- Nu... ik wou je er dan een geven.
Carel keek haar aan, verheugd, maar verbaasd, en wat ongeloovig. - Nee, ik meen 't. In Amsterdam durfde ik 't niet goed aan. Daar is 't te druk, en daar zou je er ook niet veel pleizier van hebben gehad. Maar hier is 't wat anders. Je kan 't hier in de tuin gemakkelijk leeren. En overal heb je mooie paden. De Amersfoortsche weg is vlak bij...
Carel had zich opgericht in vol enthousiasme.
- Ha, ja, 'n fiets. Ik leeren, gauw... en dan ga... overal. 'n Fiets. Wanneer koop Ma?
- We kunnen er morgen wel eens naar zien.
- O, ja. Ik mee-gaan, Ma? Ma, ik mee-gaan? Ik uitzoeken? 'n Roode... wat denk, Ma? 'n Zwarte?
- Je mag zelf kiezen, wat je 't mooiste lijkt.
Carel had zijn handen gevouwen, en zat zich te herinneren, wat hij wel eens van een fiets had gehoord, en telkens, als hem iets te binnen schoot, sloeg hij zijn gevouwen handen op zijn knie.
- 'n Rem... ja... 'n rem! en zadel, leer, Ma? En vliegwiel, heet zoo niet, Ma?
- Bedoel je 'n freewheel?
- Ja, vriegwiel, krijg óok, Ma?
- Ja.
- Wil niet... stuur zoo... gebogen, Ma... recht véél mooier, véél mooier, vind Ma niet?
- Zoo'n gebogen stuur is, geloof ik, heel gemakkelijk, maar we zullen 't wel 's vragen, zei Charlotte, met blijdschap ziende in Carel's geanimeerd gezicht. Zeg, Carel, weet je nog wel, hoe we, toen we hier in '91 voor 't eerst waren, de boeren op houten fietsen naar de markt zagen rijden?
- Ja! gierde Carel. Klompen aan!
- Ja, met hun klompen zaten ze er op, en met 'n hengselmand aan hun arm.
- Ik niet, houten fiets! ik niet, hoor!
Het was, of er, bij Card's lach, zich iets in Charlotte's strakke ziel ontspande. Zij hief haar hoofd wat rechter, het drukkend besef, dat haar kind zich ongelukkig voelde, was haar voor een wijle ontvallen.
Altijd, altijd had zij een dringende behoefte gevoeld, om goed voor haar jongen te zijn, om hem véel liefde te geven... ach, hij,