Levende Talen. Jaargang 1932
(1932)– [tijdschrift] Levende Talen–Het gebruik der vreemde moderne taal in de klas.Naar aanleiding van het verslag der besprekingen in onze Engelsche sectie op 2 Januari j.l., zij het mij vergund een enkel woord te zeggen. Wat daarin geschreven wordt over het door mij gesprokene zou namelijk een geheel verkeerden indruk maken. Het is zóó door mij noch gezegd noch bedoeld. Ik weet wel, een objectief en juist verslag geven is niet gemakkelijk, en als er een beetje aan mankeert, dan laat je dat passeeren, maar hier is de vergissing van de zijde van den verslaggever toch te groot, dan dat ik ze niet uit de wereld zou moeten trachten te helpen, terwille van de zaak waarom het gaat. Ik kreeg bij het aanhooren van de voorgaande sprekers niet het gevoel hopeloos ouderwetsch te zijn. Integendeel. Ik zei ter inleiding schertsend dat ik in een particulier gesprek dat ik had vóór de sectievergadering (de Sectie-Secretaris weet wel waarop ik doelde; het gesprek zelf was trouwens ook badineerend) haast den indruk zou gekregen hebben, dat ik, naar aanleiding van mijn woorden op de morgenvergadering, voor hopeloos ouderwetsch zou doorgaan. Maar bij het hooren der voorafgaande sprekers, waarbij ik met name de heeren Habbema en De Groot noemde, was het nogal meegevallen: ik meende dat in werkelijkheid het verschil tusschen hen en mij niet groot kon zijn. Immers deze beide heeren geven de grammatica in het Hollandsch, evenals ik. En aangezien ik niet kon zien dat men in het eerste leerjaar (eerste leerjaar in de vreemde taal natuurlijk) véél meer kon doen dan een boekje als b.v. het eerste deeltje van Kooistra en Schutt, dat ik gebruik, grondig te behandelen, kon het verschil, dacht ik, inderdaad niet zoo héél groot zijn.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 98]
| |
Natuurlijk ga je als vanzelf langzamerhand al wel eens wat in 't Engelsch zeggen, dat de leerlingen kunnen begrijpen, en moedig je ze aan eens eenvoudige Engelsche zinnetjes te gebruiken, b.v. bij het vragen of een raam open of dicht mag of zoo; of bij de beantwoording van eenvoudige vragen naar aanleiding van grammatica, idioom of lezen: dat vinden ze leuk. Maar de hoofdzaak in het eerste leerjaar blijft voor mij het leggen van een degelijk grammaticaal fundament, eenvoudig maar grondig, zoodat ze ook in die eenvoudige taalkundige kwesties, waar ze in moeten komen, logisch leeren denken, en ze niet alleen weten dat iets zoo is, maar ook - voor zoover dit in de taal überhaupt, en met name voor het jeugdige begripsvermogen, kan - waarom het zoo is: het gymnasium in de eerste plaats, maar toch ook de H.B.S.B, moet immers de juiste propaedeuse geven voor de Universiteit, en dat mogen we ook bij het onderwijs in de moderne talen niet vergeten; we zijn nu eenmaal geen Berlitz school. En wat de H.B.S. A betreft, daar zal men zeer zeker een degelijken grammaticalen grondslag niet kunnen missen, zullen de leerlingen straks niet bij het overzetten uit de vreemde taal en bij het maken van opstellen de wanhopigste fouten maken. Ik ben in de vorige alinea even uitvoeriger geweest dan in de Sectie-vergadering, waarde Secretaris, maar ge zult dit wel niet kwalijk nemen: 't is alleen ter nadere adstructie van wat ik daar zei. In het eerste leerjaar meen ik dus dat, bij een opvatting als boven, het Nederlandsch de voertaal moet zijn - tenminste in hoofdzaak; dus niet in de beginklassen, zooals het verslag mij laat zeggen, maar in de beginklasse. Het tweede leerjaar, beschouw ik als de overgangsklasse naar het Engelsch als voertaal, zooals trouwens ook staat in het verslag van de morgenvergadering, waarin de Algemeene Secretaris uitstekend mijn bedoeling heeft weer gegeven. Reeds van Kerstmis af worden in het tweede leerjaar de meeste lessen niet alleen uitsluitend of bijna uitsluitend in het Engelsch gegeven, maar ook als regel antwoorden in het Hollandsch niet geaccepteerd; de uitzondering wordt gevormd door moeilijke kwesties waarvan ik voel dat de verklaring in 't Engelsch over de hoofden der leerlingen heen zou gaan (welk gevaar heel niet denkbeeldig is: men legge zijn oor maar te luisteren bij de leerlingen!), maar dan herhaal ik het toch | |
[pagina 99]
| |
in het Engelsch; en kan een leerling een antwoord niet in het Engelsch geven, dan helpen we samen. Ik ben het volkomen met den heer Habbema eens, dat het Engelsch spreken voor den leeraar niet vermoeiender is; integendeel! - Dus reeds in de tweede helft van het tweede leerjaar is het Engelsch als regel voertaal, en dat is het natuurlijk ook in het derde en vierde leerjaar (zie weer het juiste verslag van den Algemeenen Secretaris), behalve in speciale gevallen (zie boven). Als men in het sectie-verslag leest: ‘In de beginklassen gebruikt hij het Nederlands als voertaal ... In de hoogste twee klassen gebruikt hij de vreemde taal wel vaker ...’, dan zou men waarlijk den indruk krijgen, alsof ik ook daar nog in hoofdzaak het Nederlandsch wilde gebruiken. Ik hoop nu duidelijk gemaakt te hebben dat dit allerminst het geval is. Ik had ook eenvoudig naar het verslag van mijn woorden in de morgenvergadering kunnen verwijzen - in welk verslag, ik herhaal het, de Algemeene Secretaris mijn bedoeling uitstekend heeft weergegeven -, maar ik achtte, nu zich misverstand geopenbaard had, het wel gewenscht nog wat uitvoeriger te zijn. De zaak is het wel waard. Overigens behoef ik niet te herhalen, dat ik het met de conclusie, door onzen Sectie-Voorzitter uit de besprekingen getrokken, volkomen eens ben. Ten slotte: sans rancune, waarde Sectie-Secretaris! Een vergissing kan den beste overkomen. “Even Homer ...’ Hilversum. j. veldkamp. |
|