Levende Talen. Jaargang 1935
(1935)– [tijdschrift] Levende Talen–
[pagina 120]
| |
Het Engels van onze leerlingen.Ga naar voetnoot1)Het is mijn bedoeling iets te zeggen over de kennis van het Engels die onze leerlingen zich buiten de school eigen maken. Mijn actieve belangstelling voor deze kwestie dateert van een dag, nu enkele jaren geleden, waarop we bij de behandeling van het hulpwerkwoord to do kwamen aan de enigszins onvoorzichtig geformuleerde mededeling in onze Spraakkunst, dat to do niet gebruikt werd bij to have en to be - een mededeling die aan een van de meisjes, een nogal impulsieve jonge dame, de uitroep ontlokte: ‘maar meneer, if I didn't have you?’ Gelukkig had ik de tegenwoordigheid van geest om te begrijpen dat ik hier niet te maken had met een betuiging van aanhankelijkheid, en de wedervraag te stellen of ze dat soms van een gramofoonplaat had; waarop een bevestigend antwoord volgde, en een nadere uiteenzetting mijnerzijds. Het probleem, als ik het zo noemen mag, was hiermede echter gesteld: een leerling, slechts enkele weken met de beginselen van het Engels bezig, blijkt over de nodige kennis te beschikken om controle en critiek uit te oefenen op een mededeling in haar leerboek; hoe ver gaat deze kennis; aan welke bronnen is zij ontleend; betreft het hier een uitzonderingsgeval of een algemeen, althans veel voorkomend verschijnsel? In de beide daarop volgende jaren was ik in de gelegenheid, op wandeltochten met leerlingen, van één van de bronnen van deze extra-scholaire kennis nader op de hoogte te komen. Het is een oude klacht dat Frisia non cantat, en met Hollandia is het niet beter gesteld. Een jongen of een meisje tussen de vijftien en twintig jaar die zingen kunnen, vormen een uitzondering; en àls ze enigszins kunnen zingen, kennen ze, de goeden niet te na gesproken, geen, of zo goed als geen, Nederlandse liederen. Maar geen nood: Engeland en Amerika zorgen voor een onuitputtelijke voorraad songs, op gramofoonplaat en film, en daaronder zijn er genoeg waarop men voortreffelijk kan marcheren. En zo duurde het dan ook niet lang, of op de Zuidhollandse wegen, en later op die om Nijmegen, klonken de melodie en woorden van Betty Co-ed, Sweet Jenny Lee, | |
[pagina 121]
| |
Oh Monah, en wat dies meer zij, afgewisseld door een Das gibt's nur einmal, of een kleiner Gardenoffizier, waarbij de Duitsers echter verre in de minderheid bleven. Op een verzoek om eens enige van die teksten voor mij op te schrijven, bereikten mij weldra ettelijke velletjes papier, aangevuld door een paar ‘albums’, waarin ik alles kon vinden wat ik nodig had. Het was mij intussen wel gebleken dat de buitenschoolse kennis van het Engels aan meer dan één bron ontsproot, en ook niet uitsluitend via de zang verkregen werd. Het jaar 1929, als ik mij goed herinner, bracht ons de sprekende film, waarvan de eersteling, de Singing Fool, sentimenteler nagedachtenis, mijn highbrow vooroordeel tegen de kunst van het witte doek slechts versterkte. Doch zelfs een leraar kan nog wel eens iets leren, en mede door mijn belangstelling in de kwestie die ons hier bezig houdt, kwam ik er toe om van tijd tot tijd een Engelse of Amerikaanse film te gaan zien en horen; en het duurde niet lang of ik begon sporen van de invloed van deze nieuwe vinding op de taalkennis der leerlingen te ontdekken. Over de radio als derde bron ontbreken mij voldoende gegevens om met enige zekerheid te kunnen spreken, al lijkt ook hier invloed op de kennis van het Engels voor de hand te liggen. Uit conjecturen doet men echter verstandig niet teveel conclusies te trekken. Ten slotte heb ik kort na het begin van de lopende cursus aan de leerlingen van de derde klas, het eerste leerjaar voor Engels dus, gevraagd om alle Engelse woorden, uitdrukkingen en zinnen, die ze al kenden vóór ze op school met Engels begonnen, onverschillig waar ze ze hadden gehoord of gelezen, op te schrijven, met de vertaling erbij, zonder dat ze daarvoor een woordenboek raadpleegden. Doordat ik dit materiaal eerst in de Kerstvacantie kon doorlezen, merkte ik te laat dat een enkele de vertalingen achterwege had gelaten; maar over het algemeen geven de lijsten een vrij volledig beeld van wat ik de pre-scholaire kennis der leerlingen zou willen noemen. En deze is bij sommigen van hen waarlijk niet gering. Wanneer wij trachten het door deze derde-klassers geleverde materiaal enigszins te groeperen, kunnen we beginnen met categorieën die reeds van lang vóór de sprekende film, en zelfs van vóór de jazz-gramofoonplaat dateren, n.l. de sport en de auto. De eerste levert tal van termen als shot, catch, kick, | |
[pagina 122]
| |
game, century, referee, penalty, team, boundary, een umpire gespeld als empire, luv, met tussen haakjes (spelling?), vertaald door nulGa naar voetnoot1) en, heel typisch, manager vertaald door verzorger, waarbij we wel aan het boksen of het wielrennen zullen moeten denken. Misschien hoort hierbij ook grasshopper, van een lijst zonder vertalingen, mogelijk naar de naam van een bekende Zwitserse voetbalclub. De categorie auto is klein; ik noteerde streamlined, dealer, dashboard, en, wel eigenaardig, roadster, dat echter vermeld stond als roadstar, met de vertaling: ‘ster van de weg (automerk)’, een aardig voorbeeld van wat men jongensetymologie zou kunnen noemen. Het vliegtuig, dat we hier wel bij kunnen nemen, al is het dan in z'n volle ontwikkeling van jonger datum, levert cockpit, een Royal Dutch Airways, blijkbaar een amalgaam tussen de Imperial Airways en de K.L.M., een Royal Dutch Airlines, en zelfs het woord aircraft. Na dit aanloopje gaan we maar ineens over tot de twee talrijkste categorieën: gramofoon en film, die moeilijk te scheiden zijn, en wat het vocaal-muzikale gedeelte betreft, in 't geheel niet. Bij beschouwing van het materiaal valt in de eerste plaats op, dat we hier veel meer volzinnen, of althans stukken van volzinnen aantreffen, terwijl bij de andere groepen de losse woorden in de meerderheid zijn. De oorzaak zal wel hierin liggen, dat de jongelui van de verschillende songs in hoofdzaak de titels hebben onthouden; van de inhoud is slechts hier en daar een woord blijven hangen. Ook een titel bestaat echter wel eens uit slechts een of twee woorden, en zo beginnen we dan met whispering, cradle song, stormy weather, nobody sweetheart (nobody zonder 's, wat misschien wijst op waarneming met het gehoor), a perfect day, en nog enkele. Langzamerhand komen we zo aan langere syntactische groepen als living in clover (waarachter evenwel tussen haakjes: betekenis?), some of these days, it don't mean a thing, let's fall in love, somebody stole my gal, everything I have is yours, my dog loves your dog, remember my forgotten man, little man, you've had a busy day, I've got to sing a torch-song, did you ever see | |
[pagina 123]
| |
a dream walking, I hate myself for being so mean to you, if you have nothing to do, don't do it here, who bound the kettle at the old dog's tail, enz. enz. Eén jongedame heeft blijkbaar petting in een woordenboek opgezocht, en geeft als vertaling ‘knuffelend’; in de geheimen van de vorm op ing is ze nog niet ingewijd. I wish wordt echter door een ander terecht met ik wou vertaald; en ook idiomatisch valt er wel iets te waarderen, b.v. wanneer bij showman vermeld wordt: man die de revue leidt. De vertalingen van de meeste titels zijn er niet ver naast, al weet men natuurlijk niet, evenmin als bij ander schriftelijk; huiswerk, in hoeverre huisgenoten een handje hebben geholpen. His Masters Voice, zonder apostrophe, komt natuurlijk ook op verschillende lijsten voor, maar de vertaling van master is altijd meester; dat het hondje naar de stem van zijn baas zit te luisteren, dringt blijkbaar tot weinigen door. Herhaaldelijk blijkt uit de spellingen ook dat de genitief-apostrophe als iets bijkomstigs wordt gevoeld, dat men licht over het hoofd ziet, evenals de Engelsman het trouwens doet als hij namen als Harrods en Selfridges leest of schrijft. De film op zichzelf levert ook een aantal titels; enkele daarvan zijn tevens titels van boeken of toneelstukken: The Invisible Man, Din(n)er (met één n) at Eight, Daddy Longlegs, My Lips Betray, Dancing Lady, Golddiggers, Forty-Second Street, Bring 'em back alive, The kid from Spain, Roman Scandals. De vertaling is er niet door allen bij vermeld; en de woordspeling die er vermoedelijk in de laatste titel zit met roman candles, is onze jeugdige film-fans natuurlijk ontgaan. Song of Songs wordt vertaald met zang der zangen, maar één meisje, van katholieken huize, geeft daarachter tussen haakjes Hooglied. Het is ook wel zonderling dat de Nederlandse importeur van deze film niet de moeite heeft genomen voor de juiste vertaling van de titel te zorgen; al zijn er voor dit verzuim twee verklaringen mogelijk: hij kan het zelf niet hebben geweten, òf hij kan bang zijn geweest voor moeilijkheden met de censuur of een deel van het publiek wanneer men merkte dat de titel van een Bijbelboek aan een profane film was gegeven. Hoe dit ook zij, in de weken toen de film in Den Haag draaide, was er, ook in de hogere klassen, en onder degenen die hem gezien hadden, niemand die me kon vertellen wat Song of Songs betekende; en het spijt me eraan te moeten toevoegen dat | |
[pagina 124]
| |
de meesten duidelijk blijk gaven niet veel wijzer te zijn geworden toen ik hun de juiste vertaling had méégedeeld. De overige categorieën leveren minder eigenaardigs op. Natuurlijk zijn er dozijnen woorden als father, mother, uncle, aunt, namen van kleuren, vruchten, windstreken, getallen, lichaamsdelen, veel voorkomende werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden, en zo meer. Ik sprak reeds over titels van verfilmde boeken. Ook trof ik nog aan Oliver Twist, met de toevoeging ‘(een film en een boek)’, The Little Lord, wat er verdacht uitziet, Ships that Pass in the Night, Uncle Tom's Cabin, gespeld cabine (de associatie ligt voor de hand), Scarlet Pimpernel, en zelfs Merchant of Venice, beiden zonder lidwoord. Op eigen lectuur, tenzij misschien in vertaling, zullen deze titels wel niet berusten. Meer persoonlijke ervaring lijkt mij te liggen achter een viertal kaarttermen: drive, king, queen, joker. Naar sporen van invloed van de padvinderij heb ik vergeefs gezocht; misschien zijn daar alleen goed-Nederlandse woorden in zwang, of zijn er in deze klas geen padvinders. Daar moet ik nog eens naar informeren.Ga naar voetnoot1) Voor een paar categorieën in het materiaal van deze beginnelingen vraag ik nog uw aandacht, voordat wij naar de hogere klassen overgaan. Onder Engeland heb ik genoteerd: boarding-house, paying guest, week-end, benevens sweepstake, dit laatste zonder vertaling. Onder Amerika: Gods own country (zonder apostrophe!), ranch, star en stripe. Onder Engels via Duits heb ik opgetekend: dsjungel = rimboe, hoewel het natuurlijk ook een geval van phonetische spelling kan zijn. Het continentaal-Engelse dancing komt ook op een lijst voor. Dan is er nog een groepje waar ik Toilet boven gezet heb, met powder puff, lipstick, en het advies: keep young and beautiful; en een éénling, die de Varia vertegenwoordigt, uit de lijst van een jongmens die geen enkele vertaling heeft bijgevoegd: you have a loose tile. Of deze opmerking aan mijn adres bedoeld is, weet ik niet. Nog een enkele opmerking over de vertalingen. Enkele zijn verrassend goed voor beginnelingen: happy = vroolijk; spirit = flinkheid; gentleman = fatsoenlijk man; finish = einde; so long = tot straks; alive and kicking = levend en wel. Daarnaast komen | |
[pagina 125]
| |
- hoe kan het ook anders - fouten voor, als: gal = vriend; blijkbaar geen associatie met girl, al is het niet duidelijk waarom er dan geen vriendin staat; knight = knecht; bright = breed; desert = vertrek, misschien als werkwoordsvorm bedoeld; corn= country = korenveld; the Dutchman = de Duitser, een fout die den auctor intellectualis van de bekende regeringscirculaire goed zou doen; fyffes, zonder hoofdletter, wordt, heel begrijpelijk, vertaald door banaan; terwijl de jongedames die backyard fence vertaald hebben door schoorsteen, en little boy blues door de kleine jongen groeit, er blijkbaar met de muts naar gegooid hebben.
Bij de hogere klassen is het natuurlijk moeilijker, ook voor de leerlingen, om te zeggen of ze een woord of uitdrukking buiten de school geleerd hebben, en om vast te stellen hoever hun extra-scholaire kennis precies reikt, vooral ook omdat hier een nieuwe factor: eigen lectuur, en bij sommigen een vacantiebezoek aan Engeland, optreedt. Ik zal mij dan ook moeten bepalen tot enige opmerkingen over de taalkundige invloeden die speciaal van deze tijd zijn, in hoofdzaak alweer de sprekende en zingende film en de zingende gramofoonplaat. De sprekende gramofoonplaat kunnen we wel buiten beschouwing laten; zover ik weet geven de leerlingen daar hun zakgeld niet aan uit. Wat de woorden van de ontelbare songs betreft, het lezen daarvan op zichzelf is een matig genoegen. Maar dat is het lezen van een opera-tekst, zonder de muziek, dikwijls ook, al wil ik met dit te zeggen niet de doorsnee-tekst van een jazzsong op één lijn stellen met een libretto. De leerlingen appreciëren deze producten trouwens niet zozeer om de woorden als om de muziek en het rhythme; meermalen heb ik dan ook gemerkt dat ze eerst de moeite namen de tekst nauwkeurig na te gaan, door de plaat een paar keer achter elkaar af te draaien, wanneer ik erom gevraagd had. Het is dus niet strikt nodig om uit de futiliteit van de meeste jazz-teksten conclusies te trekken omtrent de intelligentie-quotient van onze schooljeugd. Als een fair specimen geef ik U het volgende, van een papiertje dat er niet in slaagde aan het waakzaam oog des meesters te ontsnappen, toen het door een jongmens in de 4e klas aan zijn voorbuurman werd doorgegeven: | |
[pagina 126]
| |
Have you ever been lonely? - Have you ever been blue? En hieronder was geschreven: ‘Tom, give me please the words of that serenade from “Love lessons” of Molière.’ Men moet wel een iezegrim van een schoolvos zijn om door dit schoons niet vertederd te worden; ik heb er mij dan ook toe bepaald het document te confiskeren voor mijn collectie. Wat de taal van dit droefgeestig lied betreft, wil ik er op wijzen dat ik in een voorkomend geval de figuurlijke betekenis van blue aan dezen knaap en zijn kornuiten niet meer hoef uit te leggen; trouwens, Blues als naam voor het hele genre is hun volkomen vertrouwd, al komt het woord blue ook niet in ieder exemplaar voor. Zo niet in de volgende ontboezeming, die in tegenstelling met de vorige zelfs geen sprankje hoop voor de eenzame overlaat, maar de toehoorder in ruil daarvoor aan het slot een vermoedelijk niet ganselijk onbewust komisch effect biedt. Ik citeer alleen het eerste couplet en het refrein, pardon, Chorus, een woord dat ze natuurlijk ook allemaal kennen: It happened in a town I know U ziet, ook een poëtisch woord als woe kunnen ze van de gramofoonplaat leren. Maar niet voor niets kwalificeert de C.O.D. dit woord als ‘chiefly poetical or facetious’: luistert: We'll never know the reason why, Gelukkig zijn niet alle songs van dit droefgeestige type. Hier is Betty Co-Ed, de Amerikaanse meisjesstudent, oorspronkelijk een van Max Fleischer's screen-songs, als ik me goed herinner - screen is alweer een woord dat ze niet op school hoeven te | |
[pagina 127]
| |
leren; de allerjongste generatie kent Betty in deze rol echter al niet meer, zo vlug verdwijnen de popular hits weer in de vergetelheid: Flirtation is an art with Betty Co-ed,
The college girl who's full of happy charm.
She gets the men in rushes by well cultivated blushes,
And she's happy with a fellow on each arm.
Chorus:
Betty Co-ed has lips as red as rosebuds,
Betty Co-ed has eyes of navy blue,
Betty Co-ed's a head of golden sunshine,
Her voice is like a song bird calling you.
Betty Co-ed's a smile for ev'rybody,
Her heart's a perfect treasure, so 't is said,
Betty Co-ed is lov'd by ev'ry college boy,
But I'm the one who's lov'd by Betty Co-ed!
Meent nu echter niet dat de jongelui zich het hoofd breken over de vraag wat co-ed eigenlijk betekent; 't zal 't kind d'r achternaam wel zijn. Als ze horen dat het een afkorting is van co-education kijken ze even ongelovig. Men hoeft ook niet alles te begrijpen wat men zingt. Wat zou men anders in gezelschap van meisjes moeten aanvangen met Minnie the Moocher, een verre verwant van Moll Flanders: Now here's a story 'bout Minnie, the Moocher:
She was a low-down hoochy coocher,
She was the roughest, toughest frail,
But Minnie had a heart as big as a whale.
Het lied was een succesnummer op een feestavond na ons eindexamen twee en een half jaar geleden; na afloop kwam de voordrager mij zelf vragen wat moocher eigenlijk betekende. Ik kon hem toen naar waarheid verzekeren dat ik het niet wist. Ik geloof ook niet dat de Haagse amateur jazz-band die de naam ‘The Moochers’ draagt, zich daar iets bijzonders bij denkt. Het Amerikaanse slang kan voor Gymnasiasten-oren de dingen soms evengoed omsluieren als het Latijn. Volkomen onschuldig, en volkomen begrijpelijk, afgezien van de komische nonsens die het bevat, is, of liever was, daarentegen Oh Monah! dat tenslotte alleen is gaan tegenstaan doordat we het lied zelf, en de Nederlandse imitatie, uit den treure hebben moeten aanhoren. Ook de Pea-nut Vendor vormt een uitzondering op het, al of niet sentimentele, maar bijna steeds erotische | |
[pagina 128]
| |
genre, met de aardige parodie op de bekende Amerikaanse reclame-leus: If you're looking for a moral to his song,
Fifty million little monkeys can't be wrong.
En zo is er nog: Shake and let us be Friends, Let us forget our days of sorrow,
Shake and let us be Friends, Let us be real pals for evermore -
waarbij zich het eigenaardige geval voordeed dat de zanger pals als [pɔ: lz] uitsprak. Ik heb het voortdurend over gramofoonplaten, maar aan deze uitspraakfout was onmiddellijk te constateren dat we hier met een gedrukte piano-partituur te doen hadden, een van de ‘albums’ waarover ik het zoëven had. Wat de gesproken film betreft, zal de taalkundige invloed veelal recht evenredig zijn aan de kwaliteit van het apparaat voor de klankreproductie, die lang niet in alle bioscopen even goed is. Maar oefening kweekt kunst, en een ervaren filmliefhebber zal wel niet veel missen van wat hem (of haar) interesseert. Of hij in het algemeen veel steun zal hebben aan de stukjes Nederlands die tor verklaring bij tussenpozen op het doek verschijnen, lijkt mij niet boven alle twijfel verheven. Ik herinner me het House Committee van een Bostonse Club vertaald te hebben gezien door familieraad, en eergisteren bij Twenty Million Sweethearts - een film die ik u, ter illustratie van mijn opmerkingen, aanbeveel - verklaarde iemand die om bestwil een gemene streek moest uithalen, dat hij zich een ‘slang’ gevoelde - welke slang een ogenblik later een skunk bleek te zijn. En dan al dat Amerikaans, zullen sommigen van u misschien denken. Ja, dat Amerikaans - als ik nu niet oppas, raak ik op een zijspoor, waar ik vooreerst niet weer vandaan kom. Maar even moet ik er toch op ingaan. In de eerste plaats ter geruststelling mijn ervaring dat de invloed van het Amerikaans, indien hierin een gevaar mocht schuilen, gering is. Bij de jeugd leeft, altans op taalgebied, sterk het gevoel voor het normatieve, en de norm is voor hen het Europese Engels dat ze op school leren. Ik laat in de hoogste klassen wel eens een opstel maken, en ik verlang dat ze onder de les Engels tegen me spreken - niet dat ze zich altijd beijveren daaraan te voldoen. Slechts bij hoge uitzondering merk ik iets van Amerikaanse invloed - een meisje dat onlangs [i: | |
[pagina 129]
| |
[ai | |
[pagina 130]
| |
welke andere taal ook, en op zichzelf niet inferieur of superieur aan de Europese variëteit. Indien het van belang is dat onze leerlingen Ionisch en Homerisch Grieks van Attisch leren onderscheiden - en ik vind dat voortreffelijk - dan heeft het toch ook zeker zijn nut dat ze iets weten van de voornaamste punten van verschil tussen de twee hoofddialecten van de taal die op het ogenblik de belangrijkste ter wereld is - vooral waar het jongere dialect aardig op weg is het oudere te overvleugelen. En om dit te bereiken hoeven we niets anders te doen dan gebruik te maken van gegevens die hun wekelijks ter ontspanning worden voorgezet. Menig collega in een ander vak zou ervan watertanden.
Om met Barnouw's Chaucer te spreken: Nu keer ik tot mijn onderwerrep weer - om te ontdekken dat ik er niet zo heel veel meer over te vertellen heb. Ik zou natuurlijk allerlei zinnen, uitdrukkingen en woorden kunnen citeren die ik uit Engelse of Amerikaanse films heb opgevangen, en die mijn leerlingen misschien ook hebben gehoord; en wellicht zou dan bij deze en gene onder u de vraag kunnen opkomen of ik me soms verbeeldde de enige in dit gezelschap te zijn die wel eens een sprekende film heeft gezien. Het zou mij trouwens niets verwonderen als deze vraag in de loop van dit betoog reeds was gerezen. Laten we dus liever, evenals in het liedje van den Peanut Vendor, vragen naar de moraal van dit alles. Indien we uit het voorgaande een conclusie mogen trekken dan is het, dunkt me, deze, dat, dank zij bepaalde, aan tijd en plaats gebonden factoren, het onderwijs in het Engels in Nederland in een gunstiger positie verkeert dan het onderwijs in het Frans en Duits, en dan het onderwijs in het Engels in landen als Frankrijk en Duitsland. De oorzaak hiervan is dat het wordt gesteund door een sterk onder Engelse en Amerikaanse invloeden staande maatschappelijke sfeer, welke invloeden zich vooral uiten op het gebied van vermaak en ontspanning, via de film, de radio, de dans. Men versta mij goed: ik zeg niet dat ik de invloed van deze factoren onvoorwaardelijk toejuich. Ik constateer alleen dat ze er zijn, dat, absoluut onafhankelijk van mijn oordeel hierover, tal van mijn leerlingen min of meer geregeld de bioscoop be- | |
[pagina 131]
| |
zoeken en daar Engelse films zien en horen, dat sommigen een gramofoon bezitten met een collectie jazz-platen, en dat verschillenden min of meer op de hoogte zijn van de bij die platen horende Engelse of Amerikaanse teksten. Ik constateer verder dat de meesten thuis voortdurend Engels kunnen horen door de radio, en dat er verder haast geen uur van de dag voorbij gaat waarop ze niet, op straat of binnenshuis, met Engels in aanraking komen. En ik vraag me af: dien ik hier, als leraar in het Engels, niet enige notitie van te nemen, om niet het gevaar te lopen dat, terwijl ik rustigjes aan mijn tafeltje zit te doceren, de dingen in het werkelijke leven aan mij voorbijgaan. Natuurlijk kan ik mijn onderwijs wel zo inrichten, en de leerlingen zodanig werk laten doen, dat al die nieuwlichterijen hun invloed binnen de vier muren van mijn leslokaal niet kunnen laten gelden; maar dat is ten slotte maar schijn, want in de gedachten van de leerlingen werken ze tòch. En geleidelijk aan gaat tussen leerlingen en leraar het contact verloren. Ik geloof dat we verstandiger doen door niet met hoog opgetrokken wenkbrauwen op al deze dingen neer te zien, maar liever na te gaan of we er niet op een of andere wijze bij ons werk profijt van kunnen trekken. Ik bedoel natuurlijk niet dat we teksten van jazz-songs in de klas moeten gaan bespreken, of zwaarwichtige beschouwingen vastknopen aan de een of andere film die op een gegeven ogenblik draait. Maar iets behoren we toch van deze zaken te weten, om, als het toevallig eens te pas komt, bij datgene dat onze leerlingen van elders bekend is te kunnen aanknopen. Ik zou hier kunnen eindigen, maar op één ding wil ik toch nog wijzen. Ik sprak zoëven over de sterke Engelse en Amerikaanse invloeden die zich via film, radio en gramofoon in ons maatschappelijk leven doen gelden, sterker wellicht dan in enig ander land van Europa. Terwijl wij hiervan bij ons onderwijs profijt trekken, mogen wij niet blind zijn voor de schaduwzijden, de denaturerende invloed die ervan uitgaat op onze eigen taal. Wij liggen voortdurend op de loer naar Germanismen; het wordt tijd dat we de strijd tegen de Anglicismen eens gaan aanbinden, en de leraren in het Engels zijn m.i. de aangewezen personen om hierbij voor te gaan. Kennis van Engels en Amerikaans, uitstekend: hoe meer hoe liever, maar dit mag niet leiden tot het verdoezelen van de grenslijn tussen Engels en | |
[pagina 132]
| |
Nederlands. Wanneer Ford een wagen door de stad laat rijden waarop hij ‘vrije inspectie’, in plaats van kosteloos onderzoek, van auto's aanbiedt; wanneer we lunchrooms hebben die Heck's heten, en in de kranten lezen dat ‘Van Rossem's is de thee die trekt’; wanneer we zien hoe soms in bioscopen en op radioprogramma's bij vertalingen uit het Engels het Nederlands verhaspeld wordt - dan moeten we onze leerlingen van het verkeerde hiervan trachten te overtuigen, en hun erop wijzen dat ook deze medaille zijn keerzijde heeft. Vermoedelijk heb ik u weinig nieuws verteld; mijn enige verontschuldiging voor deze inleiding is dan dat het onderwerp, voor zover ik weet, in deze vereniging nog niet aan de orde was geweest. R.W. ZANDVOORT. |
|