Levende Talen. Jaargang 1937
(1937)– [tijdschrift] Levende Talen–
[pagina 150]
| |
Zeichnungen der Künstlerfamilie Holbein. Einführung und Auswahl von Edmund Schilling. 61. Abb. Prestel-Verlag. Frankfurt. M. 2.70.In No. 89 werd een andere bij Prestel verschenen bundel: Altdeutsche Meisterzeichnungen met warmte aanbevolen. Ook deze in gelijk formaat en evenzo verzorgde uitgave verdient een plaats in de schoolbibliotheek. De inleiding en de notitie's bij elke afbeelding afzonderlijk, die voorafgaan, zijn uitstekend, geven in een klein bestek een schat van waardevolle gegevens, zowel over het ambachtelijke als over het cultureel leven van den tijd in het algemeen. De platen zelf bieden o.a. treffend materiaal, wanneer men het verschil tussen den middeleeuwsen mens (bij den ouden Holbein) en den mens der renaissance (bij den jongen Hans) bespreekt. | |
Constantin Freiherr von Moltke, Gegen den Wind. Die Weltreisen eines Schiffsjungen. Westermann, Braunschweig. M. 3.80.Ver in de 70 zet von Moltke zich achter de schrijfmachine om op aandringen van zijn vrienden zijn jeugdherinneringen te boek te stellen. Een beroepsschrijver is deze voormalige zeeman, officier, gouvernements-secretaris in Afrika, brandmeester en burgemeester van Gräfelfing niet, maar evenals een Albert Schweitzer weet ook deze harde werker en strijder in het leven eenvoudig, alleraardigst en leerzaam over zijn jeugd te vertellen. Hij heeft kennelijk schik in den scheepsjongen en avonturier, die hij in zijn jonge jaren was, maar zijn humor, bondigheid en innerlijke ernst behoeden hem voor snoeverij. Na het kostelijke relaas van de mislukte vlucht, waarmee het boek inzet, volgt wel eens een minder boeiend hoofdstuk, maar de stof is bijna steeds vol afwisseling en zo avontuurlijk, dat de jongens het prachtig zullen vinden. Een goed boek. De pentekeningen van Fritz Ahlers zijn niet slecht, maar nogal onbelangrijk en niet overal gelukkig in de tekst geplaatst, de tekening van Brauer, die von Moltke als scheepsjongen weergeeft, staat een stuk hoger. | |
Werner Beumelburg, Mont Royal. Ein Buch vom himmlischen und vom irdischen Reich. Stalling, Oldenburg. M. 5.50.Dit met de grote literatuurprijs van de stad Berlijn bekroonde boek schildert de strijd tegen de Fransen in het Rijn- en Moezelgebied aan het eind van de 17e eeuw. Terwijl grotere en kleinere vorsten, bestuurders en legeraanvoerders, die in de politiek een rol spelen, slechts hun eigen belangen in het oog hebben en in de Duits sprekende landen verwarring en verscheurdheid heersen, leeft | |
[pagina 151]
| |
in Jörg, den held van het verhaal, zoon van arme mensen van den Hunsrück, het ideaal van een sterk, eensgezind Duits rijk. De tijd daarvoor is nog niet gekomen, bij de groten vindt hij met zijn ideën geen gehoor en zo wordt hij tenslotte aanvoerder van een vrijschaar, die een guerillaoorlog gaat voeren en gaat ten onder. Dat deze idee toen in zulk een uit het volk voortgekomen jongen man leefde, hij ze zo wist te formuleren en de gelegenheid krijgt, veldheren en zelfs den keurvorst van Brandenburg op hun plicht te wijzen is weinig geloofwaardig en doet wel zeer opzettelijk geconstrueerd aan evenals de herhaaldelijk voorkomende toevallige ontmoetingen in het leven van den held. Maar Beumelburg weet een boeiend verhaal te schrijven en juist die vele effectvolle scènes zullen jeugdige lezers pakken. De hoofdgedachte ‘Unser Reich komme’, waarmee Jörg het aardse Duitse rijk bedoelt, heeft natuurlijk slechts voor een Duitser zijn volle betekenis. Onze jeugd, in welke een zoveel sterker nationaal besef leeft dan in vorige generaties, zal de gehele sfeer dunkt me toch wel kunnen appreciëren. Voor de jongens der hoogste klassen met belangstelling voor de geschiedenis der volken geschikt. | |
Erika Siebeck, Ein Versehen lerne ich gar zu gerne en Was Kleine Leut' bewegt und freut. Hirt, Breslau.Deze gedichtjes zijn voor veel jongere kinderen gedacht dan onze leerlingen zijn. | |
Hans Christian Andersen, Ausgewählte Märchen. Hirts Deutsche Sammlung, Breslau. geh. M. 0.50, geb. M. 0.85.Het bundeltje bevat Däumelinchen, Die wilden Schwäne, Das Feuerzeug, Der Engel, Der Tannenbaum, Die Prinzessin auf der Erbse, Die Schneekönigin, Die Geschichte von einer Mutter, een portret van Andersen en een kort overzicht over zijn leven en is geïllustreerd met wel aardige zwarte prentjes van Elsa Dittmann. Voor onze leerlingen zou misschien een andere keuze uit Andersens vertellingen te prefereren zijn geweest, maar mogelijk geeft de uitgever ons nog eens een tweede keur, waarin dan b.v. Das Märchen vom Schweinehirten en vooral Die Nachtigall zijn opgenomen. | |
Wilhelm von Scholz, Die Pflicht. Paul List, Leipzig. 57 blz. M. 0.75.De plicht is hier het offeren van eigen leven voor het vaderland. Een Japans officier laat het vliegtuig in zee storten, waarmee hij twee Amerikaanse officieren naar hun schip moet terugbrengen, die toevallig kennis hebben kunnen nemen van de om militaire redenen geheimgehouden constructie van een nieuw luchtschip. Het gegeven, dat de leerlingen van de hoogste klassen zeker pakken zal, is in een zeer gecultiveerd Duits meesterlijk verwerkt. De in Lists goedkope serie ‘Lebendige Welt’ met flinke, heldere letter op goed papier royaal uitgegeven novelle is een aanwinst voor de bibliotheek. | |
Th. Langenmaier, Deutsches Schrifttum unserer Zeit. C.C. Buchners Verlag, Bamberg. 120 blz. ing. M. 1.30.Het boekje komt als lectuur voor onze leerlingen wel nauwelijks in aanmerking, geeft den docent daarentegen een overzicht over die dichters en | |
[pagina 152]
| |
schrijvers, die in het derde rijk in het centrum der belangstelling staan, in zes groepen geordend, bv. ‘Gestalter des Krieges’, ‘Künder deutschen Bauerntums’. Aan het eind staat ook een lijst van aanbevelenswaardige schoollectuur.
W. JONGEJAN. | |
Johannes Linke, Lohwasser. Eine Erzählung. L. Staackmann Verlag, Leipzig, 1935. M. 2.50.Lohwasser heet de landstreek, waar ons verhaal speelt. Op de ‘Lohhof’ woont van ouder tot ouder het geslacht Reitter, dat door noeste vlijt steeds meer oerwoud ontgonnen heeft en door het afvoeren van het overtollige water het moerassige gebied heeft omgeschapen tot vruchtbare velden en akkers. We maken kennis met den tegenwoordigen eigenaar, Michl, en begrijpen al spoedig, hoe de taaie volharding van dezen man groot gevaar loopt in eigenzinnigheid om te slaan, als de omstandigheden daartoe meewerken. Dit geschiedt. Bij het zoeken naar een nieuwe waterader graaft men zand op, waarvan de voormalige goudzoeker Lusinger den boer door valse attesten weet te overtuigen, dat het goud bevat. Er wordt nu zand gegraven en het gelukt Lusinger door een contract en door voorschotten Michl steeds meer in zijn macht te krijgen, vooral daar deze weigert te begrijpen, dat hij het slachtoffer van een oplichter en bedrieger is. In zijn verregaande eigenzinnigheid, doof voor de waarschuwingen van de zijnen, komt het bijna zover, dat hij de hele Lohhof verspeelt. Dank zij echter het kordate optreden van een der zoons wordt dit verhinderd en het oude familiegoed blijft voor het geslacht Reitter bewaard. Als geheel kan ik deze vertelling voor oudere leerlingen wel aanbevelen. Toch wil ik erop wijzen, dat de schrijver een tamelijk kwistig gebruik van dialect maakt en dat een enkele passage hinderlijk grof is. | |
Heinrich Wolfgang Seidel, Die Varnholzer. Eine Auswahl. 227. der Blauen Bändchen. Hermann Schaffstein Verlag in Köln. 1936. Einzelpreis R.M. 0.45.In zijn ‘woord vooraf’ bericht de schrijver ons, dat hij op verzoek van den uitgever nog drie kleinere stukken heeft toegevoegd aan de acht hoofdstukken uit zijn boek ‘Die Varnholzer’. Voor een goed begrip van Seidel's persoonlijkheid zijn deze drie stukjes heel belangrijk, maar ik vrees, dat onze leerlingen er zich niet voor zullen interesseren. Als klasselectuur voor III of IV lijkt me deze ‘Auswahl’ wel bruikbaar, mits men zijn klasse ervoor uitkiest. Voor de bibliotheek acht ik het boekje minder geschikt, omdat m.i. slechts weinige leerlingen zonder leiding er zo van zullen kunnen genieten, als het verdient. | |
Ernst Eimer, Lisbet und Peter. Eine Kindergeschichte. 228. der Blauen Bändchen. Hermann Schaffstein Verlag in Köln. 1936. Einzelpreis R.M. 0.45.Tot mijn spijt kan ik deze eenvoudige, frisse vertelling niet voor onze leerlingen aanbevelen, zelfs niet voor kinderlijke eersteklassertjes, aangezien de inhoud me voorkomt berekend te zijn op jeugd van 7 à 8 jaar.
M.G. BIEGMAN. | |
[pagina 153]
| |
Ina Jens, Mirasol. K. Thienemans Verlag, Stuttgart. M. 3.80.Een Duitsche jongen, die met zijn moeder eerst kort in Chili woont, vertelt van zijn belevenissen en de indrukken, die de bevolking daar op hem maakt. Dat hij vaak verbaasd staat over de listen der kleurlingen, die hij hun overigens weinig kwalijk neemt, zal werkelijk wel zijn goede redenen hebben. Welwillendheid tegenover menschen, een groote liefde voor de natuur en de dieren wordt als het normale verondersteld en maakt over het geheel de toon van het boek heel zuiver. Slechts op het laatst wordt een ondoordachte, en eigenlijk wreede jongensgrap te weinig scherp afgekeurd. Groote druk, rijk geïllustreerd. Zeer aan te bevelen voor leerlingen van ± 14 jaar. | |
Ernst Streit, Affen, Ameisen, Abenteuer und Absprünge. A. Anton en Co. - Verlag. Leipzig.Streit vertelt van zijn eigen levensloop. Als student kon hij het onder de Soldatenräte niet uithouden, ging naar Brazilië, waar hij met hard werken in wildernis en ontginningen zich door het leven slaat. In Duitschland teruggekomen wil hij vlieger worden, maar specialiseert zich door een toeval als parachutist. Nu heeft hij als zoodanig een betrekking bij de Duitsche luchtmacht, om ook anderen in die gevaarlijke kunst in te leiden. Het heele boek wordt gedragen door geestdriftige liefde voor het steeds krachtiger wordende, tegenwoordige Duitschland. Veel illustraties, voor een groot gedeelte photo's. | |
Fried Engel, Enno Störing. Verlag von Steinkopf in Stuttgart. Halbleinen gebunden M. 1.80.Het verhaal van een Frieschen jongen, die in zijn brandend verlangen naar zee van zijn moeder wegloopt, die hem domine wil laten worden, om hem te behoeden voor een vroege zeemansdood, zooals zijn vader gestorven is. Afgezien van dit ongeoorloofde doordrijven van eigen wil, is Enno het ideaal van wat een jongen behoort te zijn. Aan de helden daden en levensgevaarlijke avonturen, die hij in twee jaar tijds doormaakt, zou een ander zijn leven lang genoeg hebben! Hoewel de schrijver ook op de schaduwzijde van dit karakter de nadruk legt, vind ik het verhaal te weinig waar; dikwijls ook ietwat sentimenteel en de humor te gewild en niet fijn genoeg. Zonder het boek voor een bibliotheek af te keuren, menig leerling uit een tweede klas zal er door geboeid zijn, meen ik dat we bij de rijke keuze in jongensboeken wel iets beters kunnen krijgen. | |
Heinz Oskar Schönhoff, Der Vortrupp. Junge Generalion Verlag. Berlin. M. 2.80.Allerlei in deze boeiende historische roman laat denken aan de cultuurhistorische romans van Freytag, al is het tempo heel wat sneller. De Duitsche kooplui van het nog zeer jonge Riga in 1206 en volgende jaren vormen den Vortrupp, die Duitsche beschaving en welvaart in deze oostelijke streken trachten te doen opbloeien. Wie hun dit het moeilijkste maken zijn de tempelridders. Door hun hardheid tegenover de omwonende stammen wakkeren ze de haat tegen al wat Duitsch is aan en door hun overmatig zelfgevoel ook tegenover den bisschop zaaien ze naar alle kant onrust. | |
[pagina 154]
| |
Het woord van een ouden boer, dat een zwaard in de schede dikwijls betere dienst doet dan in de vuist, blijkt maar al te waar te zijn. Aanbevolen voor de drie hoogste klassen van de H.B.S.
J. VALETON. | |
Karl Piepho, Hans in Heidloh. Erlebnisse eines Stadtjungen auf dem Lande. Hermann Schaffstein Verlag in Köln. 79 Seiten. Broschierte ‘Schulausgabe’. R.M. 0.45; gebundene ‘Bibliothekausgabe’. R.M. 0.85.Dit boekje zal in Duitsland zeker het best op de lagere school gebruikt kunnen worden. Het beschrijft op kinderlijke wijze, hoe een stadsjongen bij zijn grootouders op een boerderij logeert en daar het gewone leven zonder bizondere avonturen meemaakt. Voor de eerste klasse van onze middelbare scholen is het geschikt, omdat het in kleine hoofdstukjes verdeeld is die allerlei alledaagse gebeurtenissen beschrijven en de taal, die bijna uitsluitend uit hoofdzinnen bestaat, hoogst eenvoudig is. Het is echter niet uitgesloten, dat het wat kinderachtig gevonden zal worden. Het boekje is geïllustreerd met aardige pentekeningen van Max Bürger. | |
Wolfgang Loeff, Das Flugwesen unserer Zeit. Hermann Schaffstein Verlag in Köln. 72 Seiten. Broschierte ‘Schulausgabe’. R.M. 0.45; gebundene ‘Bibliothekausgabe’. R.M. 0.85.‘Das Flugwesen unserer Zeit’ is een soortgelijke verzameling als het door J.H. Schouten bij Meulenhoff uitgegeven ‘Das Buch vom Fliegen’. Van allerlei Duitse vliegeniers (o.a. van Wolfgang v. Gronau en Ernst Udet) zijn korte opstellen opgenomen over hun tochten met een luchtschip, een vliegboot, een motor- of zweefvliegtuig. Wolfgang Loeff heeft er een voorrede bij geschreven, waarin hij een overzicht van het Duitse vliegwezen in 't algemeen geeft en het ‘Versailler Diktat’ een steek krijgt, terwijl aan 't eind twee stukjes van de Lufthansa zijn opgenomen over de ontwikkeling van de Duitse verkeersvliegerij. Met lof dient vermeld te worden, dat er in het gehele boekje geen woord over oorlogsvliegtuigen staat. De schooljongens zullen gauw naar het boekje met de aardige foto's van allerlei vliegtuigtypen grijpen en die uit de hogere klassen zullen het ook wel kunnen lezen, hoewel het Duits modern, dus niet gemakkelijk is. ‘Das Flugwesen unserer Zeit’ behoort evenals ‘Hans in Heidloh’ tot ‘Schaffsteins blaue und grüne Bändchen’, die bij bestelling van meer exemplaren tegelijk tegen gereduceerde prijs kunnen worden geleverd. | |
Kurt Böttner, Hallo - Harald! Erlebnisse und Abenteuer deutscher Kolonistenjungen in Südamerika. Mit 6 Farbdruck- und 6 Schwarzbildern von Willy Planck. - Loewes Verlag Ferdinand Carl, Stuttgart. 182 Seiten. M. 3.80.Een echt jongensboek. Harald von Schnitzlein, de stoutmoedigste van een groep padvinders, geleid door den leraar Werner, beleeft de onwaarschijnlijkste avonturen, waarbij hij altijd degene is, die als de nood ten top is gestegen, de redding brengt. Durf, doorzettingsvermogen en zelfopoffering zijn deugden, die steeds weer geprezen worden; al ligt dit er wel wat erg dik op, het kan toch nooit kwaad. De verhouding tussen de jongens en hun leraar Werner is in één woord ideaal, maar Werner bezit de verheerlijkte deugden dan ook in ongekende mate. Op de laatste bladzijde | |
[pagina 155]
| |
verlooft hij zich geheel onverwachts met één van zijn leerlingen, bij wijze van happy end. De jongens van de derde klas zullen zich voor Haralds avonturen waarschijnlijk wel interesseren.
W. KAPER. |
|