Paul de Pitray, Le Petit-fils de Cadichon. Paris, Hachette, 1936. (Bibliothèque rose illustrée).
De geschiedenis van een ezel, Cadichon III genaamd. Aangezien ik Cadichon I, den held uit Mémoires d'un âne van grootmoeder Ségur niet al te bijster ken, is het me uit den aard der zaak al moeilijk een oordeel te vellen over den afstammeling waarvan in dit boek de lotgevallen worden beschreven.
Daarbij komt dat de erfelijke theorieën in het begin van het boek - zelfs de voorvaderlijke ezel van Balaam komt er aan te pas - mij niet erg duidelijk zijn geworden.
De taal is veel te moeilijk voor onze leerlingen van de lagere klassen - een ‘édition abrégeé et adapteé’ lijkt me ook onmogelijk. Verder hebben de kwasi-filosofische wijsheden niet de minste kans onze kinderen te interesseeren.
En geniet onze schooljeugd aardigheidjes als de volgende?:
Een papa is met zijn vrouw en vijf kinderen in de auto naar de markt gereden en heeft den beroemden ezel gekocht. Nu het probleem om het beest te vervoeren. Een veekoopman waagt dit mopje:
Dites donc, Monsieur de Marsy; à votre place je logerais mon Cadichon sous le capot! Il s'y mettrait au râtelier avec vos dix-huit chevaux!’
Het boek is geschreven voor Franse kinderen van vijf tot twaalf jaar, geloof ik.
Voor onze scholen geheel ongeschikt.
Bergen N.-H.
R. WIARDA.