Levende Talen. Jaargang 1937
(1937)– [tijdschrift] Levende Talen–
[pagina 277]
| |
Ingezonden.Het Werk van Dr. H.E. Palmer in Japan.Met grote verbazing las ik in het verslag van de vergadering van de Engelse Sectie gedurende de jongste Algemene Vergadering de opmerking dat Dr. Palmers werk in Japan een mislukking zou zijn geweest. Ten einde dit met meer gezag te kunnen tegenspreken heb ik mij gewend tot ‘The Institute for Research in English Teaching’ c/o Ministerie van Onderwijs te Tokyo. Mr. A.S. Hornby M.A., onderdirecteur van dit Instituut, schrijft mij als volgt: 2 Juni 1937. H. BONGERS. | |
Een strop voor Barbara.Sedert de verschijning van Lev. Talen 95 met het artikeltje van (Dr. G. Nolst) Trenité is dus iedere leraar in het Engels verplicht, de raad van Punch aan verloofden en ondertrouwden | |
[pagina 278]
| |
in de les te behandelen. Wie het doet, kan evenwel niet verwachten dat zijn leerlingen zich er aan zullen storen. Evenmin verdient ‘Trenité's advice’ te worden opgevolgd, dat citeren ontraadt. Lord Peter Wimsey zegt: ‘I always have a quotation for everything - it saves original thinking’. Achter die woorden van haar, nauwelijks meer papieren, kind verbergt zijn aanhaligeGa naar voetnoot1) geestelijke moeder de gedachte, dat wie in het dagelijks verkeer citeert, zijn levensomstandigheden vasthaakt aan een klassiek woord, en zo tegelijk hun verwantschap met het blijvende, als hun afstand er van doet uitkomen. Maar als we aanhalen, moeten we het nauwkeurig doen, zeker. Voorzover de Nederlandse zoon van Punch bewuste aanhalingen bedoelt, kan men geen bezwaar tegen de algemene strekking van zijn stukje hebben. Hij verwart ze echter met die, welke zo vaak geciteerd zijn dat ze tot zegswijzen zijn geworden: die hebben hun ontwikkeling zo goed als volksliederen. Staande uitdrukkingen hebben hun eigen leven, apart erkend in de schrijfregels van 1934; onder de indruk daarvan schrijven gehoorzame schoolkinderen zelfs ‘van den hand in den tand’. Door dat eigen leven komt het, dat ‘Doch weiter kommt man ohne ihr’ buiten het gebied van de accudatief geëxpandeerd is. Evenzo eerbiedigt men ‘II y a des grinzes’ en ‘Ce n'est pas jurer gros’. Ligt nu aan zo'n algemeen gebruikelijke zegswijze een citaat ten grondslag, dan kan dat in de klas besproken worden zonder dat men er een verbod aan verbindt. Van synchronistisch taalstandpunt is de bron enkel een curiositeit. Nu Barbertje. Er bestaat in het Nederlands een veel gebezigde uitdrukking: ‘Barbertje moet hangen’. De klank is zo gelukkig, de bouw zo kernachtig, dat men de eerste verbreider moet beschouwen als een taalgenie, ook al zou hij een slordig aanhaalder zijn geweest. Moeten wij dan, om onze belezenheid te tonen, - de belezenheid van iedere mulo-leerling! - dat gezegde ontkrachten tot ‘Lothario moet hangen’? Wie zich aan een dergelijk vergrijp jegens zijn taal schuldig maakt, zal het vergaan als onze collega, die zich voor de poorten des hemels aandiende met: ‘It is I’, waarop Sint Pieter verzuchtte: ‘Another d-d schoolmaster!’
C.A. ZAALBERG. |
|