Het is niet mogelik deze analyse in het bestek van een artikel zo voort te zetten; ik moet me tot enkele grepen bepalen. Het derde woord in rang, dat men daar allicht niet verwacht had (al heeft het op zich zelf recht op de eerste) is d'abord met 69-326, daarna komt het karakteriserende à (l'homme à la barbe noire) met 68-329. Op het reeds genoemde avoir (besoin de) volgen dan d'ailleurs (65-298), chez (64-523), en effet (64-213), tout à fait (61-171), au moins (59-127), à peine (56-153), de plus (54-106), à la fois (52-127), en na al deze bijwoordelijke uitdrukkingen het werkwoord aller, allereerst als s'en aller (51-319). Eigenaardig is, dat cela va bien maar 8-9 maal voorkomt, met daarnaast in de vraagvorm ça va (bien)? 4-13 en comment va-t-il? 4-5 maal; wellicht zijn deze cijfers te verklaren uit het feit, dat de uitdrukkingen vooral tot de spreektaal behoren, die in de gebruikte werken vrijwel tot de toneelstukken beperkt blijft.
De volgende uitdrukkingen noteerde ik met een hogere frequentie dan ik verwacht had: il se fait tard (30-43), bien entendu (25-42), c'est que (20-36), (un) je ne sais quoi de (16-29), à l'aise (15-21), il en est à (la page sept) (13-16), il en vient à (13-16), il a de la chance (12-22), il s'en tient à (12-16), de bon (grand) coeur (12-15), il met (cinq ans) à (gagner cela) (12-15), il se donne la peine de (11-11), cela donne lieu à (10-16), il se fait à (sa tâche) (9-12), au fur et à mesure (8-10). Daarentegen kwam il a de quoi (vivre) slechts voor met de cijfers 5-5, bon gré mal gré met 3-3. Merkwaardig is ook dat de schrijver vermeldt dat een groot aantal in handboeken veel voorkomende uitdrukkingen hier niet zijn opgenomen, omdat ze maar eenmaal of in het geheel niet waren aangetroffen; als voorbeelden noemt hij: faire l'école buissonnière, rire dans sa barbe, graisser la patte à quelqu'un, avoir la langue bien pendue, à bride abatue, dormir sur les deux oreilles.
De tweede lijst bevat een aantal samengestelde voegwoorden. Aardig is het hier enkele paren synoniemen te vergelijken. Pour que staat bovenaan met 55-151, afin que heeft een veel lagere plaats met 19-30; dat het eerste 3 à 5 maal zoveel voorkomt als het tweede had ik stellig niet vermoed. Zo blijkt ook tandis que met 51-190 veel gebruikeliker dan pendant que met 31-73. De sorte que (10-31) en de façon que (10-12) staan vrijwel gelijk, en sorte que (6-12) komt minder voor, de manière que is niet opgenomen. Eigenaardig is, dat dès que met 46-92 de derde plaats inneemt, maar aussitôt que in de lijst niet voorkomt, dus niet in