een boekje gepubliceerd volgens deze methode ingericht. Zij vraagt of deze methode in de opinie van den spreker aanbeveling verdient. De Heer Guittart antwoordt dat de invloed van Prof. Palmer's onderwijshervormingen in Japan hier duidelijk merkbaar is. Het feit dat deze hervormingen een mislukking zijn geworden, wil echter niet zeggen dat de methode ongeschikt is en geen aanbeveling verdient.
De Heer Habbema wijst op het feit dat, indien de grote klassen die de(n) docent(e) tegenwoordig toegewezen krijgt, remmend werken op het verkrijgen van een juiste uitspraak, een aardige methode bestaat in het gezamenlijk laten lezen. Deze methode geeft uitstekende resultaten. Er is echter niets nieuws onder de zon want dit systeem werd in de vorige eeuw al door den Heer Grasé toegepast.
De Heer Guittart vraagt daarop den Heer Habbema wat deze met de ‘r en th patiënten’ doet? Deze worden niet gebaat met gezamenlijk lezen. De Heer Habbema begint de les met deze leerlingen apart te nemen, desnoods wordt de foutieve uitspraak na de schooluren gecorrigeerd.
Thans is het woord aan Dr. H.R.S. van der Veen, die tegemoet hoopt te komen aan wensen om inlichtingen, hem bereikt naar aanleiding van zijn artikel in L.T. Juni 1936 in zijn te houden voordracht getiteld:
Zingen als Hulpmiddel bij de uitspraak.
Na op de waarde van het zingen in het algemeen te hebben gewezen, behandelt de inleider de voordelen die uit taalkundig, aesthetisch en paedagogisch oogpunt verbonden zijn aan het zingen van liederen in vreemde talen. Breedvoerig staat hij stil bij de bezwaren die men van verschillende zijden er tegenin zou kunnen brengen. Hij wekt de collega's op het behandelde ook eens in praktijk te brengen en een eventueel voorstel aan onze vereniging, om voor ieder der drie moderne talen een bescheiden liederenbundel voor de M.S. te laten samenstellen, te steunen, een voorstel dat bij de vergadering instemming vindt.
Voor nadere bijzonderheden wordt verwezen naar het artikel van den inleider over hetzelfde onderwerp, hetwelk opgenomen werd in L.T. Juni 1936.
De voordracht geeft aanleiding tot een levendige gedachtenwisseling. Mej. Snitslaar betoogt dat zingen alleen mogelijk is,