Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem
Afbeelding van Klein kapitaal uit het handschrift-Van HulthemToon afbeelding van titelpagina van Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.35 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans van Dijk

W.P. Gerritsen

Orlanda S.H. Lie

Dieuwke E. van der Poel



Genre

poëzie

Subgenre

verzamelhandschrift


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem

(1992)–Anoniem Hulthemse handschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 86]
[p. 86]

Ene dispitacie tusschen den sone ende den vader
Annelies van Gijsen, Soetje Klerk, Dieuwke van der Poel Universiteit Utrecht

Een vader en zijn zoon discussiëren over de vraag wat het allerplezierigste ter wereld is. Dat is de wijn, zegt de vader, want die maakt je vrolijk en moedig en maakt dat alles wat je doet beter gaat. Welnee, zegt de zoon, dat zijn de vrouwen, want die zijn mooi en aardig en ze bezorgen je vreugde. Vader wil de kwaliteiten van de vrouwen niet ontkennen, maar er komt een moment in je leven dat je meer hebt aan de wijn. Nóóit, zegt de zoon, zal het met mij zover komen, en wie de wijn meer prijst dan de vrouwen, is niet goed wijs. Vader is niet onder de indruk. Laat zijn zoon maar eens met een goed argument komen. De zoon komt met Maria. Omwille van haar moet men alle vrouwen eren, want zij bracht de Verlosser voort. Hoewel hij nog een mooie tegenzet heeft (v. 118-120), moet de vader zich dan toch gewonnen geven.

Op voorhand lag het in de lijn der verwachting dat de vader, de oudere en wijzere, de discussie zou winnen, maar juist hij moet het onderspit delven. Deze uitkomst is des te verrassender als we deze tekst vergelijken met andere debatten uit de Middelnederlandse letterkunde. Het komt namelijk vaker voor dat er een verschil is tussen de gesprekspartners, maar meer dan eens wint dan juist diegene van wie dat ook verwacht kan worden. In Ene dispitacie tusschen enen clerc ende sinen meester, een tekst die ook in het handschrift-Van Hulthem is overgeleverd (F.98R-99R), betoogt de meester dat tGeluc het meeste waard is voor de mens, terwijl de clerc beweert dat tGelt het beste is. Uiteindelijk is het de clerc die bakzeil haalt. In een samenspraak tussen een scalc (boosaardige vleier) en een clerc geeft de scalc niet zelf toe, maar heeft de clerc wel letterlijk en figuurlijk het laatste woord, waardoor de levenswijze van de scalc, die onderwerp van discussie was, veroordeeld wordt.

Het verschil in standpunt van vader en zoon typeert het generatieverschil: elk van hen verdedigt die vorm van genot, die past bij zijn leeftijdsfase. Het denkbeeld, dat het leven van de mens verloopt volgens welbepaalde stadia stamt al uit de Oudheid. Meestal zijn het er vier, die volgens het algemene principe dat alles in de kosmos met elkaar samenhangt, in verband gebracht worden met de vier jaargetijden, de lichaamssappen (bloed, rode of gele gal, slijm, zwarte gal) en de temperamenten (sanguinisch, cholerisch, flegmatisch, melancholisch). De lente, die overeenkomt met de jeugd, wordt in de traditie met Venus verbonden; Bacchus hoort bij de

[pagina 87]
[p. 87]

herfst, de levensfase van de ‘jongere ouderen’. Het gestel van de mens wordt met het verstrijken van de jaren steeds kouder, en koude maakt bangelijk en somber. Vandaar dat het in onze tekst de vader is, die de wijn aanprijst als moedgever en pepmiddel (v. 6-8, 15, 47, 92, 96).

In zijn beroemde traktaat over de liefde De amore libri tres (eind 12de eeuw) bespreekt Andreas Capellanus onder meer, welke personen voor de liefde geschikt zijn. Leeftijd kan een belemmering zijn: na het zestigste jaar van de man en het vijftigste van de vrouw is liefde niet meer mogelijk. Dan begint de natuurlijke warmte zijn kracht te verliezen, en de natuurlijke vochtigheid neemt sterk toe. Dit leidt tot problemen en allerlei kwalen, en er valt dan alleen nog werelds genot te verwachten van lekker eten en drinken.

Ditzelfde idee wordt verwoord in een tekst, die als zelfstandig gedicht in het handschrift-Van Hulthem voorkomt (F.136V-137R), maar die we ook kennen als de aanhef van de proloog bij het tiende boek van de Roman van Limborch. Het lyrische ik beschrijft daarin hoe met het verstrijken van de tijd alles voorbijgaat; hij ondervindt dit aan den lijve, want zijn vespertijt (‘levensavond’) staat voor de deur. Alle genot en vreugde die er voor hem nu nog zijn weggelegd bestaan in eten en drinken, en de liefde kent hij alleen nog van horen zeggen, hoewel hij daar nog steeds veel genoegen aan beleeft.

Een latere collega-dichter, de rederijker Joris van Lis, schildert in zijn nostalgische refrein op de stok Hey hey voerleden tijt waer sidi duere (‘Waar blijft de tijd’) een levendig beeld van zijn zeer amoureuze jonge jaren. In de prince-strofe constateert hij met meer verbazing dan spijt dat hij van lieverlee in Bacchus gelach geraakt is, en dat de wijn hem nu veel beter bevalt dan de liefde. Daar moet hij op zijn oude dag zelfs niet aan denken.

Voor ons gevoel ligt het met elkaar vergelijken van wijn met vrouwen niet erg voor de hand, zeker niet wanneer ze als elkaars alternatief worden voorgesteld. In de Middeleeuwen komt de vergelijking wel meer voor, ook vanuit een andere optiek. In onze tekst is het verbindende element het schenken van vreugde. Elders worden vrouwen en wijn met elkaar vergeleken om hun macht of potentiële gevaar.

Een kwestie van bijbelse herkomst (Ezra 3:3-4) is de volgende: Wat is het sterkste? De disputanten opteren voor respectievelijk de koning, de wijn, de vrouw en de waarheid. Het winnende antwoord luidt, dat de vrouw machtiger is dan de koning of de wijn, maar dat in het licht van de eeuwigheid de waarheid het sterkst is. De vraag sloeg blijkbaar aan; hij wordt - met varianten - besproken door Thomas van Aquino, in Maerlants Spiegel Historiael (eerste partie, boek 3, kap. 15), in het koningsspel in de Roman van Limborch (boek 11, v. 409-466) en in Hadewijchs tweede Rijmbrief.

Traditioneel is ook de vergelijking van vrouwen met wijn - en liefde met dronkenschap - als waarschuwing tegen het gevaar van overdosering. In Maerlants Eer-

[pagina 88]
[p. 88]

ste Martijn (v. 911-923) bijvoorbeeld wordt van vrouwen gezegd, dat ze in wezen goed zijn en vreugde schenken, zoals ook wijn en vuur dat doen. Wie echter geen maat houdt, teveel drinkt, of te dicht bij het vuur komt, haalt zich door eigen schuld schade op de hals.

Onze tekst vertoont dezelfde, exclusief mannelijke visie op de vrouw als genotof consumptie-artikel, vergelijkbaar met wijn. Maar van een vermaning tot maathouden ontbreekt elk spoor: van beide worden hier alleen de positieve kanten belicht.

 

Deze tekst was bedoeld om ten overstaan van een publiek te worden voorgedragen. Het is heel goed mogelijk dat dit door twee personen gedaan werd, waarbij de ene de rol van de vader en de andere de rol van de zoon op zich nam. Dit zal de levendigheid zeker ten goede zijn gekomen. S. Neumeister, die een studie schreef over Oudfranse samenspraken die de liefde als onderwerp hebben, is nog een stapje verder gegaan en sprak het vermoeden uit dat dit soort teksten zelfs door twee dichters gemaakt is, die het debat gemproviseerd zouden hebben ten overstaan van het publiek. Het geheel zou gezongen zijn waarbij de melodie een hulp geweest zou zijn om de woorden in de juiste vorm (strofen, regellengte, rijm) te gieten. Dit is een aantrekkelijke hypothese, maar het bewijs ervoor is moeilijk te leveren.

Literatuur

Een overzicht van de Middelnederlandse disputaties geeft: S. Axters, ‘Over “quaestio disputata” en “quaestio de quodlibet” in de Middelnederlandsche literatuur’. In: Ons geestelijk erf 17 (1943), p. 31-70. ‘Hey hey voerleden tijt waer sidi duere’ van Joris van Lis is uitgegeven als refrein cviii in: De refreinenbundel van Jan van Doesborch. Uitgegeven door C. Kruyskamp. Leiden, 1940. 2 dln. De editie van Ene dispitacie tusschen enen clerc ende sinen meester is: ‘Fragment eener berijmde zamenspraak uit de xiiie eeuw’. In: M. de Vries, Nieuwe werken der Maatschappij der Nederlandsche letterkunde 6 (1844), p. 123-186. De paralleltekst van de Limborch-proloog in Hulthem (‘Die tijt lijdt, ende henen veert’) is uitgegeven door J.F. Willems: ‘Oude rijmspreuken en priamelen’, in: Belgisch Museum 6 (1842), p. 184-217, aldaar p. 210-211.

Voorts is gebruik gemaakt van: J.A. Burrow, The ages of man; A study in medieval writing and thought. Oxford, 1986; S. Neumeister, Das Spiel mit der höfischen Liebe. Das altprovenzalische Partimen. München, 1969. Beihefte zu Poetica 5 en P.L. van Veldhuijsen, ‘“Wat is het sterkste, de wijn, de vrouw, de koning of de waarheid?” Een quodlibetale kwestie van Thomas van Aquino.’ In: Millennium 2 (1988), p. 144-149.

[pagina 89]
[p. 89]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Ene dispitacie tusschen den sone ende den vader
CXV

1[regelnummer]
Berecht mi nu te deser tijt,aant.
 
Vader, oft ghijs wijs sijt,aant.
 
Wat dinghen in die werelt wijt
4[regelnummer]
Gheven mach dat meeste jolijt.
 
Gherne sone, dat es die wijn;
 
Hi doet die lieden vrolijc sijn
 
Ende doet die lieden, dats aenschijn,
8[regelnummer]
Stouter dan een everswijn.
 
 
 
Vader, dat wederseggic trouwen.
 
Alder meest verbliden vrouwen;
 
Si hebben soe sconen aenscouwen,
12[regelnummer]
Elc man verget daerbi sijns rouwen.
 
Sone, scone vrouwen die sijn goet,
 
Maer die goeden wijn indoet,aant.
 
Hem verhoget te male die moet
16[regelnummer]
Ende heeft te vele dinghen spoet.
 
 
 
Vader, dat en es daerjeghen nietaant.
 
Dat een man te hebbene pliet
 
Die sconen vrouwen anesiet,
20[regelnummer]
Want si sijn een vrolijc diet.aant.
 
Sone, haddi den dorst groet,
 
Saegdi den wijn ende den mont roet,
 
Met wien waerdi best bemoet?
24[regelnummer]
Dies seght mi die waerheit bloet.
 
 
 
Vader, ic kore tot allen stonden
 
Die vrouwen metten roden monden,
 
Want soe dochte mi dat ic vonde
28[regelnummer]
Die meester van mijnre ghesonde.aant.
 
Sone, al dunct u nu dat,
 
Dat u vrouwen behaghen bat,
 
Seker ghi wert der noch wel sat
32[regelnummer]
Eer ghi doerwadet mijn ghewat.
[pagina 90]
[p. 90]
 
Vader, hoe moeghdi des ghewaghen!
 
Al waer ic herde out van daghen,
 
Vrouwen souden mi behaghen
36[regelnummer]
Wel als si te voren plaghen.
 
Sone, aldus docht mi van desen
 
Doen ic van uwer tijt mocht wesen,
 
Maer nu es die brief ghelesen.
40[regelnummer]
Haddic den wijn, ic ware ghenesen.
 
 
 
Vader hevet u vergheten
 
Waerom dat vrouwen vrouwen heten?aant.
 
Omdat si vroude onghemeten
44[regelnummer]
Gheven connen, wildijt weten.
 
Sone, ic hebbe u wel verstaen,
 
Maer dat es mi al vergaen.
 
Die wijn doet mi vroude ontfaenaant.
48[regelnummer]
Als men mi scinct den edelen traen.aant.
 
 
 
Vader, een lieflijc opsien
 
Dat mi van vrouwen mach gescien,aant.
 
Willic altoes prisen voer dien
52[regelnummer]
Wijn, salic der waerheit gien.aant.
 
Sone, ic prise meer een gelach
 
Van goeden wine die ic wel mach,
 
Dan dat opsien dat si op mi sach,aant.
56[regelnummer]
Die mi te verblidene plach.
 
 
 
Vader, ghi en doet niet wel,
 
Dat ghi den vrouwen sijt rebel,
 
Die goedertieren sijn ende niet fel;
60[regelnummer]
Daervoer en prisic gheen dinc el.
 
Sone, bi trouwen, ic en ben,
 
Maer op den wijn steet mi mijn sen,
 
Want ic hebbe meerre ghewin
64[regelnummer]
Vanden wine dan van hen.
 
 
 
Vader, volgdi dan ghewinne,
 
Ende wilt laten vrouwen minne,
 
Die ic soe goedertieren kinne,
68[regelnummer]
Soe sidi onwijs van sinne.
 
Sone, soe seldi noch doen
[pagina 91]
[p. 91]
 
Als ghi sijt een out gartsoen,
 
Ende prisen meer des wijns fantsoen,
72[regelnummer]
Dan ghi nu doet der vrouwen perdoen.
 
 
 
Vader, ic en sal nemmermeer,
 
Want ic sprac tot u lanc eer:
 
Ic blive vaster dan een meeraant.
76[regelnummer]
Bi vrouwen, sonder wederkeer.
 
Sone, ic sprac noch als ic sprac,
 
Al sijn vrouwen sonder lac,
 
Vanden wine hebbic gemacaant.
80[regelnummer]
Dat mi aen die vrouwen gebrac.
 
 
 
Vader, noch gemac noch joyen
 
En mach niet soe wel verfroyen
 
Als solaes van goeden vrouwen;
84[regelnummer]
Daer blivic bi, in goeder trouwen.
 
Noch en es gheen feeste volmaect,
 
Daer en sijn vrouwen wel gheraect.
 
Vader, eest dat ghi vrouwen laect,
88[regelnummer]
Soe sidi van vroetscapen naect.
 
 
 
Sone, ic wille vrouwen loven,
 
Want si connen droefheit roven,
 
Maer den wijn prisic daerboven:
92[regelnummer]
Hi can soe blidelike doen hoven.
 
Salic oec, sone, van uwen dingen
 
Der waerheit na den rechte gehingen,
 
Ghi moestet anderssijns toebringen.
96[regelnummer]
Die wijn doet mi soe vrolijc singen.
 
 
 
Vader, die werelt groet ende smal
 
Es van vrouwen comen al.
 
Die vrouwe die ons noch helpen sal,aant.
100[regelnummer]
Si beterde des menschen val.
 
Hierbi salmen vrouwen minnen,
 
Int ere der werder coninghinnen,
 
Want sonder hare, wilt versinnen,
104[regelnummer]
Soe en mach nieman troest gewinnen.
 
 
 
Sone, ic kinne dat tonser vrame
[pagina 92]
[p. 92]
 
Jhesus daelde in Marien lichame,
 
Die edel Gods Sone bequame;
108[regelnummer]
Hi dede daer met af onse blame.
 
Vader, of ghi dat dan kint,
 
Waerom sidi dan soe blint
 
Dat ghi den wijn hier prosentaant.
112[regelnummer]
Boven den vrouwen ende houdt convertent?
 
 
 
Sone, ic kinne voer waerhede:
 
Marien doeghet ende hare gratie medeaant.
 
Bejaghede ons den iersten vrede
116[regelnummer]
Van dien dat Adaem mesdede.
 
Dit es kinlijc ende openbaer,
 
Maer metten brode ende wine claeraant.
 
Maect men Gode in den outaer.aant.
120[regelnummer]
Hiermet scakic u al daer.
 
 
 
Al scaecti mi, ic en ben niet mat.
 
Vader, wanen quam ons dat
 
Anders, dan die Gods Sone trat
124[regelnummer]
In Marien suveren vat?
 
Vader, dit merct ende besiet:
 
En ware ons dat niet gesciet,
 
Dat tsacrament dat ons God lietaant.
128[regelnummer]
En conformeerde men dan niet.
 
 
 
Sone, ghi hebt al waer geseit.
 
Te biddene es si altoes bereit,aant.
 
Maer den wijn prisic, hoe dat geit,
132[regelnummer]
Want hi verhoget al die werelt breit.
 
Vader, gemaect joye ende spelaant.
 
En mach mijn herte niet verfroyen soe wel
 
Als vrouwen, ter doget snel;
136[regelnummer]
Ic en prise daervoer gheen dinc el.
 
 
 
Maria es met sterren ghecroent,aant.
 
Al dat hemelsche heer daer mede verscoent,
 
Si es die alle doghet loent;
140[regelnummer]
Wie haer dient en es niet ghehoent.
 
Sone, dit hebdi wel begonnen,
 
Dat ic mi liden moet verwonnen.
[pagina 93]
[p. 93]
 
Allen vrouwen willic goets onnen
144[regelnummer]
Om ene die gecleedt es met der sonnen
 
 
 
Ende es op die mane gestaen.
 
Laet ons haer wesen onderdaen,
 
Soe moghen wi den loen ontfaen
148[regelnummer]
Die nemmermeer en mach vergaen.
 
Amen.

CXVIII verse.

Aantekeningen

De tekst, die te vinden is op F.100R,b-F.101R,b, werd eerder uitgegeven door J.F. Willems in Belgisch Museum, dl. 5, p. 76-81.

De tekst is in het handschrift gestructureerd d.m.v. hoofdletters en paragraaftekens. De strofenindeling in de editie is gebaseerd op de aanwezigheid van hoofdletters die zich onderscheiden van de andere hoofdletters doordat ze iets groter en dikker zijn; de paragraaftekens zijn in de editie weergegeven door in te springen. Een structurering d.m.v. witregels kent het handschrift niet.

1 Berecht: hoofdletter B, twee regels hoog; alle andere hoofdletters zijn niet meer dan één regel hoog.
2 vader: hs. varder.
14 in doet: hs. die doet; die doorgehaald en geëxpungeerd en in bovengeschreven.
17 Vader, dat en es daer jeghen niet: hs. Vader dat en niet daer jeghen.
20 Want si sijn een vrolijc diet: hs. Want sijn een vrolijc diet.
28 ghesonde: g verbeterd uit w.
42 Na de eerste vermelding van vrouwen een punt.
47 ontfaen: en slecht leesbaar.
48 traen: aen slecht leesbaar.
50 gescien: ien slecht leesbaar.
52 wijn: na dit woord een punt.
55 opsien: hs. op sie.
75 meer: voor dit woord is een woord (mue?) doorgehaald en geëxpungeerd.
79 wine: voor dit woord is hebbic doorgehaald en geëxpungeerd.
99-100 Die... val: Maria maakte de zondeval der mensheid sinds Adam en Eva weer goed door Christus, de Verlosser, ter wereld te brengen.
111 prosent: verschrijving voor priset?
114 doeghet: de eerste e is superscript.
118 brode: boven de o nog een o of e geschreven (Willems, p. 80: brode).
118-19 Maer... outaer: Bij de eucharistie (het sacrament des altaars) veranderen brood en wijn in lichaam en bloed van Christus (transsubstantiatie); dit werd als kerkelijke leer aanvaard bij het vierde Lateraanse Concilie, in 1215.
127 Dat... liet: nl. de eucharistie (vgl. aant. bij v. 118-19).
130 Te... bereit: hier wordt verwezen naar de bemiddelende rol van Maria tussen de mens en God.

[pagina 94]
[p. 94]

133 gemaect: voor dit woord is gh doorgehaald (en geëxpungeerd?); na de doorhaling een verticale streep door de regel.
Willems suggereert dat gemaect staat voor gemac (gemaect, joye ende spel), maar volgens MNW (2, 1308) is de tekst door de interpunctie van Willems bedorven: ‘Men leze: “Gemaect joye ende spel”, d.i. hetzelfde als “joye ende spel maken”. Een znw. gemaect in de zin van “gemak” heeft niet bestaan.’
137-45 Maria... gestaen: Het beeld van Maria, gekroond met sterren, gekleed met de zon en staande op de maan, is ontleend aan Openb. 12; de daar beschreven vrouw, aanvankelijk vooral symbool voor de Kerk, wordt sinds de twaalfde eeuw ook in verband gebracht met Maria.

[tekstkritische noot]1 Berecht: vertel
2 oft ghijs wijs sijt: als u het weet
3 Wat dinghen: wat
4 mach: kan. jolijt: vreugde
7 doet: maakt. aenschijn: duidelijk
8 stouter: moediger
9 dat ben ik zeker niet met u eens
11 aenscouwen: uiterlijk
12 rouwen: verdriet
14 indoet: inneemt
15 zijn stemming wordt veel beter
16 Ende: en hij. spoet: voorspoed
17 daerjeghen niet: niets vergeleken bij
18 Dat: dat wat. pliet: pleegt
20 diet: slag
23 aan wie zou je het meest hebben
24 bloet: onomwonden
25 kore: zou kiezen
28 meester(es) van mijn wel en wee
30 bat: beter
31 krijg je nog wel genoeg van ze
32 ghewat: doorwaadbare plaats

[tekstkritische noot]33 hoe kun je dat zeggen
34 herde: zeer
36 evenzeer als ze altijd al deden
37 van desen: daarover
38 tijt: leeftijd
40 ghenesen: gered, gezond
43 vroude onghemeten: onmetelijke vreugde
46 dat is voor mij allemaal voorbij
48 traen: vocht
49 opsien: blik
50 gescien: ten deel vallen
51 voer: boven
52 gien: zeggen
53 gelach: gelag, onthaal
54 wel mach: graag lust
55 dan de blik die zij me gunde
56 die mij altijd verblijdde
58 rebel: vijandig
59 fel: kwaadaardig
60 daarboven prijs ik niets anders
61 ic en ben: dat ben ik niet
62 sen: zin
63 ghewin: profijt
65 volgdi: streeft u naar
66 laten: nalaten
68 Soe: dan
69 zo zul jij ook handelen
[tekstkritische noot]70 gartsoen: kerel
71 fantsoen: kracht
72 perdoen: gunst
73 dat zal ik nooit (doen)
74 want ik heb u al zo vaak gezegd
75 meer: meerpaal
76 sonder wederkeer: onveranderlijk
78 lac: tekortkoming
79 gemac: genoegen
80 gebrac: ontbrak
81 joyen: plezier
82 verfroyen: verblijden
83 solaes: troost
84 in goeder trouwen: op mijn woord
85 Noch: ook
86 als er geen mooie vrouwen zijn
87 laect: afkeurt
88 dan bezit u geen enkele wijsheid
90 roven: wegnemen
92 hoven: feestvieren
93 dingen: zaak
94 de waarheid recht doen
95 dan zou je het anders moeten bewijzen
97 groet ende smal: geheel en al
100 beterde: maakte goed. val: zondeval
101 Hierbi: hierom. salmen: moet men
102 werder: edele
103 wilt versinnen: bedenk dat wel
104 kan niemand hulp krijgen
105 kinne: erken. vrame: voordeel, geluk
[tekstkritische noot]107 bequame: dierbare
108 Hij wiste daarmee onze zonde uit
109 of: als. kint: erkent
111 prosent: presenteert
112 convertent: van waarde
114 gratie: gunst, genade
115 Bejaghede: verschafte
117 dit is bekend en duidelijk
119 outaer: altaar
120 scacic: zet ik schaak
122 wanen: vanwaar
123 dan: dan dat
124 in het maagdelijke lichaam van Maria
128 conformeerde: bekrachtigde
130 Zij is altijd bereid tot voorbede
131 hoe dat geit: hoe het ook gaat
132 verhoget: verheugt. breit: wijd
133 het maken van plezier
134 mach: kan. verfroyen: plezieren
135 ter doget snel: geneigd tot deugd
136 daervoer: daarboven. el: ander
138 heer: schare. verscoent: wordt mooier
140 en... ghehoent: komt niet bedrogen uit
141 begonnen: aangepakt
142 zodat ik mij gewonnen moet geven
[tekstkritische noot]143 onnen: gunnen
146 onderdaen: gehoorzaam
147 moghen: kunnen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Het Hulthemse handschrift


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Ene dispitacie tusschen den sone ende den vader

  • Ene dispitacie tusschen den sone ende den vader


auteurs

  • Annelies van Gijsen

  • Dieuwke E. van der Poel

  • Soetje Oppenhuis de Jong