Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Levende Talen. Jaargang 1937 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Levende Talen. Jaargang 1937
Afbeelding van Levende Talen. Jaargang 1937Toon afbeelding van titelpagina van Levende Talen. Jaargang 1937

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.39 MB)

Scans (22.25 MB)

ebook (3.28 MB)

XML (1.12 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Levende Talen. Jaargang 1937

(1937)– [tijdschrift] Levende Talen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 294]
[p. 294]

Leerboeken.

Claude Aveline, Baba Diène et Morceau-de-sucre (ƒ 0,95).
Jacques Deval, Toravitch ou Princes en exil (ƒ 1,15).
G. Lenôtre, Hier (ƒ 1,15).

Drie nieuwe deeltjes in de bekende Meulenhoff-serie, die elk hun eigen verdienste hebben.

Claude Aveline toont zich ook hier een onderhoudend schrijver, wiens negerverhaal de jongelui van de middelklassen wel bevallen zal. Het toneelstuk van Jacques Deval heeft ook in Nederland onder de titel Vorstelijke Emigranten een welverdiend succes gehad, dat zich bij de lezing kan handhaven, en G. Lenôtre is dezelfde als in al zijn verhalen uit de revolutietijd en daarna: iemand die van de ‘petite histoire’, zoals hij ze zelf genoemd heeft, uitstekend op de hoogte was en ze goed wist voor te dragen.

Guy de Larigaudie, Raa la buse (Bibliothèque pour la jeunesse, J.B. Wolters, Groningen, Batavia, 1937; prijs: ƒ 0,80).

Een aardig boekje over het leven van Franse padvinders in de bergen bij het lac du Bourget, dat de jongere leerlingen zeker interesseren zal, en door de eenvoudige taal en de vele aantekeningen ook niet te moeilijk voor hen is.

De lastige kwestie van het aangeven der noten is hier door een stip achter de verklaarde woorden wel heel gelukkig opgelost.

 

K.J. RIEMENS.

F. Closset et A.L. Corin. Deutscher Handel und Wandel. Einführung in die deutsche Handelskorrespondenz nebst Einblicken in das Wirtschaftsleben.
Editions H. Dessain, Liège, 1934.

Zoals reeds uit de titel blijkt, bevat dit werk een combinatie van een leerboek voor de handelscorrespondentie en een leesboek over economische onderwerpen. Op iedere leestext volgt een serie vragen, die als uitgangspunt kunnen dienen voor een bespreking van de inhoud. De bedoeling is, op deze wijze het handelsidioom aan te leren en te bevestigen en bovendien de leerlingen de gelegenheid te bieden tot mondelinge gedachtenwisseling, daar de schrijvers van de juiste opvatting uitgaan, dat de schriftelijke beheersing van een vreemde taal moet steunen op de mondelinge. Voor de keuze van de leesstof heb ik niets dan lof; de schrijvers zijn er in geslaagd, voor de nodige variatie te zorgen, zodat onderwerpen uit het gebied van de handelskennis in engere zin wisselen met gedeelten van een meer algemeen maatschappelijke inhoud. Voor Nederlandse scholen is het boek alleen al daardoor niet geschikt, dat de begeleidende tekst en de vertaalopgaven in het Frans geschreven zijn. Maar afgezien daarvan zijn er bezwaren. De gezamenlijke stof is ingedeeld in 75 lessen, die alle volgens het zelfde schema zijn opgebouwd:

1. een Duitse brief als voorbeeld; 2. een leesles met vragen; 3. een Franse brief ter vertaling in het Duits; 4. een briefopgave.

Dit komt er op neer, dat de leerling per acht bladzijden tekst, dat

[pagina 295]
[p. 295]

wordt dus eenmaal per week, zelf één brief opstelt. Dat is te weinig. Het schrijven van brieven in een vreemde taal is een werk, dat heel oefening vereist en aan deze oefening ontbreekt het in dit geval. We hebben hier te doen met een fout in de opzet: de combinatie van leeren leesboek, waarbij de leesstof te omvangrijk is geworden. Het ware m.i. beter geweest, deze beiden gescheiden te houden. Want zoals ik reeds schreef, de leesstof is uitermate geschikt en heeft aan waarde gewonnen door de goed gestelde vragen. En dat een leesboek wat te groot is, is niet zo erg. Dan kan men in verband met de geaardheid en het algemene peil van de klasse een keus doen. Daarnaast had dan een brievenboek kunnen staan met veel opgaven van grote verscheidenheid. Dit laatste was nu niet mogelijk; de omvang van het boek - het telt nu reeds ruim 600 blz. - zou dan te groot geworden zijn.

 

Utrecht.

C.E.M. BALVERS.

Handelsgespräche von P. Veeze und J. Keyzer. N.V. Uitgeversmaatschappij W.F.J. Tjeenk Willink. Zwolle, 1936. ƒ 0,80.

De schrijvers hebben allerlei wetenswaardigheden op handelsgebied in de vorm van tweespraken gegoten, wat niet zo eenvoudig is als het lijkt. Dat men begint met een ‘allgemein europäisches Gespräch’ en bij de economische ontwrichting eindigt, dat is zo 's werelds gesprekkenbeloop. Maar als men aanvangt met het drukke verkeer en met voorbedachten rade bij vaste rentedragende obligatiën terecht komt, dan loopt men nu eenmaal gevaar, dat de samenhang wat stijf en gedwongen wordt. Ook de schrijvers hebben dit gevaar niet altijd vermeden en een van de vragenstellers is wel eens wat erg naïef. Maar het boekje bevat toch heel wat goed handelsidioom en heel wat idioom uit het dagelijks leven. Het geeft de dingen in hun natuurlijk verband en verdient zeer zeker de voorkeur boven de losse-woordjes-methode, die in deze branche nog courant is.

Het werkje zal voor den aanstaanden handelsman en kantoorbediende, waarvoor het bestemd is, zeer zeker zijn nut hebben.

 

Leeuwarden.

H. BEEM.

Erich Kästner, Emil und die drei Zwillinge. (Meulenhoffs Sammlung deutscher Schriftsteller).

De ondertitel luidt: Die zweite Geschichte von Emil und den Detektiven. Men kan die tweede geschiedenis echter ook lezen zonder de eerste te kennen. De schrijver geeft namelijk een voorwoord voor leken, d.w.z. voor kinderen, die ‘Emil und die Detektive’ niet gelezen hebben en een voorwoord voor ingewijden, voor ‘vaklui’, die het eerste verhaal wèl kennen. De jongens beleven allerlei avonturen in een badplaats aan de Oostzee en voldoen daarbij aan alle eisen van flinkheid, geestigheid, kwajongensachtigheid en edelmoedigheid, die volwassenen aan jongens van die leeftijd plegen te stellen. De inhoud heeft niet het verrassende en nieuwe, waardoor de eerste geschiedenis van Emil und den Detektiven ook den ouderen lezer kon boeien. Maar de jongeren zullen ook dit tweede verhaal stellig met groot genoegen lezen en daar zullen ze goed aan doen, want er staat een massa prachtig Duits in. Het is volstrekt niet altijd even gemakkelijk de geestigheden, de woordspelingen en het jongensjargon dadelijk te begrijpen, maar de door den heer J.H. Schouten gegeven aantekeningen bewijzen voortreffelijke diensten. Het boekje kan dus zowel dienen voor lectuur in de 2e of 3e klasse als voor lectuur thuis.

[pagina 296]
[p. 296]

Georg Fröschel, Meine Schuhe sind gestohlen! herausg. und erläutert von Dr. Lena Jansen, Gymnasiallehrerin in Venray. (Meulenhoff, Amsterdam. Meine erste Sammlung. No. 9.)

Een boekje vol heerlijke, phantastische onzin, dat den lezer van het begin tot het einde in spanning houdt. Ten slotte komen de schoenen, waarin de diamanten verborgen waren en die de eigenaar gestolen waande, dan toch nog terecht. Een boekje, uitstekend geschikt voor de school, b.v. aan het eind van de tweede klasse, mits de leraar zorgt, dat het tempo waarin hij het met de klasse leest, niet al te zeer in strijd is met het tempo van het verhaal. Het werkje kan zonder enig voorbehoud aanbevolen worden.

 

C. VAN LIERE.

Gustav Blank-Jansen, Mit Welle DX 9,5. Eine Fahrtenerzählung. - Autorisierte, für den Schulgebrauch mit Erläuterungen versehene Ausgabe von J.J. Kenter. ‘Unsre Jugendbibliothek’. Verlag von J.B. Wolters, Groningen, Batavia, 1937. Prijs: ƒ 0,95.

Er zit vaart, er zit spanning in dit verhaal. Wat de jongens van de ‘Michaelsgruppe’ bij hun kamperen in het ‘Böhmer Wald’, vooral twee van hen, beleven, daar hadden al onze jeugdige tentbewoners deze zomer hun tien vingers naar afgelikt. Het ‘rad van avontuur’ raakt eigenlijk door een onbeduidend voorval aan het draaien: ruzie, gevolgd door een stevig knokpartijtje tussen twee kampjongens, Kulla en Tin. Als ‘Gruppenbaby’ incasseert de laatste niet alleen de stompen van zijn tegenstander, maar ook de sympathie van zijn makkers en Kulla, de grotere en sterkere, is natuurlijk het zwarte schaap. Ontstemd slentert deze het kamp uit in de richting van een naburige, verlaten glasblazerij. Met een vriend als eventuele dekking en bemiddelaar gaat de edelmoedige Tin hem achterna, om als eerste de hand ter verzoening te reiken. Gedrieën zullen ze eens een kijkje gaan nemen in de fabriek, waar het moet spoken, en ze doen een wondere ontdekking. Terwijl de ‘Ravag’, de Oostenrijkse Omroep, vruchteloos speurt naar een geheime zender, die alle officiële redevoeringen stoort en propaganda maakt voor een ‘Block’, een samengaan van de Donaustaten (blijkbaar tegen de ‘Anschlusz’), vallen onze jongens met hun neus in de boter, subsidiair in het hol van den leeuw. Voorlopig vallen ze allesbehalve zacht. Tin weet te ontsnappen, de beide anderen worden gevangengehouden en bovengenoemde boter breekt hun lelijk op. Avonturen, fel van spanning, in korte, zakelijke, pregnante stijl verhaald, volgen, totdat door toedoen van die twee Duitse jongens den ‘Rundfunkstörern’ het vuur zó na aan de schenen wordt gelegd, dat ze maar liever hun hele zendinstallatie in de lucht laten vliegen en de leider, een geacht lid van de Weense ‘Intelligenz’, gearresteerd wordt. Voorlopig heeft daarmee de ‘Block’-partij zijn voornaamste troeven verspeeld. De beide jongens, die in Weenen waren terechtgekomen, zijn maar wat blij, als ze weer het gemoedelijke kampleven kunnen opnemen.

Blank-Jansen weet, wat de jeugd toekomt: spanning, avonturen, actie, en dit alles op moderne leest geschoeid, modern van stijl, modern van enscenering. Me dunkt, het boekje zal zijn weg wel vinden.

 

L.J.C. MARTENS.

[pagina 297]
[p. 297]

G.J. Lely, Pet- Poems of fact and fancy. Uitgave: J.M. Meulenhoff - Amsterdam, ƒ 0,85.
John Sweet, The Red House Boys, adapted and annotated by Dr. W. Scholten. Uitgave: Robijns & Cie., Wageningen. Prijs: ƒ 0,90.
Willa Cather, Tom Outland's Story, with an introduction and notes by A.G. van Kranendonk. Uitg.: J.B. Wolters’ U.M. - Groningen, Batavia, 1937. Prijs: ƒ 0,90, geb. ƒ 1,10.
Arnold Bennett, The Card, edited by N.H.M. Zwager. Uitgave: G. Naeff, 's-Gravenhage, 1937. Prijs: ƒ 1,40, geb. ƒ 1,80.

Het eerste boekje biedt, zoals de allitererende titel al aanduidt, een verzameling eenvoudige gedichtjes, voor kinderen. Het boekje bevat geen voorbericht, maar de gedichten zijn vermoedelijk bestemd om tijdens het eerste leerjaar gelezen te worden. De meeste zijn van A.A. Milne-Rose Fyleman en uit Punch. De verzam. maakt een bescheiden gebruik van aantekeningen; ik heb niet kunnen ontdekken welk principe hierbij gevolgd is. Waarschijnlijk is het verstandig poëzie niet te kwistig te annoteren; het is beter het verklaren aan de(n) docent(e) over te laten. Deze verzameling bevat echter zes verklaringen in de marge n.m. een vertaling van de woorden whale, quail, wreath, shiny, lawn en dragon-fly. Waarom juist deze woorden vertaald zijn is mij een raadsel. Men vraagt zich af wat voor bijzondere moeilijkheden de verzam. in deze 6 woorden ziet als woorden en uitdrukkingen zoals barley-meal, oats, treasure, trove, cuddled, rabbit, changing guard enz. enz. onvertaald worden gelaten. Het ware m.i. beter geweest de 6 genoemde vertalingen dan ook maar te doen vervallen.

De gedichtjes zijn over 't algemeen zeer aardig en zullen hun weg wel vinden. De illustraties, afgescheiden van een enigszins onwaarschijnlijke voorstelling van een man (?) die makrelen verkoopt die meer op schelvissen lijken, zijn wat beter dan men ze meestal ziet. Voor vele collega's zal het lezen van deze poëzie met hun leerlingen een aangename taak zijn.

 

Het twede boekje is een bewerking van Dr. Scholten van een verhaal van John Sweet. In het voorbericht schrijft de bewerker dat er veel zorg is besteed aan het aangeven van de uitspraak, want ‘is echter eenmaal een onjuist klankbeeld met spelling en betekenis geassociëerd, dan wordt deze fout òf nooit weer hersteld, òf weer in orde gebracht ten koste van energieverspilling, die voorkomen had kunnen worden’. Deze opmerking is mij uit het hart gegrepen. Vooral tegenwoordig, waar men met klassen van meer dan 30 leerlingen wordt opgescheept, is het van meer belang dan ooit den leerlingen toch een zo goed mogelijke uitspraak mede te geven. Iedere goede aanwijzing in een boek kan hiertoe het zijne bijdragen en daarom vind ik het zeer te betreuren als bewerkers van schoolboeken het aangeven van de uitspraak angstvallig vermijden.

‘Na zes maanden onderwijs,’ schrijft de heer Scholten, ‘kan een klasse met het boekje beginnen’. Het is dus bestemd voor het eerste leerjaar en ik geloof wel te kunnen zeggen dat de heer Scholten ons onderwijs een dienst heeft bewezen met het bewerken van dit - voor jongens althans - aardige verhaal. De moeilijke woorden zijn gespatiëerd gedrukt en verklaard in de marge, terwijl een enkele uitdrukking aan de voet der bladzijde in een noot vertaald of toegelicht is. Dat niet iedereen bevredigd wordt,

[pagina 298]
[p. 298]

is haast vanzelfsprekend. Op p. 4 wordt O.B.E. toegelicht als: Officer of The Order of The British Empire. Meer staat er niet, een kleine toevoeging ware wel gewenst geweest. Scones (p. 6) zijn niet altijd driehoekig en waarom is er niet op de uitspraak van het woord gewezen? Ditzelfde geldt voor golf op p. 8. Op blz. 14 komen we het woord craft tegen, waarom is dit niet verklaard; op blz. 48 had wel eens iets over de betekenis van het woord storm gezegd kunnen worden.

Op blz. 32 vinden we het volgende: iemand is enige bedragen aan 't optellen en komt dan tot fifty-five. Dan volgt: Seven and carry four. Dit wordt verklaard als: 7 shillings opschrijven en 4 ponden naar de linker kolom overbrengen. Dit is natuurlijk fout en zal vermoedelijk wel op een vergissing berusten.

Maar deze kleinigheden doen aan de waarde van de wijze van een boek geschikt maken voor de lagere klassen niets af; m.i. kan deze uitgave als geslaagd beschouwd worden.

 

De meningen die hier te lande bestaan over het bewerken van een boek voor de hogere klassen lopen nogal uiteen. Sommige bewerkers geven de verklarende aantekeningen uitsluitend in 't Engels en bedienen zich slechts zelden van een Hollands woord. Soms is het beter een Hollandse vertaling te geven. Als men (het voorbeeld is niet origineel) het woord rake verklaard vindt als: a. garden-tool with a long wooden handle used to collect dead leaves etc. kan men beter hark zeggen. Dit neemt toch niet weg dat als men de werkjes van ‘A New English Library’ en de ‘Selections from English Literature’ nauwkeurig doorleest, men tot de overtuiging komt dat de verklaringen in het Engels voor de leerlingen geen nieuwe moeilijkheden met zich mee brengen. In de praktijk blijkt trouwens ook dat de gemiddelde leerling de gegeven toelichting meestal volkomen begrijpt en hierdoor ook het toegelichte woord.

Andere bewerkers, daarentegen, vertalen veel woorden in 't Hollands en geven in mindere mate verklarende aantekeningen in het Engels.

Als men Prof. van Kranendonks uitgave van Tom Outland's Story vergelijkt met de bewerking van Dr. Zwager van Bennett's The Card, dan valt het verschil in bewerking duidelijk in 't oog. In het eerste boek is de bewerker trouw gebleven aan de wijze van annoteren zoals we die kennen uit de andere uitgaven van dezelfde serie. Tom Outland's Story is een onderdeel van Willa Cather's The Professor's House. Dit mooie verhaal bevat prachtige beschrijvingen, getuigende van het artistieke talent van de schrijfster. Literaire waarde heeft dit boek in grote mate en daarom mogen wij ons gelukkig achten dat dit verhaal voor onze leerlingen toegankelijk is gemaakt. Het zal een ieder die dit boekje met aandacht doorleest, echter duidelijk worden dat men het niet met iedere klas kan lezen. Heeft men een klas die weinig belangstelling voor literaire schoonheid aan den dag legt, dan doet men goed dit verhaal niet te lezen en naar wat anders om te kijken, wil men niet ernstig teleurgesteld worden.

 

Een klasse, zoals hierboven vermeld, is misschien meer gebaat met Bennett's The Card. Dit is een aardig boek, met veel handeling en komische taferelen. Onaardige critici hebben zich over dit boek wel eens als een ‘pot-boiler’ uitgelaten, dit getuigt van een niet begrijpen van Bennett's humor. Ongetwijfeld zal The Card voor vele leerlingen welkome lectuur zijn en daarom door menigeen met graagte gelezen worden. Deze uitgave begint met een ‘Introduction’ over Bennett en zijn oeuvre, daarna volgt het verhaal zelf, waarin volgens het voorbericht geschrapt is. Gelukkig is de

[pagina 299]
[p. 299]

tekst niet gewijzigd - men zou wensen dat iedereen dit even vanzelfsprekend vond als de heer Zwager!

Aan het begin van het boek vindt men een ‘Sketch of the approximate situation of The Five Towns’ - een topografische prestatie die - het spijt me het te moeten zeggen - mij niet enthousiast kan maken over deze wijze van schetsen, (men lette b.v. op de eigenaardige ligging van London) waarbij nog opgemerkt dient te worden dat Newcastle-under-Lyne fout is.

Het is zeer jammer dat Dr. Zwager geen enkele aanwijzing heeft gegeven omtrent de uitspraak. Zoals ik hierboven al betoogd heb, worden m.i. de leerlingen hier zeer mee gebaat en waar de bewerker zelf in zijn voorbericht zegt dat hij deze roman geschikt heeft willen maken voor schoolgebruik in verband met eisen van omvang en bruikbaarheid, is het jammer dat hij juist deze bruikbaarheid niet verhoogd heeft door gebruik te maken van phonetische transcripties. En al vind ik in een ‘Apologie en Gebruiksaanwijzing’ behorende bij een mij onlangs toegezonden boek de bewering dat phonetische transcripties aan leraar of lerares moeten worden overgelaten omdat ‘elk klankschrift de gebruikers in de steek laat zodra de puntjes op de i moeten worden gezet,’ dan zeg ik toch met alle respect voor het uitmuntende werk dat de schrijvers van dit nieuwe boek geleverd hebben en hun grotere ervaring dan de mijne, dat ik het niet gaarne zonder phonetische transcripties zou doen. Het gebruik van phonetische tekens in leerboeken is mij een grote steun en helpt leerlingen ook aan de juiste uitspraak van een onbekend woord dat ze op moeten zoeken in de woordenboeken die tot hun beschikking staan.

Het boek bevat een groot aantal aantekeningen in de marge en aantekeningen in den vorm van noten. Natuurlijk vindt men hier ook weer desiderata. Persoonlijk vind ik het jammer dat de bewerker zoveel verklaringen in het Nederlands gegeven heeft; ik geloof niet dat er iets aan de bruikbaarheid wordt afgedaan als men verklaringen in 't Engels geeft - met slechts nu en dan een vertaling. Over enkele dezer aantekeningen zou ik wat willen zeggen.

Op blz. 14 is inattentive vertaald door onverschillig, wat het Engels niet juist weergeeft.

Op blz. 24 komt een noot voor over Wesleyan Chapel. In de eerste plaats wordt er niet even bij het woord Chapel stilgestaan. Voorts is het niet goed om Dissenters te vertalen met afgescheidenen; dit heeft in 't Hollands een heel andere betekenis.

Op blz. 26 wordt them as is dead verklaard als those who are dead. Hier wordt toch wel wat al te weinig aan de verbeelding van de leerlingen over gelaten; als er een aantekening nodig was geweest dan had de bewerker kunnen vermelden dat men hier met een staaltje van vulgair Engels te doen heeft.

Op blz. 39 wordt the embers of her mirth vertaald door nog wat ná lachend. Ik wil niet zeggen dat deze vertaling ernaast is, maar het woord embers had ook verklaard moeten worden.

De noot op p. 53 had wel achterwege kunnen blijven.

Sustaining op blz. 61 wordt minder juist vertaald door versterkend, beslist fout is de vertaling van a perfect fright op blz. 77 door er heel slecht uitzag en van old Barlow op blz. 138 door die goeie Barlow. Voor devoid of op p. 148 vinden we: ontstoken van, dit zal wel: verstoken van moeten zijn.

Op blz. 90 zou ik graag het woordje dames toegelicht zien en de passage op blz. 115 waar gesproken wordt van an endless supply of hot

[pagina 300]
[p. 300]

water independent of the general supply is onbegrijpelijk voor een Hollandse leerling die het bestaan van een ‘boiler’ in Engelse huizen niet kent.

Een paar drukfouten vindt men op pp. 49 en 117 waar business en enamel fout gespeld staan. Voorts op p. 29 (Hambridge), op p. 103 (askid) en op p. 127 (that = than).

Dit zijn slechts enkele opmerkingen die ik hier neergeschreven heb, omdat mij The Card ter bespreking werd toegezonden. Vermoedelijk zullen de enkele onjuistheden den Heer Zwager zelf ook al opgevallen zijn; zij doen aan de bruikbaarheid van het boek niets af.

 

J.J. VAN HELDEN.

P.F. v.d. Schee, Een nieuw Vertaalboek. (Oefeningen ter Vertaling uit het Engels). Uitg.: N.V. Uitg.-Mij. W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle. Prijs: ƒ 0,90.

Het is niet mijn bedoeling de questie aan te roeren of een vertaalboek bestaansrecht heeft of niet. Velen van ons gebruiken nooit een dergelijk werk; anderen daarentegen wel. Een derde categorie bedient er zich schoorvoetend van, omdat deze het niet helemaal zonder een vertaalboek aandurft met het oog op de eindexameneisen. Vast staat het dat er op het gebied van vertalen uit de vreemde taal nog wel wat te doen valt; de tot nu toe gebruikelijke methode is - laten wij het volmondig erkennen - voor verbetering vatbaar. Hierom grijpen wij met vreugde naar een werkje dat aangekondigd wordt als Een nieuw Vertaalboek. Helaas ben ik er niet helemaal zeker van waarom juist het adjectief nieuw gekozen is. Is het omdat de oefeningen in deze verzameling opgenomen, volgens het voorbericht ‘hun stof ontlenen aan het leven van deze tijd?’ Neen, want er zijn andere vertaalboeken die dergelijke oefeningen bevatten. Bovendien staat er verder: ‘Ook zijn enkele stukken opgenomen van een andere aard.’ Ook die vindt men in andere verzamelingen. Wordt dan, zo vragen wij ons verder af, het gebruik van het woord nieuw gerechtvaardigd door de door den schrijver gevolgde methode? Indien deze veronderstelling juist mocht blijken te zijn, hoop ik dat de methode geen navolging zal vinden.

De stukjes (er wordt niet vermeld voor welk leerjaar ze bestemd zijn) zijn wat de inhoud betreft, zou ik zeggen, geschikt voor het derde leerjaar. Tenminste, ze zouden geschikt zijn indien de aantekeningen er niet waren. De schrijver vindt het nodig alle enigszins moeilijke woorden uit de tekst onder aan de bladzijde te verklaren, gemiddeld staan op iedere pagina een twaalftal noten - er zijn zelfs enige pagina's van 23 regels druks die met 17 noten prijken! Indien de stukken werkelijk geschikt zijn om vertaald te worden - en dat zijn ze (sommige ervan zijn, wat hun inhoud betreft, beslist beter dan wat men meestal in vertaalboeken aantreft) - dan wordt deze geschiktheid m.i. absoluut te niet gedaan door de overmaat van noten. De leerlingen hebben maar naar de voet der pagina te kijken en ze vinden het vertaalpad geëffend. Ik geloof niet dat ze op die manier veel aan de tekst zullen hebben. Vertalen is niet alleen Engelse woorden en uitdrukkingen door hun Hollandse equivalenten vervangen - er komt veel meer bij kijken. Het is voor de leerlingen een uitstekende oefening eens hun volle aandacht aan een tekst te besteden, en vele van de vertaalde woorden weten ze òf allang zelf, òf ze kunnen ze vinden na enig nadenken. En juist deze oefening - al beschouw ik vertalen niet uitsluitend als een middel om de vocabulaire te vergroten - wordt den leerlingen onthouden

[pagina 301]
[p. 301]

door de overvloedige annotatie. Hierbij doet zich natuurlijk weer de vraag voor die zich bij geannoteerde werken altijd voordoet, waarom wordt het ene woord wèl en het andere nièt vertaald? Waarom, om een voorbeeld te noemen - verklaart de verzamelaar in no. 4 wèl to clasp one's hands. en niet het woord trunk (van een boom)? Is het één zoveel moeilijker dan het andere? Waarom wordt (in no. 5) waar op één regel staat (I tried) to do something spirited and mischievous, mischievous vertaald en het veel moeilijkere woord spirited niet? Ik kan het antwoord op deze vraag niet vinden, tenzij het is dat er nog iets ter vertaling moet overblijven. Ook ben ik het met sommige vertalingen niet eens: to give oneself airs wordt weergegeven door opscheppen en op p. 10 is het woord footplate (van een locomotief) verklaard door treeplank i.p. van door vuurplaat.

En waarom staan op blz. 15 it is a thousand pities that the fine customs associated with the ancient day should be weakened or lost, it is a thousand pities en should vetgedrukt? Ik vermoed om de aandacht der leerlingen op het gebruik van should te vestigen, maar dan hadden er - volgens dit principe - veel meer constructies vetgedrukt moeten worden (Pa always has three seats in the train reserved for us b.v.).

Zo zou ik door kunnen gaan, want ik heb nog meer tekens in de marge der pagina's staan. Het zijn allemaal kleinigheden, op zichzelf helemaal niet ernstig, en waar iemand best overheen kan stappen. Ik kan echter niet over deze wijze van annoteren heenstappen. Als men het nodig vindt een stukje van 31 regels van 15 vertalingen te voorzien, dan moet dit insluiten dat men zonder die vertalingen het stukje te moeilijk vindt. En mèt de vertalingen is het niet goed bruikbaar omdat het erdoor ongeschikt wordt.

Het spijt mij dit te moeten neerschrijven - zoals ik boven al zeide, vind ik de stukjes wat inhoud betreft - behoudens een enkele uitzondering - zeer geschikt. Had de heer v.d. Schee het bij het verzamelen gelaten en een enkele aantekening gegeven waar die nodig was - dan had ik hem met deze uitgave kunnen gelukwensen.

 

J.J. VAN HELDEN.

Pío Baroja, El Mundo es ansí. Novela. Edición y notas del Dr. C.A.F. van Dam. Uitg.: Van Goor Zonen. El Haya, 1937 (zonder prijsopgave).

El Mundo es ansí is een der zeer bekende novellen van den door velen vereerden spaansen schrijver Baroja. Ze draagt een niet erg samenhangend karakter (hilvanado, als met rijgdraden in elkaar gezet, noemt de schrijver het werkje zelf), maar als zedenschilderng is ze belangwekkend genoeg: De hoofdfiguur is een Russin, Sacha, die in Genève studeert, in haar onervarenheid een huwelijk aangaat met een laagstaand Joodje, ongelukkig wordt in deze verbintenis, scheidt en hertrouwt met een spaansen schilder, met wien ze evenmin gelukkig is, en van wien ze ten slotte ook voor goed afscheid neemt. De bijfiguren die op het toneel verschijnen, gaan vluchtig en als schimmen voorbij. De enige die er, naast Sacha, iets langer verwijlt, is de vergrijsde, levenswijze en illusie-loze Arcelu, dien ze in Sevilla leert kennen. Door zijn ogen en de hare laat de schrijver ons het Genève der internationale studenten, een hoekje van het Rusland-voor-de-revolutie, en de sevillaanse samenleving zien. Het meest gedetailleerde, en voor degenen die zich voor Spanje interesseren meest belangrijke beeld geeft ons het Tercera Parte, waar het proza gelardeerd wordt met de lapidaire uitspraken van Arcelu.

[pagina 302]
[p. 302]

Professor van Dam geeft in deze, voor het onderwijs in Nederland bestemde, editie de onverkorte tekst. Gelukkig hebben de leerlingen die het in hunne klassen gebruiken zullen, de kinderjaren reeds achter de rug. Om deze novelle te kunnen waarderen, en zonder schade voor zijn levensidealisme te lezen, is een zekere ervaring en bezonkenheid alleszins nodig.

De knappe commentator heeft van dit leesboek ook een echt leerboek gemaakt. Tal van woorden en uitdrukkingen zijn onder aan de bladzijden voorzien van hunne verklaring in het spaans, of ook van hun vertaling. Eveneens vestigt hij van tijd tot tijd de aandacht van den gebruiker op enkele taalverschijnselen.

De gebruiker zal niet steeds kunnen begrijpen waarom deze term (interés, noción, salida, ley, escrúpulo, virtud, bonito, b.v.) wèl, en een andere die Nederlanders verder af staat (paliza, miedo, finca, advenezido, terquedad, b.v.) niet verklaard wordt.

Dat op twee achtereenvolgende bladzijden pintable en impintable (p. 146) vertaald zijn, en la lucha por la vida (p. 167) tweemaal vlak bij elkaar verklaard wordt, is waarschijnlijk te wijten aan een ogenblik van onachtzaamheid (bonus Homerus, enz.).

Deze uitgave is een alleszins te waarderen hulpmiddel bij het schoolonderwijs in het spaans, en een prachtig boek voor zelfstudie.

 

J.W. MARMELSTEIN.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • K.J. Riemens

  • H. Beem

  • J.W. Marmelstein

  • L.J.C. Martens

  • C.E.M. Balvers

  • C. van Liere

  • J.J. van Helden

  • over P.F. van der Schee