Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een surprise.
Tooneelstukje in één bedrijf.

Personen:

GEORGE. - BETSY, zijn vrouw.
(Een gezellige kamer bij avond. Een klein tafeltje met damspel links. Een haard rechts. Daarachter een grootere tafel met een paar glazen, etc. Achter het kleine tafeltje een canapé, ervoor een stoel. George zit op de canapé. Zijn vrouw komt juist binnen.)
Betsy.

Ziezoo, de meid is weg om thuis Sinterklaas te vieren, en nu blijven wij met ons beidjes alleen. Vindt je het niet gezellig, mannetje? Onze eerste Sinterklaas sedert we getrouwd zijn.

George.

't Is een pyramidaal idee van je, om de meid nu ook weg te sturen. Dat kind zit met Sinterklaas ook liever in den grooten kring van haar familie, dan hier in de keuken. Maar als er nu surprises komen, moeten wij ze dan zelf maar aannemen?

Betsy.

Surprises komen? En ik heb die van jou al beet, en jij de mijne! Die van de oudelui komen per post en dat zal wel morgen worden. Maak je nu maar geen illusies, mannetje. Wees maar blij met mijn pantoffels, straks krijg je nog een glaasje wijn en een stukje boterletter, en nu kom je eens zoet een spelletje met me dammen.

George.

Komaan dan maar

(met een blik naar de tafel, waarop de boterletters etc.)
. Zoo, heb je de nieuwe glazen al in gebruik genomen? Ze zijn nog niet eens betaald.

Betsy.

Omdat het vanavond Sint Nicolaas is, mag jij nu eens een glas gebruiken van de twaalf die Sint Nicolaas mij gestuurd heeft en die mijn man nog betalen moet.

George
(loopt langs de tafel en kaapt een stukje boterletter).

Je bent toch roekeloos om alles zoo in eens in gebruik te nemen.

Betsy
(grijpt naar het stukje).

Wel jou snoeper. Leg neer, gauw! Nu nog niet, hoor! De boel hoeft niet op.

George.

Hè Bets, zoo'n klein stukje

(hapt even)
.

Betsy.

Je krijgt er straks een minder, hoor!

George.

Samen deelen?

(houdt haar de helft voor).

Betsy.

Schaamt ge je niet? Eet het nu maar op. Je zet den avond goed in. Kijk eens, daar heb je er nog een stukje bezijden gegooid ook. Een vlek op tafel!

(eet het op).
Ziezoo, nu zijn we weer quitte. Kom nu eens bij me zitten.

George
(laat zich meetrekken, zuurzoet).

Hé ja, nu gaan we dammen!

Betsy

Ja, gezellig hè!

(Zij zet een paar schijven. Dan komt ze al pratende op de canapé naast hem zitten).
Wat zijn wij toch practische menschen, vindt je niet?

George.

Hoe zoo!

Betsy.

Wel, een andere man zou zijn vrouw misschien met Sinterklaas allerlei onnutte en dure dingen geven, als broches, armbanden, ringen, waar je toch niets aan hebt, en jij hebt zoo juist geraden wat ik noodig had. 't Is of ge in de kasten gekeken hadt. Of weet je dat er verleden week zes glazen tegelijk gebroken zijn?

[pagina 296]
[p. 296]
George.

Wel neen, daar weet ik niets van. Zoo iets merkt een man niet op, daar hoort hij niets van.

Betsy.

Nu, een brombeer van een man had het toch wel gehoord, want het heele blaadje met glazen en al gleed van de rechtbank op den steenen vloer van de keuken. Jij zat net de krant te lezen.

George.

Gut, en ik heb er niets van gehoord.

Betsy.

Ik heb ook aan de meid gezegd, dat ze niets vertellen mocht, want anders had je misschien wel zuur gekeken, hè?

George.

Nou, of ik.

Betsy.

Zoo pas getrouwd en alles zuinigjes aan te moeten doen, gaat nog, maar dan moet je niet binnen het jaar je halven glasvoorraad breken!

George.

Maar hoe wist jij nu, dat mijn eene pantoffel stuk was?

Betsy
(verbaasd).

Je eene pantoffel? Wel, daar wist ik niets van! Maar ik dacht zoo: een paar pantoffels, en dan eigen werk van zijn vrouwtje, zal hij wel kunnen gebruiken.

George.

En wist je dan niet dat de hond mijn pantoffel half heeft opgegeten?

Betsy.

Is het toch waar?

George.

Ja, en je hadt nog wel gezegd, wel honderdmaal: ‘Man, doe die kast dicht, als je je pantoffels wegzet!’ En nu, een drie weken geleden, had ik het weer vergeten en had de hond er een te pakken. Ik heb de slof met een paar steken zelf weer wat bijgewerkt, omdat ik bang was, dat jij het zoudt merken, want dan had ik natuurlijk gehoord: ‘Zie je nu wel! 'k Heb het wel gezegd, wel honderdmaal! Doe die kast dicht voor den hond!’ Ik wist geen manier om er goed uit te draaien, en de meid durfde ik ook niet in vertrouwen te nemen, want jullui vrouwvolk vertelt alles aan elkaar.

Betsy.

O zoo! Hieldt je daarom den laatsten tijd zoolang je laarzen aan 's avonds? Ja, en dan was het: ‘Die laarzen zitten toch zoo gemakkelijk, Betsy, 't is net of ik pantoffels aanheb.’ En dacht je nu, domme jongen, dat ik daarvan niets merkte? Ik ben direct aan 't snuffelen gegaan en zag je kapotte slof, en toen dacht ik: tot zijn straf zal hij nu drie weken lang 's avonds zijn laarzen aanhouden.

George.

Dus je hebt me maar laten lijden, hè!

Betsy.

Wel ja, waarom gaf je ook niet om de waarschuwingen van je vrouw!

George.

Gaan we nu dammen?

Betsy.

O ja, da's waar ook. Maar man, je hebt je schijven nog niet opgezet

(gaat weer tegenover hem zitten)
.

George.

Moet ik met zwart spelen?

Betsy.

Ja, jij mag beginnen ook. Maar nu goed doen, hoor! Niet den boel door elkaar gooien als je verliest.

George.

Waar spelen we om?

Betsy.

Om... een ons pralines.

George.

O jou, snoepster!

Betsy.

Nou, jij lust ze ook wel

(ze doen een paar zetten)
.

George.

Nu moet jij.

Betsy.

't Is niet, ik heb pas gezet. Jij bent er een kwijt. Ik sla je!

George.

Zou de majoor met zijn dochter ook dammen?

Betsy.

Wel neen, die oude brompot zit nu bij den haard met een grogje, en zijn dochter, dat arme kind, leest zeker wat voor en slikt goedmoedig zijn grimmige opmerkingen over Sinterklaasonzin en surprises-flauwe-kost.

George.

Hoelang wonen zij nu al over ons?

Betsy.

Een halfjaar, denk ik. Het is toch zoo'n lief kind, die Rika, zonde voor haar om alleen zoo'n grimmigen brombeer op te moeten passen.

George.

Wie weet hoe goed de man is!

Betsy.

De majoor? 't Is een ongelikte vuurvreter.

George.

't Is toch jammer, dat er geen man om Rika komt. Je ziet er nooit iemand uit- of ingaan.

Betsy.

Toch geloof ik wel, dat er iemand werk van haar maakt, en dat het arme kind in stilte lijdt.

George.

Zoo, hoe weet jij dat nu? Jullui vrouwen knoopt altijd een romantisch lijden vast aan het alleen-zijn van een jong meisje en een ouden vader. Zij past hem op, verzorgt hem, dat is haar kinderplicht.

Betsy.

Och, hoe lief! Alsof een meisje van twee- drie-en-twintig jaar niets anders denkt. Ik weet, dat een zeker heer geregeld hier voorbijkomt; elken dag tweemaal, en dan zit zij voor 't raam, en zij groeten elkaar.

George.

Maar kind, hoe weet je dat? Ik heb Zondag den geheelen dag in de voorkamer voor 't raam gezeten en heb niets gemerkt.

Betsy.

En Zondag is hij niet twee-, maar driemaal voorbijgegaan, en zij wuifde hem toe.

George.

Ja, er zijn Zondag wel honderd menschen voorbijgegaan en daarvan hebben wel vijftig voor het huis van den majoor gegroet, maar van geen een heb ik opgemerkt, dat achter dien groet meer zat dan een gewone beleefdheid.

Betsy.

Jullui mannen zijn ook zoo dom in dat opzicht. Ik geloof, als jij een paar verraste dat elkaar kuste, dat je dan nog zoudt zeggen: dat is een gewone beleefdheid.

George.

Nu overdrijf je erg, vrouwtje. Maar ik knoop niet direct een roman vast aan alles wat ik zie of hoor.

Betsy.

Maar goed ook, want zulke mannen zijn altijd schrikkelijk jaloersch. En dat ben je niet, is 't wel?

George.

Heelemaal niet.

Betsy.

Maar wie moet er nu zetten? Ik geloof dat het mijn beurt is.

(Slot volgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken