Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Levende Talen. Jaargang 1932 (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Levende Talen. Jaargang 1932
Afbeelding van Levende Talen. Jaargang 1932Toon afbeelding van titelpagina van Levende Talen. Jaargang 1932

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.33 MB)

Scans (26.94 MB)

ebook (4.44 MB)

XML (0.92 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Levende Talen. Jaargang 1932

(1932)– [tijdschrift] Levende Talen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

Bij ‘Palatalizering van û in 't Westerlauwers Fries’.

Voor de lezer van blz. 213-217 van deze jaargang zullen 'n paar opmerkingen naar ik meen van nut kunnen zijn. Ik begin met drie kleine. - Op blz. 215 r. 25 is ̆ drukfout voor uu. - De vraag naar afwijkende paginering (216 noot 3) blijkt met ja te beantwoorden; vandaar dat in de aangehaalde gevallen het verschil gelijkmatig 18 is, iets wat vaker de lezer terecht kan helpen. - Blz. 216 konkludeert, dat ik palatalizerende kracht ook toeken aan volgende tautosyllabiese t; men vindt dat - ook wat ô betreft - nader op mijn blz. 27.

Als eerste niet afdoend weerlegd bezwaar noemt De Jong, dat ik de geografiese verspreiding van uu niet verklaar, ‘in 't biezonder niet 't tiepies contrast tussen stad en platteland’. Dat hoefde niet, immers Stadfries is geen werklik Fries, maar is verfriest Hollands. Hiermee vervalt noot 4. De uu buiten Friesland heb ik besproken en hoop ik nader te bespreken, maar ze viel buiten 't bestek van de Bijdrage.

Bevreemdend vindt noot 1 op blz. 216, ‘dat De Vries Hilarides' spelling voortdurend als bewijs juist voor 't Hindelopens geeft en met 't tegenwoordige dialekt van die plaats vergelijkt’. Het Hindeloopse van de betreffende stukken is algemeen erkend; autoriteiten als Siebs en Wumkes oordelen dan ook niet anders. Het eerste stuk heet Hynlepre Seemansalmenak op it 1679 jeer, en de eerste regels vragen: zouden de Hindelopers geen almanak hebben voor hun eigen gemak? moeten er niet vooral gemaakt worden die alleen de Hindelopers raken? Het Onze Vader was op 'n uit Engeland gedaan verzoek in 't Hindeloops overgebracht. Het stuk van 1720 heet En Hienleppre saaing ... Reeds de titels zeggen genoeg; saaing was in gewoon Fries sang, en jeer jier. De ook overigens nauwkeuriger onderscheidende spelling van 1720 heeft jieer; vgl. hiermee, dat in Eijkman's enigst j-woord, ‘Jood’, de j is ‘bijzonder lang van duur’ (Verhand. Kon. Akd. v. Wet., Afd. Ltk., NR XIV 2, § 17).

Hoe ik ‘zulke minutieuze verschillen als dat tussen úü en úoü voor het vroegere Fries kan benaderen’? Daar de niet-gepalatalizeerde klank ouu was, levert palatalizering door de volgende cons. ouü. (Voor 't half-diftong-zijn van oude û vgl. town bij Junius (die bij Gijsbert Japiks Fries had gestudeerd), hoews bij Baltha-

[pagina 49]
[p. 49]

zar Bekker, ouwll' bij Baardt - en meer dan ik hier herhalen kan).

Blz. 217 zegt: als, voor 't weergeven van de destijds in 't Fries ontbrekende uu, ouü volgens mij te beslist diftong was, dan kan men vragen, of ouu niet te beslist velaar was. - Ik ben De Jong dankbaar, dat hij hier opmerkzaam maakt op 'n fout. Mijn aandacht was geconcentreerd op de ongerijmdheid van de opvatting dat, waar ik vreemde ü door Friese u laat weergeven, het teken u bedoeld zou zijn; daardoor kreeg de wijziging in m'n eigen opvatting niet de vereiste aandacht. De toevoeging ‘ouü was te beslist diftong’ deugt niet, want ouü kwam indertijd niet in aanmerking: Gosses had nog niet aangetoond dat reeds 't Oudwestfries palatalizeerde. Bij mijn opvatting van nu eist De Jong's vraag antwoord. Mooglik is inderdaad uu ook wel es door ouü weergegeven, altans onder begunstigende invloeden. Maar in tal van woorden had men ouu terwijl 't ndl. (vaak ook 't Saksies) ü had, veel minder vaak had men zelf ouü; men zal dus veeleer ü door ouu dan door ouü verfriest hebben. Intussen staat deze kwestie buiten 't eigenlik onderwerp.

De vraag van noot 2 op blz. 217 wordt in ons geval: zijn oey en uw bij Gijsbert Japiks (en dgl.) slechts ‘twee schrijfmanieren’? Dan zou uw de konservatieve zijn, de nieuwe klank door 't oude teken voorstellend; het feit toch dat oey en dgl. uitsluitend vóór palatalizerende consonanten voorkomen belet ons, ze te houden voor betekenisloze schrijfvarianten. Maar naast deze palatale klank zou ik reeds daarom niet-palatale aannemen, omdat later naast 'n deel van Friesland dat uu zegt (of ie, ‘ontronding’ van uu, naast oe in andere woorden), 'n ander (groter) deel staat dat oe zegt, maar toch daarnaast uu (dit in plaats- en persoonsnamen, en onder bepaalde condities, vandaar b.v. in dún varkenshaar). Ik vind hierin contractie: van ouu tot ndl. oe-klank, van ouü > oüü tot ndl. uu-klank. - Verder moet Gijsbert Japiks, waar hij b.v. naast boeytte buiten buwtte schrijft, de door hem als ouu uitgelegde uw bedoelen. Hij zegt den Nauwkeurigen Neederlander: ‘soeck mijn grijze moeder- ja beste -moedertael in soodanige letter-beelden te bekleeden en beklemmen, datse een on-Frieze sal konnen (soo waen ick) lezen. Ja! daer na heb ick geploeght ende gepooght als Icarus na 't wieck-wispelen ende Phaëton na 't karre-mennen.’ Dat is dan ook heel bevredigend bereikt bij oey, oei voor ouü, maar had G.J. deze klank tevens door uw voorgesteld, dan had hij z'n doel

[pagina 50]
[p. 50]

op de dwaaste wijs verijdeld, want dan moest de on-Fries wel, naar 's dichters uitdruklik voorschrift, ouu uitspreken.

Ten slotte vraagt De Jong: ‘Is het wel zeker, dat we in onze dialekten vrijwel geen sporen hebben van Middeleeuwse expansie?’ Vat men expansie ruim op, dan is naar men weet het tegendeel zeker; in 't laatst van de middeleeuwen is West-Friesland verhollandst, en zijn de Ommelanden ‘Gronings’ gaan spreken. In hoever reeds toen Utrecht, en toen of later Holland, in andere streken klanksubstitutie heeft bewerkt, zou voor elk geval afzonderlik te onderzoeken wezen.

 

Groningen, Desember 1931.

w. de vries.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Palatizering van û in 't Westlauwers Fries


auteurs

  • Wobbe de Vries


datums

  • december 1931


taalkunde

  • Dialectologie

  • Historische taalkunde