Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 10 (1988) (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

(1989)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Handelingen Tiende Colloquium Neerlandicum. Colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 255]
[p. 255]

Carolus Clusius - Een Nederlandse geleerde in de Hongaarse cultuurgeschiedenis
Erzsébeth Mollay

Dat deze 17de-eeuwse geleerde geen onbeduidende persoonlijkheid was, kunnen we onder meer concluderen uit het feit dat één van zijn werken in 1983, 400 jaar na het ontstaan, in facsimile weer uitgegeven werd, zelfs in samenwerking tussen academische uitgeverijen van twee landen: de Akademische Druck- und Verlagsanstalt Graz en de uitgeverij van de Hongaarse academie van wetenschappen. De facsimile-uitgave werd begeleid door studies van geleerden die verschillende wetenschappen en verschillende naties vertegenwoordigen: botanici, historici, filologen uit Nederland, Italië, Joegoslavië, Oostenrijk en Hongarije. Dit werk (zie Bibliografie) is de eerste wetenschappelijke beschrijving van de paddestoelen van West-Hongarije, waarmee Clusius de grondlegger van de mycologie werd.

Ik wil hier niet ingaan op Clusius' verdiensten als mycoloog; de bedoeling van de facsimile-uitgave en de begeleidende studies was ook veel omvattender. Zijn leven en werk is fascinerend omdat we door de kennismaking ermee in een netwerk van wetenschappelijke en culturele contacten worden binnengeleid dat heel Europa verbindt.

 

Clusius is geboren in de Zuidelijke Nederlanden: in 1526 in Atrecht (thans Arras in Noord-Frankrijk), en overleden in de Noordelijke Nederlanden: in 1609 in Leiden, waar hij in dienst stond van de universiteit en de hortus botanicus.

Zijn leven is een roman. Studerend en vorsend bereisde hij heel Europa en voor verschillende landen heeft hij wetenschappelijk werk van blijvende waarde verricht. Het rondzwerven begon reeds in zijn studententijd. Volgens de gewoonten van zijn tijd studeerde hij verschillende wetenschappen aan verschillende universiteiten. Eerst rechten in Gent, Leuven en Marburg, dan filosofie in Wittenberg. In Montpellier begon hij met medicijnen en door de medicijnenstudie kwam hij in aanraking met de plantkunde omdat de plantkunde toen nog volledig in dienst stond van de geneeskunde: de medicijnen werden uit geneeskrachtige planten vervaardigd. Van nu af reisde Clusius om planten te leren kennen

[pagina 256]
[p. 256]

en die te beschrijven. Hij vertaalde ook het Kruidenboek van zijn bekende landgenoot Dodonaeus uit het Nederlands in het Frans. Van de bekende Duitse bankier Fugger kreeg Clusius de opdracht zijn twee zoons op hun reis naar Spanje en Portugal te begeleiden. Het resultaat van deze reis was de eerste wetenschappelijke beschrijving van de flora van het Iberisch schiereiland. Twee jaar verbleef Clusius in Engeland en verkeerde daar in de hoogste politieke en wetenschappelijke kringen.

Hoe kwam Clusius in Hongarije terecht en wat waren zijn bezigheden daar? Als protestant werd hij in zijn vaderland vervolgd. Toen zijn vader op tachtigjarige leeftijd zijn hele vermogen verloor en kort daarna stierf, en nadat de Spanjaarden zijn woonplaats Mechelen hadden verwoest, gaf hij graag gevolg aan de uitnodiging van keizer Maximiliaan II van Habsburg om naar het hof te Wenen te komen. Hier vond hij geloofsvrijheid, financiële zekerheid en een geleerd gezelschap, wat zeer inspirerend was. Aan het hof van Maximiliaan II, keizer van Oostenrijk en Hongarije, verzamelde zich een schaar van geleerde mannen van naam. Om maar enkelen te noemen wegens hun betrekkingen tot de Nederlandse cultuur: in Wenen verbleef toen de reeds genoemde Dodonaeus (1517 Mechelen. - 1585 Leiden), werkzaam als lijfarts van de keizer. Hofhistoricus van de keizer was de Hongaarse humanist Joannes Sambucus (1531 Nagyszombat, thans Trvna in Tsjechoslowakije - 1584 Wenen), die zich ook als arts, dichter, editeur van kritische tekstuitgaven en verzamelaar van boeken, handschriften en kunstwerken een naam verwierf. Deze Hongaarse humanist heeft met zijn emblemata ook in de geschiedenis van de Nederlandstalige literatuur een rol gespeeld. Zijn Latijnse emblematabundel verscheen in 1564 bij Christoffel Plantin in Antwerpen en twee jaar later werd ook de Nederlandse vertaling ervan (door M.A. Gillis) uitgegeven. Het woord vooraf van Sambucus werd, door de bewerking van Gillis, de eerste theoretische verhandeling over emblemata in het Nederlands, die ook op de grootste dichters van de 17de eeuw invloed heeft gehad. Van de originele Latijnse emblematabundel zijn in het museum Plantin-Moretus vier edities te vinden, bovendien zijn er nog twee Leidse edities bekend. Over het bewogen leven en de veelzijidge werkzaamheden van deze Hongaarse humanist en over zijn contacten met beroemde Zuidnederlandse geleerden zoals Clusius, Justus Lipsius en Nicasius Ellebodius - laatgenoemde als filoloog en medicus werkzaam in de Duits-Hongaars-Slowaakse stad, thans Bratislava in Tsjechoslowakije - is een uitvoerige verhandeling te lezen in het tijdschrift Ons Erfdeel (1981) van de hand van dr. Antal Sivirsky. Sambucus was ook de man die erop had aangedrongen dat Clusius naar Wenen werd uitgenodigd en die de Nederlandse geleerde met de geschiedenis van Hongarije bekend maakte.

[pagina 257]
[p. 257]

In Wenen raakte Clusius ook bevriend met de Hongaarse magnaat Boldizsár Batthyányi, adviseur van de keizer, een interessante persoonlijkheid in de Hongaarse cultuurgeschiedenis. Deze vriendschap was voor het wetenschappelijk werk van Clusius in Hongarije van het grootste belang. Clusius verbleef - met kleine onderbrekingen - van 1573 tot 1588 in Oostenrijk en Hongarije. Daarvan bracht hij een aanzienlijke tijd als gast van Batthyányi op diens landgoed door, in zijn kastelen in Németújvár en Szalónak (thans Güssing en Schlaining in Oostenrijk). Batthyányi was een veelzijdig man: succesvol veldheer in de strijd tegen de Turken, maar daarnaast ook beoefenaar van wetenschappen, vriend en mecenas van geleerden. Hij sprak verscheidene talen en had een waardevolle bibliotheek verzameld. Hij stond ook in contact met de kring van Pieter Breughel de Oudere. Het was niet pure menslievendheid die Batthyányi ertoe bewoog Clusius in zijn huis uit te nodigen. Hij stelde het zeer op prijs dat hij door de vriendschap met de Nederlandse geleerde als het ware met de hele geleerde wereld van Europa in contact kwam. Zijn gastvrijheid was nochtans een noodzakelijke weldaad. Toen keizer Maximiliaan II in 1576 stierf en onder zijn opvolger, de katholieke Rudolf II, de protestanten aan het hof in ongenade vielen, raakte Clusius in vooral financiële moeilijkheden. Toen heeft deze geleerde Hongaarse magnaat het Clusius mogelijk gemaakt in West-Hongarije te blijven en zijn wetenschappelijk werk af te maken.

Wat was het wetenschappelijk werk dat Clusius in de Hongaarse streken had verricht? Op het landgoed van Boldizsár Batthyányi wonend maakt hij - begeleid door de hofprediker van Batthyányi en soms de landheer zelf - excursies door West-Hongarije. Zij verzamelden en beschreven planten en paddestoelen, en tekenden ook de volksnamen ervan op in de talen van de daar wonende bevolking: in het Hongaars, Duits en Servo-Kroatisch. De volgende werken waren het resultaat van hun onderzoek:

 

1. Een boek getiteld Rariorum aliquot Stirpium, per Pannoniam, Austriam & vicinas quasdam Provincias observatorum Historia, Antwerpen, 1583. Dit is de eerste beschrijving van de flora van Midden-Europa, en tevens grondlegging van de moderne botanica, waarvoor kenmerkend is dat die niet meer uitsluitend de geneeskunde dient, maar een autonome wetenschap is.

 

2. Een aanhangsel van het eerstgenoemde werk: Stirpium nomenclator Pannonicus, bekend in twee uitgaven: Németújvár, 1583 (in de drukkerij van Batthyányi) en Antwerpen, 1584 (door Plantin). Dit is een lijst van plantnamen, waarin naast 340 Latijnse namen, de Hongaarse en soms de Duitse en Servokroatische volksnamen van de planten staan. Er zijn zelfs Vlaamse plantnamen te vinden, bij voorbeeld ‘Armerius vulgaris flo. rubro, quod

[pagina 258]
[p. 258]

Belgae Keykens appellant...’ (Omdat hier noch de Latijnse noch de Hongaarse naam eenduidig één bepaalde plant aanwijst, is het juist de Vlaamse naam die bij het bepalen van de betrokken plant helpt.)

Beide werken zijn waardevolle bronnen, niet alleen voor de plantkunde, maar ook voor de taalkunde (voor de naamkunde bij voorbeeld de talrijke plaats-, rivier- en bergnamen), verder voor de folklore (opgetekende sagen die in verband met bepaalde planten in de volksmond leven) en voor de etnobotanica (het gebruik van de planten in de volksgeneeskunde).

 

3. Het derde werk is de reeds genoemde beschrijving van de paddestoelen van West-Hongarije, getiteld Fungorum in Pannoniis observatorum brevis historia, Antwerpen, 1601, waarvan de wetenschappelijke waarde eveneens verhoogd wordt door de vermelding van vindplaatsen en volksnamen.

 

Bij dit derde werk hoort nog iets dat een bijzondere vermelding waard is: de illustraties. Batthyányi heeft op eigen kosten een kunstschilder laten komen - volgens de onderzoekingen waarschijnlijk een neef van Clusius, genaamd Essaye le Gillon, die ook aan het Weense hof werkte - om van de beschreven paddestoelen afbeeldingen te laten schilderen. De afbeeldingen in dit soort werken dienen niet alleen ter illustratie, maar ze vormen een onontbeerlijk onderdeel bij het beschrijven en determineren van de paddestoelen. De aquarellen van Gillon beelden de paddestoelen af op een manier die ook de moderne mycologische werken eigen is, bij voorbeeld de hoed ook van onderen enzovoort. Deze aquarellen hadden een avontuurlijk lot. Zeker is dat Clusius ze aan de drukkerij Plantin heeft doen toekomen, maar daar zijn ze zoekgeraakt - het boek is uiteindelijk met minder geslaagde houtgravures verschenen. Deze aquarellen zijn later in de 17de eeuw onverwacht en onverklaarbaar in Leiden voor de dag gekomen en nu worden ze in de Universiteitsbibliotheek van Leiden onder de naam Clusius Codex bewaard.

Bibliografie

CAROLUS CLUSIUS, Fungorum in Pannoniis observatorum brevis historia et Codex Clusii. Mit Beiträgen von einer internationalen Autorengemeinschaft. Herausgegeben von Stephan A. Aumüller und József Jeanplong. Akadémiai Kiadó, Budapest - Akademische Druckund Verlagsanstalt, Graz, 1983.
 
SIVIRSKY, A. ‘De Nederlandse emblemata van de Hongaar Sambucus’, in: Ons Erfdeel, 24 (1981) 5, p. 729-736.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 2 september 1988

  • 3 september 1988

  • 1 september 1988

  • 31 augustus 1988

  • 30 augustus 1988

  • 29 augustus 1988

  • 28 augustus 1988


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Erzsébet Mollay

  • over Carolus Clusius


landen

  • over Hongarije