lingen door afzonderlike, eenvoudige oefeningen tot dat inzicht te brengen. Dat daartoe enige waarneming van de spraakorganen nodig is, spreekt volgens ons vanzelf.
Hetzelfde misverstand dat ten opzichte van de fonetiek bleek te bestaan onder enkele onzer leden, die bij de klank van dat woord uitsluitend, of in de eerste plaats aan de universiteit en de wetenschap denken, kwam ook aan den dag op de gecombineerde vergadering van Classici en Mo. G.A. te Utrecht op 13 Jan. j.l., waar het rapport over de Samenwerking in het Taalonderwijs aan de orde was. Daar meende ook één Neerlandica dat de klankleer of fonetiek niet op onze scholen, maar uitsluitend aan de academie tuis hoorde. Van harte hopen we dat de kollega's de stukjes over fonetiek in no. 77 nog eens zullen overwegen, zullen inzien dat heus niet te veel wordt gevraagd, en tot de overtuiging komen dat de verhouding klank-teken behoort tot de fundamenten van ons taalonderwijs.
Om tijdverlies en teruggrijpen naar wat eenmaal is vastgesteld te voorkomen, stellen wij ons de volgende werkwijze voor:
We zullen trachten zo snel mogelik te bepalen wat volgens onze mening in de eerste klas(sen) van M.S., Gymnasium en Kweekschool moet onderwezen worden van zin, zinsdeelen en woordsoorten. Het resultaat van onze samensprekingen zullen we enige weken vóór de eerstvolgende sectie-vergadering aan de leden zenden, en in vakbladen plaatsen. Op de sectie-vergadering zullen de leden dan met weloverwogen bezwaren kunnen komen, en kan de weg tot een gezamenlike conclusie kort zijn. Het gaat dan hoofdzakelik om de omvang van de stof, en de plaats in het onderwijs.