| |
Franse schoollectuur.
Franse kinderboeken.
Wij weten allen, hoe moeilijk het is, voor onze schoolbibliotheken goede, eenvoudige, smaakvol uitgegeven Franse lectuur te vinden, geschikt voor de lagere klassen. Over het algemeen wordt de grief gehoord, dat de Franse kinderboeken of te moeilijk, of te braaf zijn, of te eenzijdigdogmatisch. Weinig deeltjes uit de sinds tientallen jaren befaamde ‘Bibliothèque Rose’ voldoen, om deze redenen, aan de eisen die wij voor onze kinderen stellen aan goede lectuur.
Het is daarom een zoo bizonder verblijdend feit dat een Parijse firma, die in Brugge een actief filiaal heeft, de firma Desclée de Brouwer & Co., sedert enige tijd kinderboeken uitgeeft, die ook voor onze schoolbibliotheken in een dringende behoefte voorzien. De Firma Desclée de Brouwer heeft zich in hoofdzaak tot Belgische schrijvers gewend; en dit feit valt zeker niet te betreuren, want voor zover ik deze fraaie uitgaven heb gelezen, voldoen zij aan de hoogste eisen op het gebied van de taal, en anderzijds schijnen er zich onder de Belgische paedagogen behendige en kunstzinnige vertellers te bevinden, terwijl de auteurs van kinderboeken in Frankrijk meest gerecruteerd worden onder de erkende grote letterkundigen. Wanneer men één boek van Georges Duhamel, twee van Vildrac, twee van Maurois, een al minder gelukkig uitgevallen verhaal van François Mauriac en een nogal aardig boekje van André Berge heeft opgenoemd, is men zowat aan het einde van de lijst gekomen. Voor het overige zijn de goede kinderboeken kennelijk niet voor kinderen geschreven; het zijn bloemlezingen uit het werk van erkende letterkundigen (b.v. Colette) of ook weer verhalenbundels, als die van den regionalist Henri Pourrat, welke bestemd zijn voor 15- of 16-jarigen.
Onder de boeken die Desclée de Brouwer & Co., in samenwerking met haar zusterfirma ‘L'Edition Universelle’ te Brussel, voor de kleintjes heeft uitgegeven, willen wij in de eerste plaats die noemen, welke op een ongemeen kunstzinnige, moderne en pakkende wijze verlucht zijn door de Russische tekenares Elisabeth Ivanovsky. Uit de samenwerking tussen deze kunstenares, den schrijver en den uitgever, zijn royaal uitgevoerde albums ontstaan die wij voor al onze schoolbibliotheken kunnen aanbevelen. Neem b.v. Un Tas d'Histoires, van Mlle Jeanne Cappe (de schrijfster van een veelgelezen boek over wijlen Koningin Astrid). Deze korte, kinderlijk gehouden verhalen zullen onze leerlingen op het eind van de
| |
| |
eerste klas al kunnen lezen; ze ullen ervan genieten, en ze zullen het mooie boek later graag nog eens [ter] hand nemen. Dit werk is dan ook buiten de school aan te bevelen voor de kinderplank thuis. De verhaaltjes zijn geestig en eenvoudig, en bovendien opvoedend zonder een zweem van dorheid of pedanterie. Iets moeilijker, en meer voor jongens dan voor meisjes geschikt, is Histoire de Bass-Bassina-Boulou door Franz Hellens, - de lotgevallen van een negerpoppetje, dat roem en vernedering beleeft en dat heel wat van de wereld te zien krijgt op zijn - altijd gemotiveerde! - rondzwervingen. Dit boek is avontuurlijker dan het vorige, dat daarentegen weer dichterlijker is en waar de fantazie ontleend is aan de verbeeldingskracht van de kinderlijke helden, eer dan aan die van de schrijfster! Ook Bass-Bassina-Boulou werd door Elisabeth Ivanovsky geïllustreerd.
Dan noemen wij nog twee aardige boeken van Marie Gevers: Chouchou, de geschiedenis van een huishond (hier konden de plaatjes, gemaakt door Eric de Nèmes, ons maar matig bekoren; ze zijn stijf en onbeholpen, maar de tekst maakt veel goed); en vooral Bruyère Blanche, met alleraardigste, sierlijke en ietwat gestyleerde tekeningen van Jean Stiénon du Pré; het is in alle opzichten een uitmuntend boek, dat onze tweede-klassers op boeiende wijze liefde bijbrengt voor de natuur, voor plant en dier, en dat ons, zoals bij Marie Gevers altijd het geval is, bovendien op intieme voet laat komen met de eenvoudige en zuivere genoegens van de huiselijke haard die de hare is. Marie Gevers heeft gevoeld dat een auteur zich in een kinderboek zeker niet minder moet ‘geven’ dan in een grote-mensen-verhaal; zij heeft het sterkste en het edelste van haar fijn en dichterlijk talent gelegd in deze geschiedenis, die op één lijn kan gesteld worden met sommige van Andersens allerbeste sprookjes.
MARTIN J. PREMSELA.
| |
J. Duché, Bigoudi-Bigouda; J. Duché, Les Apprentis de Mmm Flan; J. Notat, La petite Fée veut rester endormie; Mme H. Giraud, Dame Rose et Chevalier Bleu. - Ed. Gautier - Languereau; elk 5 frs.
Dit zijn wat de Fransman ‘album’ noemt en wat wij prentenboeken noemen. En eigenlijk horen ze dus niet meer in deze rubriek, maar ze zijn alleraardigst, fijn van tekening en genoeglijk van tekst en misschien kan men ze in 't oog houden als men zijn kinderen of neefjes en nichtjes een frans prentenboek wil cadeau doen. Ze zijn aan te bevelen.
| |
P. Besbre, Le sort de Tête-Rousse, ill.; Mme H.-Giraud, Les étranges vacances de Sir Jerry, ill. - Ed. Bibliothèque de Suzette, Paris, Gautier - Languereau; elk 7 fr.
Tête-Rousse is een ballon-captif, die van zijn anker slaat en met drie kinderen van commandant Dangel en een van de bemanning de lucht in gaat en over zee drijft naar een land van ijs en sneeuw, waar je de avonturen zo maar voor het grijpen hebt. Om te beginnen: als zijn broer en zus en de trouwe Bideau al ontscheept zijn, stijgt de ballon plotseling weer op en de kleine Maurice wordt weer mee de lucht ingevoerd. En zo zijn ze dan, zonder hun broertje, schipbreukelingen op een onbewoond eiland. Gelukkig vinden ze na veel wederwaardigheden Maurice terug en nu gaat het er maar om een beschaafd land te bereiken en zo gauw mogelijk naar hun familie terug te keren. Een echte avonturen-roman, die boeit en aardig geïllustreerd is. Niet alléén belangrijk voor Suzette.
| |
| |
Sir Jerry hebben we al eens aangetroffen in ‘Sir Jerry, détective’. Dit is dan ook een ‘roman policier, voor kinderen, wel is waar, maar toch een detective roman vol mysterie. Te Belle-Maison waar Sir Jerry zijn vacantie komt doorbrengen drukt een geheim, een geniepige bedreiging op het huis; alleen Jerry Sr en Jerry Jr. kennen het drama. Men moet het geheim opsporen, den vijand beletten nadeel te berokkenen; daartoe spannen de Jerry's zich in geholpen door een aardig baasje, Pépin, een in de steek gelaten kind, met een heldhaftig, trouw zieltje. Elk hoofdstukje houdt er de spanning in. Ook dit boekje kunnen Suzette en haar broer beiden genieten. Tweede, derde klasse dunkt mij.
| |
André Lichtenberger, La fortune de Nane, album ill.; Caumery, Bécassine en Croisière, album ill.; Ed. Gautier - Languereau. Paris, 14 en 19 fr.
Twee prentenboeken voor oudere kinderen, beide behorende tot een oneindige reeks; van Nane zijn er al elf, van Bécassine, die al klassiek is, drie of vierentwintig, tot L'automobile de B., B. en aéroplane, B. fait du scoutisme toe. Nane is in het bezit gekomen van een aanzienlijke som gelds en besteedt die nu om een soort vacantiekolonie te organiseren van een dertigtal Parijzenaartjes die wel een beetje frisse lucht kunnen verdragen. Het is geenszins een sinecure dit stelletje de baas te blijven, dat vertelt Lichtenberger ons geestig; aardige illustraties.
U ziet natuurlijk Bécassine's blozende, bolronde gezicht voor u, met haar stuitertjes ogen. Ze gaat deze keer een ‘croisière’ doen, niet om de meer en meer gebruikelijke mode te volgen, maar om M. Proey - Minans (de naam is al een vinding) te vergezellen op een reis, op zoek naar een zeldzame orchidée; van het vinden daarvan - maar hij heeft een concurrent - hangt zijn verkiezing tot lid van het Institut af. Als ik zeg, dat de plant eindelijk in Madagascar ontdekt wordt begrijpt men dat er heel wat vermakelijke avonturen doorleefd zijn. Deze prentenboeken misschien in de bibliotheek voor de tweede klas.
| |
Maurice Bedel, Molinoff Indre-et-Loire, ill.; Collection Hachette, Paris. 16 Fr.
In een keurig serie-bandje, het bekende grappige verhaal van den Russischen aristocraat, dien de gebeurtenissen van een twintigtal jaren geleden hebben doen stranden in Frankrijk, waar hij zich voor kok uitgeeft en terecht komt in het vorstelijk kasteel van Fontecreuse bij Azay-le-Rideau, toebehorende aan den ex-boliviaanse planter M. Diego Cortès. Men zal zich herinneren hoe hij in het huis van dezen ‘rasta’, die soms lange tijd afwezig is, omdat Mmm Cortès hem niet meer boeit, op zekeren dag, in de tuin dwalend, onwillekeurig kennis maakt met Françoise de Beauchêne, die op een aangrenzend landgoed woont. Nu begint een soort dubbel leven voor hem; in het kasteel Fontecreuse is hij de russische kok, daarbuiten de verfijnde edelman. En zo ontwikkelen zich zachte gevoelens tussen Françoise en hem, die helaas, op een teleurstelling uitlopen als zijn positie in den huize Cortès uitkomt. Dit alles verteld met een bonhomie die er een gezellig boek van maakt; voor de bibliotheek zou het geschikt zijn, een fris boek; veel toespelingen op franse personen en zaken, ik noem maar: ‘Action Française’, Jean Cocteau, etc. maken het misschien moeilijk. Maar anders... Die elegante jonge man en dat charmante Française'tje en de bijfiguren maken er een kostelijk boekje van.
| |
| |
| |
Myriam Catalany, Le Lys dans la nuit. Paris, Gautier - Languereau, 1936, 8 fr. 50.
Worden er in Frankrijk alleen maar boeken door meisjes gelezen? Men zou het haast denken. Dit romannetje is uit de serie: Bibliothèque de ma Fille. Er staat dan ook geen onvertogen woord in, en het is een boeiend boek voor wat oudere meisjes, vijfde, zesde klas. Nathalie Ternessier, die na de ondergang en de schande waarin haar vader door een avonturier meegesleept is, door haar verloofde in de steek gelaten is, wijdt zich nu geheel aan het menselijk wrak dat Rodolphe Temessier geworden is. Maar het leven brengt haar revanche; na deze nacht, zal de dageraad komen en de lelie weer opbloeien! We worden naar La Roquelisse gebracht, een verrukkelijke badplaats in de Jura, waar we in een hôtel een aantal personen ontmoeten, die behendig geschetst, scherp waargenomen en geestig weergegeven den liefhebber van zedenschildering in naar het leven getekende tafereeltjes zullen bevallen. Bovendien ademt men er in een zuivere geestelijke atmosfeer. Goed voor de bibliotheek, dit dramatisch, gevoelig, huiselijk romannetje.
| |
Jack London, Les mutinés de l'‘Elseneur’, Bibliothèque de la Jeunesse, Hachette, 3 fr. 50.
Dit is dan eens voor de jongens, niet erg verzorgd uitgegeven, maar het is dan ook geen geld: 35 ct. Spannend, dat begrijpt men, nogal ruig en rauw, met een zacht nootje, de tegenwoordigheid van Miss West, en dus als titel van het laatste hoofdstuk: ‘Hyménée! Hyménée!’ Een paar plaatjes uit de gelijknamige film ter illustratie. De ‘Elseneur’ gaat van San Francisco naar Zuid-Amerika. De equipage is een bijeenraapsel van bandieten en halve gekken; de meerderen, behalve de kapitein hebben ook geen schone lei. Weldra niets dan gevechten, zelfmoorden, complotten, ten slotte rebellie. Voeg daar nog bij typhons, stormen, moeilijkheden om Kaap Hoorn om te zeilen, dat alles fel beschreven; de overtocht wordt een soort nachtmerrie, een hallucinatie. Misschien moeten we de geest van onze jongens liever sparen en het boek niet in de bibliotheek zetten. Men kan nu tenminste begrijpen wat het is: spannend.
J. FRANSEN.
| |
Tancrède Vallerey, L'Avion fantastique. Coll. Aventures et Voyages; éd. Fernand Nathan, Paris. Ill., rel. 15 fr.
Een detective-roman, die de leerlingen uit de 3e en 4e klas met spanning zullen lezen. Sir Archibald Mopson, egyptoloog, vindt tijdens opgravingen een diadeem van een Pharao, welke schat hem wordt ontstolen door een bandiet van grooten stijl. Sir Archibald en zijn dochter worden ontvoerd. Nasporingen, achtervolgingen, gevechten enz. enz., waarbij de laatste snufjes op het gebied der techniek een groote rol spelen. Technische toekomstdroomen, o.a. een door electrische golven voortbewogen vliegtuig, worden reeds als verworvenheden gebruikt.
Artistiek noch geestelijk zullen de leerlingen door dit boek verrijkt worden. Maar zij zullen het met enthousiasme lezen. En dat is van groot belang. Want door het met genoegen lezen van dergelijke verhalen zullen de leerlingen er vlugger toe komen ook Fransche werken van grootere waarde ter hand te nemen.
S. ELTE.
|
|