Afschrift.
Haarlem, 12 November 1929.
Aan Zijne Excellentie de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
Excellentie,
Naar aanleiding van de eerste alinea van art. 6 van het programma van het eindexamen der Hogere Burgerscholen, no. 310 en 311 van het Staatsblad, dat bepaalt, dat ‘Direkteur en leraren der hoogste klasse als zoodanig lid zijn van de examenkommissie’, vestigt het Bestuur der Vereniging van Leraren in Levende Talen er Uw aandacht op, dat in het biezonder voor de vreemde talen een aanzienlik aantal onbevoegde leraren aan de H.B.S. met 5 jarige kursus werkzaam zijn.
Dat deze leraren onbevoegd zijn het eindexamen af te nemen, volgt uit hun onbevoegdheid om les te geven aan die scholen. Het Bestuur is van mening, dat het onderwijs in de vreemde talen benadeeld wordt door deze toestand en dat aan de onbevoegde leerkrachten in geen geval de taak mag worden opgedragen door middel van een schoolexamen het voldoende van hun eigen onderwijs aan maar al te vaak weinig deskundige gekommitteerden te bewijzen.
Door te bepalen, dat onbevoegde leraren geen lid mogen zijn van de eindexamenkommissie, zou bovendien een heilzame pressie worden uitgeoefend op de autoriteiten, die soms zonder noodzaak aan onbevoegden het onderwijs opdragen.
Om deze redenen verzoekt bovengenoemd Bestuur U, genoemde artikelen op zodanige wijze te herzien, dat deze misstand bestreden wordt.
Namens het Bestuur der Vereniging van Leraren in levende Talen,
w.g. H.W.J. KROES, Voorzitter.
J.B. SCHEPERS, sekretaris.