken. 1 groote wijtmond.
Onder de Toren bij het Curas. 6 stuks.
½ cartouw van 26 ā„” Op Madre de Deos.
1 metaal stuk van 9 ā„” 1 Frans cartouw van 36 ā„”
2 stuks. ½ cartouw van 24 ā„”
Voor de Toren. 1 dito van 24 ā„”
1 metaal stukjen van 4 ā„” 1 Frans heel cartouw.
1 dito op de toren van 4 ā„” 1 stuk clokwijs van 12 ā„”
2 stuks. 4 wijtmonden.
Boven bij de klokken bij het Curas. 1 Duytsch heel cartouw.
½ Frans cartouw van 16 ā„” 1 stuk van 17 ā„” onbekwaam.
1 Prince stukjen van 12 ā„” clokwijs. 1 metaal stukjen van 4 ā„”
1 metaal stuk van 13 ā„” ijzer.
3 stuks. 12 stuks.
Bij de Pakhuizen. Somma 72 stuks.
3 stukjes van 4 ā„” ijser. Volgen de bassen.
2 dito van 3 ā„” 2 bassen leggende voor des Gouverneurshuis.
4 ijzere falcons.  
9 stuks. 2 dito in des Fiskaalshuis.
Beneden den Gordijn. 1 dito op St. Jago.
1 metaal stuk van 6 ā„” zijnde het oor af. 6 ijzere falcons in de pakhuizen.

[pagina 421]
[p. 421]

2 ijzere op de stompe toren.
4 dito op de groote toren.
17 stuks.

Bijlage XII. Zie Bijlage X.

Bijlage XIII.
Memorie van de kontanten, goud, zilverwerk en koopmanschappen, bij den Ed. Commandeur Minne Willemsz. Caertekoe en den Raad, uit de veroverde goederen binnen Malakka genoten.

Den Commandeur Minne Willemsz. Caertekoe.

Aan kontante penningen ʒ 8,413-„-„
Aan 50 ā„” zilverwerk (getax.) ʒ 2,000-„-„
Aan 3 ā„” goud (getax.) ʒ 1,500-„-„
Een muskus ketting (getax.) ʒ 563-8-„
Aan gemynde diamante ringen, stiften en voren, paarlen, te zamen monterende ʒ 825-12-„
  ʒ 13,302-„-„

Gemelde Commandeur verklaard dat de bovenstaande ketting van ʒ 563-8 in het kastje no 1 berust, item dat de voorschr. ketting in tweën is gedeelt en de andere helft aan de Johoriten afgegeven heeft.

Den Opperkoopman Anthony Hurdt.

Aan kontanten ʒ 5,816-„-„
Aan 25 ā„” zilver (getax.) ʒ 1,000-„-„
Aan 3 ā„” goud (getax.) ʒ 1,500-„-„
Aan kleden (getax.) ʒ 528-„-„
Aan een gemynde diamante ring ʒ 108-„-„
  ʒ 8,952-„-„

[pagina 422]
[p. 422]

Den Sergeant-Majoor Johannes Lamotius.

Aan kontanten ʒ 5,784-„-„
Aan 31 ā„” zilverwerk (getax.) ʒ 1,240-„-„
Aan 3 ā„” goud (getax.) ʒ 1,500-„-„
Aan kleden (getax.) ʒ 528-„-„
Aan gemynde diamante ringen, stiften en ooren, mitsgaders eenige paarlkens ʒ 636-„-„
  ʒ 9,688-„-„

Den Kapitein Lourens Forsenburg.

Aan kontanten ʒ 5,816-„-„
Aan 13½ ā„” zilverwerk (getax.) ʒ 540-„-„
Aan 3 ā„” goud (getax.) ʒ 1,500-„-„
Aan kleden (getax.) ʒ 528-„-„
Aan gemynde diamante ringen, mitsgaders een munnikjen met dito diamanten en eenige paarlkens ʒ 523-„-„
  ʒ 8,907-„-„

Schipper Pieter Baeck.

Aan kontanten ʒ 5,816-„-„
Aan 18 ā„” zilver (getax.) ʒ 720-„-„
Aan 2 ā„” goud (getax.) ʒ 1,000-„-„
Aan kleden (getax.) ʒ 504-„-„
Aan 32 ā„” barnsteen (getax.) ʒ 1,392-„-„
  ʒ 9,432-„-„

Den Commissaris Hendr. Sieversz. Spanheim.

Aan 25 ā„” zilverwerk (getax.) ʒ 1,000-„-„
Aan kontante penningen ʒ 4,856-.-„
  ʒ 5,856-„-„

Jor. Schilderhuyzen, Fiscaal.

Aan kontante penningen ʒ 1,000-„-„

Den Predikant Johannes Schotanus.

Aan kontante penningen ʒ 1,000-„-„ Somma ʒ 58,137-„-„

Volgens een ander stuk is ook aan Nicolaes Jansz. Houtcoper, toegekend eene somma van ʒ 5,856-0, hetgeene alsdan

[pagina 423]
[p. 423]

met de vorige ʒ 58,137-„ het totaal bedrag tot ʒ 63,993-„ brengt.

a. Resolutie van den 10 April Ao. 1641.

In plaats van de zes maanden toegestaan aan de bespringers van Malakka, aan de Hoofd-officieren toegestaan. ʒ 35,580-„

 

Verdeeld als volgt:

De Commandeur Caertekoe ʒ 9500-
De Commissaris Spanhems ʒ 5000-
De Sergeant-Majoor Lamotius ʒ 4500-
De Kapitein Forsenburg ʒ 4000-
De Schipper-Comm. Pieter Baeck. ʒ 4000-
De Opperkoopman Anthony Hurd. ʒ 3500-
De Id. Houtcoper (zal.). ʒ 3000-
De Predikant Schotanus ʒ 1080-
Op een ander stuk ʒ 1000-
De Fiskaal Schilderhuyzen ʒ 1000-
  ʒ 35,580-„

Bijlage XIV.

Notitie van de kontanten, goud, ongemunt zilver, kleden als anderzins in de stad Malakka veroverd, waarvan eene partij met de schepen Egmond, ter Goes en Wassenaar, mitsgaders de jachten Klein-Zutphen en Bredam alhier (Batavia) ontvangen, en eene partij aldaar binnen Malakka tot den handel behouden is, namelijk:

368¾ reaal zwaarte goud, alhier ontvangen, te weten:
285¾ 7o zwaarte à 10 realen zilver komt ro 2857½
83 7o zwaarte het merendeel amber à 8 ro 664  
à 50 stuiv. per ro 3521½ ʒ 8,803-15-„

[pagina 424]
[p. 424]

In kontanten ʒ 51,031-14-8  
te weten:  
Alhier ontvangen ʒ 20041-14-8  
Binnen Malakka behouden ʒ 30990-„-„  
  ʒ 51,031-14-8
1159½ ā„” ongemunt zilver, alhier in staven versmolten, die zuiver hebben uitgebragt.  
1123¾ ā„” à 40 gulden het ā„” komt ʒ 44,950-„-„
ʒ 2126-17-8 dat bedragen de volgende juweelen, te weten:  
13 stuks koralen kettingen tusschen eenige goude knoopen geregen, wegende te zamen 16 ro zwaarte à 4 ro zilver ro 64  
Een hoedband met klaphekken in het goud gezet tot ro 15  
Drie oorhangers met 3 diamanten gegarneert à 4 ro ieder komt ro 12  
Een zilver verguld potjen } wegende te zamen ro 32  
partij vergulde knoopen } wegende te zamen ro 32  
Aan diamanten in het goud gezet, oorhangers, paarlen enz. ro 344  
Twee goude kettingen } 15ā…œ r. zw.  
Een dito paternoster } 15ā…œ r. zw.  
Elf armringen 16½ r. zw.  
Twee goude kettingen
van 10 toeren 6½ r. zw.  
  38ā…œ à 10 ro zilver -383¾
  à 50 st. per ro 850¾  
    ʒ 2,126-17- 8
916½ ā„” ruwe barnsteen à 13 guld. het ā„” ʒ 12,890-10-„

[pagina 425]
[p. 425]

84 ro zwaarte bloedkoraal à 6½ ro den ro zw. ʒ 1,365-„-„
15,755 ā„” sandelhout à 20 guld. het cento ʒ 3,151-„-„
25,951 ā„” giroffel nagelen à 7 st. het ā„” ʒ 9,082-17-„
74,705 ā„” wierook à 10 guld. het cento ʒ 7,470-10-„
45,360 ā„” tin à 30 guld. het cento ʒ 13,608-„-„
1,625 ā„” spiauter à 20 guld. id. ʒ 325-„-„
2,450 ā„” olijphants-tanden à 10 st. het ā„” ʒ 1,225-„-„
6,618 ā„” poetsiok à 20 guld. het cento ʒ 1,323-10-„
2,415 ā„” schildpadshoorn à 20 stuiv. het ā„” ʒ 2,415-„-„
263 stuks rinoceros hoorns, te weten:  
  183 st. à 20 st. ieder, komt ʒ 183  
  10 st. à 10 gl. st. ieder, komt ʒ 100  
  70 st. à 5 gl. st. ieder, komt ʒ 350  
  ʒ 633-„-„
1,101 ā„” mirre à 40 guld. het cento ʒ 440-„-„
374 ā„” gruis van ruwe getakte bloedkoraal à 10 stuiv. het ā„” ʒ 187-„-„
5,649 ā„” rassamale à 2 gl. het ā„” ʒ 11,298-„-„
32,150 stuks rogge vellen, namelijk:  
  29,000 st. à 22 gl. het cento ʒ 6380  
  3,150 st. à 20 gl. id. ʒ 630  
  ʒ 7,010-„-„
140 ā„” amfioen à 3 guld. het ā„” ʒ 420-„-„
320 ā„” galnoten à 20 guld. het cento ʒ 64-„-„
1.800 ā„” Ceilonsche kaneel à 6 stuiv. het ā„” ʒ 540-„-„
125 ā„” slecht agulhout à 10 st. het ā„” ʒ 62-10-„
  partij verguld lakwerk, alhier bij vendutie verkocht. te zamen. ʒ 62-10-„
  De volgende kleden in de stad Malakka tot de negotie behouden en getaxeert als volgt:  

[pagina 426]
[p. 426]

825 p. bolatins te zamen getax. ʒ 1,701-11-8
820 p. Cambodiasche kleden ʒ 2,613-15-„
660 p. salempoeris à 22 ro de corge ʒ 1,893-7-8
2,360 p. tapi sarassen, te weten:  
  2,160 p. à 8 ro de corge ʒ 2203-4  
  209 p. en } te zamen 532-19  
  3 p. sar. } te zamen 532-19  
  Maleyo } te zamen 532-19 2,736-3-„
955 p. ramboetijns 1,911-4-8
2,030 p. allerhande betilles ʒ 4,468-4-12
320 p. verscheide sorteringen sarassen ʒ 1,315-16-00
425 p. diverse slechte kleden 428-10-„
64 p. cassa Bengalen à 36 ro de corge 293-15-„
40 p. percalen à 38 ro de corge 193-6-„
80 p. sanen à 25 ro de corge 255-„-„
45 p. petas Maleije à 20 ro de corge 114-15-„
1,335 p. tapi kitjil à 5 ro de corge 851-1-4
540 p. moeris 503-7-6
180 p. negros kleden 96-18-„
320 p. sarassen ley de Coetchin à ʒ 6-12 ʒ 2,112-„-„
210 p. slaven en slavinnen, namelijk:  
60 manspersonen } à 10 ro ʒ 5,355-„-„
  150 vrouws „ } à 10 ro  
3 p. gescheurde klokken 682-2-8
Somma ʒ 208,011-11-9
52 p. zoo metalen als ijzere stukken. } In Malakka behouden. Ongetaxeert.
2805 p. rond scherp. } In Malakka behouden. Ongetaxeert.
247 p. heele en halve haaks. } In Malakka behouden. Ongetaxeert.
56 p. musketten. } In Malakka behouden. Ongetaxeert.
8 p. hellebaarden. } In Malakka behouden. Ongetaxeert.
90 p. pieken. } In Malakka behouden. Ongetaxeert.
6 p. hasagayen. } In Malakka behouden. Ongetaxeert.
4 p. pertisanen. } In Malakka behouden. Ongetaxeert.

[pagina 427]
[p. 427]

4 zeepmessen. } In Malakka behouden. } Ongetaxeert.
55 vaten buskruid. } In Malakka behouden. } Ongetaxeert.
  partij lont. } In Malakka behouden. } Ongetaxeert.
1878 ā„” } bedorven comijn. } alhier ontvangen. } Ongetaxeert.
1770 ā„” Ceilonsche kaneel. } alhier ontvangen. } Ongetaxeert.
100 ā„” agulhout. } alhier ontvangen. } Ongetaxeert.
4 vaten zeep. } alhier ontvangen. } Ongetaxeert.
230 ā„” slecht costuur? hout. } alhier ontvangen. } Ongetaxeert.
10 p. metale stukken. } alhier ontvangen. } Ongetaxeert.
5 p. ijzere stukken. } alhier ontvangen. } Ongetaxeert.
Een vierkante marmersteenen tafel, beschadigt. } alhier ontvangen. } Ongetaxeert.
Een orgeltje. } alhier ontvangen. } Ongetaxeert.
13 p. slechte schilderijen. } alhier ontvangen. } Ongetaxeert.
3 kisten met gebezigd misgewaad. } alhier ontvangen. } Ongetaxeert.
7 metale klokken. } alhier ontvangen. } Ongetaxeert.

Actum in het kasteel Batavia, den 28 November Ao 1641.

Plan van Malakka.

Ga naar voetnoot1)Te vergeefsch werd er in het Oud-Koloniaal archief gezocht naar de plannen van Malakka, zoo wel die derwaarts van Batavia, als die gedurende het beleg van eerstgenoemde stad, naar Batavia werden gezondenGa naar voetnoot2).

Slechts twee zijn er daar aanwezig, beide zijn van Malakka gezonden om daarop het goedvinden te vernemen van het Hooge Bestuur te Batavia, over de voorgestelde wijze ter verkleining dier vesting; de eene draagt het jaartal 1656, de andere die van 1663.

Beide zijn nagenoeg op de zelfde schaal vervaardigd, alleen is die van 1656 iets uitvoeriger; daar het evenwel voor ons doel genoegzaam geacht kan worden, bekend te zijn met de verdedigingswerken als mede de voornaamste gebouwen, zoo

[pagina 428]
[p. 428]

hebben wij uit die van 1656, op die van 1663 overgebragt, die daarop niet voorkomen.

Tot ons leedwezen zijn wij buiten de mogelijkheid met naauwkeurigheid te kunnen opgeven, waar de aanvals-werken hebben gelegen. Uit de voorgaande stukken blijkt alleen:

Dat de landing plaats had om de Noord van de stad, op een ruim veld buiten schoot van 's vijands kanonGa naar voetnoot1).

Dat er eene nieuwe batterij opgerigt werd - zoo dat er reeds eene bestond - die tegen het bolwerk St. Domingo moest dienen, even als dat het geschut van de schepen of wel der oude batterij, het Curas en de Toren van het oude fort, zeer beschadigd hadGa naar voetnoot2).

Dat het bij de uitkomst bleek dat deze batterijen aan de zeepunten en wallen zeer veel kwaad dedenGa naar voetnoot3).

Dat men eene brug over de rivier had gelegd, om den vijand aan de Noord-Oostzijde der stad afbreuk te kunnen doen, en daar genoegzaam meester was van het klooster Madre de DiosGa naar voetnoot4).

Dat de belegeraars op het Roode eiland, onder het bereik van het geschut der vesting liggende, eenige stukken hadden geplaatst, om van daar mede de stad te kunnen beschietenGa naar voetnoot5) en

Dat de storm heeft plaats gehad op het bolwerk St. Domingo, terwijl men intusschen eenen looze aanval op het Curas en door de Maleijers aan de Zuidzijde der stad liet makenGa naar voetnoot6).

 

Aanwijzing van alle de bolwerken of punten, ook alle andere principale plaatsen en pakhuizen, binnen de stad en fortresse Malakka, mitsgaders eenige nieuwe aanwijzing van kleinder forts circumferentie.

A Frederick Hendrick vroeger Curas.
B Middelburg. Word niet opgegeven bij de herbenoeming.
C Ernst Casimir vroeger Mora.
[pagina 429]
[p. 429]
D Amsterdam vroeger Hospitaal del Rey.
E Victoria of Stormpunt vroeger St. Domingo.
F Aemelia vroeger Madre de Dios.
G Henriette Louyse vroeger Onze Mille Virgines.
H Wilhelmus vroeger St. Jago.
I Mauritius vroeger Hospitaal des Poverens.
K Fortalessa Velho, ook Misericordia en het Slavenhuis genoemd, met zijnen toren.
L Des Gouverneurshuis en Secretarie.
M Het Hospitaal.
N De Kerk St. Paulo, op het hoogste van den berg gelegen, met zijne toren.
O Zie D.
P Zie I.
Q Pakhuizen.
Q' Idem, soldijkantoor en woningen.
R Heerenstraat.
S Omtrek van den berg.
No. 1 } Geprojecteerde werken ter verkleining der vesting.
2 } Geprojecteerde werken ter verkleining der vesting.
3 } Geprojecteerde werken ter verkleining der vesting.
4 } Geprojecteerde werken ter verkleining der vesting.
5 } Geprojecteerde werken ter verkleining der vesting.
a } Geprojecteerde werken ter verkleining der vesting.
b } Geprojecteerde werken ter verkleining der vesting.
c } Geprojecteerde werken ter verkleining der vesting.

Wij hebben deze kaart, zoo mede verschillende stukken tot onzen arbeid gebruikt, te danken aan de welwillendheid van den Heer Rijks Archivaris Bakhuizen van den Brink en Jonkhr Mr. de Jonge, die steeds voortgaan ons de meest behulpzame hand te bieden in de nasporingen, die wij ons in het belang der geschiedenis in het Oud-Koloniaal Archief veroorloven.

Wij mogen niet nalaten hen hiervoor onzen welmeenenden dank toe te brengen. L.

[pagina 430]
[p. 430]

Drukfouten.

Blz. 162 r. 14 v.o. staat: Adriaen Antisz. lees: Adriaen Antonisz.
Blz. 165 r. 9 v.o. staat: stooijen lees: strooijen
Blz. 248 in de noot staat: Bijlage XII a lees: Bijlage XIII a
Blz. 292 r. 6 v.o. staat: Curaddalmas lees: Cura d'almas
Blz. 317 r. 5 v.b. staat: Vustins lees: Vintins
Blz. 323 r. 4 v.o. staat: scassen lees: cassen.
Blz. 324 r. 5 v.o. staat: noch lees: nog
Blz. 325 r. 12 v.o. staat: fruchtboomen lees: vruchtboomen
Blz. 332 r. 2 v.b. staat: fiio lees: filio
Blz. 335 inde noot staat: K.H. lees: Z.H.
Blz. 341 r. 10 v.b. staat: Romeo lees: Borneo
Blz. 363 r. 15 v.b. staat: Timoan lees: Timaon
Blz. 369 r. 12 v.o. staat: kajn lees: kajin

[pagina 431]
[p. 431]


MALAKKAS GRONDTEIJCKENINGH 1656 EN 1663uitvergroten
MALAKKAS GRONDTEIJCKENINGH 1656 EN 1663


voetnoot1)
A New account of the East-Indies, being the observations and remarks of capt. Alexander Hamilton, who resided in these parts from the year 1688 to 1723 etc. pag. 77-80. London 1739.
voetnoot2)
Batavia in deszelfs gelegenheid, opkomst enz., derde deel, bl. 96. Amsterdam 1799.
voetnoot1)
Voyages et récits, par le docteur M. Yvan, tome deuxième. Bruxelles 1853.
voetnoot1)
Valentijn, Deel V. 1. p. 344.
voetnoot1)
Nieuwe Spectator. Jaargang IX. N. 8. bl. 448. 1855.
eindnoot(1)
J. Hageman, Jz., Geschiedenis der verovering van Malakka en der oorlogen tusschen de Portugezen en Maleyers.
Verhandeling van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, deel XXIV, 1852, bl. 4.
eindnoot(2)
Ibid. bl. 21.
eindnoot(3)
Vertoogh van de Staat der Vereenigde Nederlanden in de quartieren van Oost-Indien, door J. Pietersz. Coen.
Kronijk Histor. Genootschap te Utrecht, 1853, bl. 98.
eindnoot(4)
Beschrijving van Malakka, bl. 333.
Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indie, 5e deel, 1e stuk.
eindnoot(5)
Ibid. bl. 339.
eindnoot(6)
Onderschepte Portugeesche brieven.
Kronijk Histor. Genootschap te Utrecht, 1853, bl. 34.
eindnoot(7)
Cornelis Symonsz. van der Veer, vermoedelijk te Veere in Zeeland geboren, kwam in Indiën als Schipper, met het schip Utrecht, den 14en Julij 1632. Hij leverde de Portugezen het belangrijke gevecht op den 30en September 1639 voor Goa, waarbij hij drie van hunne grootste Galioenen verbrandde; hij sneuvelde het zelfde jaar op den 6en December, op de rivier Carly, in het vervolgen van van den vijand.
Jaarboekje Zeeland 1856.
eindnoot(8)
Hij overleed den 3en April 1640, hij was te Middelburg geboren.
eindnoot(9)
Missive van Gouverneur-Generaal en Raden van Indiën van 21 Julij 1636, aan Barent Pietersz., Directeur in Suratte.
eindnoot(10)
Dezelfde aan dezelfden van 17 Februarij 1637.
eindnoot(11)
Gevecht voor Goa onder Adam Westerwold den 4en Januarij 1638.
eindnoot(12)
Missive van Gouverneur-Generaal en Raden van Indiën, van 21 Aug. 1637, aan den Directeur in Suratte, Barent Pietersz.
eindnoot(13)
Als voren van 18 September 1637.
eindnoot(14)
Missive van Cornelis Symonsz. van der Veer, van 12 December 1637, aan den Gouverneur-Generaal. Zie Bijlage 1.
eindnoot(15)
Zie 12.
eindnoot(16)
Missive van Gouverneur-Generaal en Raden van Indiën, van 8 November 1638, aan Anthony Ceen, Bevelhebber van de vloot van offentie voor Goa.
eindnoot(17)
Als voren.
eindnoot(18)
Missive van Gouverneur-Generaal en Raden van Indiën, van 1 Maart 1639, aan den Directeur in Suratte, Barent Pietersz.
eindnoot(19)
Hij had in het jaar 1636 over de vloot van offentie voor Goa het bevel gevoerd.
eindnoot(20)
Zie 7.
eindnoot(21)
Missive van Gouverneur-Generaal en Raden van Indiën, van 25 Augustus 1639, aan den Directeur in Suratte, Barent Pietersz.
eindnoot(22)
Missive van Philip Lucasz., Directeur-Generaal, van 9 Januarij 1640, aan de vergadering van Zeventienen te Amsterdam.
eindnoot(23)
Instructie van Philip Lucasz. aan den Commandeur Jacob Cooper, van den 21en October 1639.
eindnoot(24)
Als President op Ceilon, den 21en Augustus 1640 vermoord.
eindnoot(25)
Nicolaes Molineus was op zijn verzoek op de vloot onder bevel van den Directeur Generaal Philip Lucasz. geplaatst, hij overleed op de terugreize naar Batavia op het jacht Zantvoort den .. Mei 1640.
eindnoot(26)
Missive van den Directeur-Generaal Philip Lucasz., van den 22en October 1639, aan den Gouverneur-Generaal en Raden van Indiën.
eindnoot(27)
Zie 23.
eindnoot(28)
Zie 7.
eindnoot(29)
Zie over dezen verdienstelijken Zeeuw, het jaarboekje Zeeland 1855.
eindnoot(30)
Deze hoogst verdienstelijke krijgsman was reeds als Kapitein tegenwoordig bij de tweede belegering van Batavia, en daarbij op den 20en September 1629 gewond.
Bijdragen van de Taal-, Land- en Volkenkunde van Neêrlandsch Indië, deel III, bl. 289.
voetnoot1)
Bijlage II en III.
eindnoot(31)
Zie het tweede deel van zijne relatie over de vorigen en presenten staat van Malakka. bl. 288. Afz. afdr.
eindnoot(32)
Missive van Adriaen Antonisz. en Pieter van den Broecke, van den 15en October 1640, aan den Commandeur Dominicus Bouwens voor Goa.
eindnoot(33)
Zie over zijn tweede verblijf in Indië, eenige bijzonderheden in Nieuwenhuis Woordenboek, nieuwe uitgave 1854, tweede deel, bl. 189.
voetnoot1)
Bijlage IV.
voetnoot1)
Bijlage V.
eindnoot(34)
Hij was den 10en April 1640 naar Atchin gezonden om met dien vorst over de hulptroepen te onderhandelen, die deze aan de Compe beloofd had.
eindnoot(35)
Missive van den Gouverneur-Generaal en Raden van Indiën, van 4 Augustus 1640, aan Adriaen Antonisz. en den Raad voor Malakka.
voetnoot1)
Bijlage VI.
eindnoot(36)
Als voren van 13 September 1640.
eindnoot(37)
Zie deze Missiven in Bijlage III.
voetnoot1)
Bijlage VII.
eindnoot(38)
Missive van den Gouverneur-Generaal en Raden van Indiën, van 11 October 1640, aan Adriaen Antonisz. en den Raad, voor Malakka.
voetnoot1)
Bijlage VIII.
eindnoot(39)
Id. van Adriaen Antonisz. en den Raad voor Malakka aan den Gouverneur-Generaal en Raden van Indiën, van 1 October 1640.
eindnoot(40)
Negombo werd op den 9en Februarij 1640 door den Directeur-Generaal Philip Lucasz. en Punto de Gale op den 13en Maart daar aanvolgende, door Willem Jacobsz. Coster voor de Compe veroverd.
eindnoot(41)
De oude Bon Jesus was door Cornelis Symonsz. op den 30en September 1639 voor Goa verbrand.
eindnoot(42)
Het blijkt hieruit dat er op den lof, die men zoo algemeen gewoon is hem toe te brengen, vrij wat af te dingen valt; dit wordt ook zoo ingezien in het werk ‘de Nederlanders te Jacatra,’ bl. 98, door Mr. J.A. van der Chijs, te Amsterdam bij Frederik Muller, 1860.
eindnoot(43)
Missive van den Gouverneur-Generaal en Raden van Indiën, 30 October 1640, aan Adriaen Antonisz. en den Raad, voor Malakka.
voetnoot1)
Bijlage IX.
eindnoot(44)
Id. van Adriaen Antonisz. en den Raad van Malakka, van den 20en October 1640, aan den Gouvernenr-Gener. en de Raden van Indiën.
eindnoot(45)
Als voren van den 9en November 1640.
eindnoot(46)
Missive van den Commandeur Jacob Cooper, van den 9en November 1640, aan den Gouverneur-Generaal.
eindnoot(47)
Missive van den Gouverneur-Generaal en Raden van Indiën, aan de vergadering van Zeventienen, van den 8en Januarij 1641.
eindnoot(48)
Als voren van den 31en Januarij 1641.
voetnoot1)
Ladders.
voetnoot1)
Bijlage X
voetnoot1)
Bijage XI.
voetnoot1)
Zie bladz. 220.
eindnoot(49)
Dezelfde als voren.
voetnoot1)
Bijlage X.
voetnoot1)
Bijlage III. a. 6.
eindnoot(50)
Missive van den Gouverneur Johan van Twist en den Commissaris Justus Schouten, van den 17en Februarij 1641.
eindnoot(51)
Particuliere Missive van den Commissaris Justus Schouten, van 17 Februarij 1641, aan den Gouverneur Generaal.
voetnoot1)
Bijlage XII.
voetnoot2)
Bijlage XIII.
voetnoot3)
Bijlage XIV.
eindnoot(52)
Missive van den Gouverneur-Generaal en Raden van Indiën, van den 12en December 1641, aan de vergadering van Zeventienen.
voetnoot1)
Bl. 242.
eindnoot(53)
Deze verdienstelijke dienaar der Compe kwam in het volgende jaar als Vice-Commandeur over de retourvloot in het vaderland terug en overleed te Amsterdam in 1644.
Hij kwam in Indië als Bosschieter met het schip Gouda in 1623; den 22en Maart 1627 werd hij aangesteld tot Schipper, sedert voer hij weder te huis. Andermaal kwam hij in Indië als bevelhebber van de Leeuwin, den 16en September 1632, waar hij in onderscheidene belangrijke expeditiën gebruikt werd, zoo was hij onderanderen tegenwoordig in het voor de Hollanders zoo roemrijke gevecht tegen de Portugezen, bij Goa, op den 4en Januarij 1638, als bevelhebber van het schip 's Gravenhage.
voetnoot1)
Bijlage XII. a.
margenoot+
Oorzaak en subject van dit relaas.
margenoot+
De verdeeling denoterende.
margenoot+
Het verrigte in Malakka.
margenoot+
Deszelfs vorigen en presenten staat.
margenoot+
Mede de vereyschte correctien.
margenoot+
Alles op het kortste voorgesteld.
margenoot+
Malakka's stand enz. per 't jacht Zutphen geadviseert.
margenoot+
De Heer Joan van Twist tot Vice-Gouverneur gesteld.
margenoot+
Depeche van jachten naar diverse plaatsen.
margenoot+
Onze bewezen hulp.
margenoot+
Order op verscheiden zaken gesteld.
margenoot+
Buitgoederen voor de Compe. verzekerd.
margenoot+
Redenen van het traineren der inventarisatie en taxatie.
margenoot+
Ons verrigten als Commissaris tot Malakka.
margenoot+
Om wat redenen den Commandeurs Caertekoe's kist gevisiteert is.
margenoot+
Bij wien zijn doen vernomen kan worden.
margenoot+
Notabel verzuim van den Commandeur Caertekoe.
margenoot+
Onze devoiren in Malakka gedaan.
margenoot+
De oorzaken van minder bedrijf als noodig aangewezen.
margenoot+
Naspeuring van het gebesoigneerde in Malakka.
margenoot+
Wat door actiefheid wel bevinden.
margenoot+
Summier verhaal van hetgeen in mijne absentie tot Malakka is verrigt.
margenoot+
Nota van den rijst.
margenoot+
Diverse handeling met die van Nanning Rambou en Ringy.
margenoot+
Vervolg van de gebesoigneerde en voorgevallen zaken tot Malakka.
margenoot+
Continuatie der pestilentiale sterfte. doch eenigzins verminderd.
margenoot+
Den Commandeur Caertekoe met buit en gevangenen naar Batavia vertrokken.
margenoot+
Diverze bezendingen uit Malakka.
margenoot+
Kleeden der Jambinezen geconfiskeert.
margenoot+
Verscheiden dienstige placcaten geemancert.
margenoot+
Buit gerestitueert en vergeefsch enquete gedaan.
margenoot+
Twee maanden buitgeld onder het Guarnisoen enz., uitgedeeld.
margenoot+
Inleiding tot verhaal van ons bedrijf in Malakka.
margenoot+
Geen schepen opgehouden, noch tijd onnut verkwist.
margenoot+
Redenen van het tarderen der Atchinse gezanten in fidalgo tot Malakka.
margenoot+
Het jacht de Anna naar Jamby en den Sabandhaar naar Johor geprojecteerd.
margenoot+
Conferentien met de gezanten van Atchin en johor.
margenoot+
Wat order aan den Sabandhaar gegeven.
margenoot+
Geprojecteerde reizen naar Sram en Atchin vernietigd.
margenoot+
Al de Portugezen te vertrekken gelicentieerd.
margenoot+
De Padre Vicario komt met ons over, nevens andere gevangenen.
margenoot+
Drie Jambische vaartuigen naar Perah gelicentieerd.
margenoot+
Lorrendraaijerji van de Javanen, door middel van de Koningen van Jamby en Palembang.
margenoot+
Remedie hier tegen aangewezen.
margenoot+
Onderzoek naar heimelijken buit te vergeefsch gedaan.
margenoot+
Resolutie daar over genomen.
margenoot+
De akte van ontkennen vernieuwd.
margenoot+
Presumtien van heimelijke buit.
margenoot+
Loosheid van den Fiscaal Schilderhuyzen.
margenoot+
Den Sabandhaar en Kapitein Lamotius purgeren hun zelve.
voetnoot1)
Orang Kling, volk van de vaste kust van Indie.
margenoot+
Diëgo Kesio, Quaetgebuyr en Post, laten weinig na.
margenoot+
Presumtie van des Commandeurs en Raden dienaars.
margenoot+
Misnoegen over de enqueste bil ons gedaan.
margenoot+
Edict op het ontdekken van verborgen schatten.
margenoot+
Verborgen buit van twee Padres bekomen.
margenoot+
Presumtie van schatten, in eenen diepen put.
margenoot+
Van de opgezonden goederen, deszelfs kleinte, en 't weinige dat er over is.
margenoot+
Diverse oorzaken hierop aangewezen.
margenoot+
Schadelijke onorde en vuil bedrijf.
margenoot+
Verscheiden redenen van des Compe. soberen buit.
margenoot+
Het verzuim van notitie.
margenoot+
Het nalaten van opzigt.
margenoot+
Gedurig plunderen.
margenoot+
Het slepen aan de schepen.
margenoot+
Het kwaad bedrijf der krijgsofficieren.
margenoot+
Het schandelijk verkwanselen van den buit aan de Mooren.
margenoot+
Presumtie van begraven schatten.
margenoot+
Veel goederen door onmagt van het te bergen verloren gegaan.
margenoot+
De algemeene zorgeloosheid en bejag van eigen profijt.
margenoot+
Inzonderheid het dwaaslijk largeren der voornaamste vijanden, met grooten schat.
margenoot+
Notabel verzuim.
margenoot+
Het besluit van mijne opinie op buit.
margenoot+
Aanwijzing van Malakka's staat van rekening met het comptoir generaal.
margenoot+
Diverse posten daar rekening van vereischt word.
margenoot+
Notite van hetgeen daar rekening van gedaan is.
margenoot+
Het juiste different, met aanwijzing van eenige remedien.
margenoot+
Descriptie van verwarde legerboeken.
margenoot+
Ons vergeefs devoir tot derzelver correctie.
margenoot+
Voorslag om de legerboeken te redden.
margenoot+
De hoedanigheid van de negotie- en guarnisoensboeken van Malakka.
margenoot+
Het gedane transport van den ontvanger Hurdt, aan den Opperkoopman Verpoosten.
margenoot+
Jan Menie tot Sabandhaar bevestigd.
margenoot+
Schaep wink her, Verwijck in het rijsthuis en Cock als dispensier gesteld.
margenoot+
Korte aanwijzing ven het geene in Malakka al gevisiteert hebben.
margenoot+
Alsmede op wat zaken mij gemformeert.
margenoot+
Notitie van de Librairie in Malakka.
margenoot+
De Atchinse en Johorse gezanten eerlijk gedemiteert.
margenoot+
5,000 realen in Malakka op wissel getrokken.
margenoot+
Conclusie van het verhaal onzer verrigtingen te Malakka.
margenoot+
Het eerste begin van Malakka.
voetnoot1)
Itinerarium, Linschoten. Cap. 18.
margenoot+
Wordt de Hoofdplaats van het Maleysche Keizerdom.
margenoot+
Die de Portugezen listig bespieden en daar nederslaan.
voetnoot1)
In decade segundo.
margenoot+
Malakka Anno 1513 (1511) van de Portugezen gewonnen.
margenoot+
De Portugezen winnen Malakka en Oost-India.
voetnoot2)
Historia Pontifical Catholica de la vida des Pontificia maximus romanus. Lib. Sixto. Cap. 23. par 3. fol. 190.
margenoot+
Den stoel van het Maleysche rijk te Singapoera hersteld en in Johor getransporteert.
margenoot+
Malakka bij de Portugezen een koopstad en oorlogs stoel gemaakt.
margenoot+
Hoe lang bij hun bezeten is.
margenoot+
Discriptie van Malakka's fortificatie.
voetnoot1)
Dit was in het jaar 1605 (1606).
margenoot+
Notitie van de circumferentie
margenoot+
Hoe die gemonteert was.
margenoot+
Het ordinair guarnisoen en hun sober tractement.
margenoot+
Had 3000 weerbare burgers.
margenoot+
Discriptie van de gebonwen der stad Malakka.
margenoot+
Item van het onde kasteel.
margenoot+
En stads raadhuis.
margenoot+
Beschrijving van twee voorsteden.
margenoot+
Notitie van het gecultiveerde ressort.
margenoot+
Partieuliere aanwijzing van dien.
margenoot+
Het getal van de inwoonderen.
margenoot+
Beschrijving van de vasale dorpen.
voetnoot1)
Tomanggong. Voornaam persoon in de Maleische Gouvernementen.
margenoot+
Naning met zijn ressort.
margenoot+
Ringy's discriptie
margenoot+
Beschrijving van de gebuurplaatsen Moar en Rombouw met hun ressort.
voetnoot1)
Kostbaar houtsoort.
margenoot+
Rombouw in dependentien, Malakka in trafique subject.
margenoot+
Discriptie van de kerken, kloosters en geestelijkheid enz.
margenoot+
Eerst de Hoofdkerk St. Matrijs.
margenoot+
Deszelfs Bisschop, Kanunniken en Clergio enz.
voetnoot1)
Thresorero-major?
margenoot+
Hare inkomsten en beneficien.
margenoot+
De Misericordia en deszelfs notabel gebruik.
margenoot+
Den Kapelaan zijn dienst en loon.
margenoot+
De kerk en convent der Dominicanen.
margenoot+
Het getal en officien der monniken, zoomede hunne inkomsten.
margenoot+
St. Paulus kerk en Jezuiten klooster.
margenoot+
Het getal van de Paters en leekebroêrs.
margenoot+
Hare inkomsten en rijkdom.
margenoot+
St. Aatony's kerk en Augustijner klooster.
margenoot+
Het getal der monniken en hunne inkomsten.
margenoot+
De kerk Madre de Dios en het Capucijner klooster.
margenoot+
Het getal van de bedelmonniken.
margenoot+
Volgen de kerken buiten de stad.
margenoot+
Nossa Signo. da Piadado.
margenoot+
Den Vieario zijn beneficie.
margenoot+
St. Thomé en deszelfs Vicario.
margenoot+
St. Steven met zijn Vicario.
margenoot+
St. Laurens en zijn Vicario.
margenoot+
Nossa Signo dos Buonos Novos met een Vicario.
margenoot+
Nossa Signo. da Guadaloupe en den Vicario.
margenoot+
Nossa Signo. do Empara met deszelfs Vicarius.
margenoot+
De Geestelijke Jurisdictie der cathedrale kerk en deszelfs dependentien.
margenoot+
Provisien van klokken, orgels, reliquien enz.
margenoot+
Vier hermitagies.
margenoot+
St. Guilhelmo.
margenoot+
St. Jeronimo.
margenoot+
Nossa Signo. da Victoria.
margenoot+
St. Juan Baptista.
margenoot+
Het gebruik van de hermitagies.
margenoot+
Twee gasthuizen voor de kranken.
margenoot+
's Konings hospitaal.
margenoot+
Het armen-ziekenhuis.
margenoot+
Opzieners der hospitalen.
margenoot+
Discriptie van het temporale gouvernement.
margenoot+
Het officie en de bediening van den Gouverneur.
margenoot+
Deszelfs ordinair traktement en staat.
voetnoot1)
Zonnescherm.
margenoot+
Groote en notabele profijten des Gouverneurs.
margenoot+
Het ampt en bediening van den Kapitein-Generaal.
margenoot+
Zijn traktement en suite.
margenoot+
Het officie van Ovidor of Rechter.
voetnoot1)
Deurwaarder
margenoot+
Zijn ordinair loon en extra ordinaire profijten.
voetnoot2)
Boeten
margenoot+
Het ampt van Fejtor.
margenoot+
Deszelfs traktement en profijten
margenoot+
Het officie en loon van den Sergeant-Majoor.
margenoot+
Het ampt, loon en profijten van den Secretaris.
margenoot+
Costumelijke enquete van het bedrijf des Kapiteins en Generaals na het eindigen van hunnen dienst.
margenoot+
Waren beide nevens den Ovidor en Feitor geen Judicature als des Vice-Rey's subject.
voetnoot1)
Rekenkamer.
margenoot+
De Magistraats-Collegie over de Burgerlijke Regering.
voetnoot2)
Regters.
margenoot+
De ampten, bedieningen en belooningen der Viadores.
margenoot+
Het ampt der Juizes of burgerlijke regters.
margenoot+
Het officie van den Procurador en zijn tractement.
margenoot+
Des Secretaris dienst en belooning.
margenoot+
De bediening der Almotaseyes.
margenoot+
Het ampt van Juiz der Orfaons.
margenoot+
Het Tommagons ampt en deszelfs profijten.
margenoot+
Het ampt van Bandara en deszelfs nuttigheid.
margenoot+
Het Sjahbandaars ampt en loon.
margenoot+
Het officie en loon van den Alrade de Mar.
margenoot+
Het ampt van Kapitein-Mór der zwarte burgers.
margenoot+
Descriptie van de Alfendega.
margenoot+
Tol van de inkomende goederen.
margenoot+
Tol van uitgaande waren.
margenoot+
De tollenaars ampten.
margenoot+
Den Juiz de Alfandega zijn tractement en profijt.
margenoot+
Den tolschrijver en zijn loon.
margenoot+
Den contador en zijn tractement.
margenoot+
Den weger en zijn loon.
margenoot+
De wachters en hunne belooning.
margenoot+
De betaling der tollen en het gasteren van dien.
margenoot+
Notitie der inkonsten.
margenoot+
De decimos van 's lands vruchten.
margenoot+
De forus van de erfgronden, tuinen enz.
margenoot+
De accijns van arak.
margenoot+
Het hoofdgeld.
margenoot+
Het ankergeld.
margenoot+
Het pas-cedels loon.
margenoot+
Malakka's dominatie ter zee en het kwade gevolg van dien.
margenoot+
Bedwang der Indiaansche negotianten en schadelijke consequentie.
margenoot+
Het prijsselijk remedium tot floratie van Malakka.
margenoot+
Notabel gebruik en faveur der populatie.
margenoot+
Bekwaam middel tegen zeerooverij en straf van dien.
voetnoot1)
Elders ook Saletters en Salicetters genoemd, mogelijk van Salsette op de vaste kust van Indie.
margenoot+
Wat armada da rima ordinair in Malakka gehouden werd.
margenoot+
Het tractement van het zeevolk, Kapiteins, enz.
margenoot+
Met wat Indiaansche Prinsen Malakka in alliantie en vijandschap was.
margenoot+
Der Portugezen dominatie vóór der Nederlanders komst in Indie.
margenoot+
Aanwijzing dat Malakka's welstand alleen in trafiquen bestond.
margenoot+
Waarvan het voornaamste trachten te noteren.
margenoot+
Particuliere notitie van Malakka's verleden trafiquen.
margenoot+
Van den handel met de naaste en omgelegen landen.
margenoot+
De waren van deszelfs courante prijs.
margenoot+
Wat de omliggende plaatsen uit Malakka trokken.
margenoot+
Hoedanige waren van de Oostelijk gelegen eilanden kwamen en derzelver prijs.
margenoot+
Wat ze voor retouren trokken.
margenoot+
Negotie met Siam en Cambodia.
margenoot+
Van den handel tusschen Manilha en Malakka.
margenoot+
Wat koopmanschappen van Macao kwamen en hunne prijzen.
margenoot+
Hoedanige uit Malakka derwaarts gingen.
margenoot+
Den handel van de kust van Indien.
margenoot+
Wat van Malakka derwaarts werd gevoerd.
margenoot+
Geen of weinig handel met Ceilon.
margenoot+
De voornaamste kleden handel met Negapatam en St. Thomé
voetnoot1)
Orang Kling, bewoners van de kust van Indie.
margenoot+
Wat van Malakka derwaarts ging.
margenoot+
Van den handel met Bengalen.
margenoot+
Retouren derwaarts.
margenoot+
Geen negotie met Arracan.
margenoot+
Notabele handel met Pegu.
margenoot+
Bekwame order op de munt, maat en gewigt.
margenoot+
Notitie van het geld en munt.
voetnoot1)
Vara? maar dit wordt voor lengtemaat gebruikt in Portugal.
margenoot+
Notitie van de maten.
margenoot+
Notitie van het gewigt.
margenoot+
Besluit van de discriptie der trafiquen.
margenoot+
Discriptie van Malakka's nederen ondergang.
margenoot+
De stad van de Nederlanders vergeefsch belegerd, doch allengskens geswakt, bekommerd en benaauwt.
voetnoot1)
Cornelis Simonz. van der Veer. Zie aant. 7.
margenoot+
Betrachte remedien van de burgerszonder vracht.
voetnoot2)
(noodige?)
voetnoot1)
30 Sept. 1639. Zie aant. 7.
margenoot+
Malakka facil te hemagtigen verzuimd.
margenoot+
Wijsselijke vlijt der Portugezen om de stad te victualieren.
margenoot+
De Nederlanders bezetten Malakka, winnen de voorstad en belegeren de fortres.
margenoot+
Werd furieus beschoten en wel gefendeert.
margenoot+
Fout van den Veldheer Adriaen Antonisz.
margenoot+
Groote sterfte in het leger.
voetnoot1)
18 November 1640.
margenoot+
Extrêmen honger en pestilentie in de stad.
voetnoot2)
3 Januarij 1641.
margenoot+
Die met stormen geweldig gewonnen word.
voetnoot1)
Valentijn, deel 5. Stuk I. fol. 339-343.
margenoot+
Groot getal men schen in het beleg gestorven.
margenoot+
Comparatie van Malakka met Jerusalem.
margenoot+
Besluit der discriptien van Malakka's verleden stand.
margenoot+
Discriptie van Malakka's presente getransformeeerde stand.
margenoot+
De gestalte van de fortificatie.
margenoot+
Met hoe veel stukken geschut gemonteert.
margenoot+
Wat ammunitien.
margenoot+
Alle huizen zeer beschadigd en lek.
margenoot+
De beschadigde gestalte van de kerken en kloosters binnen de stad.
margenoot+
De trenchementen en batterijen van het leger enz. niet alle geslegt.
margenoot+
Het Franciscaner klooster, alle buiten kerken en Hermitagies gedestrueert.
margenoot+
Bekwame gelegenheid van de St. Laurens kapel.
margenoot+
Groote destructie van de buiten steden en ressort.
margenoot+
Der Maleyers schadelijk bedrijf.
margenoot+
Malakka's presente bevolking.
margenoot+
Des stad s guarnisoen.
margenoot+
Het getal het zeevolk.
margenoot+
Van Compe lijfeigenen.
margenoot+
Slaven tot dienst der particulieren.
margenoot+
Getal van de blanke en zwarte inwoonderen.
margenoot+
Binnen stads vesten.
margenoot+
In de Noorder voorstad.
margenoot+
Bezuiden de stad.
margenoot+
Langs de rivier.
margenoot+
Nader berigt van Malakka's presente populatie.
margenoot+
Considerabele diminutie van Malakka's inwoonders.
margenoot+
Gevlugte Malakkezen in Nanning en Ringy.
margenoot+
Hoe de inwoonders door Kapiteins worden geregeerd.
margenoot+
Wat subjectie de dorpen Nanning en Ringy betoonen.
margenoot+
De onrust in Nanning gestilt en het verrigten hunner Hoofden te Malakka.
margenoot+
Ringy tot subjectie geneigd.
margenoot+
Het verzoek van de daar gevlugte Malakkezen.
margenoot+
Consideratien op de vredige regering der subjecte dorpen.
margenoot+
Het comportement van de gebuurplaatsen.
margenoot+
De Moarezen frequenteren (Malakka).
margenoot+
De Rambounezen absenteren en de reden van dien.
margenoot+
Bedenking in het misnoegen doen van Rambou.
margenoot+
Discriptie van Malakka's presente regering.
margenoot+
Des Gouverneurs bediening.
margenoot+
Den ontvangen Hurdt en zijn bedrijf.
margenoot+
Den Fiscaal Herbers.
margenoot+
Den Majoor Lamotius.
margenoot+
Den Opperkoopman Verpoorten.
margenoot+
Kapitein Forsenburgh.
margenoot+
Den Sjahbandaar Menie.
margenoot+
Secretaris Hoffcamp.
margenoot+
Het comportement der suppoosten.
margenoot+
De hoedanigheid van de krijgs officieren.
margenoot+
Wat lieden de scheeps officieren zijn.
margenoot+
Den Schipper-Commandeur Baeck.
margenoot+
Den Schipper Mendonck en Aert Fransz.
margenoot+
Schipper Herman Aerentsz.
margenoot+
Een Herman Symonsz., onwaardig tot Schipper bevorderd.
voetnoot1)
Jan van Twist, Opperkoopman; de tijgerin door hem medegebragt, aan K.H. den Prins van Oranje verecrt, hem eene vereering gedaan voor gedane goede diensten.
Ertr. uit de Not. der Verg. van 17en 1639, 24 Sept.
margenoot+
Andere Officieren ontijdig geavanceert.
margenoot+
Den staat der kerk te Malakka.
margenoot+
De tollen en in komsten.
margenoot+
Tollen van in-en uitgaande waren.
margenoot+
Hoofdgeld der vreemdelingen.
margenoot+
Ankergeld.
margenoot+
Pas-cedels
margenoot+
De decimos.
margenoot+
Roeba-roeba.
margenoot+
De forus blijven gesurgeert.
margenoot+
Het maandelijks bedrag der presente inkomsten.
margenoot+
De eigenlijke bediening van den Sjahbandaar.
voetnoot1)
Gezagvoerders van vaartuigen.
margenoot+
Order om alle Indiaansche vaartuigen te Malakka aan te doen leggen.
margenoot+
Het bejegenen, vluchten, bevechten en ontsnappen van eeu Makassaars vaartuig.
margenoot+
Continnatie van de rooverij der Maleische Salettes.
margenoot+
Onze bejegening aan Oengarang en het largeren van 6 geroofde Malakkezen.
margenoot+
Schrijven aan den Laxamana van Johor.
margenoot+
Notitie van de scheepsmagt vóór en omtrend Malakka.
margenoot+
Het veroverde vaartuig.
margenoot+
Aanmerking op Malakka's alliantie met de omliggende Prinsen.
margenoot+
Extrême gierigheid en hoogmoed van Laxamana.
margenoot+
De Koningin en Rijksraden van Atchin.
margenoot+
De Patanische Koningin.
margenoot+
De Koning van Perah.
margenoot+
Den Koning te Quedah.
margenoot+
De Heeren van Salang, Bangary enz.
margenoot+
De Radja's van Siak en Raccan.
margenoot+
De Koningen van Jamby en Indragiry.
margenoot+
Item van veel ander Indraansche vorsten.
margenoot+
Notabele consideratie op de consequinte dominatie van Malakka's conqueste.
margenoot+
Soberen staat van negotie in Malakka.
margenoot+
Restanten bij het kantoor aldaar.
margenoot+
Apparentie tot vendutie van dien.
margenoot+
Wat van Malakka's trafiquen te verhopen is.
margenoot+
Consideratie op den inkoop van peper.
margenoot+
Monopolische inkoop en vendutie van den rijst te Malakka.
margenoot+
Misnoegen der Malakkezen over dit bedrijf.
margenoot+
Schadelijke consequentien van lien.
margenoot+
Notitie van de valuatie der munten.
margenoot+
Abuis in het plakkaat der munt.
margenoot+
Aanmerking op het afzetten der goude munt.
margenoot+
Notitie van maat en gewigt.
margenoot+
Deliberatie en notitie der presente rantsoenen.
margenoot+
Het maandelijke monteren van dien.
margenoot+
Restant van provisien.
margenoot+
Die veel maanden strekken kan.
margenoot+
Notitie van onkosten.
margenoot+
Aanmerking op Malakka's ongezonde lucht.
margenoot+
Consideratie op het trouwen met mestiese vrouwen.
margenoot+
Besluit der diseriptie van Malakka's presenten staat.
margenoot+
Inleiding dezer remonstrantie.
margenoot+
Hoedanig de fortificatie behoord gerepareert te worden.
margenoot+
Wat geschut geligt en te blijven diend.
margenoot+
Hoe de stad gemonteert behoord te worden.
margenoot+
Bosschieters en affuiten noodig.
margenoot+
Met wat middel het ondienstig geschut, uit Malakka te krijgen is.
margenoot+
Wat guarnisoen daar noodig is.
margenoot+
De verdeeling van dien.
margenoot+
Gerequireert secours.
margenoot+
Wanneer het vermeerderen van guarnisoen noodig.
margenoot+
Noodwendige reparatien van paken woonhuizen.
margenoot+
Hoe de kerken best gebruikt kunnen worden.
margenoot+
De groote tot een arsenaal.
margenoot+
De Misericordia tot godsdienst.
margenoot+
De tuin tot vermaak.
margenoot+
St. Paulus kerk tot den dienst Godes.
margenoot+
Het klooster tot een school.
margenoot+
St. Domingo tot een Hospitaal.
margenoot+
St. Anthonio tot een bagne van slaven.
margenoot+
Het Franciscaner klooster tot een Hofstede.
margenoot+
N. S. de Guadaloupe en St. Jeronimo zijn te repareren.
margenoot+
Hoe de stad van Portugezen en Chinezen bewoond kan worden.
margenoot+
Waartoe de Noorder voorstad dienstig is.
margenoot+
Hoe de Zuider voorstad gebruikt kan worden.
margenoot+
Hoe het infecterent moeras nuttelijk te gebruiken is.
margenoot+
De noodwendigheid van eene gracht om de stad.
margenoot+
Het kultiveren van verwoeste hoeven door Chinezen nuttig.
margenoot+
Item van boomgaarden, beemden en rijstvelden aan de Malakkezen.
margenoot+
Eigendom van alle gronden voor de Compe.
margenoot+
Om die bij leening uit te geven.
margenoot+
Hoe de subjecte dorpen dienen geregeerd te worden.
margenoot+
Notabele consideratien op deze materie.
margenoot+
Hoe de gebuurplaatsen gehandelt dient.
margenoot+
Speciaal met Rombou.
margenoot+
Diverse considerabele pointen tot correctie van Malakka's regering.
margenoot+
Het stellen van de Raadspersonen in behoorlijke rang.
margenoot+
Het oprigten van een Collegie der Justitie.
margenoot+
Het ordonneren van een Hoofd over de Portugeesche burgers.
margenoot+
De Kapiteinen der zwarte burgers, vermogen bepaald.
margenoot+
Het stigten van een Weeskamer.
margenoot+
Het ampt van Bandara in wezen te houden.
margenoot+
De inwoonders hunne bezittingen en middelen verzekert.
margenoot+
Het aanwijzen van meerdere correctie pligtelijk geexcuseert.
margenoot+
De Kerk na het Batavia's gebruik te regeren.
margenoot+
Het wegnemen van superstitieuse teekenen nodig
margenoot+
De geheven tollen mogen wel continueren.
margenoot+
Maar de costumen van roebaroeba vernietigd.
margenoot+
Consideratien op het ontvangers en Sabandhaar's ampt.
margenoot+
Aanmerkelijke bedenking op den dwang van het aanleggen van alle Indiaansche vaartuigen te Malakka.
margenoot+
Het Portugeesch gebruik, nopens de overloopers gecontinueert.
margenoot+
Considerabele redenen om een offensive vloot omtrent Malakka te houden.
margenoot+
Deszelfs vereischte hoedanigheid aangewezen.
margenoot+
Getal van het volk en geschut, daartoe benoodigd.
margenoot+
Hoe en waar die bekwamelijkst te gebruiken.
margenoot+
De vrede met alle Indiaansche Vorsten noodwendig geconserveert.
margenoot+
Inzonderheid met die van Johor.
margenoot+
Hoe de dominatie van het Zuider-Indien te bevestigen is.
margenoot+
Twee middelen om Malakka voor de Compe profijtelijk te maken.
margenoot+
De spoedige bevolking.
margenoot+
En het herstellen van de trafijken.
margenoot+
Considerabele bedenkingen op de repeupulatie.
margenoot+
Het aanlokken van allerlei Indiaansche natien.
margenoot+
Het verzenden van de onnutte Portugezen.
margenoot+
Het civiel traktement van de Malakkezen.
margenoot+
Het vergunnen van de exercitie der Roomsche religie.
margenoot+
Het weren van Monopolien.
margenoot+
Het stellen van order op de Basâr.
margenoot+
Malakka's frequentatie de Indianen onvermijdelijk.
margenoot+
De komst van Chineesche jonken zeer dienstig.
margenoot+
Bedenken op het bloeijen van Batavia en Malakka.
margenoot+
Aanmerking op het herstellen der trafijken.
margenoot+
Onderzoek door Compe dienaars in Malakka te doen.
margenoot+
Het zaaijen en planten geeft hoop van vrucht.
margenoot+
Het zenden van een dienstig en profijtelijk cargasoen.
voetnoot1)
Orang Kling.
margenoot+
De sortimenten van Choromandelse kleeden aangewezen.
margenoot+
Het monteren van den inkoop en apparent profijt.
margenoot+
Welke waren van Malakka te trekken zullen zijn.
margenoot+
Hoedanige voor de Compe alleen gereserveert.
margenoot+
Voorslag en bedenken op den tinhandel van de Maleysche Zuid-Westkust.
margenoot+
Besluit op het... ken der Malakse trafijken.
margenoot+
Het continueren van maat en gewigt dienstig.
margenoot+
Consideratie op de valuatie van de munt en nodige reformatie van dien.
margenoot+
De Basaroucos en derzelver (aan) munting nodig.
margenoot+
Diverse nodige zaken voor Malakka.
margenoot+
Het opkomen en verwisselen van jachten.
margenoot+
Het zenden van scheeps-timmerlieden.
margenoot+
Het versterken van het guarnisoen.
margenoot+
Het sturen van metselaars, huistimmerlieden, steenhouwers, ketting slaven en kalk.
margenoot+
Het voldoen van de geeischte provisien.
margenoot+
Het ontbrekende aan de advyzen van Malakka gewezen.
margenoot+
Het besluit van de remonstrantie.
margenoot+
Generale conclusie dezer relatie.
voetnoot1)
Ook wel geschreven Batoesouwer en Batoesabar.
voetnoot1)
Van bitjâra: beraadslagen.
voetnoot1)
Hij die gebiedt.
voetnoot2)
Wijs en schrander.
voetnoot1)
Magtig, dapper, die vermaard is.
voetnoot1)
Zie Aant. 41.
voetnoot1)
Volgens een andere lijst.
voetnoot1)
Bl. 185, 190.
voetnoot2)
Bl. 195.
voetnoot1)
Bl. 155, 156.
voetnoot2)
Bl. 166, 167.
voetnoot3)
Bl. 180, 181.
voetnoot4)
Bl. 184, 185.
voetnoot5)
Bl. 194.
voetnoot6)
Bl. 112-115.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Pieter Arend Leupe

  • A. Hurdt

  • C. van der Lijn

  • Justus Schouten


landen

  • over IndonesiĆ«

  • over Portugal


datums

  • 1640

  • 1641

  • 1636

  • 1637

  • 1638

  • 1639

  • 1640

  • 1641

  • 5 januari 1641

  • 28 januari 1641

  • 24 januari 1641

  • 4 januari 1642

  • 7 september 1641

  • 12 december 1637

  • 19 mei 1640

  • 4 augustus 1640

  • 24 april 1640

  • 25 april 1640

  • 27 april 1640

  • 1 augustus 1639

  • 11 oktober 1640

  • 20 oktober 1640

  • 28 november 1641