Vergadering van de Franse sectie.
Om drie uur opent de voorzitter Dr. K.J. Riemens, de druk bezochte vergadering. Hij dankt prof. dr. C. de Boer, die bereid was een lezing te houden; door zulke lezingen blijven de leraren in contact met de wetenschap.
Prof. de Boer houdt daarna een inleiding over het onderwerp:
Heeft de theorie van Bédier over de oorsprong van het Franse epos afgedaan?
Deze inleiding, die, zoals de spreker bij de rondvraag meedeelde, in uitgebreidere vorm verschijnen zal in de handelingen van de Academie, werd met grote belangstelling door de aanwezigen aangehoord.
De spreker kwam tot de conclusie, dat de theorie op ondergeschikte punten gewijzigd zal moeten worden, maar dat zij niet heeft afgedaan.
De heren van Bellen en Diermans stellen enige vragen. De laatste meent, dat Bédier misbruik maakt van localisaties. Is het feit, dat Bédier weinig waarde hecht aan mondelinge overlevering, niet in strijd met wat hij in deel III van zijn Légendes épiques zegt, n.l. dat geestelijken de dragers van de mondelinge overlevering zijn?
Prof. de Boer antwoordt, dat Bédier zich bij zijn localisaties wel eens heeft vergist, maar nooit in hoofdzaken, steeds in détails. Hij maant den heer Diermans, die een proefschrift voorbereidt, tot voorzichtigheid aan.