Levende Talen. Jaargang 1934
(1934)– [tijdschrift] Levende Talen–
[pagina 216]
| |
Weer eens Heer Halewijn.Heer Halewijn zong een liedekijn, Tot de benijdenswaardigste wezens die ik ken reken ik die kollega's wier pedagogisch inzicht of instinkt zo onfeilbaar is, dat ze alle moeilijkheden tot op 'n haartje weten te gradueren. Ik kan het niet, heb het nooit gekund, zal het nooit kunnen. Zo'n methode die bladzij's-gewijs telkens 'n tikje zwaarder wordt .... Om je hoed er voor af te nemen. Bloemlezingen, precies gerangschikt naar 't zich ontwikkelende waardeervermogen van op twee na de achterste leerling .... Om diepe kniebuiging te maken! Eerste halfjaar - tweede halfjaar - derde .... Mij duizelt. Maar ik schud die bewondering van me af, en de duizeling wijkt, en ik overweeg, dat er zeer vaak 'n zeer diepe gedachte schuilt in 'n ogenschijnlijk eenvoudig gedicht, waarvan de taal geen noemenswaardige moeite oplevert .... En ik overweeg, dat de ogenschijnlijk grotere moeilijkheid van andere gedichten alleen steekt in 't gebruikte vocabularium, in 'n zeker aantal woorden, waarmee de leerling nog niet is vertrouwd geraakt. De oppervlakkige beschouwer vindt zo'n ding iets erg lastigs, en heeft natuurlijk de plank mis. Moet men dan de behandeling uitstellen totdat de leerlingen de vereiste woordekennis stukje-bij-beetje hebben opgedaan? Dat zou wel es 'n rare wachtpartij kunnen worden. En als men ‘vokabularisch’ aan de behandeling toe was, zou men er psychologisch wel 'n heel eind af kunnen wezen. Wat is er eigenlijk tegen, dat de nieuwe termen en woorden tot 's leerlings eigendom worden gemaakt in verband met een of ander gedicht? Heiligschennis? Och kom! Nut en schoonheid zijn geen vijanden. Domme partijgangers maken ze zo. De taalleraar die het goed meent met de algemene vorming van z'n leerlingen, zal nooit aan het behandelen van gedichten de tijd angstvallig beknibbelen; sterk als hij is in de overtuiging, dat juist zijn werk algemeen vormend is, en dat het zich niet slechts leent tot een inleidende behandeling van nagenoeg alle littéraire kwesties, maar tegelijkertijd meer waarlijk-praktische waarde heeft dan lessen die - ultra-praktisch bedoeld - juist door hun eenzijdigheid falen. Het kan nooit genoeg worden herhaald, dat op het gebied van opvoeding en onderwijs het deel meer is dan het | |
[pagina 217]
| |
geheel; er kan nooit voldoende worden gewaarschuwd tegen het verleidelijk-bekrompene van 'n leus als: ‘Dit-en-dat moeten ze beslist weten, dus dat leer ik ze; - en laat de rest, schoonheidszin, en amoenitas, en imponderabilia, maar wachten: schiet er geen tijd voor over - in vredesnaam.’ Hoe bepaalt men het quantum van dit-en-dat, van dit-of-dat? Aan de hand van de ons (niet-deskundig) toebedeelde urentabel? De geest dient ons te leiden, en geen rekensommetje. En nooit mogen we vergeten, dat het vasthouden 't geleerde, ja het onthouden van elk in 't geheugen geperst woord, bepaald wordt door de bij het leren gewekte gevoelstonen. Het goede gedicht, met z'n ritme, met het rechte woord op de rechte plaats, vol van tot 'n maximum opgedreven gevoelstonen, is voor het vastleggen van 'n bevredigende woordeschat 'n faktor van de eerste rang! Wie deze faktor verwaarloost, handelt kortzichtig en dom. John Davidson's Song of a TrainGa naar voetnoot1) is, indien al geen eersterangs-gedicht, 'n uitstekend vers, dat sterk spreekt tot zinnen en verbeelding, en waarvan het voorlezen 'n zeer dankbaar werk is. Het lijkt wat moeilijk, maar dat valt in de schoolpraktijk schitterend mee. Men hoeft er niet in te delven naar diepe gedachten. Het is voor 'n groot deel Saus und Braus, en zodoende in het derde jaar (kl. IV) meer op z'n plaats dan in 't vierde. Ook sluit het zich gemakkelijk aan bij 'n gedicht als Cargoes van Masefield. Ook hier is de dichter 'n showman, 'n spullebaas of bioskoop-explicateur, en 'n zeer rumoerige! En hij, die om de rumoerigheid het vers afkeurt - er zijn er zo! - doet zeer verkeerd, - of liever: hij toont de leemten in z'n esthetische vorming. Laat zo iemand ter schole gaan bij 'n musicus, en ontwaren, dat men schoonheid kan geven zonder gebruik te maken van de sourdine. Of laat zo'n meneer z'n licht opstekien bij 'n architekt, en de vorm leren waarderen boven het materiaal. We mogen zelfs zeggen, dat de leraar goed zal doen, door juist dit rumoerige terdege uit te laten komen: het geeft aan z'n kudde al zo'n beetje idee, wat voor man de vaak schreeuwerige Davidson was; en dit is van waarde; want 'n gedicht is niet alleen 'n ding-op-zichzelf, maar ook 'n persoonlijkheids-uiting, en hoe gauwer 'n leerling zich de dubbele beschouwings-wijze | |
[pagina 218]
| |
eigen maakt die deze onderscheiding met zich meebrengt, hoe beter. Het komt er nu allereerst op aan ze belust te maken op het door de leraar uitgekozen vers, en ik stel me voor dat deze ditmaal het best zal doen met het voorlezen ervan, zonder inleidend praatje, maar met zoveel mogelijk uitdrukking en - in 'n goed tempo; vooral 'n ademloos opratelen van O'er bosky dens
By marsh and mead,
Forest and fens
Embodied speed
Is clanked and hurled;
O'er rivers and runnels;
And into the earth
And out again
In death and birth
That know no pain,
For the whole round world
Is a warren of railway tunnels.
Nog niet de helft van de betekenis dringt tot de leerlingen door, - het doet er niet toe, ze komen toch onder de indruk. En wanneer, na het drievoudige hark, waarbij de voorlezer voor 'n behoorlijke gradatie moet zorgen, zonder z'n kostbare keel nodeloos geweld aan te doen, het forse, ademloze slot komt: It screams and cleaves the dark;
And the subterranean night
Is gilt with smoky light.
Then out again apace
It runs its thundering race,
The monster taught
To come to hand
Amain,
That swift as thought
Speeds through the land,
The train, -
en de leraar geeft de duidelijke blijken, dat hij, tegelijk met dat woord train, aan het eind van z'n luchtreserves is gekomen, en | |
[pagina 219]
| |
dat ie nu, alvorens door te gaan, eerst es goed z'n borstkas moet volpompen, - dan zal z'n succes groot zijn. Zeer zeker is ie nog lang niet klaar, - maar het zwaarste werk is waarschijnlijk verricht; dit voorlezen heeft prikkelend gewerkt; verschillende leerlingen zullen erop azen, het vers ook 'ns te mogen voorlezen; en bij 't bespreken en verklaren van het vrij grote aantal onbekende woorden en moeilijke passages houdt de leraar hun aandacht vast. ‘Zie-jullie 'm, jongens?’ ‘Wie, meneer?’ ‘Wel, 't onderwerp van ons gedicht: the train.’ Ja, natuurlijk zien ze 'm, maar hoe? Als 'n monster? Of als locomotive engine, tender, and railway-carriages? Da's 'n kwestie van vizie, - zoals de goeie biljarter zei tot de kruk. De dichter ziet de trein als 'n monster, en zo moeten zij 'em óók leren zien. Wat voor monster? 'n Kalf met twee koppen? Nee, a dragon, 'n draak, 'n ijzeren draak, 'n vuurspuwende draak, met vleugels. Vleugels? Ja, en zeer eigenaardige: kijk maar naar regels 7-10: The song it sings
Has an iron sound;
Its iron wings
Like wheels go round ....
De lokomotief-kop met z'n vuur en smook suggereert het monster; de razende vaart suggereert de vleugels, die bij nader beschouwen wielen of raderen blijken te zijn. Maar dat monster is intelligent, of ten minste gehoorzaam. Het is A monster taught
To come to hand
Amain,....
'n gedrocht dat ze geleerd hebben vliegensvlug op te komen dagen. Komen jullie altijd zo gewillig als je geroepen wordt? As swift as thought, wat zeg je me daarvan? Of zegt het jullie niet veel? Are you fellows such slow thinkers? Wat is het onderwerp van
Crash under bridges,
Flash over ridges,
And vault the downs ....?
| |
[pagina 220]
| |
Zeker, je hebt gelijk, dat zijn die wielen. En heb je die wel es horen daveren onder 'n brug? Je moet niet denken, dat je overal spoordijken vindt. An English railway-track is seldom an embankment; it is cut out, below the level of the surrounding country. En die downs zijn geen sand-dunes; het zijn krijtheuvels, geen witte, maar groene, waar het gras goed kort wordt gehouden door grote kudden schapen. Voluminous, vanishing, white,
The steam plume trails;
Parallel streaks of light,
The polished rails ....
Wat is het werkwoord in de eerste helft van deze vier regels? Trails? 't Is mogelijk; maar wat is dan het werkwoord in de tweede helft? Daar is geen werkwoord te vinden. En daarom denk ik, dat trails 'n zelfstandig nw. is. De vier regels worden gegeven als een geheel; dus verwacht men, dat de twee helften van gelijke struktuur zullen zijn. Je ziet iets wits en omvangrijks, dat verdwijnt, namelijk de stoompluim-slierten; en je ziet evenwijdige lijnen van licht, namelijk de gepolijste rails. Are you convinced? If you are not you 're welcome to your own opinion. Oh, who can follow?
The little swallow,
The trout of the sky:
But the sun
Is outrun,
And Time passed by ....
Wel es 'n zwaluw zien vliegen, 'n echte, geen gierzwaluw (swift)? En wel es 'n forel zien zwemmen, in 'n Limburgs beekje, of in de broedplaats bij Vaassen? De vergelijking is aardig, en doet ons 'n ogenblik vergeten, dat ze met werkelijk afstand-afleggen weinig te maken heeft: 'n forel is geen ren-vis, om dat zo maar es te zeggen. En voor we tot dat besef zijn gekomen, zijn we getuigen van 'n wedstrijd tussen spoortrein en zon, in westelijke richting natuurlijk, waarbij de trein wint. En al verder en verder, door allerlei landschap, wordt de tot vlees geworden snelheid gerammeld en geslingerd .... Eindelijk staat het monster stil. Het hijgt nog, but has come | |
[pagina 221]
| |
to hand. De dichter noemde z'n vers A Song of a Train. Dat of hier betekent about, want de woorden zijn niet die van de verpersoonlijkte trein zelf. Maar 'n lied is het, vol crescendo's, decrescendo's en accelerando's, en rijkelijke fortissimo's, alle door het thema bedongen. En als 'n waar muziekstuk - al is het ‘maar’ programma-muziek - keert het tot z'n aanvangsmotief terug.
willem van doorn. |
|