Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Levende Talen. Jaargang 1938 (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Levende Talen. Jaargang 1938
Afbeelding van Levende Talen. Jaargang 1938Toon afbeelding van titelpagina van Levende Talen. Jaargang 1938

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.51 MB)

Scans (24.33 MB)

ebook (3.22 MB)

XML (1.22 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Levende Talen. Jaargang 1938

(1938)– [tijdschrift] Levende Talen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Leerboeken.

Op Weg naar Denkend Lezen. Dr. M.J. Langeveld en B.G. Palland. J.B. Wolters - Groningen, Batavia. 1937. ƒ 0,80.

‘Dit boekje wil voorbereiden tot denkend lezen en is als zodanig tevens een voorbereiding tot ons boekje, dat de titel van “Denkend Lezen” draagt.’

Deze uitgave is bestemd voor de zesde klas van de Volksschool en de vijfde en zesde klas der Opleidingsschool. Er wordt een vaste, methodische richting gevolgd om de leerlingen te oefenen in de moeilijke kunst van denkend lezen. Ook bevat het boekje opgaven voor kritisch lezen èn lexicologische vragen.

De samenstellers geven ter ontwikkeling van het kritisch lezen hoofdzakelijk losse zinnen, b.v.: ‘Als je graag veel zon in je slaapkamer hebt, moet je nooit je slaapkamer op het Zuiden kiezen.’ Zou de kritische zin der leerlingen niet beter geoefend worden, als ze in een verhaaltje moeten ‘nagaan, wat niet klopt’?

Het lijkt mij haast niet mogelijk om in één jaar dit boekje met de leerlingen goed door te werken, zelfs niet al zou men al de lees-uren er aan besteden. Een flinke besnoeiing is m.i. bij een herdruk noodzakelijk. En als dan tegelijkertijd de lesjes smakelijker en smeuiger kunnen worden opgediend - ze zijn nu wel wat heel erg droog en taai - zal het boekje geheel aan het gestelde doel beantwoorden.

 

J. VINTGES.

Actief Lezen. Teksten met vragen. Lees-taalboekje voor de lagere klassen van alle inrichtingen voor voorbereidend hoger- en middelbaar onderwijs, van de kweekscholen en de mulo-scholen, door H. Godthelp. (1e en 2e deeltje). ƒ 1,25 p.d. 's-Gravenhage, G.B. van Goor Zonen's Uitg.Mij. N.V.

Met grote belangstelling en groeiende waardering hebben we deze twee deeltjes doorgelezen. Al zegt de schrijver in zijn ‘ter inleiding aan de

[pagina 156]
[p. 156]

collega's’ dat voor de leraren ‘met een juist begrip van taal en van moedertaal .... dit leesboek geen nieuws (brengt)’, toch geloven we dat het ook voor de ‘gevorderde mensen-van-'t-vak’ interessant en misschien .... leerzaam kan wezen eens kennis te nemen van de wijze, waarop deze collega zijn lessen inkleedt. De pas-beginnende leraar kan er alleen maar zijn voordeel mee doen.

De schrijver trekt ‘met dit boekje de consequenties van de opvatting dat Taal totaliteit is.’ Ieder deeltje bevat twaalf lesjes, verschillend van taal-en-sfeer, gevolgd door tal van vragen, die dwingen tot nauwkeurige bestudering en intense overdenking van de teksten.

Voor elk kwartaal heeft de auteur zich vier lesjes gedacht: telkens drie prozastukjes + één gedicht. (Ook Zuidnederlandse en Afrikaanse literatuur is vertegenwoordigd). Er zijn een paar stukjes opgenomen, die ook in andere leesboekjes voorkomen. Men kan dus, alvorens tot invoering van ‘Actief Lezen’ over te gaan, eerst een proef nemen.

Over 't algemeen kunnen we niets dan bewondering hebben voor de vragen, al lijken sommige ons wel wat erg zwaar. En dat niet alleen voor Mulo-leerlingen. Deze opmerking heeft de schrijver klaarblijkelijk verwacht, want hij geeft den docent de vrijheid vragen te schrappen of in te voegen.

Ongewenst lijken ons om een andere reden de vragen onder No. 67, pag. 79 (dl. II). Ze worden gesteld naar aanleiding van een artikel in de N.R.Ct. ‘Is het artikel subjectief of objectief? Waarom is dit voor een krant als de N.R.Ct. eis? Voor andere bladen minder, voor weer andere zelfs ongewenst. (Verklaar dit.) Antwoorden die hier gesuggereerd worden, zijn, op z'n zachtst gezegd, aanvechtbaar.

Bij een herdruk, die niet lang zal uitblijven, is de volgende zin (dl. I, pag. 25, inleiding) voor verbetering vatbaar. ‘Hij vertelt eerst over de moeilijkheden die het geeft, als 's voorjaars het hout uit de bossen moet, en ze daartoe geen riviér in de nabijheid hebben.’

 

J. VINTGES.

‘Tien jaar Frans op het Staatsexamen’, verzameld en van aantekeningen voorzien van Drs. A. Kok. (J.B. Wolters - Groningen, Batavia.)Ga naar voetnoot1)

Met voorbijgaan van een voor dezen uitgever groot aantal kennelijke zetfouten en typografische onnauwkeurigheden (van 2 teksten met nummers komen de woorden in de woordenlijst niet voor, terwijl 1 tekst zonder nummers wèl in die lijst geannoteerd is, hetgeen bij het nazien van de drukproef toch door den bewerker bemerkt had moeten worden, vond ik volgende flagrante fouten tegen het Frans. Hierbij heb ik nog, op enkele niet te passeren gevallen na, aanvechtbare vertalingen, onvolledigheden en er met de haren bijgesleepte, niet ter zake doende of nutteloze annotaties achterwege gelaten.

 

Blz. 3, no. 11. een wet ontbinden, moet zijn: afschaffen, opheffen. 4, 14. la taux m/z.: le taux. 5, 12. toekennen m/z.: toeschrijven (in dit

[pagina 157]
[p. 157]

geval ten minste). 6, 2. lopen m/z.: zwemmen. 8, 7. la rénumération m/z.: la rémunération. 9, 5. attenter m/z.: attenter à (een aanslag doen op). 11, 11. en être pour ses frais = zijn kosten er bij inschieten (ergens zonder schade van afkomen = l'échapper belle, en sortir à bon compte, s'en tirer indemne etc.). 12, 2. manquer = hier: ontbreken. 12, 9. quérir = halen (niet ‘vragen’) en dan nog alleen in de inf. gevolgd door aller, venir, envoyer. (Het Latijnse quaerere kan ook ‘vragen’ betekenen). 12, 10. céler m/z.: celer. 13, 8. se tirer - à bon compte de q. ch. = ergens gemakkelijk van af komen (niet: zich - maken). 13, 10. le gymnase = 1. de gymnastiekschool (- lokaal); 2. gymnasium (buiten Frankrijk). 13, 13. l'agileté m/z.: l'agilité. 14, 16. geschied m/z.: geschiedt; Hollands m/z.: Nederlands. 14, 5. la fille m/z.: la file. 14, 10. accéder (ingaan) m/z.: accéder: à (ingaan op); concéder = toestaan, toegeven (niet toestemmen); wat is ‘toegende’?; la concession = tegemoetkoming, vergunning (niet ‘afstand’) afstand (als ‘het afstaan’ bedoeld is) = la cession; procéder par = zich bedienen van (-par intimidation); procéder à = overgaan tot. 14, 19. une arbalète = niet ‘spies’, maar hand- of voetboog; la glaive m/z.: le glaive. 16, 14. vadzigheid m/z.: vadsigheid (= indolence, veulerie, niet ‘lâcheté’). 17, 1. Wat is ‘ringkracht’? 18, 10. être au merci de qn. m/z.: - à la merci de qn. 18, 11. muer wordt niet meer gebruikt voor ‘veranderen’. (betekent nog slechts: ruien, verharen en verder ‘sa voix commence à muer’ = ‘hij heeft de baard in de keel’). 19, 22. flageler m/z. flageller. 19, 23. hier moet onderscheid gemaakt worden: schim (schaduw) = ombre (f) (soms ook: geest van dode: ombres chinoises, le royaume des ombres); (v. afgestorvene) = les mânes; (spook) = le fantôme, le spectre, le revenant. 19, 1. un hors de la loi. Mij is alleen bekend: mettre hors la loi = buiten de wet plaatsen, vogelvrij verklaren. Op blz. 43/10 komt weer voor: un hors de la loi = een balling. 21, 19. maintefois m/z.: maintes fois. 21, 2. klaarblijkelijk? Is ‘en relief évident’ niet een pleonasme? 22, 8. corporation = gilde, genootschap; un syndic = 1. curator (in faillissement); 2. voorzitter van een gilde, syndicaat. 22, 9. quitte à = op gevaar af van; al moest ook, of i.d., maar in ieder geval niet: bereid om). 22, 4. le negociant m/z.: négociant. 22, 6. la mille m/z.: le mille (niet: ong. 1 km); - anglais = 1609 M.; -géogr. = 494,5 M. - marin = 1852 M. 23, 1. la maturité = niet: rijpere leeftijd, doch: rijpheid (examen de -). 24, 13. malicieux = niet: listig, doch: guitig. 24, 4. geolier m/z.: geôlier. 25, 9. er is onderscheid: ménager = sparen (= ontzien). 25, 5. ‘language’ is Engels! m/z.: langage. 25, 6. m/z.: une énigme. 25, 4. le sillon = in de eerste plaats: de vore. 26, 8. la ‘mutité’ bestaat niet! m/z.: le mutisme. 26, 13. pousser, croître = duwen, drijven? croître = slechts intransitief. Bovendien betekent pousser h.l.: slaken! 26, 3. geringschatten, kleineren, lijkt mij beter dan ‘vernederen’. Wordt overigens ‘dépréciatif’ niet alleen in de grammatica gebruikt? 26, 8. voiler m/z.: violer. 26, 4. iemand (onderdanig )tegemoetsnellen = se précipiter au devant de qn. (slaat trouwens niet op de tekst). 27, 7. de croisé m/z.: le croisé. 28, 16. lat. errare betekent óók: dwalen, (letterlijk of figuurlijk, evenals Fr. errer. 28, 17. dépouiller = ‘nagaan’ alléén in ‘dépouiller un compte’. 28, 2. un érudition m/z.: un érudit, l'érudition. 28, 3. ‘terwijl dat’ is hoogstens spreektaal. 29, 7. het is: dominee of dominé (niet dominée). 29, 9. ‘plus simplement’ is niet vertaald. 29, 6. le dot m/z.: la dot. 29, 2. ‘l'élan’ heeft toch veel meer betekenissen dan het gezochte ‘opwelling’, waarmee ik het h.l. zeker niet zou willen vertalen. ‘Geestdrift’ of ‘vervoering’ komt er hier, meen ik, het dichtst bij. 30, 4. contract

[pagina 158]
[p. 158]

m/z.: contrat. 30, 7. communion = niet ‘gemeente’ en alleen ‘vereniging’ als ‘gemeenschap’ bedoeld is. 30, 15. déchoir = niet uitéénvallen, maar ‘in verval geraken’, ‘achteruitgaan’. 30, 16. m/z.: différer d'opinion. 32, 7. le dispute m/z.: la dispute. 32, 8. éprouver = beproeven (= op de proef stellen). Gevaarlijk zonder nadere verklaring! 32, 10. We onderwijzen juist altijd dat ‘l'avis gewoonlijk niet de ‘raad’ (= advies) is, al komt het nog voor in die betekenis, maar kennisgeving of mening; sans avis du contraire m/z.: sans avis contraire of sauf avis contraire. 33, 17. raisonner = in overweging nemen? m/z.: redeneren; verstandelijk m/z.: verstandig. 33, 18. émérite = niet verdienstelijk, doch: volleerd, ervaren (verdienstelijk = de (grand) mérite; méritoire). 33, 19. le différend = het geschil (niet ‘twist’). 33, 23. conformement m/z.: conformément. 34, 1. In 't Nederlands spelt men Caesar. 34, 2. la charte = handvest (niet handvat). 35, 15. coupe-corge m/z.: coupe-gorge. 36, 12. een hinderpaal wordt niet verbroken, doch uit den weg geruimd. 36, 13. l'eau accroît m/z.: l'eau croît; l'eau décroit m/z.: l'eau décroît. 37, 4. par déférence devant qn. m/z.: -pour - 38, 11. emissaire m/z.: émissaire. 38, 2. m/z.: het vaderlijk erfdeel. 38, 5. het is niet: zich onder een partij scharen, doch: aan de kant van; (contaminatie met ‘zich onder de vlag scharen?’); is franc-tireur: partijganger? Vrijschutter of.... franc-tireur. 38, 8. Wat is ‘engager un parti’? En wat is ‘een partij beginnen’? In de tekst staat trouwens ‘une partie’. 39, 9. étranger à = niet ‘wars van’, maar vreemd aan (terwijl iedere zorg.... hem vreemd was). 39, 6. een gemoed is niet verrukt, maar vervuld van een ideaal. 40, 1. scherpziendheid m/z.: scherpzinnigheid. 40, 6. is agiter ook ‘kwellen, ophitsen’? 40, 11. l'inclination - alléén: de neiging (de afwijking = inclinaison, b.v. magneetnaald); incliner m/z.: incliner à. 41, 4. juister is: périr = vergaan; somber = zinken. 41, 4. m/z.: une sourde intrigue. 42, 8. recul = plotseling teruggeven?; être acculé = genoopt tot? 42, 4. le borne m/z.: la borne. 42, 5. un redoute m/z.: une redoute. 42, 7. d'un jour à l'autre - elk ogenblik (ook ‘met de dag’ b.v. le malade s'affaiblit d'un jour à l'autre’). 43, 5. Hier zijn affirmer en confirmer precies verward! Affirmer = verklaren, verzekeren (zelden ‘bevestigen’), confirmer = bevestigen. 43, 9. le cible m/z.: la cible. 43, 10. exilier m/z.: exiler; proscire m/z.: proscrire. 44, 15. ‘sous bénéfice de’ ken ik slechts in ‘sous bénéfice d'inventaire (onder voorbehoud van boedelbeschrijving). Anders is voorbehoud = réserve. 44, 3. Is ‘opdroging’ niet beter? 44, 11. n'avoir que faire de q.ch. = niet: ergens ‘niets’ mee uit te staan hebben, laat staan ‘iets’, doch: iets niet nodig hebben.

 

R.J. VAN ARUM.

Deutschland in zwei Jahrtausenden, gesammelt von Drs. J. Karsten. J.B. Wolters N.V. - Groningen, Batavia.

De schrijver heeft aan deze bundel vertalingen Duits - Nederlands een gedachte ten grondslag gelegd, die hij blijkens het Vorwort ontleend heeft aan Emil Hausknecht, Englischer Unterricht. (‘Der fremdsprachliche Unterricht hat von der Lektüre solcher zusammenhängenden Texte auszugehen, die gleichzeitig in das Verständnis des betreffenden Volkes, seines Landes, seines Lebens, seiner Kulturentwicklung einführen’).

Verschillende vertalingen, die gegeven zijn bij 't ‘Staatsexamen’, eindexamen der Gymnasia, Lycea, H.B.S., Kweekscholen, aangevuld met stukken uit Freytag, Vogt & Koch, Ermatinger, Viëtor, Ricarda Huch en zelfs

[pagina 159]
[p. 159]

Hitler, heeft hij zo gegroepeerd, dat inderdaad een in 7 groepen ingedeelde kultuurgeschiedenis van Duitsland ontstaan is, vanaf ‘Germanisches Altertum und Völkerwanderung’ tot en met ‘vom zweiten zum dritten Reich.’ De meeste stukken worden ingeleid door ‘einführende politische und literarhistorische Bemerkungen.’

Op deze wijze is een werkje ontstaan, dat als kultuurhistorisch leesboek zeker uitstekende diensten bewijzen kan. Tegen het gebruik als vertaalboek bestaan wel enige bezwaren. Hoe stelt de schrijver zich het gebruik voor? Waar haalt men op de H.B.S. bv. de tijd vandaan, om deze 107 vertalingen, plus nog 37 opgaven H.B.S.-Eindexamen en Duits L.O. door te werken?

Wil men uit verschillende kultuurperioden enkele nummers doorwerken, dan zal men veel van zijn gading vinden. Maar vervalt bij zulk incidenteel gebruik niet de grondslag van 't werkje?

De meeste nummers bevatten beschouwend proza, waardoor het werkje voor Gymnasia bijzonder geschikt is; op de H.B.S. heeft men echter ook stellig behoefte aan andere vertaalstof.

De schrijver neemt een fragment op uit ‘Das dritte Reich’ van Moeller van den Bruck (p. 164) en uit ‘Mein Kampf’ van Hitler (p. 169, 170). Het is zeer de vraag, of deze stukken een dusdanige literaire waarde hebben, dat opname daardoor gemotiveerd is. Bovendien is het aan twijfel onderhevig, of het wel juist gezien is, om ze op Nederlandse scholen ter vertaling voor te leggen.

Wellicht kan bij een herdruk, die wij het boekje met zijn vele interessante portretten en afbeeldingen gaarne toewensen, met bovenstaande opmerkingen rekening gehouden worden.

 

C. BROUWER.

J.H. Franzie, Holländisch - Deutsch. Einführung in die niederländische Sprache für Anfänger und Fortgeschrittene. Kampen - Ph. Zalsman. (o. J.)

Dit boek is, zoals de schrijver zelf meedeelt, uit de practijk van het lesgeven ontstaan en is kennelijk voor in Holland vertoevende Duitsers bedoeld. De uitgave van een dergelijk werk heeft zijn eigen voor- en nadelen. Uit ervaring weet de auteur, waar de vele practische moeilijkheden schuilen; lijsten van germanismen, moeilijke kleine woordjes, zinswendingen, oefeningen in het gebruik van synoniemen, vergelijking van gelijkluidende woorden met verschillende betekenis enz., enz., getuigen ervan. Tevens ontvangt de studerende Duitser allerlei nuttige wenken: hoe hij een hollandse brief moet schrijven (ook in de Handelscorrespondente), welke boeken geschikte lectuur vormen, op welke specifiek hollandse gewoonten hij moet letten; hij hoort iets over onze geschiedenis en letterkunde, landbouw en veeteelt, steden en provincie's. Om zich in het gebruik van de vreemde taal te oefenen, staat hem een overvloed van korte zinnetjes ter beschikking, waarin vele, vooral eenvoudige en dikwijls voorkomende woorden verwerkt zijn.

Tegenover deze voordelen staan echter ook zeer belangrijke nadelen, die de schrijver gedeeltelijk zeer goed had kunnen vermijden. Hij heeft zich niet voldoende gerealiseerd, dat een verzameling lessen, die bij mondelinge behandeling kunnen worden toegelicht en aangevuld, niet zonder meer tot een leerboek kunnen worden samengevat. Een leerboek immers moet ook voor zelfstudie kunnen worden gebruikt en vergt daarom een grote helderheid van formulering. In dit werk zijn de formuleringen

[pagina 160]
[p. 160]

echter dikwijls slordig en onvoldoende. Als de schrijver in het phonetische gedeelte zegt: Uitspraak van de o in dom ‘ungefähr wie in voll’, dan heeft men daaraan alleen iets bij nadere mondelinge toelichting. Uitspraak van oe in goed, moeder, hoe, ‘wie in gut, nun, Uhr’ is er helemaal naast (natuurlijk weet de schrijver wel beter, maar dan moet hij anders formuleren). Hier had hij op de koop toe een schone gelegenheid in te gaan op de eeuwige fout der Hollands sprekende Duitsers, n.l. om de vocalen te rekken of te ‘zingen’. Zo is er veel meer. Bij het betrekkelijke voornaamwoord wordt o.a. de tweede naamval, onzijdig enkelvoud: welks, niet eens genoemd. Als voorbeeld voor derde naamval, onzijdig, staat er: ‘het kind, aan wie ik het zei’. Das Entsetzen is niet de verontwaardiging; Konjugation niet verbuiging; offenbar niet ogenschijnlijk. Ofschoon er aan het eind van het boek al een veertigtal verbeteringen van drukfouten staan, zijn er toch nog een massa blijven zitten. De typografische verzorging is matig en niet bijster overzichtelijk.

Het is jammer, dat de schrijver zich niet wat meer moeite gegeven heeft (of misschien niet geheel en al op de hoogte van het Nederlands was), want het boek lijkt me overigens zeer bruikbaar. Een grondige correctie bij een tweede druk is wel nodig.

 

J. ELEMA

Franz Bauer, Das tickende Teufelsherz. Autorisierte, für den Schulgebrauch mit Erläuterungen versehene Ausgabe von J. Uittenbogaard. Verlag von J.B. Wolters - Groningen, Batavia.

Geschreven voor de 9-16 jarige, Duitse jeugd komt deze novelle vanwege 't soms vrij lastige Duits eerder voor de 13-16 jarige Nederlandse jeugd in aanmerking.

De geschiedenis speelt in 't begin van de 16e eeuw in Neurenberg. Ze vertelt ons van Peter Henlein en hoe deze na veel moeite en inspanning, ja zelfs verwaarlozing van zich zelf en zijn gezin een draagbaar horloge uitvindt. Heel veel horen of zien we er echter niet van, want Henlein grendelt zijn werkplaats af en sluit de luiken.

De schrijver streeft er naar een Middeleeuwse en sterk romantische sfeer te wekken: 't vastenavondfeest der gilden op de markt, de geschiedenis van de blauwe Agnes, wier vlas steeds tot blauw linnen werd, de brandhorens op de torens, die dagen van te voren al begonnen te slingeren, voor er brand uitbrak.

Met de stiefmoeder van Henlein's vrouw, die bij de familie in huis woont, maakt de schrijver het te erg, zelfs voor een stiefmoeder. Ze smijt een schotel met goed eten onder verwensingen de trap af, ze lastert in de stad, ze vervloekt Henlein en zijn pogen, spreekt van zijn horloge als van een ‘Teufelsherz’ en op de dag, dat Henlein door de raad van Neurenberg voor zijn behaald succes geëerd wordt, steekt ze Henlein's huis in brand. Ze is een en al duivelin. Van Schiller had de schrijver kunnen leren, dat men zo zijn doel voorbijschiet.

Adolf Hechelman, Die Rätsel von Katsch. Herausgegeben und mit Erläuterungen versehen von J.J. Kenter. Verlag von J.M. Meulenhoff, A'dam.

Een avontuurlijke, wetenschappelijke onderzoekingsreis van Prof. Dr.

[pagina 161]
[p. 161]

Volknant van de universiteit te Bombay naar het eiland Katsch voor de westkust van Voor-Indië. De professor trekt er met een aantal studenten heen om mossen, korstmossen, kevers enz. te zoeken. Hij vindt ze wel, maar we horen er niets meer van. 't Gezelschap geraakt in een serie avonturen, waarbij eigenlijk de door den Engelsen resident van Mandwi toegevoegde detective Behari Mall de hoofdpersoon en redder is. 't Reisverhaal is een en al spanning en buitengewoon geschikt voor ontspanning van de jeugd na een moeilijk wiskunde proefwerk. De literaire waarde is ongeveer gelijk aan de 5 minuten spanningsserie uit ‘De Automaat’.

 

J. VAN MAANEN.

Harold E. Palmer and A.S. Hornby: Thousandword English. What it is and what can be done with it. 1937. George G. Harrap & Co. Ltd. London, Bombay, Sydney. 3/6.

In het Juni no. 1935 heb ik over Rationed Taalonderwijs van de heren Bongers en de la Court enige beschouwingen neergeschreven en in het April no. 1936 geeft eerstgenoemde een uiteenzetting van vocabulaire selectie. In beide gevallen gaat het om het beginsel dat ook het te bespreken boekje behandelt en dat reeds in toepassing wordt gebracht in een paar schoolboeken: van der Keuken laat zich bij het annoteren van z'n Detective Stories leiden door de vijf radii van de frequentielijsten en Bongers en Tichler hebben voor Indië een leerboek samengesteld Think in English, gebaseerd op een wetenschappelijk gekozen vocabulaire, waarbij Dr. Palmer zijn medewerking heeft verleend. Deze is voor het elementaire onderwijs in het Engels een groot voorstander van het kiezen van die woorden en uitdrukkingen die het meest frequent voorkomen. Dat hij in 1931 ook de hand had in the Second Interim Report on Vocabulary Selection met een lijst van 3000 woorden wil niet zeggen dat thans, bij 1000 woorden, zijn inzicht is gewijzigd: bij 3000 woorden begrijpt een vreemdeling zonder aarzelen 95% van een normale tekst, doch bij de eerste 1000 (die dus met de grootste frequentie) reeds 75%. - Van de 110 pp. zijn er 16 gewijd aan een inleidende uiteenzetting, die getuigt van praktische zin. Er is dan ook veel vóór te zeggen dat men bij het aanbrengen van nieuwe kennis welbewust en gesteund door een zeer omvangrijk vóóronderzoek, zijn keuze bepaald op het meest voorkomende. Te meer daar hier uitdrukkelijk wordt gezegd dat men outsiders niet absoluut wil buitensluiten: sprookjes kunnen er enkele eisen (kobolds, fairies), zo ook reisverhalen (wolves, negroes). Deze worden als extra words gegeven. (Terloops merk ik hier op dat in verwante talen sommige outsiders zelfs niet behoeven te worden gegeven.) Hoe veel er vast zit aan het samenstellen van een dergelijke lijst en hoe de eerlijkheid bij het tellen niet in het gedrang mag raken blijkt eerst als men zich dit opmaken goed indenkt: believe mag wel insluiten: believer, belief, disbelief; go wel went en gone; maar book niet to book, to miss niet Miss J. etc. - Ik blijf bij mijn oordeel dat men boeken en verhalen van letterkundige waarde niet in dit keurslijf mag dringen, zelfs niet om daardoor leerlingen die dit plateau hebben bereikt, stof te bieden voor cursorisch lezen ter consolidering van hun opgedane kennis. Overigens kan ik ieder docent kennismaking en overdenking stellig aanbevelen.

 

L.J. GUITTART.

[pagina 162]
[p. 162]

A Shorter Introduction to English Literature by J. Kooistra and J.H. Schutt, J.B. Wolters' Uitg.-Mij. - Groningen, Batavia. Ing. ƒ 4,25, geb. ƒ 4,75.

J.H. Schutt's drie-delig werk: ‘An Introduction to English Literature’ ligt, voor schoolgebruik bewerkt, in dit éne deel voor ons. Het geheel is thans veel overzichtelijker, de inleidingen tot de onderscheidene auteurs vatten kort en veelal kernachtig samen, de inleidingen tot de verschillende tijdperken zijn zéér beknopt. Het levende woord kan naar overtuiging en behoefte van den docent aanvullen of ingrijpen, want de collega's zullen het waarschijnlijk niet altijd eens zijn met wat in de inleidingen verteld wordt. De inleiding tot het Romantische tijdperk is wel zeer oppervlakkig; de ‘subtle spiritual energy which Wordsworth and Coleridge called Imagination’ wordt zelfs niet genoemd, en niet de minste band gelegd tussen de dichters, die de glorie van dit tijdperk uitmaken. Een zekere vlakheid kenmerkt dan ook de bespreking van deze gehele periode. Wat voor indruk van Wordsworth b.v. geeft de zin: ‘As a young man Wordsworth was bitten by the revolutionary spirit as badly as any of the others’? p. 188). De gemakkelijkheid, waarmee Wordsworth en Scott, maar vooral Shelley en Keats tegenover elkaar worden gesteld, kan niet bevredigen en leidt tot verkeerde voorstellingen. Een groot vraagteken zou ik willen plaatsen achter de verklaring: ‘Because of this dependence on the sympathies of mankind, (Shelley) appealed to all its interests and ideals, aesthetic, moral, social, even political’ (p. 227). Jammer ook, dat in de inleiding tot Shelley de toon niet altijd even waardig is. Niet aangenaam treffen de hier door mij gecursiveerde regels: (Political Justice) ‘had exercised a powerful influence on him, so also did the author's daughter Mary’, en: ‘.... Shelley left for Switzerland with Mary, en route writing to Harriet, asking her to join them.’ (p. 227). Zó zonder meer, ‘en passant’ neergeschreven, horen dergelijke verklaringen in een ernstige bespreking - dit is daarenboven een schoolboek - niet thuis. In de grotere ‘Introduction’ wordt het verhaal iets anders verteld, maar ‘the little more, and how much it is! And the little less, and what worlds away!’ Het wil mij voorkomen, dat deze bespreking van Shelley niet getuigt van veel liefde voor dezen dichter of sympathie met de geest, die hem bezielde, welke geest dan ook door de hier ter illustratie gekozen gedichten zeer onvoldoende wordt weergegeven. De Ode to the West Wind blijft een plaats in een bloemlezing altijd overwaard; The Skylark schijnt zich nu eenmaal veilig in al onze anthologieën genesteld te hebben, maar kon toch wel eens door een ander gedicht vervangen worden. De onbeduidende Indian Serenade had beter weggelaten kunnen worden. Uit J.H. Schutt's ‘Introduction’ zijn niet overgenomen de fragmenten uit Julian and Maddalo en uit Epipsychidion, ofschoon één daarvan stellig wel de voorkeur verdiend had boven de thans ingelaste Ode written in Dejection near Naples. De vier hier gekozen gedichten geven een zeer eenzijdig beeld van Shelley. Zouden fragmenten uit Mont Blanc, The Sensitive Plant, om maar enige te noemen, of zelfs uit de Hymn to Intellectual Beauty, werkelijk boven het begrip van onze leerlingen gaan? Het is echter niet zozeer mijn bedoeling eigen wensen kenbaar te maken, dan wel de aandacht te vestigen op het feit, dat in de drie-delige ‘Introduction’ fragmenten en gedichten voorkomen, die beter aansluiten bij de gegeven beschouwingen, den dichter beter typeren, dan die welke in dit werk gekozen zijn. Dit komt vooral sterk uit bij de gedichten van het Romantische en - in mindere

[pagina 163]
[p. 163]

mate - ook bij die van het Victoriaanse tijdperk. Op p. 188 lezen we: ‘Because Wordsworth was not a man of violent enthusiasms, we do not find in his poems, as in Shelley's, the jubilant cries of a triumphant democracy, nor savage outbursts of fury against tyranny. What we do find is a reasoned conviction of the dignity of man in the lower social ranks.’ Geen tekst illustreert dit. Op dezelfde bladzijde staat: ‘Another characteristic of Wordsworth's poetry is an unlimited reverence for the child, because man's life on earth is merely a link in the chain of his immortal existence, and therefore the child stands nearer to immortality and has more of Heaven about him than the grown-up.’ Bij de teksten echter vinden we geen fragment uit de ‘Ode on the Intimations of Immortality’. Geen gedicht helpt den leerling zich een idee te vormen van Wordsworth's ‘religious creed’. (p. 188). Op p. 196 staat; ‘Coleridge's chief contribution to the Lyrical Ballads was The Rime of the Ancient Mariner..... Over it is spread the glamour of lonely seas andhaunted ships, .... but the eyes of the public were blind to this glamour, as its ears were deaf to the delicate verbal music.’ Waaróm - zo vraagt men zich af - dan geen fragment uit dit gedicht? Waar gezegd wordt, dat Christabel mèt Kubla Khan nu algemeen beschouwd wordt te behoren tot ‘the finest specimens of English romantic poetry’, had een fragment uit het eerste gedicht de voorkeur verdiend boven het hier gegeven Love. Om plaatsruimte te winnen, had Southey's ‘After Blenheim’ veilig weggelaten kunnen worden. Dit gedicht komt in de ‘Introduction’ niet eens voor, en evenmin de thans - helaas - ingevoegde gedichtjes van Moore. Van Byron het steeds terugkerende Waterloo, niets uit Mazeppa, ook niet uit Manfred. Daarentegen wel weer een gedichtje als Oh snatch'd away in beauty's bloom (niet gegeven in de ‘Introduction’). Van Keats geen fragment uit Endymion of - wat ik meer betreur - uit Hyperion. Over Shelley sprak ik reeds. Ik moet dan ook bekennen, dat de bloemlezing samengesteld uit de gedichten van de 19e eeuw mij persoonlijk een teleurstelling was na de verwachting, die J.H. Schutt's ‘Introduction’ had gewekt. Waar de schrijvers zich reeds tot de hoofdfiguren beperken, hadden zij m.i. van ‘the astonishing richness of English literature in the 19th century’, waarvan zij in hun voorwoord gewagen, door een veelzijdiger beeld van de grote 19de eeuwse dichters ons een betere voorstelling kunnen geven. Hiertegenover staat, dat de romanschrijvers in het algemeen, en de ‘Victorian novelists’ in het bijzonder, mooi vertegenwoordigd zijn; de inleidingen zijn in al hun beknoptheid en soberheid dikwijls werkelijk pakkend. Onder de prozaschrijvers mist men een naam als Ruskin; ook met de fragmenten (of althans één ervan) uit Shelley's brieven, afgedrukt in de ‘Introduction’, mogen de leerlingen gerust eens kennis maken. In de literatuur van de voorafgaande eeuwen zullen de leerlingen meer geboeid worden door de met zorg gekozen prozateksten dan door de gedichten, waaruit het zoveel moeilijker is een voor hen bevredigende bloemlezing samen te stellen. Vermelding verdienen o.m. het proza van Malory, en het fragment uit The Shepherds' Calendar. Naast de reeds genoemde besprekingen van de ‘Victorian novelists’ zijn het vooral ook de mooie beschouwingen over Shakespeare en Milton, die dit boek belangwekkend zullen maken voor den leerling, niet alleen tijdens maar ook na zijn schooltijd. Dergelijke hoofdstukken wekken de lust tot verdere ontwikkeling. Moge een herziening bij een 2e druk de waarde van dit boek dat zoveel goeds biedt, nog verhogen.

 

Apeldoorn.

L.H. ZWAGER.

[pagina 164]
[p. 164]

W. van Doorn and C. van der Spek: The Erasmus Primer, being English for beginners on Erasmian principles. J.M. Meulenhoff - Amsterdam. ƒ 1,65.

Na jaren met veel genoegen en succes ‘A Pleasant Introduction’ te hebben gebruikt heb ik deze cursus ‘The Erasmus Primer’ van denzelfden schrijver, thans in samenwerking met Dr. van der Spek, ingevoerd. Het grote voordeel van dit leerboek voor beginners is m.i. dat er geen woord Nederlands in voorkomt. De leerlingen wennen er van het begin aan zich zoveel mogelijk in het Engels uit te drukken. Het boek bevat een grote hoeveelheid nuttige woorden en uitdrukkingen, die door voortdurende herhaling het eigendom der kinderen worden.

Gemakkelijk is het boekje niet. Het stelt eisen aan de leerlingen en nog meer aan den docent. De grammaticale moeilijkheden moeten worden verklaard, de leerlingen moeten de regels in een aantekenschrift schrijven en op deze manier een kleine grammatica samenstellen, die de leerstof volgt, er dus verband mee houdt en niet bestaat uit een geleidelijk moeilijker wordende reeks.

Mijn ervaring is, dat de jongens en meisjes met plezier werken voor hun engels en vooral dat zij met plezier werken in de les. Zij blijven er met levendige belangstelling bij, waarvan het natuurlijke gevolg is dat de docent zelf ook heel levendig en wakker blijft, een onbeschrijflijk grote zegen in deze tijd, waarin van de ‘lesgevers’ zoveel wordt gevergd, dat hun vermoeidheid ze wel eens parten zou kunnen spelen.

 

Bloemendaal.

A. GERZON-CAFFÉ.

A.C. Huizinga, A Grammar of English. Uitg. J.B. Wolters' U.-M. - Groningen, Batavia. 1937. Ingen. ƒ 3,40, geb. ƒ 3,90.

Uit het feit dat binnen 4 jaar drie Spraakkunsten verschenen zijn speciaal voor candidaten L.O., blijkt wel dat men hier te lande van opinie is dat er nog behoefte bestaat aan een spraakkunst die nog eens datgene geeft wat speciaal voor bovengenoemde candidaten belangrijk is. Wie echter de moed heeft nu een nieuw boek te schrijven, moet er m.i. van overtuigd zijn dat hij wat nieuws te vertellen heeft. Juist daarom is deze spraakkunst voor den lezer een teleurstelling: er wordt hem vrijwel niets nieuws geboden. Integendeel: enkele §§ zijn bijna woordelijk uit Roorda overgenomen (b.v. § 6, die handelt over het lidwoord, bevat de volgende voorbeelden ter illustratie: Man wants but little here below - Man is mortal - Is woman inferior to man?). Waarom moet in § 27 weer eens vermeld worden dat: The chief original cases in English are: nominative, genitive, dative and accusative? Ik dacht dat we dit toch wel te boven waren. Als doekje voor het bloeden wordt er bijgevoegd: Based on form there are two (cases): Viz. The common or the indefinite case and the genitive.

§ 37 vertelt ons dat the Dative relation is expressed either by the position of a noun or pronoun or by a preposition. Ook oude bekenden, zoals omission of the Relative Pronoun (§ 114) en accusative (en nominative) with infinitive treft men aan, grammaticale die-hards! Die nominative with infinitive is me trouwens niet helemaal duidelijk: § 233 leert ons dat de accusative with infinitive after verbs expressing a wish and after to have cannot be changed into a nominative and infinitive, because the accusative is

[pagina 165]
[p. 165]

no real object (spatiëring schr.), but in meaning only the subject of the infinitive. En wat is dan the boy in I saw the boy enter the house?

Ik zou op deze manier kunnen doorgaan, want ik heb een vrij lang lijstje van aanmerkingen. Doch het is niet nodig. Dat het boek hier en daar onduidelijk is (§ 160, mixed irregular verbs are those which are consonantal irregular as well as vocalic irregular with a regular ending) is iets wat we in iedere spraakkunst aantreffen. Geen enkel boek is volmaakt; het is dus ook niet zo erg dat de bespreker af en toe zijn hoofd schudt (§ 136 note 3 - § 204 note enz. enz.) omdat hij zich met de verklaring of formulering niet verenigen kan. Zo iets verwacht men. Men verwacht echter niet dat een schr. van een nieuw boek zich in het jaar 1937 nog langs platgetreden grammaticale paadjes voortbeweegt en weinig of niets oorspronkelijks brengt. Er is nog wel plaats voor een grammatica voor candidaten L.O. Deze hoeft allerminst aanspraak op volledigheid te maken; er is mij herhaaldelijk gebleken dat het inzicht van L.O. candidaten in grammaticale questies soms veel te wensen overlaat; als men eens in die richting werkte zou er ongetwijfeld wel wat te bereiken zijn. Men bedenke toch dat er tijdens het L.O. examen 15 minuten voor het onderzoek naar de kennis van de spraakkunst zijn uitgetrokken en dat gedurende dat kwartier waarlijk niet uitsluitend regeltjes gevraagd worden. Het is zeer jammer dat het boek in questie zeker niet de plaats inneemt die zoals ik reeds zei, er nog wel is voor een overzichtelijke, practische spraakkunst. Het wil aanspraak maken op volledigheid en juist dat streven naar volledigheid is het misschien noodlottig geworden; had schr. op de inhoud iets laten vallen, dan zou het geheel aan bruikbaarheid gewonnen hebben.

 

J.J. VAN HELDEN.

E. Morse: Chang of the Siamese Jungle. Adapted and annotated by Dr. G. Roorda. Met losse voc ƒ 1,25. Uitg. Noordhoff, Groningen.

Dr. Roorda heeft een gelukkige keus gedaan. Dit verhaal - de geschiedenis van een Siamees jochie, Savat, geboren en getogen in de jungle - houdt de aandacht van de jonge lezers (en oudere ook) gespannen.

In de Introductory Remarks zegt Dr. R. ‘A vocabulary has been added for U.L.O. candidates and especially for those who have to read the book partly or entirely without a teacher’. Waarom er niet bijgevoegd ‘and for the lower classes of H.B.S.’? want met behulp van deze uitgebreide en verzorgde voc. is het ook voor die leerlingen mogelijk een opgegeven stuk te lezen zonder veel te zoeken in woordenboek. Het eist toch wel heel veel tijd in de les het hele boek (160 blz.) te lezen en verklaren. Ik waardeer het boek ook om de vele phonetische transcripties. Die maken het mogelijk de leerlingen te laten lezen zonder dat de leraar al te vaak hoeft te onderbreken om de uitspraak te verbeteren of een fout te voorkomen. Dat verhindert rustig genieten. Zulke boeken zijn immers allereerst leesboeken, geen leerboeken. Persoonlijk ben ik voorstander van veel phon. tranc., niet alleen in de hulpboekjes - zoals dat in sommige der hier besproken boeken het geval is - (want een leerling zal niet eerst in de voc. kijken en dan het woord in de tekst lezen, doch omgekeerd) maar ook in de kant, of, beter nog, in de tekst (ik weet, dat velen dat verkeerd vinden), zoals Dr. R. zulks doet. Ik

[pagina 166]
[p. 166]

zou zelfs, om verkeerde uitspraak te voorkomen, de phon. transcr. vóór het woord willen geplaatst zien. Vooral als een moeilijk uit te spreken woord op het eind van een regel staat en de transcriptie op de volgende, voel ik de wenselijkheid van vóórplaatsen (zie b.v. blz. 6, 19 enz.). Op die manier zullen de leerlingen meer notitie nemen van die transcr. en mogelijk ook in hogere klassen bij gebruik van woordenboek meer aandacht besteden aan de uitspraak, die, gelukkig, daarin zo trouw wordt aangegeven.

Warm aanbevolen. Laat ik er nog aan toevoegen, dat formaat, druk, omslag en illustraties aangenaam aandoen.

John Buchan: The Thirty-Nine Steps. Bewerkt door A.G. Postma - Klein Lankhorst en J.H. Schutt. 150 blz. ƒ 1,60. Uitg. J.B. Wolters - Groningen, Batavia.

Een schitterende ‘detective-novel’, die - zoals dat behoort - de spanning tot op de laatste bladzijden behoudt, en voor de hogere klassen een zeer te waarderen aanwinst betekent.

Zoals in de andere delen van ‘A New English Library’ gaat ook hier een ‘Introduction’ vooraf, waarin de detective-novel in het algemeen wordt besproken en daarna de punten worden aangegeven, waarin ‘The Thirty-Nine Steps’ verschilt van het gebruikelijke soort. Enkele bijzonderheden omtrent den schrijver, ‘now Lord Tweedsmuir, Governor-General of Canada’, besluiten deze uitnemende inleiding.

Terecht vestigen de Bewerkers de aandacht op ‘a style which suits the story’ en de liefde voor de natuur. ‘It is reminiscent of life in the open air among men, which, one feels sure, the author himself must have known and enjoyed’. En ‘we catch a breath of the bracing air of the Scottish moors’. Want het verhaal speelt voornamelijk in Schotland.

Het Schots, dat in het boek voorkomt, is zorgvuldig verstaanbaar gemaakt door Engelse equivalenten of spelling. De leerlingen moesten 't ook een echten Schot kunnen horen zeggen!

Het systeem van aant. in de kant heeft in deze serie soms het bezwaar, dat, als er veel woorden of uitdrukkingen verklaring behoeven, het synoniem of de vertaling wel eens vijf of zes regels hoger of lager staat (b.v. blz. 44).

Het zal misschien nog nodig blijken annotaties toe te voegen. Enkele malen komt het voor dat een woord pas later verklaard wordt: to surge (17-43), clue (23-40), to dip (43-59), spree (88-104), prim (108-116). Vraagtekens staan bij: drawn face = showing excitement; a giddy lot they cared = enormously.

Op blz. 26 zou opgemerkt kunnen worden, dat ‘presently’ daar gebruikt wordt in de betekenis van: at present. The Shorter Oxford English Dictionary on Historie Principles zegt: 2. At the present time: now Obs. or Dial. En op blz. 43 kon gewezen worden op 't gebruik van ‘hardly’.

 

J.J. VAN HELDEN.

J.F. Pastor y G.J. Geers, Una Antología de la Poésia Moderna Espanola. J.M. Meulenhoff, Amsterdam.

De moderne spaanse lyriek is de kennismaking óverwaard. Deze kleine bloemlezing (ongerekend inleiding en aantekeningen 87 pag.) legt er een zeer sprekend getuigenis van af. In kort bestek verenigen de beide competente samenstellers de voornaamste aspecten van de dichtkunst tussen

[pagina 167]
[p. 167]

1898, dat is het begin der renaissance, en het uitbreken van de in alle opzichten zo diep te betreuren burgeroorlog.

Rubén Darío is het geweest die, door kennismaking met Verlaine en Rimbaud, in het laatst der vorige eeuw, tot een gans-nieuwe conceptie van het dichter-zijn kwam, en daardoor de door traditie en geestelijke dommel afgesloten toegang tot den ouden Góngora weer ontsloot. Door zijn critische studiën (Los Raros onder andere, dat geheel parallel loopt met Verlaine's Poètes Maudits), maar vooral door zijn lichtend voorgaan, is hij, bijgestaan door de beide Machado's, vooral door Antonio, de hervormer geworden van de spaanse lyriek, die in z'n academisme, zo dood was als een pier. Van zijn Cantos de Vida y Esperanza af, vertoont de dichtkunst in Spanje dezelfde gang als het franse symbolisme dat haar, klaarblijkelijk (bijna elle jonge spaanse dichters brengen vele dagen door in Parijs), voortdurend beïnvloedt en bevrucht. Zelfs de extravaganties van een Apollinaire vinden er hun sonore weerklank zoals in El Cielo van Ramón de Basterra. Alleen, de spaanse symbolisten zijn hartstochtelijker, feller, rijker en dieper van kleur vooral.

De geleerde en kunstzinnige samenstellers van deze bloemlezing hebben velen dergenen die het spaans beoefenen, alleszins aan zich verplicht. In de eerste plaats door binnen hun bereik te brengen zoveel prachtige verzen, waarvan verscheidene pure muziek zijn, maar eveneens door de korte levensberichten met tamelijk uitvoerige bibliografieën te geven aan het eind van hun boek.

Persoonlijk zou ik graag hebben gezien als ze de verzen, heel sober, natuurlijk! van aantekeningen hadden voorzien. De dichters gebruiken hier en daar termen die ook in goede en uitgebreide woordenboeken niet te vinden zijn, of maken toespellingen op omstandigheden die bij de meeste lezers of gebruikers onbekend zijn.

Dat de samenstellers het zonder Juan Ramón Jiménez hebben moeten stellen, is ontzettend jammer, maar het is geheel buiten hun schuld; de dichter heeft ter elfder ure zijn veto uitgesproken. Het spijt me wel dat ze geen plaats hebben ingeruimd aan Eduardo Marquina en Francisco Villaespesa, die het moderne spaanse toneel met zovele schone verzen hebben verrijkt.

Ook moet het mij van het hart dat La Casada infiel, met zijn schroeiend en voor de meeste jonge mensen absoluut gevaarlijk sensualisme, in een bloemlezing die, volgens de samenstellers voor het onderwijs bestemd is, niet thuis hoort.

 

Bloemendaal.

J.W. MARMELSTEIN.

voetnoot1)
Van dit werkje vermeldden wij in no. 97 reeds kort de verschijning. We meenden daarmee te kunnen volstaan, maar ontvingen van een inzender, die zich de moeite gaf de noten alle door te werken, een ontstellend lange lijst van tekortkomingen. Daar de aanmerkingen ons gegrond bleken, achten wij ons verplicht ze te publiceren.
K.J.R.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • C. Brouwer

  • J. Elema

  • L.J. Guittart

  • J.W. Marmelstein

  • J.J. van Helden

  • J. van Maanen

  • A. Gerzon-Caffé

  • J. Vintges

  • R.J. van Arum

  • L.H. Zwager

  • over Willem van Doorn

  • over M.J. Langeveld

  • over H. Godthelp

  • over G.J. Geers

  • over Jan Uittenbogaart

  • over J. Karsten

  • over C. van der Spek

  • over B.G. Palland

  • over A.C. Huizinga

  • over G. Roorda