Levende Talen. Jaargang 1932
(1932)– [tijdschrift] Levende Talen–
[pagina 235]
| |
De gramofoon bij het onderwijs in de moderne talen.Zweedsche Spraakkunst door N.C. Stalling; uitg. N.V. v.h. Staal & Co., Rotterdam, 1931.Daar er onder onze lezers vermoedelik slechts weinigen zijn die de Zweedse taal bestuderen, zou ik misschien geaarzeld hebben om een Zweedse spraakkunst in dit blad te bespreken en het waarschijnlik gelaten hebben bij een korte aankondiging, indien dit boek om de methode die erin gevolgd is, niet de belangstelling verdiende van alle taalleraren. Deze grammatica wijkt namelik geheel af van de gangbare vorm. Het is meer een leidraad bij het leren van het Zweeds door middel van de gramofoon.
Dat de gramofoon bij het taalonderwijs gebruikt wordt, is niet iets nieuws. Er zal wel niemand willen ontkennen, dat deze steeds meer geperfectioneerde uitvinding van Edison belangrijke diensten aan het onderwijs in een vreemde taal kan bewijzen. Nog onlangs heb ik een demonstratie van de ‘Linguafoon’ bijgewoond en met grote bewondering geluisterd naar een aantal voortreffelike platen, besproken door eerste krachten. De vraag, op welke wijze de gramofoon in het klassikaal onderwijs kan gebruikt worden, wordt nog op zeer verschillende wijze beantwoord. Er zijn er zelfs, die voor dit onderwijs elk prakties nut loochenen. De kwestie heeft reeds menige schrijver in tijdschriften en spreker op congressen bezig gehouden. Zo heeft het twede internationaal congres van leraren in levende talen te Parijs zijn aandacht aan dit onderwerp gewijd. Ons Hoofdbestuur heeft reeds plannen overwogen om het op een algemene vergadering of in de secties te behandelen, met eventueel een demonstratie. Het is bekend, dat verschillende van onze collega's de gramofoon bij hun onderwijs gebruiken. Ik heb echter de indruk, dat dit tot heden in het algemeen slechts incidenteel gebeurt, min of meer als een door de leerlingen ongetwijfeld zeer gewaardeerde afwisseling van de gewone lessen. Men laat eens een mooie voordracht van een bekend kunstenaar horen, onderzoekt of de leerlingen in staat zijn de vreemde taal uit de mond van een ander | |
[pagina 236]
| |
dan de leraar te verstaan en de volgende les gaat men weer rustig verder met de gewone wijze van onderricht in de grammatica, de uitspraak enz. Dat is wel aardig, maar toch niet erg belangrijk. De schrijver van bovenstaand boek nu gebruikt de gramofoon anders. Bij hem is de gramofoon een essentieel onderdeel van de methode, bij hem is het taalonderwijs geheel gebaseerd op de gramofoonplaten die hij laat horen en aan de hand van die platen bouwt hij zijn onderwijs op. De teksten zijn hem uitgangspunt voor het grammaticaal onderwijs, waarbij natuurlik het begrip ‘grammatica’ ruim moet worden opgevat.
Wat de heer Stalling vooral overtuigd heeft van het belang van de gramofoon, is de grote betekenis die de intonatie, de spreekmelodie voor een taal heeft. Inderdaad is dit een uiterst belangrijk element van de taal. Iemand kan over een nog zo grote woordvoorraad beschikken en zich een nog zo zuivere uitspraak van de klanken eigen gemaakt hebben, nog altijd hoort men onmiddellik de vreemdeling in hem, zolang hij de spreekmelodie niet nauwkeurig heeft beluisterd en leren nabootsen. De zins- (en woord-)melodie is het, die ons misschien het meest treft als het eigene van de vreemde talen (en van dialecten).
Het is nu geen wonder, dat het eerste boek waarin de gramofoon op deze wijze in het taalonderwijs is ingevoerd, een Zweedse spraakkunst is, want ieder die het Zweeds bij eigen aanhoren kent, weet hoe eigenaardig het muzikale accent van die taal is. Stem uw radiotoestel maar eens af op Motala en ge hoort het onmiddellik. Met muzikaal accent bedoel ik hier in de eerste plaats het muzikale woordaccent. Hierin ligt juist het eigenaardig verschil tussen het Zweeds en de andere Germaanse talen: daar is het muzikale accent in de eerste plaats zinsaccent, waarin zich de woorden onderschikken, en waarvan de woordmelodie afhankelik is; in het Zweeds hebben de woorden ook nog hun eigen muzikale woordaccent, dat over het algemeen onafhankelik is van de zinsmelodie. Dit muzikale woordaccent (het z.g. akut-accent, waarbij de toon stijgt op de eerste lettergreep en vervolgens daalt op de twede; het gravis-accent, met een dalende toon op de eerste en daarna een hoger toon op de twede lettergreep) hangt histories samen met de oudere vorm der woorden, zoals vooral door de grote kenner | |
[pagina 237]
| |
van het Zweeds accent, Prof. Axel Kock, overtuigend is aangetoond. Het is een zo essentieel element van het Zweeds, dat een grammatica er grote aandacht aan moet wijden. En om dit te bestuderen zijn gramofoonplaten inderdaad een goed hulpmiddel.
Alvorens wij de methode die collega Stalling in zijn boek volgt, nader beschrijven, moeten wij de vraag stellen, in hoeverre de gramofoon bij het schoolonderwijs nuttig is. Het behoeft geen betoog dat de gramofoon een uitstekend middel is om de uitspraak te bestuderen voor hen die noch gelegenheid hebben naar het land zelf te gaan, noch in staat zijn onderwijs te ontvangen van een docent die het eigenaardig karakter van de taal geheel tot zijn recht kan laten komen. Aan de twede voorwaarde mogen wij echter veronderstellen dat de school voldoet. In de Inleiding zegt de schrijver daarvan het volgende: ‘In dit instrument immers bezitten wij den geduldigsten leermeester, dien men zich denken kan: de honderdste maal zal hij zijn tekst even duidelijk voorspreken als den eersten keer, en wat meer zegt: telkens als hij zijn woorden herhaalt, zal hij dit op absoluut dezelfde wijze doen, zonder ook maar de allergeringste afwijking in klemtoon of toonhoogte: de stembuigingen en alle hiermede verband houdende eigenaardigheden zullen steeds absoluut dezelfde zijn en zoo hebben wij dus ruimschoots gelegenheid ons oor te luisteren te leggen, zonder gevaar onzen leermeester te vermoeien of te vervelen.’ Men zou kunnen tegenwerpen, dat een goed docent een onuitputtelik geduld heeft en onvermoeibaar is, en dat dit ideaal, dat wij allen trachten te benaderen, ook voldoende vast in zijn uitspraak is om de afwijkingen zo klein te maken dat zij van geen belang zijn. Met meer recht kan men aanvoeren, dat de leerlingen nu in staat zijn de leermeester bij het bestuderen van hun lessen thuis bij zich te hebben. Immers zij kunnen zich een gramofoon aanschaffen en de platen die het uitgangspunt voor hun lessen vormen en niet duur zijn, kopen; zij kunnen de plaat thuis zo vaak als hun lust laten draaien en zich een moeilik woord of passage honderd maal laten voorzeggen. Wanneer het aanschaffen van een eigen instrument door de leerlingen te bezwaarlik is, kan hun gelegenheid gegeven worden, na de schooltijd de schoolgramofoon te gebruiken. | |
[pagina 238]
| |
Ook geloof ik niemand te beledigen als ik veronderstel, dat weinigen de zuiverheid van uitspraak van die uitgelezen voordragers uit het land zelf zullen kunnen evenaren. Daarbij komt nog iets, wat de schr. niet noemt maar mij van veel belang voorkomt. Ik geloof dat het een groot voordeel is, dat de leerling de nieuwe taal het eerst leert kennen, niet uit meer of minder droge boekjes met meer of minder kinderachtige vertaaloefeningetjes en door - vergeving, collega's! - altijd-die-zelfde stem van altijd-die-zelfde leraar, maar uit mooie gedichten of krachtig proza, en met de klank en intonatie van begaafde voordrachtskunstenaars, telkens een andere, maar altijd schoon! Zo ingewijd te worden in een taal, dat betekent: liefde op het eerste gezicht! En is liefde niet de machtige drijfveer, de sterke prikkel, die wij zo moeizaam en helaas met dikwijls maar al te weinig succes trachten op te wekken? Mij dunkt, de leerlingen leren vanzelf zo'n gedicht of brok proza, dat zij zoveel malen horen, regel na regel telkens herhaald, uit het hoofd en gaan het nazeggen in de toon van de plaatspreker. En als zij later nieuwe stukken voor zich krijgen, gaan zij vanzelf die lezen in dezelfde toon, die nog naklinkt uit de gramofoon, met de juiste, voor de taal karakteristieke intonatie. Ik herhaal, de intonatie, de spreekmelodie is een integrerend element van de taal. Zij is om zo te zeggen de motor bij het spreken. Het is echter duidelik, dat, wil de gramofoon deze uitwerking hebben, hij niet incidenteel moet gebruikt worden, als illustratie of, zo men wil, als documentatie. In zulk gebruik zie ik bij klassikaal onderwijs weinig prakties nut. De praktiese bezwaren verbonden aan het doorgaand gebruik als wezenlik onderdeel van de methode van onderwijs in een grote klas van middelmatig begaafde leerlingen, schijnen mij echter wel zeer groot. De leerlingen verplichten een gramofoon aan te schaffen is voorlopig wel ondoenlik en toch m.i. noodzakelik, wil de methode succes hebben; na schooltijd op de schoolgramofoon oefenen is voor een grote klas ook heel bezwaarlik. Ook komt het mij voor, dat er voor elke moderne taal een apart leslokaal zal moeten zijn: het voortdurend rondsjouwen van instrument en platen is misschien een nuttige lichaamsoefening, maar zal toch menigeen weinig aantrekkelik voorkomen. Het mag met die paar belangstellende leerlingen die de facultatieve Zweedse lessen van coll. Stalling volgen, gaan, voor | |
[pagina 239]
| |
de volle klassen die de verplichte talen moeten leren, zit er vrees ik voorlopig weinig ‘muziek’ in.
* * *
Gaan wij nu, na deze algemene beschouwing, zien hoe collega Stalling zijn leerlingen Zweeds leert met de gramofoon. Het spreekt vanzelf, dat de phoneties-tonetieseGa naar voetnoot1) transcriptie een belangrijke plaats in deze Zweedse spraakkunst inneemt. De schrijver heeft voor het laatste een eigen hulpmiddel ingevoerd, n.l. de notenbalk. Hij is zich daarbij bewust van het elementaire verschil tussen de zangstem en de spreekstem, in timbre als in de afstanden der golftoppen en wil dan ook niet meer dan de relatieve toonhoogte weergeven. De twede lijn van onderen stelt ‘de gemiddelde normale grondtoonhoogte’ voor. Als voorbeeld geven wij een tweetal regels, waarbij men tevens een denkbeeld kan krijgen van het gravis- en akut-accent. ![]() (Här uppe star livet stilla/ bak borgens grånade mur; vert.: Hierboven staat het leven stil, achter de grijs geworden muur van de burcht.) Het boek is nu als volgt ingericht. Na een inleiding, waarin het muzikaal accent en de begrippen ‘akut’ en ‘gravis’ worden behandeld, volgt de tekst van de eerste gramofoonplaat, een gedicht van Prins Wilhelm van Zweden, door hem zelf voorgedragen. Deze tekst wordt daarna uitvoerig behandeld, eerst de betekenis der woorden en de grammaticale vormen en daarna | |
[pagina 240]
| |
de uitspraak, regel na regel. Door het eerste wordt langzamerhand het gehele flexiesysteem en de woordvorming opgebouwd, volgens de directe methode, door het twede passeren de verschillende klankeigenaardigheden de revue. Vooral in dit gedeelte treft ons de nauwkeurige beschrijving der klanken; menige fijne opmerking bewijst, dat de schr. met een scherp onderscheidend oor toegerust is. Zelfs heb ik mij bij de lezing wel eens afgevraagd, of de schr. de aandacht van beginnelingen niet al te zeer vermoeit door hen bezig te houden met talrijke finesses in de uitspraak, die wellicht beter tot later bewaard bleven. Het ware misschien beter geweest, eerst de voornaamste aandacht te schenken aan woordbetekenis en grammaticale vormen, zodat de leerlingen wat spoediger thuis raken in de taal en door het snel groeien van hun woordvoorraad het animerend gevoel krijgen, dat ze al een aardig mondje Zweeds kennen. Wel maakt de schr. gebruik van de gelegenheid, naast de woorden in de tekst afleidingen en verwante woorden te plaatsen, zonder daarbij in de fout, die deze methode vaak aankleeft, te vervallen, er van allerlei bij te halen dat met de tekst niets uitstaande heeft. Nadat op deze wijze het eerste gedicht is behandeld, volgt de phoneties-tonetiese transcriptie, waarvan boven sprake was. Op deze wijze worden ruim 40 bladzijden gewijd aan een gedicht van 56 korte regels. Hieruit kan men zich een beeld vormen van de grondige wijze van behandeling. Daarna volgt in Hoofdstuk V een ‘Overzicht van de Zweedse klanken in alphabetiese volgorde’, met een omschrijving van de klankwaarde, de phonetiese transcriptie en de voorbeelden uit het eerste gedicht. Op dezelfde manier worden nu andere platen behandeld, waarbij de schr. natuurlik korter kan zijn, daar tal van biezonderheden op grammaties en phoneties gebied reeds besproken zijn. Van de 7 platen bevatten er 4 gedichten, 3 fragmenten uit redevoeringen. Vooral de beide platen met gedichten van Fröding zijn voortreffelik; van het buitengewoon levendige Härjarinnor, geestig voorgedragen door de bekende toneelspeler Anders de Wahl, heb ik genoten. De prozafragmenten zijn uit een politieke rede van Branting en uit predicaties van aartsbisschop Nathan Söderblom. Voor afwisseling in taal en stijl is dus gezorgd. Eindelik volgt in Hoofdstuk VII een stuk lectuur met commentaar: Herr Arnes Penningar van Selma Lagerlöf. Daarna | |
[pagina 241]
| |
komt een hoofdstuk over de drukverdeling, met een bladzijde tekst, waarbij de lettergrepen worden voorzien van de cijfers 1 tot 4. Zo wordt de drukverdeling van het akut-accent aangeduid met het cijfer 4 op de eerste en 1 op de twede syllabe; bij het gravis-accent is het drukverschil geringer: 3-2. Met een hoofdstuk waarin regels gegeven worden voor de verdeling van het gravis- en akut-accent, had het boek besloten kunnen worden, indien de schr. niet gevoeld had, dat de leerlingen toch ook behoefte zouden hebben aan een ‘gewone’ grammatica, een samenvatting van de woordsoorten en hun flexie. Die geeft het Xe Hoofdstuk.
Het is respectabel en in menig opzicht oorspronkelik werk, dat de heer Stalling met dit boek geleverd heeft. Ik onthoud mij van detailcritiek: het boek is niet bedoeld als een wetenschappelik werk, maar als een schoolboek, hoewel het ook mensen die buiten de school zich op het Zweeds toeleggen, goede diensten kan bewijzen. Het is in de eerste plaats de methode, die het boek tot iets eigens maakt, terwijl de gedeelten aan de phonetiek en de intonatie gewijd zeer veel goeds bevatten en dikwijls de stempel van de persoonlikheid van de schr. dragen. Mij dunkt, dat deze methode in de banden van deze schrijver levenwekkend (men zoeke hier geen woordspeling in!) onderwijs waarborgt. Ik meen, dat dit boek ook voor hen die geen Zweeds leren, interessant genoeg is om er kennis van te nemen. Allen die belangstellen in de gramofoon als hulpmiddel bij het taalonderwijs, raad ik dit ten zeerste aan.
w. van den ent. |
|