‘Voor mij maar een heel klein stukje!’, riep Madeleine.
‘Ik hoef eigenlijk helemaal niks,’ zei Inge.
‘Wat een onzin, jullie moeten toch eten,’ zei Cobi. Zelf slikte ze haar stukjes vis maar moeizaam door, steeds met het gevoel of het beest nog rauw smaakte en nog maar net in de rook gestikt was. Het kwam misschien door de 0,2 liter Moselwein die ze toen de forel kwam net op had.
Albert at onverstoorbaar. ‘Gek dat er geen groente bij is,’ zei hij alleen maar. ‘Dát is natuurlijk de groente, Pap,’ zei Inge, naar de peterselie op de aardappelen wijzend.
De kinderen talmden en namen minieme hapjes van hun vis. Vier paar dode ogen leken hun vanuit de borden aan te staren. Toen ze tenslotte zuchtend zeiden ‘Ik lust ècht niet meer, Mam,’ zei ze alleen ‘Laat dan maar. Ik heb eigenlijk ook niet zo'n honger’ en ze liet de helft van haar vis staan.
‘Wat een verkwisting,’ bromde Albert. ‘We geven toch geen 60 Mark uit om alles weer terug te sturen.’ Hij at de rest van haar vis nu ook op en ook nog een stukje van die van de kinderen. ‘De vis is best,’ zei hij, ‘wat mankeert eraan?’.
Nu maar een behoorlijk dessert nemen als compensatie. Ze konden wel eens vanilleijs bestellen met warme chocoladesaus, een dessert dat ze de hele voorafgaande week te prijzig hadden gevonden. Maar het Fräulein verontschuldigde zich. Ze hadden helemaal geen dessert meer, ook geen ijs. Zo op het eind van het seizoen hadden ze niet zoveel voorraden meer en de Hollandse herfstvacantie was voor hen als een complete verrassing gekomen. Op zóveel Hollanders hadden ze niet gerekend en iedereeen wilde ijs... Een kopje koffie was het enige. Misschien een likeurtje erbij?
De kinderen waren teleurgesteld. ‘Laten we ergens anders het dessert nemen,’ opperde Cobi, maar Albert verklaarde dat hij nu eindelijk wel zin in zijn bed had. De kinderen hadden toch nergens meer trek in, zei hij, anders hadden ze hun vis niet laten staan. Ze ging opeens kaarsrecht zitten, haar ogen vlamden. ‘We gáán ergens ijs eten,’ zei ze, haar stem snerpend, ze hoorde het zelf. Aan de omringende tafeltjes werd het opeens stil. Iedereen tuurde op zijn bord, spitste zijn oren. Albert zei niets, keek haar alleen maar aan.
‘We hoeven geen ijs hoor, Mam,’ zei Madeleine, met verschrikte