| |
Leerboeken.
Dr. K. Wagenaar en M.J. Ornée, Aide-traducteur. Recueil de difficultés à l'usage des classes supérieures des lycées classiques et modernes (J.B. Wolters - Groningen, Batavia, 1937; prijs ƒ 1).
Nu de vertaling uit de vreemde taal op het eindexamen H.B.S. dezelfde plaats heeft gekregen, die zij op het Gymnasium al lang had, is men van
| |
| |
zelf - en dit is, naast minder goede, een gelukkig gevolg van de maatregel - meer opzettelijk aandacht gaan besteden aan de betekenisnuanceringen van een aantal Franse woorden. In dit werkje zijn er driehonderd bij elkaar gebracht, in hoofdzaak in alfabetische volgorde, maar meermalen met een paar afleidingen of samenstellingen om het grondwoord gegroepeerd. Vaak is een zin als voorbeeld er bijgevoegd, wat de duidelijkheid zeer ten goede komt. Het werkje lijkt mij dan ook zeer bruikbaar.
| |
F.C. Dominicus, Le mot propre. A l'usage des lycées classiques et modernes (Nijgh & Van Ditmar N.V., Rotterdam, 1937; prijs ƒ 1).
Een boekje, kennelijk met hetzelfde doel geschreven, maar met meer woorden, waarop minder diep wordt ingegaan. Meer dan in het voorgaande konden daardoor ook tal van homonymen (die ginds trouwens niet geheel ontbreken) of bijna-homonymen worden opgenomen. Hoe groot het aantal ‘moeilijke’ Franse woorden wel is blijkt hieruit, dat de beide boekjes maar zelden elkaar dekken en het weinig moeite zou kosten aan beide nog een aantal toe te voegen.
| |
Dezelfde, Droit au but. A l'usage des écoles primaires supérieures. (id., ibid., 1937; prijs ƒ 0,90).
Hetzelfde werkje iets bekort.
| |
W.F. Hildebrand, Een honderdtal examenopgaven Frans - Nederlands voor Gymnasia, H.B. Scholen, Kweekscholen en Candidaten voor de Akte Frans L.O. (J.B. Wolters - Groningen, Batavia, 1937; prijs ƒ 1,25).
Uit de verschillende in de titel genoemde gebieden zijn hier examen-opgaven bijeengebracht, die naast vele reeds bestaande, maar vrijer gekozen verzamelingen als materiaal kunnen dienen voor hen, die met mij menen dat opzettelijke oefening in vertalen wel degelijk nodig is - al zal men daarnaast graag zoveel mogelijk tijd aan lectuur zonder vertalen besteden.
| |
A. Kok, Tien jaar Frans op het Staatsexamen (J.B. Wolters - Groningen, Batavia, 1937; prijs ƒ 1,60).
Een bundel van een scherper begrensde opzet, zoals uit de titel blijkt. Enkele stukken zijn, zoals te verwachten was, in beide boekjes gelijk. De heer Kok geeft aantekeningen bij de teksten en komt daardoor ook op het terrein van de boven besproken werkjes.
| |
Dr. J.W. Marmelstein en Dr. J. Smit, La Littérature à vol d'oiseau: II, Anthologie (J.B. Wolters - Groningen, Batavia, 1937; prijs ƒ 2,40).
Toen deze vogel zijn vlucht pas begon, moest hij nog ruien en mocht ik er toe bijdragen hem van wat slordige veren te ontdoen. Thans, nu hij het vliegen al aardig heeft geleerd, krijgen wij hier niet alleen het land te zien waarboven hij zweeft, maar ook de vruchten die het heeft voortgebracht. Het spreekt van zelf dat zo'n klein diertje geen adelaar is, en een verkenning met arendsogen mogen wij dus niet verwachten. Met andere woorden: ook hier is het plan zeer beknopt gehouden: Corneille, aan wien volgens het voorbericht een grote plaats is ingeruimd, heeft 5½ pagina gekregen, waarop één scène uit de Cid en één uit Horace is afgedrukt; Racine, ook een der bevoorrechten volgens de aankondiging,
| |
| |
moet het toch ook met 6½ bladzij doen: één scène uit Athalie. Molière en La Fontaine hebben echter een wat ruimere plaats gekregen. We hebben ons wel eens afgevraagd - dit geldt niet enkel deze bloemlezing - of het wel veel zin heeft zo'n klein fragment uit een toneelstuk op te nemen, speciaal van de klassieken, waarvan de leerlingen gemakkelijk een volledige uitgave in handen kunnen krijgen. Door ze weg te laten komt er wat meer plaats voor andere stof.
Indertijd heb ik er op gewezen, dat een overzicht van de middeleeuwen in één bladzij beter helemaal wegbleef (tot recht verstand voeg ik er bij dat een wat uitvoeriger behandeling er van mij persoonlijk altijd veel voldoening geeft). Hier is inderdaad Ronsard het begin, die trouwens met twee sonnetten de hele 16e eeuw vertegenwoordigt. Ter inleiding is evenwel de Straatsburger eed van Lodewijk gegeven (dus niet les Serments de Strasbourg!) en wel naast het oorspronkelijk de tekst in klassiek en vulgair Latijn en in modern Frans; het vulgair Latijn had misschien zonder schade weg kunnen blijven, maar voor een behandeling is de vermelding van deze teksten heel handig. Onder de stukken uit de latere eeuwen komen vele aardige voor.
| |
Dr. G.G. Ellerbroek en Dr. J. Vles, De Franse Thema J.M. Meulenhoff, Amsterdam).
‘Een bundel oefeningen ten dienste van hen die zich voorbereiden voor de akte Frans L.O.’ Deze ondertitel zegt voldoende de bestemming van het werkje. De schrijvers delen mede dat zij er op bedacht zijn geweest de stukken zoveel mogelijk in moeilijkheid te doen opklimmen, en inderdaad zijn de eerste niet al te lastig, terwijl de aantekeningen hierbij ook nog vrij talrijk zijn. Ter afwisseling naast andere bundels zal het boek goede diensten kunnen bewijzen.
In de Aantekeningen streepten wij aan (in no. 7) ‘nos prochains’ voor ‘onze medemensen’; dit is onjuist, het substantief prochain komt alleen in het enkelvoud voor.
K.J. RIEMENS.
| |
Studierat J.J. Kenter und Dr. Drs. H. Pradel, Neuzeitliche deutsche Wirtschaftsterminologie, für Schüler der Handelslehranstalten und Oberrealschulen Abt. A., für die Kandidaten der ‘Praktijk-, V.T.H.-, M.O.-Economische Taal-Examen’ und für Praktiker. J. Noorduyn en Zoon N.V., Gorinchem, 1936.
Hoewel het een open vraag blijft, of het gewenst is, dat leerlingen hun woordenkennis opdoen uit woordenlijsten, zij het dan ook, dat zoals hier vele woorden toegepast worden in zinnen, als aanvulling op de bestaande woordenboeken zal dit werkje zeker goede diensten kunnen bewijzen. Immers, het Duitse handelsidioom is de laatste jaren met vele nieuwe woorden en uitdrukkingen verrijkt, die den vertaler de nodige moeite kunnen bezorgen. Woorden als Unbedenklichkeitsbescheinigung, Grossbefähigungsnachweis, Dachgesellschaft e.d. zal men vergeefs in een woordenboek zoeken. In dit opzicht staat dit boekje geheel op de hoogte van deze tijd. Nuttig is ook de lijst van goed-Duitse equivalenten van vele vreemde woorden en uitdrukkingen. Daarentegen doen de beschouwingen, die de schrijvers bij deze lijst gevoegd hebben, een kort artikel over ‘Fremdwörter
| |
| |
und Lehnwörter’ enigszins zonderling aan. Zo de bewering: ‘Sie (die Fremdwörter) werden immer nur dem reinen Geist dienen.’ En: ‘Wenn es sich bei diesen sog. Lehnwörtern auch nicht um die höchsten seelischen und geistigen Äusserungen handelt, ...’ Het gehele artikeltje ademt enigszins een geest van geringschatting van het uitheemse, die naar de mutsaard riekt en waar een Nederlands schoolboekje toch beter vrij van kan blijven.
De eigenlijke stof van het werkje is gerangschikt naar de verschillende gebieden van maatschappelijk verkeer. Het bezwaar, dat dit het naslaan bemoeilijkt, wordt echter opgeheven door een alphabetisch register aan het einde. Een ander bezwaar, dat zwaarder weegt, blijft echter bestaan. Deze methode heeft er nl. toegeleid, dat samenhangende woordgroepen uiteengerukt werden, waardoor het verband verloren gaat. Men vergelijke bijv. de afleidingen van ‘Wirtschaft’.
Verder hebben de schrijvers te veel willen omvatten in een kort bestek. In het voorwoord delen zij mede, dat het tevens hun bedoeling is, den leraar er toe te brengen, de historische achtergrond van de vakuitdrukkingen te bestuderen. Tot dit doel zijn tussen de tekst vele woorden etymologisch verklaard. Het komt mij voor, dat de schrijvers bij dit streven niet zeer gelukkig zijn geweest. Want er zijn misschien leerlingen, die het interesseert, te weten dat bijv. Haverei (liever Haferei of Havarie) over het Italiaans uit het Arabisch stamt, of de leraar van hieruit een onderzoekingstocht zal beginnen, lijkt mij zeer de vraag. Ook betwijfel ik, of het Engelse fix afstamt van Lat. fiscus. En zo is er meer. Het komt mij voor, dat de schrijvers zich hierbij op een terrein hebben begeven, dat ze niet voldoende beheersen om hun vakgenoten leiding te kunnen geven. Dit is echter van weinig betekenis, als we het boekje in de eerste plaats als schoolboek beschouwen. Het wordt dan overbodig en zou bij een herdruk weggelaten kunnen worden, hetgeen de omvang en daarmee de prijs ten goede zou kunnen komen. Want ƒ 1,90 is wel wat veel voor een woordenlijst, gezien het feit, dat de aanschaffing van de striktnoodzakelijke schoolboeken voor vele leerlingen tegenwoordig al grote moeilijkheden meebrengt.
C.E.M. BALVERS.
| |
So lautet der neuzeitliche Geschäftsbrief! Ein Korrespondenzbuch für Schule und Praxis von Studienrat J.J. Kenter und Dr. Drs. H. Pradel. J. Noorduyn en Zoon N.V., Gorinchem, 1937.
Zoals de titel van deze methode verraadt, hebben de schrijvers gemeend, dat geen der bestaande leerboeken voor de handelscorrespondentie voldoende rekening houdt met de ingrijpende veranderingen, die sedert enige jaren in het Duitse zakenleven zijn opgetreden met de gevolgen van dien voor de handelsbrief. In deze leemte bedoelt dit werkje te voorzien. Er is inderdaad veel voor te zeggen, om de leerlingen, wanneer zij over de eerste moeilijkheden heen zijn, vertrouwd te maken met de mededelingen, die een gevolg zijn van de instelling van clearing, contingentering e.d. En wanneer de gang van zaken bij clearingtransacties niet reeds in de les voor handelskennis behandeld is, kunnen de overzichtelijke grafiekjes, die de schrijvers ingelast hebben, nuttige diensten verrichten.
Het ‘neuzeitliche’ ligt echter ook op ander terrein, nl. dat van de stijl van de handelsbrief.
In beide deeltjes wijden de schrijvers aan dit onderdeel een aantal algemene opmerkingen, die beogen, den leerling er van af te houden, het in
| |
| |
de practijk nog steeds voorkomende papieren Duits in de trant van ‘antwortlich Ihres Schreibens; die Ware ist eine vorzügliche’ te gebruiken. Voor een schoolboek lijken mij deze opmerkingen echter overbodig en zelfs gevaarlijk, omdat ze in elk geval dit lelijke Duits onder ogen der leerlingen brengen. Daarnaast dringen de schrijvers vooral aan op een plastisch gebruik van de taal. Hierbij gaan zij voor mijn gevoel te ver. Zo is bijv. I blz. 57 ‘die Kinderwagen sind an Sie abgerollt’ i.p.v. ‘wurden an Sie abgesandt’ mij iets te plastisch. Ook geef ik in tegenstelling tot de schrijvers nog altijd de voorkeur aan. ‘Für die Qualität der Güter übernehmen wir volle Garantie’ boven ‘Für die Güte legen wir die Hand ins Feuer’. Dit is echter slechts een kwestie van smaak.
Er zijn evenwel andere bezwaren. In beide deeltjes komen teveel brieven voor, die de grens niet passeren. Leerlingen voelen het altijd als iets absurds, wanneer een Nederlander aan een landgenoot een Duitse brief schrijft. Waar blijft hier het beginsel der ‘Lebensnähe’, waaraan de schr. volgens hun inleiding zo grote waarde hechten? Ook klimmen de oefeningsopgaven te snel op in moeilijkheid. Het betekent een sterke overschatting van de leerlingen, wanneer de tiende opgave van het eerste deeltje reeds overgenomen is van de practijkexamens der V. v. L. Na circa dertig oefeningen volgt een volledig practijkexamen. Het slot van het tweede deeltje bestaat o.a. uit de opgaven voor chef-correspondent en voor de acte economische taal M.O. Dit alles wettigt de vraag, of deze methode geschikt is voor de school, waarvoor zij blijkens de ondertitel ‘für Schule und Praxis’ mede bestemd is. Ik meen, deze vraag ontkennend te moeten beantwoorden. Al deze oefenstof is bestemd voor candidaten voor de practijkexamens en als zodanig zeker bruikbaar. Voor de school echter gaan de oefeningen veel te ver. De H.B.S. A leidt nu eenmaal niet op voor de practijkexamens, al beweegt zij zich gedeeltelijk op hetzelfde terrein.
C.E.M. BALVERS.
| |
J.C. de Buisonjé, Wörter und Wendungen aus der deutschen Umgangssprache. Groningen, Batavia, J.B. Wolters. 84 blz., ƒ 0.80, geb. ƒ 1.-.
Toen ik zelf nog op de H.B.S. was, leerden wij ‘Wörter und Wendungen’ uit Susan, als ik me wel herinner. In latere jaren is een boekje van Uittenbogaard verschenen en nu kreeg ik onlangs van de firma Wolters dit schoolboekje van coll. de Buisonjé toegezonden. Het schijnt dus wel, dat er nog altijd vraag naar zulke woordenlijsten is en dat geeft mij aanleiding, de vraag weer eens op te werpen, of ze met nut te gebruiken zijn. Het lijkt zo mooi: men geeft op twee bladzijden zestig woorden over ‘de post’ - van Förderband tot Funkspruchstation en Wählscheibe - en men heeft voor zijn hele leven het allernodigste materiaal voor dit gebied bijeen. Dan weer een paar bladzijden over ‘het vliegwezen’ en over ‘de fiets’, over ‘het woonhuis’ - met de vilten pantoffel, het donzen dekbed en zelfs de poederdoos - met ook nog alle groenten en tuinplanten -; iets over de mens - met de wrat en de wipneus en de wreef - ‘de staat’ (met gummistok, vingerafdruk en beslaglegging!), een rijtje vissen, een aantal kantoorwoorden - enz. enz. en zelfs met een afdeling ‘Geläufige Wendungen’, zodat men nu ook ‘recht nett’ (spöttisch) en ‘Kein Gedanke’ kent en ‘Da hört ja die Weltgeschichte auf!’ kan zeggen - het lijkt allemaal prachtig en in theorie zou men menen, dat een leerling na het doorwerken van zo'n boekje zich heel aardig in het
| |
| |
Duits redden kan. Ongeveer tachtig bladzijden met elk dertig woorden geeft een woordenschat van 2400 woorden; wie die allemaal kent, lijkt een heel eind op weg.
Mij persoonlijk lijkt het, dat deze manier van woordenleren slechts schijnresultaten geeft. Men kan bij het aanleren van woorden niet boven een zeker kalm tempo uit, dat men de ‘eerste versnelling’ zou kunnen noemen; wie tot de tweede of de derde overgaat, stuift over de woorden heen. Een vage schoolherinnering zegt mij, dat ik van ‘Susan’ altijd alleen de twee bladzijden kende, die we in een bepaalde week ophadden; de vorige twee waren juist weer weg. (De zinnen waren in de oude tijd ook wel eens raar; een kennis, die naar Rusland wou, toonde mij eens een boekje ‘De vlugge Rus’ of zo, dat begon met een gesprek in de trein tussen een heer en een dame: Zijt gij moede? Leg dan uw hoofd maar tegen mijn schouder!).
Enige jaren geleden heb ik bij het onderwijs in de 3e klas van het Gymnasium nog eens een proef met Uittenbogaard genomen; ondanks de moeite, die ik mij gaf om door bijvertellen en vragen stellen de woorden beter te doen beklijven, had ik doorlopend het gevoel, dat ze even snel verdwenen, als ze kwamen. Toen ik voor 't eerst naar Engeland ging, heb ik getracht mijn woordenschat te vergroten door de laatste weken voor de reis eens flink in ‘The little Londoner’ te studeren - zonder merkbaar resultaat. ‘Was man nicht weiss, das eben brauchte man und was man weiss, kann man nicht brauchen.’ Langzamerhand heb ik voor mij zelf zo de overtuiging gekregen, dat 't met deze woordenlijsten niet erg gaat; dat men door de vluchtige behandeling van een overgrote stof slechts snel vervliegend weten bereikt. Wij moeten, naar mij schijnt, steeds van de taal als samenhangend geheel uitgaan; dus van verhalen, anecdoten, gedichten; wanneer dan het tempo kalm is, veel gesproken wordt in de vreemde taal (liefst vanaf het allereerste studiejaar) is er meer kans, dat er wat hangen blijft. Een boekje als ‘Nach Deutschland’ van Mej. Fleck voldoet hieraan veel beter.
Ik vermoed wel, dat de gebruikers van zo'n woordenlijst allen zullen trachten, de juist geleerde woorden door oefen(ing)en vast te leggen; het lijkt mij belangwekkend te horen, of anderen, die aan het nut gelòven, betere resultaten hebben dan ik. Wel wou ik nog releveren, dat mijn leerlingen indertijd de woordenlijsten nog zo kwaad niet vonden; ‘voor een repetitie wist je dan altijd precies, waar 't over ging.’ Ook voor de leraar geven ze een gemakkelijk materiaal voor 't maken van ‘zinnetjes’; allemaal voordelen, die mij niet kunnen bekeren. (In tegenstelling met deze woordenlijsten lijkt mij een boekje als ‘Schwere Wörter’ van Brouwer en Ras voor school wèl bruikbaar, omdat daarin eigenlijk alleen reeds lang bekende woorden en uitdrukkingen voor de hoogste klassen nog eens in zinnen bijeengeplaatst worden en - omdat er zo weinig op een bladzijde staat!).
Ten slotte nog een paar opmerkingen over het Duits. Het boekje geeft over 't algemeen modern Duits en is ‘bij’, weet van televisie, van H.J. en van N.S.D.A.P. Maar Pfandhaus en Leihamt is niet hetzelfde, Hubschraube is giroplaan, een Hemmschuh is geen remtoestel, voor de theewarmer is Mütze wat kort, Joppe en Windjacke staan ten onrechte broederlijk als sportjasje vertaald, een Dirndlkleid is niet precies een jongemeisjesjurk met korte mouwen, Sumpf, Morast, Moor, Moos en Bruch zijn niet allemaal hetzelfde en ‘Keine Ahnung’ is niet altijd ‘absoluut niet.’
H.W.J. KROES.
| |
| |
| |
G. Nolst Trenité: English Phrases and Catchwords in Dialogues and Playlets. Second edition 1937. Haarlem, Tjeenk Willink en Zn. N.V. Ingen. ƒ 0,90.
De eerste druk, verschenen in 1934, heb ik tegelijk met vier andere idioomboekjes besproken in het December no. van dat jaar. Twee redenen brengen mij er toe de aandacht te vestigen op deze tweede druk. Ten eerste is de omvang van 95 op 105 bldz. gebracht, zonder dat de 24 hoofdstukken naar opschrift of volgorde veranderd zijn. De uitbreiding is te danken aan een algehele bijwerking en wijziging; enkele onderwerpen zijn zelfs opnieuw geschreven. Het boekje heeft daarbij stellig gewonnen: de onderverdeling is vaak verbeterd, de gesprekken zijn nog vlotter geworden. Soms is daarmee aan een bezwaar dat ik de vorige maal opperde tegemoet gekomen, zoals bijv. door het inlassen van de cursief gedrukte woorden in: ‘Did I pass easily? No. It was touch and go. A close shave, I tell you. A hairbreadth's escape, in fact.’ - Ten tweede bleek op de jaarvergadering in 1936 uit het opvoeren van no. 23 Engaging a servant door drie scholieren onder leiding van den schrijver, dat men bij een perfekt dramatiseren het ‘veel te idiomatische’ bijna vergeet. Daartoe werkt het boeiende en het van geest sprankelende, dat nog al te weinig onze leerboeken siert, krachtig mee. Eén staaltje moge dit nog nader illustreren: G. My partner happened to be a charming girl, the Honourable Miss Derby, the daughter of Lord Derby, a famous Indian Judge. N. Honourable? But, Geoffrey, were not the other ladies honourable? G. Yes, very. But she was so with a capital. N. I see. In what business has she invested it? G. Don't be silly. Capital letter I mean. Honourable is the courtesy title of a lord's younger children. -
Een nadere kennismaking zal wel niemand berouwen.
L.J. GUITTART.
| |
Through the Ages. Lees- en Vertaalstof voor Gymnasia, Lycea en het Staatsexamen, verzameld door P. ten Bouwhuys. Litt. Angl. Drs. Uitgegeven bij W.L. en J. Brusse te Rotterdam. Prijs: ƒ 2.90.
Het is zeer begrijpelijk dat de heer ten Bouwhuys deze Lees- en Vertaalstof heeft bijeengebracht. Immers, gezien de stukken die onze candidaten de laatste jaren bij de Eindexamens der Gymnasia en Lycea zijn voorgelegd, kan het zijn nut hebben stof te verzamelen, die eenigszins overeenkomt met hetgeen daar wordt gevraagd. Weliswaar verscheen reeds een bundel stukken, opgegeven op het Staatsexamen van 1925-1937, maar de onaantrekkelijkheid van die stof maakte het vertalen niet bepaald tot een genoegen. Dat kan mijns inziens het vertalen uit ‘Through the Ages’ wèl zijn. Er is een keur van onderwerpen in behandeld, die alle een afgerond geheel vormen, terwijl de schrijver ernaar gestreefd heeft het gebodene zoo onderhoudend mogelijk te maken.
Zooals de ondertitel aanduidt, is het boek uitsluitend bedoeld voor klassiek-geschoolde leerlingen; een gedeelte der stukken brengt ons dan ook naar het oude Griekenland en Rome, om ons vandaar door alle eeuwen heen te voeren tot den dood van Koning George V van Engeland, gememoreerd in een hoofdartikel van ‘the Weekly Times’. In de lectuur gewijd aan de Oudheid worden vele onderwerpen behandeld, die voor den modernen leerling zeer interessant zijn, aangezien hem daarin een kijkje
| |
| |
wordt gegeven op het leven der Grieken en Romeinen; onze jongens en meisjes zullen zeer zeker onderwerpen als: ‘Social Poverty in Athens' Golden Age’, ‘The Beginnings of a Monetary System’, ‘The Day of a Roman Noble’ met groote belangstelling lezen. Ook de stof betreffende de middeleeuwen en den modernen tijd geeft veel lezenswaards; het stemt tot vreugde dat naast historici als Carlyle, Froude, Macaulay, Motley en dergelijke ook minder bekende moderne schrijvers een plaats in ‘Through the Ages’ gevonden hebben.
Wat het vertalen betreft maakt de schrijver een opmerking in zijn voorrede, waar hij zegt: ‘de stukken zijn nu eens moeilijk, dan weer makkelijker, sommige zelfs zeer moeilijk.’ Dat laatste speciaal is een waar woord en daarom zou het mijns inziens den leerling helpen indien er meer verklarende aanteekeningen waren opgenomen. In het Octobernummer van Levende Talen drukt de heer J.J. van Helden zijn misnoegen uit over de te groote hoeveelheid verklarende aanteekeningen in ‘Een Nieuw Vertaalboek’ van den heer P.F. van der Schee. In vele opzichten deel ik zijn standpunt, maar waar ‘Through the Ages’ nog meer dan genoeg moeilijkheden bevat om den leerling werk te over te geven, zou het, vooral voor lezen en vertalen thuis, aanbeveling verdienen het gebruik van een dictionnaire eenigszins te beperken.
Alles bij elkaar genomen vind ik dit boek zeer aanbevelenswaard. Helaas kan ik over de bruikbaarheid in de praktijk nog geen oordeel vellen, daar ik eerst in September ermee kennis maakte; ware dit eerder gebeurd, dan zou ik het zeker in het Programma hebben opgenomen.
Ook het uiterlijk is keurig verzorgd: het formaat is flink, en de druk goed.
Utrecht.
A.W. DENIJS.
|
|