ons leerzaam. Hij toont o.a. aan dat overschatting van de vreemde taal voorkomen wordt als de leraar begrip heeft van algemene taalkunde: ook voor ons te overwegen bij de leraarsopleiding.
Die Neueren Sprachen 41 (1933). De drie laatste nummers bevatten geen art. van belang voor onze lezers.
Revue de l'Enseignement des langues vivantes 50 (1933). Artikelen over de niet geheel nieuwe strijd tussen klassieken en modernen! Van belang is het 12e nummer, met een verslag van de leraarsexamens voor het Engels. Alle a.s. leraren moeten éénzelfde examen afleggen, zonder enige bevoorrechting, voor een staatskommissie onder een inspekteur, een leraar en een professor van een universiteit. De kandidaten moeten twee vertalingen maken (in en uit het Frans), en twee opstellen (in het Engels en in het Frans). De opgaven ter vertaling lijken mij te moeilik voor reële korrektie; in het mondeling examen zijn fonetiek en grammatika zowel als lecture expliquée afzonderlike onderdelen. De tekst van de lecture dient ook voor de grammatika; de inspekteur bespreekt in z'n verslag het doel van de grammatiese kommentaar: Obtenir que la classe garde un souvernir précis de quatre ou cinq grands faits grammaticaux. Het lijkt mij toe dat men nog in de traditie van de grammatika als regelboek verstrikt zit. Men vergelijke deze opmerking: Si les faits de grammaire pure sont rares dans un texte moderne, se rabattre sur les faits de langage au sens où l'entend Bailly (sic) dans sa Stylistique. Men moet echter voor de grammatika net zo goed een geschikt stuk kiezen als voor de lecture, al vallen beide vaak samen. Van historiese taalkunde geen spoor; wij van onze kant moeten erkennen dat daar bij ons ook weinig van blijkt, nà het examen, al geloof ik toch dat we in dat opzicht vooruitgaan. Maar het is moeilik in de klas te kijken!
Language IX, 2 (June 1933). Bevat een voortzetting van Wylds Middel-Engelse woordstudies; verder de gewone rubrieken.