1. Christina Leonora de Neufville, 1713-1781.
Bespiegelingen voorgesteld in dichtmaatige brieven, Amsteldam 1762. Van de zeven brieven in dit boek zijn er drie van Voltaire, door Christina vertaald en van commentaar voorzien (De gelyke geluksbedeeling in ieder levensstand; De vryheid van den wil; De afgunst). Hieraan voegde zij vier brieven van zichzelf toe: De drift en de dwaling; De samenleving; De ijdelheid der waereld; De onstoffelykheid en onstervelykheid der Ziele. Haar gedachten zijn op zichzelf minder interessant dan het feit dat ze het aandurft met Voltaire in discussie te gaan en dat ze zo goed op de hoogte is van het contemporaine wetenschappelijke denken. Dit laatste blijkt o.a. uit deze schitterende curieuze noot bij de brief over de Samenleving, waarin zij uitlegt hoe volgens haar de zwaartekracht werkt.
De aantrekkracht of zwaartekracht, 't geen het zelfde is, alleen met dit onderscheid, dat, van het ligchaam; 't welk het middelpunt der zwaarte in zich heeft, en waar naar toe de andere ligchamen zich beweegen, gezegd word, de aantrekkracht in zich te besluiten: terwyl men de beweeging der ligchamen om dat middelpunt zwaartekracht noemt: zo trekt de Zon de Aarde aan; en zo weegt de Aarde op de Zon; en dat wel in evenredigheid van de hoeveelheid harer stoffe.
Langs dezen weg heeft de Heer Newton het algemeen middelpunt der zwaarte van de Zon, met alle de om haar lopende Planeeten, gevonden; vindende hun algemeen middelpunt der zwaarte zeer naby de zon te zyn. Men moet de beweeging der stof van de stof zelf wel onderscheiden, om dat de beweeging niet in het wezen van de stof gegrond is, maar dat zy 'er aan medegedeeld word. Want indien de beweeging in het wezen der stof gegrond ware, dan zouden alle stoffen zwaar zyn, dat met de ondervinding strydig is: 't is waar de ligchamen, op onze Aarde, hebben wel hun richting naar deszelfs middelpunt, en wegen daar op, naar mate dat zy veel eigene stoffe hebben; [...] maar de zwaarte vermeerdert in de ligchamen als zy vallen; en dit strekt ten bewyze dat 'er een zwaarmakende stoffe is, die zelf niet zwaar is, schoon zy de ligchamen naar de Aarde stuwt of doet bewegen. Deze moet een vloeistof zyn, bestaande in zeer fyne deelen: om dat zy de kleinste deelen van de ligchamen aanraakt: want de proeven doen blyken dat de zwaarmakende stof, naar de dichtheid der ligchamen, en