deze opmerking er toe bijdragen, hen nog eens hun oordeel te laten overwegen, voor ze het er één, twee, drie, uitgeflapt hebben. Wij moeten niet vergeten, dat aan leerlingen, die met een vreemde taal beginnen, tamelijk vaak kinderachtige kost voorgezet wordt, en zij daarom wel eens ‘gevaar’ zien, waar geen gevaar dreigt. Zij zijn in dat opzicht als sommige leeraren, die elke glimlach op het gezicht van een jongen beschouwen als een begin van wanorde in de klas.
5. Het Septembervers in September. De opmerkingen van den heer Kruisinga over dit gedeelte hebben mij sterk verwonderd. Is hij werkelijk leeraar geweest? Natuurlijk lees ik een gedicht over September bij voorkeur in die maand. Met mijn tweede klassen leer ik altijd Remember, remember, the fifth of November. op de vijfde November. Ik zou er niet aan denken, het op 5 December te doen. Dan zingen we: Zie de maan schijnt door de boomen, in het Engelsch. Op 29 September spreek ik over Michaelmas Day, en staan er herfstasters op tafel. Ik wacht al jaren lang op een flinke mist in November, om Thomas Hood's ‘No!’ gedicht op het bord te schrijven. Of dacht de heer Kruisinga, dat ik dat op een mooie Meidag zou doen?
Wat die bloemlezing betreft, waar de heer Kruisinga in zijn artikel over schrijft, ik voel er veel voor. Toen ik onderwijzer was, vonden mijn leerlingen en ik het feit, dat Ligthart meegaat met de jaargetijden, en met de bekende feesten, het meest aantrekkelijke in zijn serie leesboeken: De Wereld In.
U ziet, het is geen origineel idee. Maar het is een zeer goed idee, zooals alles, wat de belangstelling wekt van de leerlingen, en tegelijkertijd ons onderwijs kan dienen, goed is.
6. Één gedicht van Shakespeare, enz. Hier begrijp ik volkomen, dat de heer Kruisinga zijn bevreemding uitspreekt. De verklaring had wel in het voorbericht mogen staan. Ze volgt hier:
Vele Engelsche leeraren nemen waarschijnlijk de tijd van Shakespeare, en die van Wordsworth als hun ‘hoofdtijdperken’. De meesten zullen wel doen als ik, en met hun klassen spreken over de paar eeuwen, die daar tusschen liggen. Daar is echter maar heel weinig tijd voor; slechts eenige groote figuren kunnen besproken worden, en slechts enkele regels (hetzij twaalf, veertien, of twintig) gelezen, voor we aan het nieuwe tijdperk beginnen. We moeten kiezen of deelen. Ons urenaantal is beperkt. Willen we de tijd van Wordsworth behandelen? Welnu, dan zullen we, tot onze spijt, Milton, enz. alleen maar even kunnen aanraken. Doch als we Schutt's prachtige Introduction gebruiken, doen we veel beter. Beter ten opzichte van Milton! We lezen eerst 14 pagina's over Milton, en daarna 40 pagina's van zijn gedichten. Het eenige gevolg is, dat we zoo doorgaande, de romantische periode op geen stukken na bereiken.
De heer Kruisinga zegt verder, dat ‘de daaropvolgende kleine stukjes uit een aantal schrijvers van de romantiese periode nauweliks veel nut kunnen stichten’. Het was onze bedoeling, dat deze kleine stukjes een aanvulling zouden zijn van bestaande boeken, als The Romantic Movement van Bouten. Ik herhaal, dat we dat in ons Voorbericht wel eens hadden kunnen vermelden.
7. De behandeling van het ‘idioom’. Dit gedeelte heb ik met groot genoegen gelezen, omdat een zeker euvel hier zoo uitstekend, en waar, beschreven is. Bovendien staat er een opmerking in, die ik heel geestig vond, al was het dan een opmerking, die gedeeltelijk uit puntjes bestond. Het spijt me eigenlijk, dat ik tegen dit gedeelte uit de kritiek op moet komen. Ik ben een oogenblik geneigd geweest het over te slaan, al was het alleen maar om de reden, dat de heer Kruisinga evengoed als ik weet, dat zijn betoog hier heel interessant, maar tegelijkertijd heel onbillijk is. Voor ik begin wil ik zeggen, dat ik die onbillijkheid geen oogenblik heb kwalijk genomen.
In dit gedeelte kan ik heel kort zijn. Het is natuurlijk onzinnig zelf hersengymnastiek te verrichten, en dan te wenschen, dat een candidaat op een examen raadt, welke kunstjes je aan 't uitvoeren bent. Maar dat heeft hoegenaamd niets te maken met wat door ons gedaan wordt. Wij stellen geen vragen: wij deelen mee. Er is dus weinig knapheid noodig, om onze ‘geestelike acrobatensprongen’ te volgen. Zoo zeggen wij op pag. 21: hanky is een afkorting voor handkerchief. Er zijn meer van die vaak gebruikte afkortingen: pram, bijv. voor perambulator, en Zoo, voor Zoological Gardens. Eigenlijk flauw van me, het raadsel, dat de heer Kruisinga als zoo moeilijk voorstelt, zoo maar op te lossen.