Bekentenis.
Vergis ik me niet, dan is Levende Talen een periodiek met zeer eigen stempel: al mist het de wetenschappelike geest niet, een echt wetenschappelik orgaan is het niet. Het gaat niet op in volkscauserieën en pedagogiese praatjes, en toch is het populaire vakelement en de ervaring op school onafscheidelik aan het blad verbonden. En het is juist de laatstgenoemde eigenschap, die het voor schrijvers en lezers aantrekkelik maakt. In de struggle for life die ook de leraar te voeren heeft - hij nog wel dubbel: binnen en buiten de school! - werkt zo'n blad als veiligheidsklep en als bron van troost.
Eén opmerking moet 'k maken: wat aan vak- en schoolpraktijk gegeven wordt mag nooit de klank hebben van ‘de Ervaring heeft het mij geleerd’, of ‘al die teorie en wetenschap zijn fraze, vóór de Klas bereik je daarmee niks.’ Het roemen op de Ervaring en de Praktijk is een gearriveerde gemeenplaats, verspreidt een giftige lijklucht van zelfingenomenheid, verwant als het is aan het droogstoppelse ‘ik heb al wat huizen zien vallen!’
Ik pleit voor een àndere soort van beroepsbekentenissen: voor een genre dat m.i. dieper en gehalterijker is, en eerlik in plaats van ijdel. In de vorm van een voorbeeld zal 'k trachten èn pleidooi èn bekentenis tot hun recht te doen komen.
Ergerliker nog dan het spreken over ‘het nederlands’ als over een vak (het vak engels, het vak stenografie, en dùs ook het ‘vak’ nederlands!) klinkt me de term taalonderwijs in d'oren. Immers als we de vreemde-talen op 't oog hebben, is in deze samenstelling het eerste lid ‘taal’ onjuist want suggererend dat er van verklankt persoonlik leven sprake zou zijn, terwijl er in werkelikheid slechts (of ièts meer dan) een echogeluid van de eigentaal valt waar te nemen. En, spreken we van taalonderwijs in het nederlands, dan is - behalve op de hogeschool - het tweede lid ‘onderwijs’ onuitstaanbaar, daar zo iets oernatuurliks en persoonliks, zo iets autodidakties als taalontwikkeling, taal-vorming of taalkultuur nooit effekt van dosering kan zijn.
De term taalonderwijs, zonder een van de delen tussen haakjes, past alleen voor het hoger onderwijs over taal; zéker over dat in het nederlands, misschien ook voor dat in de vreemde-talen. -