Eerst wil ik dan de positie der vreemde talen in het kader der schoolvakken nader onder ogen zien. Zijn de moderne talen als leervakken op gelijke lijn te stellen met de andere vakken? Hier is, meen ik, een principieel verschil: de andere vakken zijn in hoofdzaak voorbereidingen voor een speciaal studievak of ze dragen bij tot de algemene ontwikkeling. Iemand, die dokter wordt, heeft natuur- en scheikunde nodig voor zijn studie, geschiedenis voor zijn algemene ontwikkeling, etc. De talen reiken verder: elk mens, die talen kent, heeft de gelegenheid zich innerlijk te ontwikkelen, zijn geest te verruimen; in bijna ieder beschaafd mens leeft de drang om te lezen. Zo beschouwd, zijn de talen geen leervakken meer, die zich richten op een onderzoek van 's mensen leven, n.l. zijn specialisering in een bepaald vak of beroep, maar ze gaan ver uit buiten het schoolverband en zijn, reeds van de eerste klas af, gericht op het hele leven van den mens, zijn hele ontwikkeling. De taak van den taalleraar reikt dan ook verder dan het eindexamen: hij moet den leerlingen gelegenheid geven kennis te nemen van wat in de moderne talen geschreven is en wordt en waardering daarvoor bijbrengen. Het gaat hier vóór alles om wat Aldous Huxley noemt the things of the mind en het leren inzien van de waarde ervan.
Ik ben mij bewust dat ik met deze opvatting van de talen in het kader van de schoolvakken indruis tegen de opinie van den Heer Bolkestein, die de overtuiging heeft dat de talen geen zelfstandig leven mogen leiden in de door hem besproken schooltypen (Gym.; H.B.S. A en B), maar inhoud en doel moeten laten bepalen door die van het grotere geheel (L.T. 64, Maart 1931, p. 18).
Toch meen ik, dat deze drie schooltypen althans in één punt overeenkomen: in alle drie leert men de talen om te lezen, om zich te kunnen ontwikkelen. Het oude gezegde blijft van kracht: non scholae, sed vitae! Hoofddoel van het onderwijs blijft de voorbereiding voor de vorming tot ontwikkeld mens. Zo reiken de talen verder dan het schoolprogramma en zijn gericht op de verruiming van de geest, de waardering voor en het genieten van the things of the mind.
De actieve taalbeheersing vraagt nu onze aandacht. Het voordeel van de actieve taalbeheersing is niet zo groot als men denkt. Het aantal malen dat men in aanraking komt met vreemdelingen en voordeel heeft van z'n practische talenkennis is verwaarloosbaar klein vergeleken bij de talloze zegeningen die men van goede lectuur ontvangt. Het is heel aardig dat onze leerlingen een complimentje krijgen van buitenlanders voor de wijze waarop zij enige volzinnen stamelen, maar als men de ruimere doelstelling van het vreemde talenonderwijs in de gedachten neemt, is de practische kant toch wel erg onbelangrijk.
Een enkel woord over de literatuurgeschiedenis en het grammaticaonderwijs. De methodiek van het literatuur-onderwijs is kort geleden in L.T. zo uitvoerig besproken, dat ik heel kort kan zijn. Met de geschiedenis van de letterkunde is op een H.B.S. A of B weinig te bereiken; de gymnasiasten hebben de steun der klassieken. Nietszeggende overzichten vol namen zijn uit den boze; men ga uit van de literatuur zelve, van wat men als lectuur op school leest. De ontwikkelingsgang der letterkunde enigszins duidelijk te maken, moge goed zijn, maar men lette op de qualiteit, niet op de quantiteit. Enige appreciatie hiervoor bij te brengen is afhankelijk van de streek waar men woont en medewerking van de school-club, die illustratieve voordrachten kan organiseren, is zeer gewenst.
Wat betreft de grammatica gaan er de laatste tijd stemmen op, die de