Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Levende Talen. Jaargang 1934 (1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van Levende Talen. Jaargang 1934
Afbeelding van Levende Talen. Jaargang 1934Toon afbeelding van titelpagina van Levende Talen. Jaargang 1934

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.61 MB)

Scans (31.36 MB)

ebook (4.69 MB)

XML (0.97 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Levende Talen. Jaargang 1934

(1934)– [tijdschrift] Levende Talen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Leerboeken.
Het nieuwe leermiddel.

‘Weer nieuwe maan?’ riep Jochem,
‘'k Wou wat geven,
Zo me iemand zei waar al die ouwen bleven.’

Een dergelijke vraag en verzuchting heeft menig collega geuit, als hij de eindeloze reeks van ‘nieuwe’ en ‘nieuwste’ leermiddelen zich voortgezet zag met weer een aller-nieuwste uitgaaf ten dienste van het... onderwijs. En níet als bij Staring, kan een koster-Jan verklaren: Ze slaan er starren van; - het overgrote deel der ouwen bléven.

Ieder ingewijde kan ze aanwijzen, de leermiddelen die om een detailletje

[pagina 310]
[p. 310]

- vaak zelfs nieteens gelùkkig nieuwigheidje - het leven moesten zien. Bij alle vakken. Zelfs in het Nederlands. Nieuwe stel- en spel- en spilboeken, allerhand van leesboeken en keurgarven; en voor het onderwijs in de literatuur: geschiedenisjes der letterkunde, taalbloeiers, woordkunsten, und kein Ende.

Is de sceptische levenshouding ten opzichte van alle noviteiten gebóden, in het bizonder is hij eis, wanneer het leermiddelen geldt voor Nederlands: en zéér bizonder voor het zo vak-warse ‘onderwijs’ in de literatuur. De betrekkelijk-goeie leermiddelen leveren hier haast altijd generlei resultaat, omdat de houding van de leraar doorgaans dezelfde zwak-vitale of stokouwe blijft, verergerd nog als dit wordt door het gemis aan voorbereiding voor z'n ambt (niet, vak van wetenschap).

De ontdekking nu van een leermiddel, dat niét een betekenisloze variant op de vele reeds bestaande is, dat de leraar-zelf richting geeft en nieuwe bezieling inblazen móét, dat even volstrekt als gemotiveerd nieuw is, is een feit dat onvermengd verheugt. Als het waar is, dat de viva vox voor het literatuuronderwijs ‘alles’ is, dan zal een leermiddel dat erin slaagt de ideale viva vox te doen horen, even nuttig als nieuw zijn. Opmerkelijk, juist het leermiddel waaraan het literair onderwijs behoefte heeft, waaraan het alléén behoefte heeft, bestond voor kort niet! Van alle andere hadden we meer dan overvloed! Het ‘Rapport-Bolkestein voor Woordkunst’ (1933) bleek dit gemis gevoeld te hebben, want het oppert de mogelijkheid van voordrachtkunstenaars in de M.S. Echter heel gereserveerd, schroomvallig gereserveerd. En terecht: het optreden van die mensen werkt storend op de geregelde gang van het onderwijs, grijpt in in de lessenorde van de leraar-Nederlands, en geeft het volle profijt niet, doordat de ‘vreemde heer’ meer de aandacht trekt dan de vertolkte kunst. Bovendien is het ‘duur’. Het nieuwe leermiddel nu heeft alle voordelen van de Voordrager in de school, en is geheel vrij van de nadelen die nu-eenmaal daaraan inherent zijn: we hebben een keur uit de literatuur op gramofoon-platen!

De keus is even estetisch als pedagogisch selectief. Alle 35 stukken zijn hoogtepunten uit onze lyriek; en de grootste helft zijn poëmen van Na-Tachtig. We waarderen het eveneens, dat (op de 6 coupletten van het Wilhelmus na) géén fragmenten gegeven zijn. Goed van inzicht is 't ook, een hele (lyriek-) bloemlezing te geven. Hadden de meeste ‘afgestudeerden’ tenminste maar geleerd zó'n keurtje uit onze lyriek te appreciëren! En ook om déze reden tot nog toe waren de paar plaatjes die we konden machtig worden (Vogels ‘Lucifers Vloek’, zijn ‘Max Havelaars Toespraak’, zijn ‘Scheepspraet’ en ‘Wilhelmus’) voor ons en voor onze leerlingen ... amusement, vóór-vacantie genoegen. Paul Huf's Album is een integrerend, een constituerend déél van het literatuur-onderwijs. Dat ons niet één keer, maar ten allen tijd ten dienste staat. Dat een uitgezochte gelegenheid geeft tot vers- en voordrachtbeschouwing en critiek. Bovendien, hoeveel hoger staan deze platen in technisch opzicht dan de ouwe ‘His Master's Voice'en’! En wat van nog hoger waardij is: de Voordrachtkunstenaar Paul Huf heeft ze gezegd! We zijn er dus zeker van, dat alle bombasterij, sentimentaliteit, effect-uithalerij en dergelijke grapjasserij àfwezig is. De zegging is van een buitengewone gewoonheid, van een eenvoud die zuivere waar- en schoonheid is. We schrijven hier geen reclame, willen ons daarom niet geheel en al uit-zeggen. Vele kwaliteiten van Voordracht en Verrassende Stukkenkeuze zouden te prijzen zijn. Merk o.m. op hoe gewetensnauw (literair en pedagogisch) hij de 5 verzen van de Vondelplaat gekozen heeft!

[pagina 311]
[p. 311]

Laten we in het belang van ons Nederlands Literatuuronderwijs wensen, dat zowel voor de estetische vorming van de Leraar als van de Leerling, dit prachtig en zuiver vertolkt literair geheel binnenkort op geen enkele school voor M.O. ontbreke. 't Zou me niet verwonderen, als de jongens zich uit dit album een repertoirtje kiezen. En, is alle Imitatie van de voordrachtkunstenaar uit den boze, bij die van Paul Huf kan dat, door diens ideale voordracht, alleen maar góéd werken.

 

* * *

 

(Voor wie niet weet tot wèlk adres zich te richten om inlichting en een proef-kennismaking, déze mededeling: U wende zich tot Paul Huf, Nic. Maesstraat 22 Amsterdam, of tot de Vertegenwoordiger van de ‘Columbia’ te Amsterdam. Prijs van het album van 7 platen met 35 nummers is ƒ 25; tekstboekjes zijn tegen kostprijs verkrijgbaar).

Inhoud van het Album.

Plaat Speelkant
I 1 a. Het Wilhelmus. (W.I.L.L.E.M.). } Dichter Onbekend.
    b. Ghy moest van Vrouden beven. } Dichter Onbekend.
    c. Gequetst ben ic van binnen. } Dichter Onbekend.
  2 a. Het daghet inden Oosten. } Dichter Onbekend.
    b. Egidius, waer bestu bleven. } Dichter Onbekend.
II 3 Klaghte der Prinsesse van Orangiën. P.C. Hooft.
  4 a. Geestigh Liedt. } G.A. Bredero.
    b. Vroegh in den Dageraet. } G.A. Bredero.
III 5 a. Geuse-Vesper. } Joost van den Vondel.
    b. Wiltzangk. } Joost van den Vondel.
    c. Kinderlijck. } Joost van den Vondel.
  6 a. Uytvaert van mijn Dochterken } Joost van den Vondel.
    b. Vertroostinghe aen Ger. Vossius. } Joost van den Vondel.
IV 7 O, Vader, ga niet dood! (Proza). Lodewijk van Deyssel.
  8 a. De Veldheer. } Albert Verwey.
    b. Muziekbroeders. } Albert Verwey.
    c. Toen ons kindje glimlachte. Frederik van Eeden.
V 9 De Moeder. Henriette Roland Holst.  
  10 a. De maan is al boven de seringen. } P.C. Boutens.
    b. Goede Dood. } P.C. Boutens.
    c. Ik ween om bloemen. } Willem Kloos.
    d. Zooals daarginds. } Willem Kloos.
VI 11 a. De laatste Wil van Alexander. J.H. Leopold.
    b. Toen bliezen de Poortwachters. Herman Gorter.
    c. ‘Paradise Regained’. H. Marsman.
  12 a. Zoo teedere schade. Werumeus Buning.
    b. Satyr en Christofoor. M. Niihoff.
    c. In den trein. Jac. Bloem.  

[pagina 312]
[p. 312]

VII 13 a. Najaar. A. Roland Holst.  
    b. De Ontdekker. J. Slauerhoff.  
    c. L'Envoi. A. van Duinkerken.  
  14 a. De Kerseboom. Jan Engelman.  
    b. De Moeder. Geerten Gossaert.  
    c. ‘Wenn nur ein Traum das Leben ist’. Anthonie Donekr.  

A.J. SCHNEIDERS.

W.F.C. Timmermans, La France devant l'antiquité. (J.B. Wolters, 1934).

In de titel ligt dunkt mij een begripsverwarring, die wij ook in het voorbericht aantreffen: de schrijver wil aantonen hoe Frankrijk op de Oudheid heeft gereageerd. Maar in werkelijkheid geeft hij ons enkel fragmenten uit Franse literatoren, die toch maar een klein, zij het belangrijk, gedeelte van de reactie van het Franse volk laten zien. Gereageerd heeft Frankrijk ook door zijn philosofen, zijn beeldhouwers, zijn schilders, zijn architecten, ja door wie al niet? ‘Les littérateurs français devant l'antiquité’ ware dus duidelijker. Deze opmerking is geen vitterij: ik weet dat sommigen, op de titel afgaande, heel iets anders van het boek verwachtten dan het geeft.

Het is een bloemlezing uit schrijvers van de zestiende eeuw tot heden, korte fragmenten meestal, min of meer willekeurig in groepen ingedeeld, waardoor in het begin de chronologie nog al eens in de knel raakt: hoofdstuk I b.v. geeft drie stukjes uit Chateaubriand, die eerst door Pierre de Nolhac en Ernest Renan, later door Maurice Barrès en Louis Bertrand geflankeerd wordt. Ook in andere delen van het boek komt hij dan weer bij herhaling voor, en zo gaat het meer schrijvers. De leerlingen, bij wie de jaartallen uit de letterkunde er nu eenmaal niet stevig inzitten, dreigen hierdoor wel erg verward te worden.

Graag had ik ook wat minder en dan wat langer fragmenten gehad: multum non multa mocht wel als motto op een werk over de Oudheid staan. Het geheel is nu wat kaleidoscoopachtig geworden, en van verdieping van inzicht hierdoor zal wel nauwelijks sprake kunnen zijn. Daarvoor hadden wèl enkele opstellen van Franse classici, aangevuld door enige voorbeelden van meesterlijke vertaling, kunnen dienen. Die beide hadden onze classici bij hun onderwijs kunnen benutten; of zij naar dit boek gretig zullen grijpen weet ik niet.

Maar de schrijver zal opmerken dat het daarvoor ook niet bedoeld is, doch voor leraren in het Frans. Enkel echter, als ik zijn bedoeling niet geheel misversta, als aanvulling, niet als vervanging van het geregelde letterkunde-onderwijs. Of wij voor deze aanvulling voldoende tijd hebben meen ik te moeten betwijfelen.

Alles bijeen is de op zichzelf lofwaardige poging, om wat meer verband te brengen tussen het onderwijs in klassieke cultuur en moderne - in casu Franse - literatuur niet zo geslaagd als ik wensen zou.

K.J. RIEMENS.

 

De aandacht van de musiciens-discophiles onder de collega's vestig ik op een nieuwe ‘Anthologie Sonore’. De Société ‘l'Anth. Sonore’ wil weinig bezochte gebieden der oude muziek voor de muziekliefhebbers openleggen. Elk jaar verschijnt een serie van 20 platen van 30 cm, aan beide kanten bespeelbaar; elke serie kost 500 frs. De volledige collectie zal een overzicht vormen van de muziek van de middeleeuwen af tot het begin der 19e eeuw.

[pagina 313]
[p. 313]

In de eerste serie zijn o.a. verschenen: Madrigaux et ballades florentins, chant homme, acct. de viole (14e eeuw); Gibbons, Pièces pour virginal (16e eeuw); Fr. Couperin, 4e Concert Royal, quatuor et clavecin; Haendel, Sonate pour hautbois et clavecin.

S. ELTE.

Der grosse Duden, Rechtschreibung der deutschen Sprache und der Fremdwörter, bearbeitet von Dr. Otto Basler unter Mitwirkung der Fachschriftleitungen des Bibliographischen Instituts, 11. Auflage, Leipzig 1934, 669 S., geb. Rm. 4.-
Der grosse Duden, Stilwörterbuch der deutschen Sprache, Eine Sammlung der richtigen und der gebräuchlichsten Ausdrücke und und Redewendungen, bearbeitet in den Fachschriftleitungen des Bibliographischen Instituts unter Mitwirkung von Dr. Otto Basler, Leipzig, 1934, 694 S., geb. Rm. 4.-

Konden wij in ons vorig nummer de aandacht vestigen op de verschijning van het nieuwe woordenboek van Richard Pekrun, Das deutsche Wort. zo kunnen wij thans tot ons genoegen twee lexicographische hulpmiddelen aankondigen, die - om 't maar dadelijk te zeggen - in ieder opzicht voortreffelijk zijn.

Duden, langzamerhand ‘der grosse Duden’, geworden, was al sedert jaren het ‘Nachschlagebuch’ voor ieder, die zich met de studie van het Duits bezighield. Aan de juistheid van iets, wat in Duden stond, werd nooit getwijfeld. Het boek had en heeft canonieke betekenis. Helaas bleef 't ten opzichte van de moderne woordenschat ten achter, terwijl 't ook slechts registreerde en maar hoogst zelden het gebruik van een of ander woord toelichtte.

Deze bezwaren zijn thans geheel ondervangen door de verschijning der beide delen.

De oude ‘Duden’, die thans als 11de druk voor ons ligt, brengt tal van nieuwe woorden, die in de laatste jaren op het gebied van het politieke en economische leven, in de techniek en in het verkeerswezen zijn opgenomen. Duden (en Pekrun) bevatten dus ongetwijfeld het meest moderne, dat thans tot het Duitse ‘Sprachgut’ behoort. Zo zochten wij niet vergeefs: ausbürgern, Anerbenrecht, Aufrüstung, Aufwertung, leerlaufen, Fühlungsnahme, zwangsläufig, Einbahnstrasse Planwirtschaft, verkoken, Verkehrsampel, Verfilzung en zelfs Konzentrationslager (für Zivilgefangene, Volksschädlinge) ontbreekt niet! Wij vonden niet: Laubenkolonie, Gamaschendienst, Schlangestehen Schutzhaft, Radweg, Verrechnungsabkommen, Leerlauf.

 

Geheel nieuw is het tweede deel, het ‘Stilwörterbuch’. Het oriënteert ons over het gebruik van het woord, het brengt ‘die von der gesprochenen und der geschriebenen Sprache gebrauchten Verbindungen, Redensarten, Wendungen oder Wortgruppen’. Het tracht vooral het gebruikelijke, het geoorloofde en het juiste gebruik van een bepaalde uitdrukking of zinswending vast te stellen. Talrijke medewerkers hebben het materiaal verzameld, waardoor het geheel uitgebreid is tot een woordenboek van het moderne taalgebruik in zijn verschillende schakeringen. Natuurlijk zal men af en toe hier ook uitdrukkingen en zegswijzen missen, die men elders wel vindt, maar de hoofdzaak is, dat ons geen idiomatisch ‘Nachschlagebuch’ bekend

[pagina 314]
[p. 314]

is, waarin zoveel en zo voortreffelijk materiaal bijeengebracht is. Wij beschouwen deze beide delen van de nieuwe Duden dus als een onmisbaar hulpmiddel voor ieder, die Duits studeert of doceert.

G. RAS.

Door plaatsgebrek moesten verschillende bijdragen voor de Duitse afdeling blijven liggen voor het Februari-nummer.

RED.

Dr. J.C. de Buisonjé und R.M. de Jong, Texte zur Übersetzung ins Holländische. I Teil, 1934. Verlag von J.B. Wolters. 151 S. Preis geh. ƒ 1,10, geb. ƒ 1,30.

Wellicht roept menig docent uit: ‘Alweer zo'n vertaalboekje!’, want hij acht 't volmaakt onnodig, dat naast de bekende en beproefde verzamelingen met vertaalstof weer een nieuw werkje geproduceerd wordt.

Wij willen gaarne erkennen, dat dit ook onze allereerste gedachte was, want wij konden veel, wat op dit gebied in de laatste tijd verscheen, niet bewonderen, vooral niet, indien de ‘verzamelaar’ zijn intellect alleen demonstreerde door - om met Lessing te spreken - uitsluitend ‘mit Kleister und Schere’ te werken.

Wij willen echter gaarne erkennen, dat het werkje van Mej. R.M. de Jong en Dr. J.C. de Buisonjé zeer gunstig afsteekt tegenover de zo juist gesignaleerde producten. Deze ‘Texte’ zijn met grote zorg gekozen.

Hier is nieuwe vertaalstof systematisch ‘zusammengelesen’, hier heeft men ook het uitgekozene reeds aan de leerlingen voorgelegd.

Het laatste is van grote waarde. Men heeft gelukkig een ruime plaats gegeven aan moderne auteurs (Rilke, Schmidtbonn, Korff, Thomas Mann, Klaus Mann, Strich, Leonhard Frank, Ina Seidel, Stehr, Carossa, von Scholz).

Wij hebben slechts enige wensen:

No. 1 vervange men door een ander stukje. Het is een zwak stukje van Zerkaulen.

Zou het voortreffelijke artikel van Korff niet geheel opgenomen kunnen worden, opdat de leerlingen niet een verkeerde conclusie trekken uit het slot van het fragment (pg. 47)?

Hier en daar zou een korte aanduiding van personalia (Gundolf!), facta en data voor de leerlingen van nut kunnen zijn.

Wij hopen, dat het tweede deeltje, als 't examenopgaven geeft, alleen de belangrijkste opgaven zal brengen, en dat 't inderdaad ook veel zwaarder proza zal bevatten. Men zou aan de behoefte der gymnasia tegemoetkomen door veel beschouwend proza uit te zoeken (geheel ten onrechte meent men echter, dat men hier literairhistorische en historische stoffen verlangt, die speciaal op de oude geschiedenis betrekking hebben!).

In ieder geval is het eerste deeltje reeds zo gelukkig uitgevallen, dat wij 't gaarne aanbevelen aan alle collega's, die behoefte hebben om af en toe (vooral ook met 't oog op de zittenblijvers) een gaarne gebruikt werkje met vertalingen eens af te wisselen met een ander.

 

G. RAS.

M.H. Flothuis, Kleine Synonymik. (Noordhoff, Groningen. ƒ 2,25, geb. ƒ 2,75).

Flothuis, de schrijver van ‘Die Partikel in Wörtern, Redensarten und Sätzen’, ‘Wortbedeutung und Synonymik’ (het laatste samen met H. Baberg), ‘Einfache kurzgefasste deutsche Syntax’ en vele artikelen in ‘De Drie Talen’,

[pagina 315]
[p. 315]

heeft nu de Duits-Nederlandse vakliteratuur verrijkt met een werkje, waaraan werkelijk behoefte bestond. Het was er hem - blijkens de keuze der synoniemen en de voorbeelden ter toelichting - niet om te doen, ‘die gleichgültigen Wörter’ naast elkaar te plaatsen en op punten van overeenkomst en verschil in betekenis te wijzen, ‘dass die Quellen des Wortstreits verstopfet werden’, zooals Gottsched het uitdrukte en o.a. Eberhard en Dan. Sanders zich ten doel hadden gesteldGa naar voetnoot1), ook niet, zooals bij Franz Dornseiff in zijn onlangs verschenen ‘Deutscher Wortschatz, synonymisch geordnet’, om de verwante woorden volgens ‘Sachbezeichnungen’ te groeperen, of, afwijkend van de methode der semasiologen, op die onomasiologischen Triebfedern ‘Kraftausdruck’ und ‘Emphase’ de nadruk te leggenGa naar voetnoot1); Flothuis blijkt in zijn ‘Synomymik’ een ander doel na te streven. In tijden van scherpe maatschappelijke overgangen, zoals zich die nu in Duitschland voltrekken, zijn ook de veranderingen in de woordenschat groter dan in rustiger perioden. Deze veranderingen nu worden door Flothuis zorgvuldig geregistreerd. Door het begrip ‘synoniem’ zoo ruim mogelijk te nemen, krijgt hij gelegenheid, ook vele, met de vergeleken synoniemen in nauw verband staande woorden en uitdrukkingen op te nemen, door welk interessant bijwerk de waarde van het boekje belangrijk wordt verhoogd. Het werklozenprobleem (Arbeit-Werk, Arbeitsnachweis, Fürsorge, Schwarzarbeit), het verenigingsleven (Gewerkschaft, Innung, Fachschaft), die Gleichschaltung, technische Errungenschaften (Rundfunk, der tönende Bildstreifen), Wohlfahrtseinrichtungen enz.Ga naar voetnoot2) vinden we hier in de taal weerspiegeld. Verder heeft F. aan vele woorden nieuwe betekenissen ontdekt en door voorbeelden uit het hedendaagse leven toegelicht: brausen, sausen, schimmern, branden, brodeln, wuchten.

Naast het vele goede, dat de schrijver ons biedt, geeft hij toch ook herhaaldelijk aanleiding tot critiek. Nu eens door een gewaagde samenvoeging: 125 stolz-trotzig, dan door onvolledigheid: 18 benetzen-befeuchten-begiessen-besprengen-bewässern; (waarom hier niet ook berieseln?). Soms haalt hij er woorden bij, die met de behandelde synoniemenreeks weinig hebben uit te staan. Naast Kraft-Stärke geeft hij blz. 83 ook Stärke (stijfsel), terwijl we Stärke in de verwante betekenis van: ‘iemands sterke zijde’ zouden hebben verwacht.

Soms zijn de verklaringen door hun beknoptheid wat te kras uitgedrukt. Bij 5: Affäre (‘moralisch nicht ganz einwandfrei’) is door opneming in de groep Affäre-Angelegenheit-Sache (waarom ook niet der Fall?) en de tussen haakjes geplaatste bijvoeging de zaak nog niet in orde. Van de vele betekenissen, die het woord heeft: Angelegenheit, Sache, Streit, Streitsache, Ehrensache, Zweikampf, Gefecht, etwas Unangenehmes, etwas Heikles, geeft F. die, welke met Angelegenheit concurreert. We hebben hier m.i. met het euphemistisch gebruik van een vreemd woord te doen, een verschijnsel, dat ons, o.a. bij Thomas Mann, vaak een interessante kijk geeft op de uitdrukkingsmogelijkheden van de taal. F. had hier op de ‘emphatische Tendenz’ in het gebruik van vreemde woorden kunnen wijzen, en zodoende een poging kunnen doen, aan de hand van Dornseiffs ‘Wortschatz’, welk werk hij in zijn literatuurlijst vermeldt, de betekenis van diens streven kunnen demonstreren. Moge het F. nog eens gegeven zijn, zijn bescheiden

[pagina 316]
[p. 316]

bijdrage ‘zu einem synonymischen Lehrbuch grossem Umfangs zu erweitern’, maar dan zo, dat hij het ongeschifte materiaal in Dornseiffs werk, waaraan de Niet-Duitscher nu zo weinig houvast heeft, ook voor onze examencandidaten toegankelijk weet te maken!

Haarlem, 8-10-'34.

JOH. HEEMSTRA.

Dr. H.M. Hain, F.R.S.L. My visit to England. especially written for foreign students of English. Leipzig C.1. L.A. Kittler, Dept. The Anglo Saxon Agency, prijs?? 1932.
Marie D. Hottinger, Brush up your English. London and Toronto. J.M. Dent and Sons Ltd. 2 s. 6 d. 1934. Dr. G. Nolst Trenité, English Phrases and Catchwords in Dialogues and Playlets. Haarlem. H.D. Tjeenk Willink en Zoon N.V. ƒ 0,90. 1934.
C.J. Munters, How to speak English. Short conversations on everyday subjects. Amsterdam. J.M. Meulenhoff. ƒ 0,95. 1933.
L. Bot en J. Houtepen, Conversational English. Groningen, Batavia, J.B. Wolters. ƒ 1,20 (geb. ƒ 1,40). 1934.

Ziehier een vijftal boekjes die alle hetzelfde beogen: de beoefenaars van het Engels vertrouwd te maken met de taal die meer in het bizonder in de omgang wordt gebruikt. Als dit aanbod werkelijk beantwoordt aan de vraag dan is dat een gelukkig verschijnsel. Niemand kan geacht worden een taal te kennen als hij alleen de upper strata ervan heeft bestudeerd. Het kan echter ook zijn dat de schrijvers zó doordrongen zijn van deze waarheid dat ze door het schrijven van deze boekjes de gelegenheid willen bieden wat beter op de hoogte te komen met de alledaagse gesprektaal en zodoende de lust daartoe trachten op te wekken. Dat ook naar dit doel vele wegen leiden blijkt wel uit de verschillende manieren waarop de auteurs de zaak hebben aangepakt. Het eerstgenoemde werkje doet in de opzet denken aan de bekende boekjes van Kron: The little Londoner en English Daily Life. In een doorlopend verhaal, deels beschrijvend, deels in gesprekvorm, worden vrijwel alle onderwerpen behandeld die verband houden met een first visit to England. Door deze minder ‘opzettelijke’ vorm moet de gebruiker die zijn kennis van zeden en gewoonten en het idioom wil uitbreiden zeer nauwkeurig opletten ‘om er niet over heen te lezen’. Een bezwaar is dit zeer zeker niet. Ik kan echter het boekje niet aanbevelen daar het Engels alles behalve feilloos is. Men oordele zelf: p. 8. First we had soup. then came fried fish, which I was told was a Dover sole, with anchovy sauce; this was followed by some mutton cutlets with mashed potatoes and green peas, after this came an apple-pie which was a novelty to me, finishing up with cheese, butter and biscuits. - p. 47. His many books gladdened my heart .... I wished I possessed such a treasure. It made me quite envy him. - p. 78. I thank you ever so much, dear Clara, for all these informations most interesting to me. - p. 113. Well, if agreeable to you, I would like to stay at your hotel. - p. 125. I suggest making a trip to Wallend. - p. 126. His History was written, as all his works except St. John's Gospel, in Latin and were translated into Saxon by King Alfred the Great. - p. 195. If asked at table whether you want this or that, one says ‘Thank you!’ if you wish to have it, but if you do not wish it you should say ‘No, thank you!’ - Waarbij dan nog andere fouten komen

[pagina 317]
[p. 317]

als op p. 77. ‘How would you address a nobleman?’ ‘If he is a Knight you address him in writing by say, Sir John Brown....’. In dit opzicht steekt Dr. Hain's boekje dan ook heel erg af bij het tweede op de lijsr. Mrs. Hottinger kent haar taal goed en beschikt daarbij over een grote ervaring als docente juist van deze stof. Al dadelijk wekt het voorbericht vertrouwen als we daar lezen: ‘Mr. and Mrs. Smith (de twee voornaamste voerders van de gesprekken) and their friends have not tried to make things easy; that is not the way to learn spoken English, for it is not an easy language’. Dit zal ieder die over een behoorlijke ervaring op dit gebied beschikt, geheel kunnen onderschrijven. In tegenstelling met het vorige boekje, dat geen enkele vertaling of verklaring buiten de tekst geeft (wat ook z'n goede zijde heeft), geeft deze schrijfster onderaan elke bladzijde vertalingen in het Frans en Duits van sommige woorden en uitdrukkingen, hoewel ze er op wijst dat die ‘vocabularies do not pretend to be perfect literary translations. They merely give an idea of what Mr. and Mrs. Smith are talking about’. Ook verklaart zij waarom niet alles zo behandeld is, want ‘the reader of this book will profit far more by it if he understands it in English than if he always has his native language present in his mind’. Dit nu zijn gezonde beginselen bij het samenstellen van een dergelijk leermiddel. De stof is verdeeld over 33 hoofdstukken die zo de gebruikelijke onderwerpen bevatten, doch overigens zeer origineel en met echte Engelse humor behandeld zijn, waardoor het, schoolse en opzettelijke geheel is vermeden. In dit opzicht doet het werkje even denken aan Berrington's English made interesting. Het is niet bestemd voor beginnelingen; en zelfs de meer gevorderde gebruiker zal het meer dan eens aandachtig moeten doorwerken om er werkelijk profijt van te hebben. Op de gesprekken laat Mrs. Hottinger volgen enige brieven en een aantal heel nuttige opmerkingen over vaak voorkomende grammaticale en idiomatische fouten, etiquette-kwesties enz., alles in zinnen verwerkt. Daarop volgt een aanhangsel van 20 p.p. dat Additional Conversations bevat van Dr. W.G. Hartog M.A., die bovendien op gramofoonplaten te horen zijn, gesproken door Mr. Hibberd en Miss Jenkin, wat voor zelfstudie nuttig kan zijn. Ook deze gesprekken munten uit door vlotheid en natuurlijkheid. Alles tezamen genomen is mij geen beter boekje bekend voor dit bepaalde doel.

Al heeft dan ook Dr. Nolst Trenité's verzameling van Dialogues and Playlets met het vorige nummer het belangwekkende en weinig schoolse gemeen, toch zou ik het niet zonder voorbehoud durven aanbevelen. Als het voor zelfstudie gebruikt wordt, acht ik het zelfs gevaarlijk. Zonder te durven beweren dat niemand dergelijke gesprekken ooit zou voeren, zal de vreemdeling in elk geval wijs doen met dit genre niet te imiteren. Het boekje lijdt n.l. (en nog wel opzettelijk: de schrijver kent de taal te goed om bij ongeluk zó te hebben geschreven) aan een euvel dat men maar al te vaak in idioomboeken aantreft: men krijgt een opeenstapeling van synonymen, spreekwoorden en citaten te horen, waardoor men geen juist beeld krijgt van het verloop van een normaal gesprek. Zo lezen we b.v. op p. 13. No, it was touch and go. A hairbreadth escape. A close shave. p. 24. Don't prevaricate. Don't beat about bush. Call a spade a spade. p. 36. (nog wel in het postkantoor). Official. No, sir, C.O.D. Nicolas. I geb your pardon? O. Cash on delivery - down on the nail, as the saying is. N. Hard lines. But I suppose there's nothing for it. O. No, sir. Bow to the inevitable. N. I'm afraid I'll have to. I'm only a man.

 
Let men say whate'er they will
 
Woman, woman rules them still.
[pagina 318]
[p. 318]

p. 71. He's as proud as a peacock but hasn't the brains of a rabbit. He thinks himself no end clever, but it's much cry and little wool. His airs are in inverse ratio to his capacities.

Het is allemaal wel heel knap en men respecteert en benijdt de schrijver om het grote aantal citaten die hij tot zijn beschikking heeft. Ik heb het boekje met veel genoegen doorgelezen en mij geamuseerd met de snaakse invallen en wendingen van den Heer N. Tr. Onder verstandige leiding kan een klas dit boekje natuurlijk wel met profijt gebruiken.

Toch zullen vele docenten hiervoor het werkje van de Heer Munters prefereren. Hier is het bekende systeem gevolgd: elke bladzijde heeft een Engelse kolom naast de Nederlandse. Voor minder vlugge leerlingen en bij zelfstandig gebruik is dit misschien gewenst. Het boekje zal echter het best beantwoorden aan zijn titel: How to speak English als het geleerde wordt overhoord in gesprekvorm, wat dan als tweede voordeel meebrengt dat de leerlingen gewend raken gesproken Engels vlot te verstaan. Op het vorige deeltje heeft het voor dat het wel een goed beeld geeft hoe alledaagse gesprekken verlopen. Het Engels is niet opzettelijk idiomatisch gemaakt, waardoor het juist on-Engels zou worden. Wat de inhoud betreft: het geeft vooral die onderwerpen die de belangstelling van de klas kunnen hebben. De sprekers worden niet vermeld; het geheel maakt de indruk van een vraag- en antwoordspel. Daardoor wordt het weleens wat eentonig, maar biedt zodoende de leraar de gelegenheid het door zijn behandeling tot een prettig leermiddel te maken. - Veel overeenkomst in vorm met de short conversations van de Heer Munsters vertoont het laatste nummer van de vijf. Het aantal onderwerpen is aanmerkelijk kleiner, maar daarom zou het niet minder behoeven te zijn. De woorden en uitdrukkingen waar het om gaat staan in beide kolommen dik gedrukt. Dit geeft aan de bladzijde iets onrustigs en kan aanleiding zijn tot het leren ervan buiten het zinsverband om. In het voorbericht wordt er de nadruk op gelegd dat het boekje bestemd is om de vreemde taal te leren spreken. Dat dit nu juist met deze stof in deze vorm moet bereikt worden valt te betwijfelen: elke leesles over een niet te abstract onderwerp leent zich daartoe, als de docent de kunst van vragen maar verstaat. Verder wordt vermeld dat de schrijvers het Roomse element niet verwaarlozen. Nu heb ik goed geteld slechts 3 zinnen ontdekt waarop dit betrekking kan hebben en daarenboven een passage van 10 regels, waaraan Katholieken vermoedelijk aanstoot zouden nemen in een neutraal leerboek. (Er volgt dan ook op: You ought not to joke in these impressive surroundings.) Belangrijker echter is te moeten constateren dat de Heren Bot en Houtepen Nederlandse toestanden in het Engels trachten weer te geven, waardoor we op p. 4 dit fraais voorgezet krijgen: A couple of slices of bread and butter en verder lezen over rusks en de welgemeende wens aantreffen: I hope you'll enjoy your breakfast. Zodoende laten de schrijvers een mooie gelegenheid om op enkele Engelse gewoonten te wijzen onbenut voorbijgaan. Bij het doorbladeren krijgt men dan ook sterk de indruk van maakwerk.

Het ideale boek voor Conversational English zou eigenlijk moeten zijn een bloemlezing van vlotte gesprekken, over een grote verscheidenheid van onderwerpen, aangetroffen in Engelse romans, zodat men de zekerheid heeft dat de auteur in de verste verte niet gedacht heeft aan het opzettelijk leveren van stof voor een leerboek. Hier ligt nog een mooi terrein braak voor iemand die langzaam en met zorg zo'n verzameling wil aanleggen. Al komt dan niet alles ter sprake (wat wel altijd een vrome wens moet blijven) de onopzettelijkheid en de daaruit voortvloeiende natuurlijkheid zullen een grote winst betekenen.

L.J. GUITTART.

[pagina 319]
[p. 319]

Drs. L.M. Bouman, Hoofdlijnen van de Engelsche Grammatica. Haarlem, N.V. Drukkerij de Spaarnestad. 88 blz.
C. van Tiel, English Grammar, revised by P.C. van Heynsbergen. Leiden, N.V. Boekhandel v/h E.J. Brill. 337 blz.
Dr. H.J. Makkink, An English Grammar, for students reading for the L.O. certificate. Rotterdam, Nijgh en van Ditmar N.V. 145 blz.

‘Hoofdlijnen van de Engelsche Grammatica’ heeft de heer Bouman zijn boek genoemd, een benaming typerend voor onze tijd. Wij willen graag van alles op de hoogte komen, maar het moet snel gaan en het moet ons gemakkelijk worden gemaakt. Zo verschenen er hoofdlijnen der geschiedenis, der litteratuur, der kunsthistorie etc. etc. en zo hebben we nu ook ‘Hoofdlijnen van de Engelsche Grammatica’ gekregen.

Na een wereldkaart en een enigszins reclame-achtig ‘Voorwoord’ om ons van de belangrijkheid van het Engelse volk en de Engelse taal te doordringen, volgt een ‘Inleiding tot het Gebruik’, waarin de schrijver wijst op het tweeledig doel van zijn werk; het zal zijn: 1. een studieboek, 2. een boek om bij moeilijkheden te raadplegen. Hierna komt een bladzijde met verklaringen van de in het boek voorkomende terminologie en dan beginnen de Hoofdlijnen, verdeeld over ± 60 pagina's.

Nu moet, uiteraard, een schrijver van hoofdlijnen veel wetenswaardigs, dat verband houdt met zijn onderwerp, onvermeld laten. Tracht hij tegelijkertijd allerlei interessante bijkomstigheden te vermelden, dan komen er naast de hoofdlijnen onvermijdelijk zijlijnen en zijlijntjes van deze zijlijnen, waardoor het geheel gevaar loopt onduidelijk en verwarrend te worden.

Aan dit gevaar is de heer Bouman m.i. niet ontkomen. Hoewel de schrijver er op sommige pagina's in geslaagd lijkt zijn stof duidelijk en overzichtelijk in te delen, zijn er daarnaast talrijke bladzijden met zoveel vakken en vakjes, cijfers en letters, dikgedrukte en cursief gedrukte woorden en zinnen, opmerkingen en ‘vooropmerkingen’ die soms wel wat erg ‘geleerd’ zijn - is het om het gebruik van het Gerund in het Engels te begrijpen, nodig om er het Latijnse Gerundivum en Gerundium bij te halen? - dat de indruk van deze reusachtige bladzijden - het boek is n.l. 27 cM. bij 37 cM. - ondanks de dikke zwarte punten die ons in deze doolhof de weg moeten wijzen, voor de meeste lezers eer verbijsterend en ontmoedigend, dan overzichtelijk zal zijn.

Ongetwijfeld heeft de schrijver zowel in de hoofdlijnen zelf als in de Varia, die ruim 20 pagina's beslaan en waarin men van allerlei kan vinden over tenses, subjunctive, slang, americanisms, leestekens, afkortingen, universitaire graden, titulatuur, munten, maten, gewichten etc. etc. veel wetenswaardigs bijeen weten te brengen. Maar dat ons door deze Hoofdlijnen ‘een scherp omlijnd overzicht der Engelsche grammatica en der hoofdconstructies van de Engelsche syntaxis wordt gegeven, een boek dat men met vertrouwen raadpleegt en dat zelden teleurstelt’ - zie inleiding - zou ik den schrijver niet durven nazeggen.

Het tweede boek, dat ik hier zal bespreken, is een bewerking door den heer P.C. v. Heynsbergen van de, althans vroeger, bij de opleiding van L.O.-candidaten veel gebruikte English Grammar van C. v. Tiel.

Het boek bestaat uit 3 gedeelten, de eigenlijke Grammar van pag. 49-221 voorafgegaan door een Outline of Phonetics en gevolgd door ± 80 thema's

[pagina 320]
[p. 320]

volgens de losse-zinnenmethode, waarin telkens een bepaald onderdeel van de Grammar moet worden toegepast.

De Outline of Phonetics is door den bewerker in z'n geheel vervangen en, men zou verwachten, ook geheel gemoderniseerd. Dit laatste is evenwel niet het geval. Men vraagt zich af, waarom de bewerker het nu toch vrijwel algemeen als onmisbaar beschouwde klankschrift niet gebruikt heeft. Dan toch zouden wanhopige pogingen als g = dzjieie j = dzjeeie w = dubbleie oeoe h = eeietsj etc. niet nodig zijn geweest.

Aanwijzingen als s = zj in pleasure, g = dzh in bridge, men hoort sj in dimension zijn m.i. in staat zelfs den meest verstokten tegenstander van phonetisch schrift te bekèren.

Ook in het gramm. gedeelte zouden verschillende dingen door het gebruik van phonetisch schrift aan duidelijkheid gewonnen hebben - ik denk aan het meervoud van zelfst. nmw. op ch, waar de schrijver de termen ch soft b.v. in church en ch hard b.v. in monarch bedacht heeft, de meervoudsvorming van samenstellingen met man als tweede lid, de uitspraak van de genitive's.

Trouwens in deze Outline of Phonetics is nog meer dat we niet stilzwijgend voorbij kunnen gaan. Zo lezen we, dat u in furious, a in spacious monophthongic vowels zijn, dat er geen rounding is in de o van pot, dat ‘the two last syllables of subterranean, opinion, form one sound (sic), dat point blade consonants(are) articulated in between the point gum and the blade consonants, the tip of the tongue being lowered in the direction of the under teeth.’ Zo vinden we op pag. 25: ‘In the case of English stops, the tongue, in closing the mouth-passage is tenser than in Dutch. Accordingly the English stops are “stronger” than the corresponding. Du. sounds, impressing the ear as if they are, so to speak, followed by a very weak h. sound.’ Met deze uitleg heeft men m.i. de hoofdoorzaak van deze ‘h-sound’ ongenoemd gelaten.

Ook missen we de m.i. noodzakelijke bespreking van de gevallen, waarin gedeeltelijke assim. of voice optreedt. Wel wordt gezegd dat ‘assim. of voice is comparatively rare’ waarbij dan melding wordt gemaakt van husband, cupboard etc. Een en ander doet ons de vraag stellen of het wel een groot verlies zou zijn geweest, als deze klankleer geheel vervallen was. Eventuele gebruikers van deze grammatica moet, meen ik, worden aangeraden, hun phonetische kennis uit andere bronnen te putten.

Het grammaticale gedeelte heeft de bewerker zoveel mogelijk in zijn oude vorm behouden, met alleen die aanvullingen of wijzigingen die hem onvermijdelijk toeschenen. Het boek doet dan ook, ondanks enkele modern klinkende termen, zoals Prepositional Accusative with Infinitive construction, vrij ouderwets aan. Dit nu behoeft op zichzelf geen overwegend bezwaar te zijn, maar hierbij komt dat tal van regels bij den lezer critiek uitlokken, hetzij wegens hun onduidelijkheid, hetzij wegens hun mindere juistheid, terwijl ook het aantal gevallen waarin de schrijver zichzelf tegenspreekt niet gering is. Onduidelijk lijken mij b.v. de behandeling van some en any § 153; de Gerundial Construction § 212. Past Tense and Present Perfect tense § 224 met de voor mij geheel onbegrijpelijke slotopmerking: ‘Speaking of the works of dead writers, we use the Present Perfect Tense, if the works are still extant; and the Past Tense, if they are no longer in existence.’ Met een enkel voorbeeld moge ik volstaan.

Herhaaldelijk staat men ook verbaasd over het gemis aan inzicht, dat blijkt uit de behandeling van verschillende gramm. verschijnselen. Zo lezen we in § 195 over de acc. with inf.: ‘the conjunction is omitted, the subject

[pagina 321]
[p. 321]

of the subordinate clause becomes the accusative and the verb is put in the infinitive. This change gives us a construction which is called the Accusative with Infinitive.’ Meer voorbeelden zijn, dunkt me, overbodig.

Zoals ik zei, spreekt de schrijver zich zelf ook herhaaldelijk tegen. Zo lezen we in § 194 (IV): ‘I sat thinking of it’ als voorbeeld van to sit ‘followed by a Present Participle’, maar in § 210 (I) vinden we: ‘He sat reading a book’, als voorbeeld van een Gerund.

In § 233 lezen we: ‘Some words are both adejctives and adverbs, a. the adverbs of time derived from nouns bij the ending ly b. adjectives in ly, as masterly, heavenly, friendly etc. but these words...are not used adverbially.’

In § 42: ‘The names of nations ending in ch, sh, ss, ese take no plural’ en enkele regels verder: ‘But those ending in ch and sh au used only in the plural.’

In § 51 lezen we: ‘The possessive is used a when the possessor is a person, a thing or an animal personified’ voorbeeld: the horse's hoofs. Natuurlijk is men verbaasd in § 51c (the possessive is used in some expressions) the horse's head aan te treffen. Een van beide dient toch zeker naar de andere afdeling te verhuizen? En zou de regel niet minder onzinnig aandoen, als a thing en an animal van plaats wisselden?

Het zou niet moeilijk zijn aan deze enkele nog vele gevallen toe te voegen.

Geheel onjuist lijkt mij de bewering dat we in de zin: ‘The more I look at it, the better I like it’ een ‘comparative of graduation’ hebben. § 77. Ook kan ik me onmogelijk verenigen met de verklaring, dat we in zinnen als: ‘the house is building’, ‘the paper is missing’, ‘the boats are fitting out’ te maken hebben met some active verbs that have a passive meaning. Ten slotte nog het volgende:

Als de bewerker eens probeerde zinnen als ‘They sent for me’, ‘They laughed at us’ etc. passief te maken, zou hij bemerken, dat er iets niet in orde is met zijn regel § 192 (VII): ‘As the provisional subject of a passive sentence, corresponding with an active sentence containing a prepositional object, er is rendered by it or they. Hoe vertaalt hij: Er werd om ons gelachen. Er werd om mij gezonden?

Ik zou deze opmerkingen nog met tal van andere door mij bij doorlezing gemaakte aantekeningen kunnen aanvullen, maar het bovenstaande zal, naar ik meen, voldoende verklaren, waarom ik onmogelijk enthousiast kan zijn over deze herdruk van een, misschien in zijn tijd, verdienstelijk boek.

 

Het derde werkje: An English Grammar for students reading for the L.O. certificate, is kennelijk geschreven door iemand die door jarenlange ervaring volkomen op de hoogte is van de moeilijkheden voor den gemiddelden L.O.-candidaat en die deze moeilijkheden op korte, eenvoudige wijze weet duidelijk te maken. Men leze slechts Hoofdstukken als de Passive Voice de Perfect, Auxiliaries.

Natuurlijk zal men, zoals bij vrijwel ieder boek, ook hier enkele bezwaren hebben. Men zal misschien een voorbeeld minder gelukkig gekozen achten; zinnen als these craft have become a nuisance § 13, their evidence is independent of the later Greek copies § 14, the almost genuflexions § 437 doen, uit hun verband genomen, enigszins zonderling aan. Ook dunkt me dat in § 64 bij de voorbeelden van [ðə] before consonants, behalve the European war en the usurper, een enkel voorbeeld als the book, the fish niet overbodig zou zijn geweest, voorbeelden welke de schrijver ons wèl geeft in § 86 bij een parallel geval n.l. the indefinite article a before consonants.

[pagina 322]
[p. 322]

Men zal misschien ook een onderdeel missen, dat men gaarne had aangetroffen.

Zo miste ik bij de behandeling der voornmw. een bespreking van gevallen als ‘You saved my life’, Ned. U hebt mij het leven gered, zo had ik bij een opsomming van de gevallen, waarin should wordt gebruikt in dependent clauses § 363, ook de concessive clauses verwacht, zo meen ik dat bij § 247: ‘to see, hear, feel, think, suppose may be used in the progressive form when they do not express a physical or a mental perception’ een of meer voorbeelden nuttig zouden zijn geweest, evenals bij § 260 ‘See, hear, feel expressing an operation of the senses may also be followed by a dependent clause or by accusative + present participle.’

Ook kan ik me voorstellen dat er collega's zijn, die een modernere behan--deling verwacht hadden, of bij enkele onderwerpen althans de vermelding van modernere opvattingen. Bij dit laatste zou ik even willen stilstaan.

Zonder twijfel maakt het een boek interessanter wanneer verschillende standpunten vergeleken worden en wanneer ook weinig voorkomende gevallen behandeld worden, maar men moet niet vergeten dat 't gebruik van dergelijke boeken alleen dan vruchtdragend zal zijn, wanneer opleider en leerling beide een meer dan middelmatig inzicht hebben, een factor die in het geval van L.O.-candidaten maar al te dikwijls ontbreekt, met als gevolg verwarde begrippen en de neiging als gangbaar, dagelijks Engels te beschouwen, wat misschien eens een enkele keer, bij een Engelse schrijver wordt aangetroffen.

Mij lijkt dan ook een boek als dat van Dr. Makkink bij uitstek geschikt voor diegenen, die wat ze op gramm. gebied aan de hand van talrijke voorbeelden, gesteund door eigen lectuur, geleerd hebben, nog eens kort en overzichtelijk samengevat wensen te zien.

Beschouwt men dit werkje als korte, overzichtelijke samenvatting dan kan men zich m.i. ook geheel verenigen met de weinig talrijke voorbeelden, met de volgorde: regel-voorbeeld en met het bewust buiten beschouwing laten van nog slechts door een minderheid aanvaarde opvattingen.

Het lijkt me toe, dat dit werkje met profijt door iedere opleider en door iedere candidaat gebruikt kan worden.

 

M.B. PORTHEINE.

Progressive Elementary Course. ƒ 1,10.
Progressive Commercial Course. I en II. ƒ 1,65.
Progressive Commercial Letter-Writer. I en II. ƒ 1,90, door H. Ymker en J. Keyzer.
Uitgegeven door Gebr. v. Cleef te 's-Gravenhage.

Deze serie van vijf deeltjes wordt aangekondigd als bedoeld voor scholen met handelsprogram. Aangezien ik echter slechts drie deeltjes heb ontvangen, nl. Progr. Elem. C., deel I van de Progr. Com. Course, en deel I van de Progr. Com. Letter-Writer, zal mijn bespreking ook alleen over deze drie boekjes lopen. Trouwens, uit deze drie kan men voldoende de gehele methode opmaken en naar waarde schatten.

De schrijvers kondigen deze serie aan als bestemd voor scholen met handelsprogram. Hieruit maak ik op, dat zij van mening zijn, dat de boekjes geschikt zijn voor H.B.S. A, Handelsschool 4-jarige cursus, Handelsavondschool en zulke Ulo-scholen, die min of meer een handelsprogram hebben.

Ik geloof, dat zij zich vergissen. Zelf zeggen ze, dat als einddoel ‘het praktijkdiploma’ wordt beoogd, en inderdaad daarvoor is deze serie geschikt. Maar dit houdt toch niet in, dat op H.B.S. A, 4-j. Handelsschool en Uloschool in de eerste plaats dit diploma in 't oog moet worden gehouden?

[pagina 323]
[p. 323]

Een eenvoudig rekensommetje overtuigt ons al, dat deze boekjes bestemd zijn voor een 3-jarige cursus. De Progr. Elem. Course bestrijkt dan het eerste jaar. Uit de aankondiging maak ik op, dat de schrijvers hopen op invoering op scholen, waarvoor ze, zoals uit de opzet blijkt, niet bedoeld zijn.

En nu hoop ik, dat deze Progr. Elem. Course op geen enkele H.B.S., Handelsschool of Ulo-school gebruikt zal worden. Niet omdat er veel fouten in staan, niet omdat het in zijn soort niet goed is, maar wel, omdat het soort niet deugt. Het is weer zo'n ouderwets leerboekje volgens de spraakkunst-methode van 't soort Dubois en Roorda, alleen nog saaier en onsamenhangender. Wij zijn nu in 't jaar 1934. Gouin heeft bijna al een eeuw geleden zijn pionierswerk verricht; daarna volgde Berlitz, die 't anders deed, maar ons evenzeer overtuigde, dat de gesproken levende taal 't uitgangspunt moest zijn bij ons onderwijs in de moderne talen. Eykman, Grasé, Willem van Doorn, Kooistra, Schutt en vele anderen hebben dat beginsel in tal van goede schoolboeken uitgewerkt. En daar komt nu de heer Ymker nog in 1934 met een methode, die eigenlijk in ons land niet meer gebruikt moest worden. De schrijver heeft nu nog niet beseft, dat 't onderwijs in het Engels niet gebaseerd moet zijn op 't Nederlands, maar op 't Engels, en dan nog wel het gesproken Engels, m.a.w. er moet worden uitgegaan van Engelse texten door leraar of gramofoon tot taal gemaakt. Al veertig jaar geleden predikte Vellinga ‘that English should be taught in English’. En hier hebben we nu nog een methode, waarin de woordjesplakkerij (vergeef mij dit plagiaat, Kruisinga!) van Nederlands-Engels hoogtij viert.

Bij het doorlezen van dit boekje merkte ik op, dat ik vóór bladz. 52 geen enkele Engelse text had aangetroffen. Al die 52 pagina's bevatten woordjes en losse zinnetjes om de eerste beginselen van de regels voor uitspraak en spraakkunst te illustreren. Maar dan op bladz. 52 vindt men een text, en nog wel een brief. Ik zal deze in zijn geheel weergeven om duidelijk te laten uitkomen, dat men voorzichtig dient te zijn met het schrijven van een taal, die niet onze moedertaal is, en vooral met 't gevaar van eigen maaksel als voorbeeld in een leerboek.

 

45 North Street.

London. July 15 th 19....

Mr. S. Brown.

London.

 

Dear Sir,

 

When I came to the office this morning I was astonished that I did not see you there. I waited a long time, but you did not come. Then I looked on your desk and saw many letters for you there. I gave your work to the junior clerk and hope to see you back soon.

 

Yours truly

I. Green.

 

L'ongle du lion! Om zo'n briefje zou men toch zelfs een schooljongen uitlachen.

Om verder nog enig idee te geven van de geschiktheid(?) van de leerstof voor kinderen, schrijf ik een stuk van een oefening af, die ik vrijwel op goed geluk af kies:

Lees en Vertaal: The fishes are in the pan. They live in the wood. Is the train late? No, the tram is not late. Is the book bad? No, it is a good

[pagina 324]
[p. 324]

book. I look at the rook on the tree. The way is long in the rain. The cat tries to bite the crab (sic!). Etc.

En nu nog een stukje uit een vertaling Nederl.-Engels.

De boomen maken het bosch koel. Hij vischt en ik kijk naar de visschen in het net. Ziet, de bij vliegt naar de rozen. Zij zitten in den trein en zien de mooie baai. Hij gaat naar de kamer en neemt een dik boek. Ik heb een dun boek; het is mooi. De gans staat op den heuvel. enz.

Is dit nu interessante vertaalstof voor kinderen? O, ik weet wel, een les wordt in de eerste plaats interessant gemaakt door ‘de man voor de klas’. En Charivarius ging zo ver te verklaren, dat hij de saaiste conjugaties en declinaties in 't Latijn tot interessante stof kon maken. Maar... de meeste leraren ontlenen gaarne, altans voor een deel, het belangwekkende van hun les aan de stof, en terecht!

Ik herhaal dan, dat ik dit eerste deeltje een van de meest ongeschikte boekjes vind voor H.B.S. of andere inrichtingen voor 't onderwijs in het Engels.

Mijn oordeel over de andere deeltjes is beter.

Maar dit komt, doordat de doelstelling geheel anders is. The Progr. Com. Course, zowel als de Progr. Com. Letter-Writer zijn niet bedoeld om de Engelse Taal er uit te leren, maar alleen als voorbereiding voor het Praktijk-Diploma. En als zodanig vind ik ze geschikt. Ernstige fouten heb ik niet opgemerkt in 't idioom en de spraakkunst. Alleen op pag. 157 van de Prog. Com. C. trof mij, dat het verschil tussen ‘every’ en ‘any’ niet juist is aangegeven. Heeft ‘every’ altijd betrekking op een bepaald aantal? Het brieveboek vooral lijkt mij goed toe. Maar ik zou het eerst een paar jaar in de klas moeten gebruiken alvorens er een gefundeerd oordeel over uit te spreken. De stof, de indeling, de verwerking lijken mij bruikbaar.

 

W. WIJGA.

voetnoot1)
Vgl. Dornseiffs ‘Einleitung’, pag. 9 tot 21.
voetnoot1)
Vgl. Dornseiffs ‘Einleitung’, pag. 9 tot 21.
voetnoot2)
Met Aufartung, Entnordung enz. wordt nu weer een nieuw gebied ontsloten.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • A.J. Schneiders

  • L.J. Guittart

  • Gerard Ras

  • K.J. Riemens

  • M. Portheine

  • W. Wijga

  • Joh. Heemstra

  • S. Elte